29 361
Nederlands EU-voorzitterschap 2004

23 490
Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag

nr. 7
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 augustus 2004

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 22 juni 2004 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie en minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over:

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken van 28 mei 2004 inzake Kamernotitie voorzitterschap (29 361, nr. 5);

– de brief van de minister van Justitie van 16 juni 2004 inzake JBZ-raad; Nederlands EU-voorzitterschap 2004 (23 490, nr. 329).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Çörüz (CDA) kan zich vinden in de voorgestelde aanpak. Effectief werken betekent echter ook prioriteiten stellen. Zijn 14 beleidsaccenten daarvoor niet te veel?

Het is uitstekend dat terrorismebestrijding hoog op de agenda staat, maar de nationale staten zijn slecht in het implementeren van het kaderbesluit terrorisme 2001. Nederland behoort tot de landen die zelfs geen enkele informatie aan de Commissie verschaft hebben over de nationale omzetting van het kaderbesluit dat een geharmoniseerde definitie van terrorisme plus bijbehorende strafmaten vastlegt. Een hoog ambitieniveau brengt wel verplichtingen met zich. Dat geldt ook het delen van informatie. De heer Çörüz wijst in dit verband met name op Eurojust en Europol.

De verschillende werkgroepen die zich bezighouden terrorismebestrijding blijken nauwelijks samen te werken. Zou het niet verstandig zijn om hiervoor een high level group in te stellen?

De heer Çörüz refereert aan de gevoeligheid van computersystemen en vraagt of in dezen actie wordt ondernomen.

Er zijn berichten dat er het een en ander verbeterd moet worden bij de controle aan de buitengrenzen van de Italiaanse en Griekse eilanden. Wordt daartoe actie ondernomen.

De heer Çörüz is uiteraard voorstander van een gemeenschappelijk Europees asielbeleid met uniforme procedures voor het beoordelen van asielverzoeken, uniforme voorzieningen voor asielzoekers, uniforme beoordeling van de veiligheidssituatie in de landen van herkomst en een evenredige verdeling van asielzoekers over de lidstaten. Het is wenselijk om de opvang in de regio te vergroten en de UNHCR daarbij een zwaardere rol te geven.

De recent tot stand gekomen vergaande samenwerking met de Beneluxlanden op het terrein van grensoverschrijdende criminaliteit is zeer toe te juichen. Dat geldt ook voor de voorgenomen samenwerkingsverbanden met Duitsland en Oostenrijk. Voor de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zou een Europese pluk-zewetgeving moeten worden gecreëerd. Verder moet er aandacht zijn voor het feit dat veel schiettuig in sommige Europese landen vrij verkrijgbaar is.

Op het gebied van drugsbestrijding is Europese samenwerking noodzakelijk vooral bij de controles op luchthavens.

In de Staatscourant van 3 juni wordt met betrekking tot de binnengrenscontroles gesteld dat de Europese Commissie van mening is dat de lidstaten te gemakkelijk gebruik hebben gemaakt van de uitzonderingsbepaling binnen het Schengenverdrag en dat de Commissie dit zou willen terugdraaien. Dit kan consequenties hebben voor het mobiele vreemdelingentoezicht. Nederland vindt immers dat deze binnengrenscontroles een positief effect hebben op het tegengaan niet alleen van grensoverschrijdende criminaliteit maar ook van illegale immigratie en terrorisme. Doet de richtlijn geen afbreuk aan deze positieve effecten?

Mevrouw Albayrak (PvdA) wijst op de afspraak over een betere voorbereiding van de JBZ-raden om het recht op instemming van de Kamer beter vorm te geven. In de brief van de minister van Buitenlandse Zaken wordt echter slechts summier ingegaan op de JBZ-onderwerpen, terwijl in een mededeling van de Commissie wél specifiek aangegeven wordt waar op de terreinen van Justitie en Binnenlandse Zaken de accenten zouden moeten liggen, plus een werkplan voor de komende tijd. Er ontbreekt echter een reactie van het kabinet hierop. Is de regering het eens met alles wat de Commissie voorstelt, of wil het kabinet bepaalde zaken sneller aan de orde stellen of meer accent geven?

Vijf jaar na Tampere kan men zich afvragen wat er terechtgekomen is van de daar uitgesproken voornemens. De Commissie stelt dat er onmiskenbaar vooruitgang geboekt is sinds 1999, maar niet duidelijk wordt of de gewenste resultaten zijn bereikt. Op het terrein van de harmonisatie van het Europese asielbeleid zijn die op zijn zachtst gezegd teleurstellend te noemen. Net voor de deadline van 1 mei 2004 is een akkoord bereikt over de asielprocedure, terwijl in Tampere is ingezet op een volwaardige richtlijn die in ruime mate voldoet aan de internationale standaarden met betrekking tot de mensenrechten. De huidige richtlijn is echter een verzameling van nationale agenda's en praktijken waarbij veel discretie wordt overgelaten aan de lidstaten. Daarbij loopt men het risico dat niet voldaan wordt aan geaccepteerde standaarden van internationaal recht. Al het goede dat in de kwalificatierichtlijn is afgesproken, wordt teniet gedaan door het gebrek aan waarborgen in de procedurerichtlijn. Deelt de regering de vrees dat immens lange en complexe onderhandelingen de politieke wil van de staten om daadwerkelijk iets te bereiken kunnen ondermijnen? Kan de regering iets doen om andere staten zo ver te krijgen dat er voortgang geboekt wordt op deze dossiers?

