nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2004
Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Justitie, de minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie, de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing
en Koninkrijksrelaties en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
toekomen de antwoorden op de vragen van het lid van uw Kamer de heer Duyvendak
(GL), zoals deze zijn gesteld tijdens het ordedebat van 10 februari 2004 waarvan
u mij een stenografisch verslag zond bij uw brief van 10 februari jl. (uw
kenmerk: 204-008).
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
J. P. Balkenende
Het Algemeen Dagblad van 10 februari jl. bevat enkele uitlatingen van
de heer Verhagen over de werkwijze van ministeries en ambtenaren en de voortgang
van enkele wetsvoorstellen die in voorbereiding zijn. Hij verwijst in dit
kader naar afspraken die zijn gemaakt.
Het kabinet hecht eraan uitdrukking te geven aan zijn waardering voor
de ambtelijke ondersteuning. Ministers en staatssecretarissen kunnen aangesproken
worden op de geleverde prestaties. Het kabinet constateert dat de heer Verhagen
zijn uitlatingen in het Algemeen dagblad op dit punt later in deze zin heeft
verduidelijkt.
Het voorgaande neemt niet weg dat het kabinet mogelijkheden tot vernieuwing
en versterking van het functioneren van de rijksoverheid onder ogen heeft
gezien. Het resultaat hiervan is neergelegd in een breed pakket van maatregelen
in het programma Andere Overheid dat de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing
en Koninkrijksrelaties op 2 december 2003 aan de Tweede Kamer heeft gezonden
(kamerstukken II 2003/4, 29 362, nr. 1). Hierover is met uw Kamer gesproken
op 4 februari 2004.
Ten aanzien van de gemaakte opmerkingen inzake het tempo van wetgeving,
moet in algemene zin worden vastgesteld dat het proces van wetgeving op goede
gronden zodanig is ingericht dat alle in het geding zijnde belangen zorgvuldig
en weloverwogen worden betrokken bij de afwegingen die aan de orde zijn. Hiertoe
behoren onder meer het beoordelen van ontwerpen op het voldoen aan eisen van
wetgevingskwaliteit volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving en de kaders
van Europese en internationale regelgeving, het overleg met diverse organisaties
en deskundigen over het voorstel, de invoering en diverse gevolgen daarvan
en de raadpleging van adviesorganen. Een goede voorbereiding is vereist voor
een voortvarende behandeling van het voorstel door de ministerraad en voor
een goede advisering door de Raad van State. De indiening van een op weloverwogen
wijze tot stand gekomen wetsvoorstel dient voorts de voortgang van de behandeling
in de beide Kamers der Staten-Generaal.
Bewindspersonen moeten steeds afwegingen maken ten aanzien van hun wetgevingsprogramma.
Daarbij spelen uiteenlopende overwegingen een rol zoals de uitvoering van
het Hoofdlijnenakkoord dat op een enkel onderdeel ook afspraken over prioriteiten
bevat, bijvoorbeeld door het stellen van tijdstippen waarop een bepaalde fase
in het wetgevingsproces bereikt moet worden, het nakomen van Europeesrechtelijke
verplichtingen inzake de tijdige implementatie van Europese regelgeving en
aan de Kamers gedane toezeggingen inzake de voorbereiding en voortgang van
de wetgeving. Ook de verlening van ambtelijke bijstand bij de totstandkoming
van initiatiefvoorstellen en amendementen op regeringsvoorstellen legt een
beslag op de wetgevingscapaciteit.
Het kabinet streeft naar vermindering van administratieve lastendruk en
deregulering. Het enkele gegeven van het aantal ingediende wetsvoorstellen
kan niet zonder meer als graadmeter dienen voor het resultaat van dit streven
dienen. Zo kunnen wetsvoorstellen nodig zijn voor de nakoming van internationale
of Europeesrechtelijke verplichtingen, uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord
of vermindering en vereenvoudiging van regels.
Wat de genoemde wetsvoorstellen betreft, merkt het kabinet het volgende
op.
Ten aanzien van de bestuurlijke boetes voor ergernissen in de publieke
ruimte is de Tweede Kamer op 28 oktober 2003 (kamerstukken II 2003/4, 28 684,
nr. 20) per brief en op 18 december 2003 in een Algemeen Overleg (kamerstukken
II 2003/4, 28 684, nr. 22) ingelicht. Een ontwerp is inmiddels in vergevorderde
staat van voorbereiding. Verder heeft het kabinet onlangs een wetsvoorstel
van de minister van Justitie om advies voorgelegd aan de Raad van State inzake
afhandeling van zaken door het Openbaar Ministerie door middel van strafbeschikingen.
De voorbereiding van een wetsvoorstel inzake een stelselwijziging van
verzekeringen in de zorg, is complex en ingrijpend van aard, zowel in juridisch, sociaal als financieel opzicht. Ook deze voorstellen zijn
opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord. Zij worden met aandacht voor de voortgang
en de vereiste zorgvuldigheid voorbereid onder verantwoordelijkheid van de
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Kamer is hierover per brief
ingelicht op 19 december 2003 (kamerstukken II 2003/4, 23 619, nr. 20).
Daarin kondigt de minister aan dat het streven van het kabinet erop is gericht
het wetsvoorstel op een zodanig tijdstip bij de Tweede Kamer in te dienen
dat de behandeling daarvan kort na het zomerreces van 2004 ter hand kan worden
genomen.
Een wetsvoorstel van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
tot verhoging van de leeftijd voor toelating van huwelijkspartners uit het
buitenland zal op korte termijn door de ministerraad worden behandeld en om
advies worden voorgelegd aan de Raad van State.
Ministers en staatssecretarissen zijn voor hun wetgevingsprogramma te
allen tijde beschikbaar voor overleg over specifieke aandachtspunten van uw
Kamer.