Er ontstaat gebrek aan solidariteit in Europa. Dat is goed te zien bij de predominante verantwoordelijkheid van lidstaten die grenzen aan de EU-buitengrenzen. Er is geen sprake van burden sharing terwijl dat heel belangrijk is, zeker met het oog op de recente toetreding van nieuwe lidstaten. De nieuwe grensstaten zijn niet de sterkste, zij hebben ook nog eens een ondermaatse of helemaal geen asielprocedure. Dat vormt een risico voor asielzoekers. Is de regering van plan met die lidstaten aan de slag te gaan om te bereiken dat zij in ieder geval aan de richtlijn voor de minimumprocedures moeten voldoen?

Het risico dreigt dat door de focus op strenge grenscontroles en het sluiten van fort Europa er geen oog meer is voor wat zich buiten Europa afspeelt aan conflicten en geweld. Ziet de regering deze dwarsverbanden en zet zij zich in om daaraan iets te doen?

Mevrouw Albayrak vreest dat het onderwerp mensenrechten in en buiten de Europese Unie van de Europese agenda verdwijnt. In paragraaf 2.1 van de Commissiemededeling wordt gesproken over een betere bescherming van personen die gebruikmaken van hun grondrechten. Dat nodigt uit tot nadenken over de vraag hoe de lidstaten actief kunnen bevorderen dat Europese burgers beter gebruik kunnen maken van hun grondrechten. Heeft de Nederlandse regering concretere plannen dan de Europese Commissie?

Paragraaf 2.2 betreft initiatieven op het gebied van Europees burgerschap. De tekst is echter zeer vaag. Heeft de regering concrete ideeën voor de periode van het Nederlandse voorzitterschap? Minister Verdonk heeft herhaaldelijk gesproken over het bereiken van een hogere standaard bij de tweede fase van de harmonisering van het asielbeleid. Hoe wordt dit vormgegeven en bewaakt? In de brief over het EU-voorzitterschap wordt een aantal prioriteiten genoemd, onder andere focus op de toekomst van de JBZ-samenwerking: het terugkeerbeleid, het integratiebeleid, externe betrekking en veiligheid en grenzen. Ook op deze punten is de uitwerking echter niet veel méér dan al bekend is. Er wordt geen richting aangegeven, er wordt slechts een voornemen uitgesproken. Wat wil de minister concreet bereiken en op welke manier wil zij dat aanpakken tijdens het komende voorzitterschap? Hoe ziet zij het totstandkomen van een Europees integratiebeleid?

Mevrouw Albayrak is voorstander van een Europees asielbeleid dat opvang in de regio bevordert. Vluchtelingen die bescherming nodig hebben, dienen in Europa opgevangen te worden als dat elders onmogelijk is. De implementatie van Tampere moet zich niet op een te laag niveau voltrekken. Mensensmokkel en mensenhandel moeten harder bestreden worden dan op dit moment gebeurt. De bewaking van de buitengrenzen van het nieuwe Europa is daarbij zeer essentieel, alsmede samenwerking tussen de herkomstlanden, de transitlanden en de landen van bestemming. Heeft de Europese Unie plannen voor samenwerking met de speciale vertegenwoordiger voor mensenhandel en mensensmokkel van de OVSE, Helga Konrad?

In Tampere is veel afgesproken over asiel, positie van derdelanders etc. Het zal niemand ontgaan zijn dat een aantal dwarsverbindingen inmiddels heel duidelijk wordt: 11 september, terrorismebestrijding, uitsluiting van minderheden, stigmatisering en opkomend antisemitisme wellicht in relatie tot opkomend xenofobie. Vooral in West-Europa waar grote groepen minderheden van islamitische kommaf wonen, moeten de Europese landen de koppen bij elkaar steken om ervoor te zorgen dat er op het Europese continent geen rassenrellen uitbreken, dat er niet sluipenderwijs een soort apartheidsregime optreedt voor islamitische minderheden. Er moet een Europees antwoord komen en daarom kan er geen dag gewacht worden met het bespreekbaar maken van deze onderwerpen. Ziet de regering dit als een van de prioriteiten voor het Nederlandse voorzitterschap?

Kan de minister van Justitie aangeven op welke wijze Nederland het onderwerp terrorismebestrijding op de agenda gaat zetten? Komen er nieuwe initiatieven? Wat is de uitkomst van de presentatie van de heer Gijs de Vries tijdens de laatste JBZ-raad? Terrorismebestrijding is absoluut noodzakelijk, maar daarbij moet niet alleen aan repressie worden gedacht. De Europese overheden moeten de burgers actief ondersteunen in de bescherming van hun grondrechten. Hoe reageert de minister in dat verband op het proces bij het Europese Hof over de uitwisseling van passagiersgegevens met de Verenigde Staten?

Mevrouw Albayrak is benieuwd naar de concrete follow-up van de conferentie van Dublin over de strategie van de Europese Unie inzake drugs. Zij wil graag dat de regering wat ruimhartiger en actiever probeert het Europese drugsbeleid om te buigen in de richting van het Nederlandse drugsbeleid. Het zou jammer zijn als de regering zich verschuilt achter de Europese ontwikkelingen en daardoor gedwongen wordt het eigen beleid bij te stellen. Het onderscheid tussen hard- en softdrugs wordt in veel landen wel geaccepteerd maar dat wordt niet hardop gezegd. Het wordt tijd dat dit wel gebeurt! Op het terrein van het strafrecht worden vorderingen gemaakt: arrestatiebevel, confiscatie etc. Kan de minister toezeggingen de bescherming van rechten van verdachten en slachtoffers ook op de agenda te zetten? Zal er gewerkt worden aan Europese standaarden voor rechtsbijstand en bescherming van slachtoffers?

In onze buurlanden zijn wapens verkrijgbaar die hier verboden zijn: luchtdrukpistolen, gaspistolen, replica's van uzi's en andere gevaarlijke wapens. Wordt het niet méér dan tijd voor een Europese wapenwet? Nederland hanteert strikte normen en het is meer dan wenselijk dat dit ook gebeurt in de andere landen van de Unie.

De heer Visser (VVD) ondersteunt de opmerking over een betere voorbereiding van de JBZ-raden. Dit is de eerste bespreking van de commissie voor Justitie na de uitbreiding van de EU. Dat geeft een andere dynamiek aan het onderhandelingsproces. Bovendien valt de uitbreiding toevallig samen met het begin van het Nederlandse voorzitterschap. Er is immers verschil tussen de onderhandelingspositie van een individuele lidstaat en de rol die het voorzitterschap met zich brengt. Dat heeft consequenties voor de inzet van het kabinet. Hoe ziet het kabinet dit, zeker nu de EU zo enorm is uitgebreid? De heer Visser verwacht dat het zal leiden tot een andere dynamiek in de onderhandelingen in de Raad zelf. Er zal waarschijnlijk een hardere opstelling nodig zijn. De lidstaten zullen andere prioriteiten stellen. Hoe ziet het kabinet dit?

De enige keer dat gesproken wordt in de kabinetsvoorstellen over een topprioriteit is bij het Europese betalingsbevel. De heer Visser vraagt zich af, of dat werkelijk dé topprioriteit moet zijn het komende halfjaar. Hij meent dat de strijd tegen terrorisme veeleer topprioriteit is. Dat onderwerp heeft een relatie met grensbewaking, met het Schengeninformatiesysteem en met het agentschap dat de buitengrenzen controleert en dat vanaf 1 januari 2005 operationeel moet zijn. Dat moet dus het komende halfjaar gebeuren.

Een van problemen waar de marechaussee tegenaan loopt is dat men volgens Schengen bijvoorbeeld bij Hazeldonk mensen wél mag controleren bij het inreizen maar niet bij het uitreizen. Dat is een probleem als men mensen wil volgen. Is dat een verdragsmatig probleem of een uitvoeringsprobleem en hoe kan dat worden opgelost?

Wat wordt er bedoeld met de zinsnede dat er gestreefd moet worden naar de oprichting van een Europese grenswacht die de werkzaamheden van de nationale grenswachten aanvult? Hoe kan daarop parlementaire controle uitgeoefend worden?

Met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem (SIS) vraagt de heer Visser zich af, welke informatie er binnenkomt bij de verschillende organisaties. Onder andere in het jaarverslag van Europol wordt daarover geklaagd. Wordt er gewerkt volgens het principe need to know of volgens het principe nice to know? Lidstaten zijn ook terughoudend bij het verstrekken van informatie. Dat belemmert het functioneren van Europol. Wordt er zowel een bilaterale als een multilaterale aanpak nagestreefd?

Als gevolg van het Verdrag van Amsterdam is er sinds 1 mei het een en ander veranderd bij het Europees asielbeleid. Het initiatief ligt nu bij de Commissie. Vervalt daarmee het instemmingsrecht vooraf dat de Kamer heeft met betrekking tot voorliggende voorstellen? Wat is in de toekomst de relatie tussen Kamer en kabinet op dit punt? Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de Kamer op het laatste moment met zaken geconfronteerd wordt. Twee weken geleden kwam de uitwerking van een Europese richtlijn in stemming en hebben twee fracties tegengestemd. Wat zijn de consequenties als de hele Kamer tegenstemt? Moet het kabinet dan terug maar de Commissie? Als de Kamer niet meer instemmingsrecht vooraf heeft, zouden er mogelijkheden moeten komen om op een later tijdstip«nee» te kunnen zeggen.

De heer Visser ziet als EU-migratiebeleid vooral een asielmigratiebeleid. Omdat er zulke grote verschillen zijn in de diverse lidstaten moet er niet gestreefd worden naar een regulier EU-migratiebeleid.

Waarom is er behoefte aan een nieuwe drugsstrategie? Nederland voert in dezen specifiek beleid. Wordt er nu via een omweg geprobeerd dit te veranderen? Kan de regering hierop ingaan? De heer Visser neemt aan dat uitgegaan blijft worden van het huidige beleid met betrekking tot soft- en harddrugs en van het gezondheidsbeleid dat hierbij een belangrijke rol speelt.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Justitie acht het een goede zaak dat nu het debat gevoerd wordt over het voorzitterschap. In de brief van Buitenlandse Zaken wordt bijna vier bladzijden lang ingegaan op punten die liggen op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Doordat een aantal punten onder elkaar gezet zijn, komt het reliëf misschien onvoldoende naar voren. Het Nederlandse voorzitterschap is uiteraard geconfronteerd met een aantal doorlopende dossiers. Enkele dossiers vloeien voort uit het actieplan terrorismebestrijding dat de Europese Raad in april heeft aanvaard. Het belangrijkste punt voor het Nederlandse voorzitterschap op dit terrein betreft een programmatische taak. Omdat het Tampereprogramma afgelopen is, wordt van het Nederlandse voorzitterschap een programma verwacht dat de komende vijf jaren richting geeft aan de werkzaamheden op het terrein van justitie en binnenlandse zaken. Dat geldt ook met betrekking tot de drugs omdat de bestaande drugsstrategie dit jaar afgelopen is. De regering wordt bij het uitdragen van haar visie met betrekking tot het drugsbeleid vooral tegengewerkt door een paar regeringen waarin sociaal-democraten zitten, te weten Zweden en de Bondsrepubliek. Als de Nederlandse sociaal-democraten een handje helpen om hun geestverwanten te overtuigen, zou dat zeer welkom zijn. De andere landen zijn wél overtuigd. In het kaderbesluit is ruimte gecreëerd voor het Nederlandse beleid op voorwaarde dat er opgetreden wordt tegen drugtoerisme. Zeker als voorzitter is Nederland verantwoordelijk om te komen tot coördinatie van het beleid, niet die 10% waarover verschil van mening bestaat maar vooral die 90% waar samenwerking zeer urgent is. Het gaat daarbij in het bijzonder om de cocaïnesmokkel via de lucht en over zee, de problematiek van de heroïne-invoer via de zuidoostelijke grenzen en de chemische productie van en handel in drugs in Europa. Vooral vanwege de corrumperende werking die uitgaat van de illegale inkomsten die daarmee verworven worden, is samenwerking en coördinatie van de bestrijding zeer belangrijk! Ook wederzijdse uitwisseling van informatie over de schade en de effecten van drugs en de gezondheidsaspecten komen daarbij aan de orde.

Ten slotte moet er een verdergaand plan van aanpak op het terrein van terrorisme, maar dat betreft eigenlijk de periode na het Nederlandse voorzitterschap. Het belang van het Nederlandse voorzitterschap zit met name in het tot stand brengen van programma's op een aantal terreinen. Dat geeft beperkingen aan de wijze waarop er nu op kan worden ingegaan. Je bent namelijk weinig effectief als voorzitter als je aangeeft dat je bepaalde dingen eruit wilt hebben. Het is wel mogelijk de belangrijke punten op ieder van die terreinen aan te geven. Bij Tampere gaat het om immigratie, integratie en grensbewaking. Het tweede onderdeel betreft de voortgang op het terrein van het burgerlijk recht en het derde onderdeel betreft de voortgang op het terrein van het strafrecht, justitiesamenwerking en politie.

Bij de invulling van de drugsstrategie gaat het vooral om het vaststellen van een aantal uitgangspunten voor het beleid van de lidstaten alsmede om de meerwaarde van dat beleid. Het gaat niet over concrete maatregelen maar over een aantal uitgangspunten die vervolgens moeten worden uitgewerkt in een of twee plannen van aanpak.

Bij het actieprogramma met betrekking tot de bestrijding van het terrorisme is de evaluatie van de Commissie van het programma van Tampere een belangrijke input van oriëntatie voor het overleg in de Raad. Nederland meent dat bij een aantal onderdelen, in het bijzonder politie en justitie maar ook op andere terreinen behalve het terrein van terrorisme, de komende jaren sterk de nadruk moet liggen op het implementeren en vooral gebruiken van hetgeen de afgelopen periode tot stand is gekomen.

De minister deelt mee dat de Eerste Kamer op 22 juni besloten heeft over de terrorismebepalingen en dat Nederland daarmee op dat terrein voldoet aan de implementatie. Het Europese arrestatiebevel is een maand geleden aanvaard. Nu rest nog het kaderbesluit over de gemeenschappelijke recherche-eenheden. Dat is ook een belangrijk instrument om te kunnen samenwerken. Het is inderdaad waar dat een aantal andere landen nog niet geratificeerd heeft.

Het is absoluut waar dat er ten aanzien van het gebruik van Europol en Eurojust verbeteringen mogelijk zijn. Er wordt wel informatie uitgewisseld. Europol en Eurojust werken op primair op basis van de vraag van de lidstaten. Men kan zich afvragen waarom lidstaten zo weinig behoefte hebben Europol te gebruiken. Mogelijk zijn er enkele belemmeringen. Het eerste jaarverslag van Eurojust is zojuist verschenen en het is moeilijk om daarover nu in redelijkheid te oordelen. Er is sprake van een ontwikkeling. Bij Europol zijn er ook een aantal knelpunten, maar ook daar speelt de vraag welke behoeften de lidstaten hebben.

Als het gaat om informatie voor operationeel optreden met betrekking tot terrorisme, is het de vraag in hoeverre Europol gebruikt kan worden als politieorganisatie voor de uitwisseling van veiligheidsinformatie. Het Nederlandse voorzitterschap wil inderdaad de samenwerking in dat kader verbeteren. Het is ook onderdeel van voorstellen van de Commissie om tot verbetering te komen. Het betreft onder andere voorstellen om op het terrein van terrorisme te komen tot een verplichte uitwisseling. Het gaat daarbij om informatie die van belang is voor het operationeel optreden van de lidstaten.

In de huidige structuur van de Europese Unie zit een probleem met betrekking tot de samenwerking tussen de tweede en de derde pijler. Het buitenlandsbeleid zit namelijk in de tweede pijler en het justitiebeleid in de derde pijler. Beide beleidsterreinen houden zich bezig met terrorisme vanuit de eigen invalshoek. Om die samenwerking beter te doen verlopen, heeft de Europese Raad besloten om te komen tot een coördinator terrorismebestrijding. De voorstellen van de heer Solana over het uitbreiden van de evaluatie-eenheid bij het raadssecretariaat op het terrein van de analyse van veiligheidsinformatie zijn aanvaard. Ook langs die weg zal de buitenlandse en binnenlandse informatie op dit gebied zo goed mogelijk gecombineerd worden.

Ook in de Nederlandse Wet op de inlichtingendiensten is sprake van een scheiding tussen de analyses die door Europol gedaan worden en de analyses van de Veiligheids- en informatiediensten. Dat gebeurt in heel Europa zo. Daar zit een heel fundamenteel punt met betrekking tot de vraag welke taak bij Europol hoort en welke taken bij andere terreinen thuishoren.

De besluitvorming over de follow-up van Tampere moet in beginsel plaatsvinden tijdens de Europese Raad van november 2004. De eerste drie maanden zal een vrij intensief programma gevolgd worden om dit te bereiken. Het begint 19 juli met een eerste bespreking aan de hand van de evaluatie van de Europese Commissie. Daarbij wordt de visie van de verschillende lidstaten geïnventariseerd. Dat wordt voortgezet tijdens een informele bijeenkomst van de JBZ-raad eind september in Nederland en zo mogelijk gefinaliseerd tijdens de JBZ-raad van oktober. De minister hoopt dat de drugsstrategie in november kan worden vastgesteld, eventueel in december. Hetzelfde geldt voor het actieplan terrorisme.

Informatie delen en informatie geven is inderdaad een punt van voortgaande ontwikkeling. Er vindt uitwisseling van informatie plaats tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dat gebeurt echter niet primair op basis van kaderbesluiten maar gewoon tussen de verschillende diensten. Er zal ook aandacht besteed worden aan de vraag hoe het vertrouwen tussen de verschillende lidstaten en politiediensten vergroot kan worden. Misschien is het geen kwestie van vertrouwen maar moet de bekendheid worden uitgebreid.

Er ligt een voorstel van de Europese Commissie om het verstrekken van informatie die relevant is voor optreden tegen terrorisme, verplicht te stellen. Er ligt ook een initiatiefvoorstel van Zweedse zijde om de uitwisseling tussen lidstaten en tussen diensten in lidstaten te versterken. Beide voorstellen zullen aan de orde moeten komen tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Maar het kan ook heel wel gaan over vragen welke mogelijkheden er in de verschillende lidstaten bestaan om in de voorbereidende fase van terroristische acties in te grijpen. De minister is er niet zeker van of dit punt specifiek op de agenda staan. Hij meent echter dat er een zeker niveau van gelijkheid moet zijn tussen de lidstaten. Onder het Nederlandse voorzitterschap zal er een meer systematische verkenning moeten plaatsvinden naar de wijze waarop omgegaan kan worden met de bestaande instrumenten.

Ook de uitwisseling op politieterrein is voorwerp van Beneluxafspraken en van het beginselakkoord tussen de Benelux, Duitsland en Oostenrijk.

Er is geen aanleiding om een werkgroep van hoge functionarissen in te stellen. Er is gekozen voor een coördinator die ervoor moet zorgen dat de werkzaamheden op elkaar worden afgestemd.

Gevoeligheid van computersystemen is inderdaad een punt van aandacht.

Op het terrein van ontneming is de afgelopen jaren ruim aandacht geweest voor de financiële kant van de georganiseerde criminaliteit. Op Europees niveau gebeurt dat primair binnen het kader van de ministers van Financiën omdat vanwege de aparte structuur van de JBZ-ministers en de derde pijler besluitvorming op het terrein van Financiën eenvoudiger is. Daar zijn de richtlijnen te vinden met betrekking tot witwassen alsmede afspraken over de afstemming van controle. Die besluiten lopen in de eerste pijler in Ecofin-verband. Het gaat vooral om het voorkomen van illegale fondsen, het witwassen van geld en het kunnen natrekken van geldstromen in de verschillende lidstaten. Recent heeft de Raad het besluit aangenomen over de wederzijdse erkenning van convocatiebeslissingen. Daardoor kan het optreden van één lidstaat zo snel mogelijk effect sorteren in alle lidstaten. Het is de bedoeling om allereerst te kijken hoe de bestaande besluiten werken alvorens energie te stoppen in nieuwe besluiten.

Eind juni vindt er met Spanje, Frankrijk, België, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Duitsland een ambtelijke conferentie over cocaïnesmokkel plaats onder voorzitterschap van Nederland. Het gaat daarbij vooral om de praktische samenwerking mede met het oog op de consequenties van de maatregelen die Nederland genomen heeft.

Op het punt van de procedurele rechten in de strafprocedures ligt er een voorstel van de Commissie met betrekking tot minimumnormen betreffende de toegang tot de rechtsbijstand, bijstand door een tolk/vertaler, vragen van communicatie en toegankelijkheid van consulaire autoriteiten. Het Nederlands voorzitterschap is voornemens dat voorstel in behandeling te nemen, maar heeft niet de illusie dat dit tijdens het voorzitterschap afgerond zal zijn. Nederland zal behoedzaam opereren want de gedachten lopen zeer uiteen. Sommige landen vinden het wenselijk om tot bepaalde normen te komen en andere landen zijn van mening dat deze normen vastliggen in de jurisprudentie van het EVRM. Desgevraagd stelt de minister dat in beginsel de minimumafspraken liggen binnen het EVRM. Het moet in hoge mate overgelaten worden aan de ontwikkelingen binnen de jurisprudentie, zeker nu de nieuwe grondrechten die opgenomen zijn in de constitutie daarop betrekking hebben. Over de grensoverschrijdende rechtsbijstand is al een besluit genomen. Het is moeilijk vast te stellen wat de toegang moet zijn om uniformiteit te bereiken. In sommige nieuwe lidstaten is het prijspeil vele malen lager en zijn de kosten van advocaten ook heel anders. De minister is dan ook zeer behoedzaam om te veel uniform te willen regelen. Men staat meestal in één lidstaat voor de rechter.

In het Verdrag van Schengen staan bepalingen over welke wapens beschikbaar zijn in ieder van de lidstaten. Daarnaast is er een richtlijn in aansluiting op het Verdrag van de Raad van Europa over de wapenhandel. Er bestaat inderdaad een verschil tussen de lidstaten over de vraag welke wapens er in de handel mogen komen. In Frankrijk bijvoorbeeld is het mogen bezitten van een jachtwapen ongeveer een grondrecht. Vooralsnog is Nederland niet bereid tot een versoepeling van de eigen wapenwetgeving en daarom is het moeilijk met andere landen over een richtlijn in dezen te praten. Dat is een moeizame discussie.

Het huidige SIS is vrij succesvol. Er moet nu een SIS-2 systeem komen dat een aanzienlijk grotere capaciteit heeft en bovendien de tien nieuwe lidstaten kan omvatten. Het is wezenlijk om te beseffen dat er weliswaar tien nieuwe lidstaten zijn toegetreden maar dat de grenscontroles vooralsnog gehandhaafd blijven aan de oude Europese grenzen. Pas als van iedere nieuwe lidstaat afzonderlijk vastgesteld is dat deze voldoet aan de Schengenvoorwaarden en het SIS-2 kan functioneren, zullen de nieuwe buitengrenzen gaan gelden.

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie merkt op dat voorzitter zijn van de EU vaak gezien wordt als draagvlak zoeken, bemiddelen en consensus bereiken: een faciliterende rol dus! Het Nederlandse voorzitterschap ziet zich hiervoor geplaatst, zeker nu het gaat om 25 lidstaten in plaats van 15. De minister ziet in het voorzitterschap aanleiding om aanjager te zijn en ervoor te zorgen dat er concrete vooruitgang wordt geboekt. Het Nederlands voorzitterschap wordt daarbij geholpen door het politieke akkoord over de nieuwe grondwet. Die geeft immers aanzet voor een frisse wind.

Voor het tot stand komen van een Europees asiel- en immigratiebeleid is dit een zeer bijzondere tijd. Met het aflopen van de tijdslimiet op 1 mei 2004 uit het Verdrag van Amsterdam, is het essentieel dat nieuwe politieke oriëntaties worden vastgesteld. De minister acht het haar eerste prioriteit om tijdens het Nederlandse voorzitterschap te komen tot conclusies waarin alle lidstaten zich kunnen vinden en die richting geven aan het werk in de toekomst. Het komende halfjaar is er veel te doen om de meerwaarde van Europese samenwerking volledig te realiseren. Er moet een consequent en daadkrachtig vreemdelingen- en integratie beleid gerealiseerd worden waarin de hele migratieketen betrokken wordt. Daarbij spelen vier thema's: aandacht voor terugkeer, integratie, veiligheid en grenzen en het samen met de minister voor Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking samenwerken met derde landen, bijvoorbeeld om vluchtelingen een effectieve bescherming te bieden.

De minister hecht groot belang aan een effectief Europees terugkeerbeleid. Belangrijk daarbij is het bespoedigen van de Europese T&O-onderhandelingen. De Commissie komt met een mededeling waarin zij adviezen doet. Op basis daarvan wordt gestreefd naar concrete gemeenschappelijke aanbevelingen en naar het aannemen van een aantal nieuwe mandaten. Het is ook belangrijk om daadwerkelijk terugkeer te bespoedigen. De JBZ-raad van 8 juni heeft besloten tot voorbereidende acties voor een terugkeerfonds. Er wordt 15 mln euro beschikbaar gesteld voor de opstelling van geïntegreerde terugkeerplannen. Ook het tot stand komen van gezamenlijk uitgevoerde vluchten heeft een absolute prioriteit. Gezamenlijke charters worden sinds het voorjaar 2004 regelmatig door Nederland georganiseerd, eerst in Beneluxverband en onlangs in samenwerking met Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, België en Luxemburg. Het Nederlands voorzitterschap zal proberen deze initiatieven nog verder te versterken. Ook het richtlijnvoorstel minimumnormen terugkeer dat eind dit jaar wordt verwacht, is daarbij belangrijk. Eensgezindheid over bepaalde minimumnormen kan zulke praktische samenwerking bespoedigen.

Integratie is duidelijk ook een prioriteit. De problemen die voortkomen uit onvoldoende integratie worden steeds urgenter in Europese samenlevingen. Het is voor de toekomst van de Europese Unie van groot belang om hierop adequaat te reageren. De minister zet zich in voor de ontwikkeling van een kader dat lidstaten ondersteunt bij de vormgeving van het integratiebeleid. Begin november wordt er een ministeriële integratieconferentie georganiseerd waar twee brede themagebieden aan de orde komen: inburgeringprogramma's en migrantenjongeren. Er wordt gezocht naar een balans tussen de rechten en de plichten van de nieuwkomer en de ontvangende samenleving.

De mededeling die de Commissie op 8 juni 2004 aan de Raad heeft gepresenteerd, vormt de basis voor de besprekingen over bescherming van vluchtelingen in de regio. Belangrijk is dat het desbetreffende concept door veel lidstaten wordt gesteund. Een aantal landen heeft moeite met het concept van het EU hervestigingsprogramma, zelfs als daarin geen bindende quota worden opgenomen. Het is de Nederlandse inzet om deze landen te overtuigen van de link tussen enerzijds bescherming in de regio en anderzijds hervestiging. Juist door middel van een hervestigingsbeleid wordt inhoud gegeven aan burden sharing.

Mede in het licht van terroristische aanslagen krijgt het thema veiligheid en grenzen de volledige aandacht van het voorzitterschap. Het gaat daarbij onder andere om het Agentschap voor het beheer van de buitengrenzen, de herziening van het Gemeenschappelijk handboek grenzen, de invoering van het VIS (Visa Informatiesysteem) en het realiseren van een gemeenschappelijke benadering ten aanzien van invoering van biometrie en biometrische toepassingen. De inzet is het agentschap vanaf begin 2005 operationeel te laten zijn. Dat kan echter niet helemaal gegarandeerd worden. Eerst dient de kwestie Gibraltar opgelost te worden door het Verenigd Koninkrijk en Spanje. Tijdens de vorige JBZ-raad is deze landen duidelijk te verstaan gegeven dat dit met de grootst mogelijke spoed moet gebeuren.

Tijdens de JBZ-raad van 8 juni is een politiek akkoord bereikt over het VIS. Alles is erop gericht de nodige ontwikkelingen te doen plaatsvinden. Biometrische toepassingen zijn zeer belangrijk voor de bestrijding van illegale immigratie en terrorisme. Een politiek akkoord over biometrie in visa en verblijfsdocumenten is bereikt. De Commissie heeft nu een voorstel ingediend voor het opnemen van biometrische kenmerken in het paspoort.

De minister vindt het zeer belangrijk dat er ook daadwerkelijk resultaten worden geboekt tijdens het voorzitterschap. Continuïteit is daarbij zeer belangrijk. Er moet overleg plaatsvinden met Ierland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk om opeenvolgende voorzitterschappen op elkaar af te stemmen.

De eerste fase van het gemeenschappelijk asielbeleid is afgerond tijdens de JBZ-raad van 29 april 2004. Er zijn nu minimumnormen op het gebied van opvang, asielprocedure en de vluchtelingendefinitie. De volgende fase is nu begonnen en de meerjarenagenda moet de lijnen uitzetten voor de toekomst.

Artikel 2.2 biedt de mogelijkheid om in uitzonderlijke situaties tijdelijke bewaking aan de binnengrenzen her in te voeren. Hiermee moet zorgvuldig worden omgegaan. De KMAR kan mensen controleren als zij dat het nodig acht, ook op de uitreis.

Sinds een jaar bestaat de common unit uit hoofden van grensbewaking van alle 25 landen, inclusief IJsland en Noorwegen. Het Agentschap voor de buitengrenzen is begin 2005 operationeel. Het gemeenschappelijk risk analyse centrum, het gemeenschappelijk zeegrenzencentrum, het lucht- en landsgrenzencentrum en het opleidingscentrum worden daarin ondergebracht met de bedoeling dat er veel gemeenschappelijke actie ontstaat. Als de risicoanalyse uitwijst dat de Italiaanse en Griekse eilanden risicogebieden zijn, kan daarop actie worden ondernomen.

Bij de goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam is wettelijk vastgelegd dat het instemmingsrecht van de nationale parlementen blijft bestaan voor zover en voor zolang het Europees Parlement geen volwaardige rol in het wetgevingsproces kan spelen. Met andere woorden: bij de invoering van de co-decisieprocedure vervalt het instemmingsrecht van het Nederlandse parlement. Op een aantal onderdelen van het asielbeleid is dat reeds per 1 mei 2004 het geval. Op andere terreinen houdt de Kamer nog het instemmingsrecht. Co-decisie is er op die terreinen waarop vóór 1 mei 2004 minimumnormen zijn vastgelegd. In de stukken over het voorzitterschap zal altijd duidelijk worden aangegeven of de Kamer al dan niet instemmingsrecht heeft.

Het politieke akkoord over de procedurerichtlijn en de relatie met de nieuwe lidstaten is van eind april 2004. Door middel van allerlei projecten bijvoorbeeld van IND wordt de asielprocedure in de nieuwe lidstaten helder neergezet. De inzet is dat deze landen zo snel mogelijk voldoen aan de minimumnormen. Natuurlijk wordt de implementatie door de Commissie getoetst.

Nadere gedachtewisseling

De heer Çörüz (CDA) merkt op dat er een VS-lijst is van terroristische organisaties, een VN-lijst en een EU-lijst op grond waarvan tegoeden van terroristische organisaties kunnen worden bevroren. Verder zijn er moties aangenomen die ertoe strekken om bepaalde organisaties te verbieden. Het is echter moeilijk om bepaalde personen uitgeleverd te krijgen. Er lopen bijvoorbeeld in Nederland mensen vrij rond die lid zijn van organisaties die Duitsland verboden zijn. Hij verzoekt de minister, dit punt tijdens het voorzitterschap aan de orde te stellen.

De heer Çörüz vraagt ook aandacht voor het feit dat veel wapens uit de Sovjetrepublieken via Oost-Europa Nederland binnenkomen. Er moet meer aandacht zijn voor wapentuig uit die landen.

Een effectief terugkeerbeleid is alleen mogelijk als de desbetreffende landen daaraan effectief meewerken en daaraan schort het met name in Noord-Afrika. Wat wil de minister daaraan doen?

Ten slotte vraagt hij of de richtlijn die bepaalt dat binnengrenscontroles in uitzonderlijke gevallen mogelijk zijn, consequenties kan hebben voor het Nederlandse mobiele vreemdelingentoezicht.

Mevrouw Albayrak (PvdA) meent dat er best kansen zijn voor een Europese wapenwet vooral met het oog op criminaliteitbestrijding.

Het zou de minister van Justitie sieren als hij bij het drugsbeleid ook zou inzetten op de 10% waarover verschil van mening bestaat en dat in grote mate de negatieve beeldvorming van het Nederlandse drugsbeleid bepaalt.

Het EVRM bevat inderdaad rechtswaarborgen maar er wordt niet bepaald hoe een en ander uitgewerkt moet worden. Er wordt bijvoorbeeld niet aangegeven hoe de advocatuur toegang krijgt tot verdachten of dat rechtsbijstand gratis moet zijn. Mevrouw Albayrak verwacht dat de minister zich inzet om het met de andere landen eens te worden over behandelingen van verdachten die Nederland fatsoenlijk acht.

Mevrouw Albayrak wijst erop dat zij geen antwoord heeft gekregen op haar vraag over mensenhandel, mensensmokkel en de samenwerking met de nieuwe speciale vertegenwoordiger bij de OVSE.

In hoeverre kan Nederland aanspraak maken op het geld van het terugkeerfonds? Kan de uitspraak over het verdubbelen van de terugkeerpremie van uitgeprocedeerde asielzoekers hiermee in verband worden gebracht? Hoopt de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op Europees geld? Wanneer komt dat geld?

Is de minister van plan om in het Tampere-plusprogramma ook een werkplan ten aanzien van integratie in de Europese lidstaten te bewerkstelligen? Wil de minister ook iets doen aan het toenemend antisemitisme en anti-islamisme in Europa?

De heer Visser (VVD) stelt dat Europol onder andere tot taak heeft te letten op autodiefstellen en na te gaan wat er met deze auto's gebeurt. Europol betreft veel méér dan het terrorismedebat. Het wel of niet goed functioneren van Europol heeft met heel andere zaken te maken, onder andere met het feit dat er vaak geen informatie wordt uitgewisseld. Bovendien hebben de landen verschillende systemen voor bronnencodificatie. Het ene land bepaalt op centraal niveau of iets al dan niet betrouwbaar is en een ander land doet dit op decentraal niveau. Als men van elkaar niet weet wat men doet of elkaar niet vertrouwt, komt er geen betrouwbare gegevensuitwisseling tot stand. Tijdens het voorzitterschap kan dit verbeterd worden. Misschien moet er naast de multilaterale aanpak via Europol nog steeds een bilaterale aanpak zijn om ieder geval de bekendheid met elkaar te verbeteren en het vertrouwen te vergroten.

Wat betreft IOM-programma «Return of qualified Afghans» de klacht de geringe aandacht in de EU voor dit programma. Er moet veel meer gebeuren. Wil de minister het thema wederopbouw van landen zoals Afghanistan alsmede het terugkeerbeleid aan de orde stellen? Terugkeerbeleid heeft niet alleen betrekking op uitgeprocedeerde mensen, maar ook op mensen die allang een verblijfsvergunning hebben maar door hun kwalificaties een rol kunnen spelen bij de wederopbouw van hun land.

De heer Visser heeft geen zicht op de vraag welke Europese voorstellen er de laatste vijf jaar gepasseerd zijn en het niet gehaald hebben. Een handzaam overzicht zou hem zeer welkom zijn.

Ten slotte merkt hij op dat hij zich af en toe afgevraagd heeft met wie hij in dit overleg aan tafel zit: met de voorzitter van de EU of met de lidstaat Nederland. Hij wenst de bewindslieden veel succes bij het uitoefenen van hun zware taak.

De minister van Justitie meent dat het debat vandaag gaat over de voornemens van Nederland als voorzitter van de EU. Natuurlijk zijn er Nederlandse standpunten maar het gaat nu niet zozeer over specifieke onderwerpen maar over het algemene Nederlandse beleid.

Op het terrein van Europol is de inzet van Nederland als land vooral het bevorderen van de praktische samenwerking. Er is een kaderbesluit over joint investigation teams. Dat moet geïmplementeerd worden. Om ervaring op te doen, heeft Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk, België en de Bondsrepubliek een eerste joint investigation team op het punt van de mensenhandel opgezet. Op dezelfde wijze zouden bijvoorbeeld autodiefstallen, uitvoer van auto's met name over de oostgrenzen alsmede de wapenproblematiek ter hand genomen moeten worden.

De vraag is wat tijdens het Nederlandse voorzitterschap het kaderwerk moet zijn. Het is wezenlijk dat vastgesteld wordt waar de samenwerking praktisch vastloopt. Zitten er juridische obstakels of praktische obstakels die door middel van het bevorderen van samenwerking uit de weg geruimd kunnen worden?

Lijsten waarop terroristische organisaties en hun tegoeden staan vermeld, vallen onder de Sanctiewet. Dit valt onder de minister van Financiën omdat het hier gaat om het financiële verkeer tussen de lidstaten. De Nederlandse wetgeving stelt de regering in staat automatisch een sanctiebesluit te kunnen nemen wanneer een organisatie op zo'n lijst komt. Het is de bedoeling op dat terrein een striktere koppeling te leggen met eventuele ontbindingsacties. Er zijn in ieder geval maatregelen genomen om het financiële handelen stil te leggen. Het loopt echter allemaal nog niet synchroon. Dat is een probleem tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties en een onderwerp van discussie tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Samenwerking met de Verenigde Staten met name op het terrein van terrorismebestrijding zal het komende halfjaar een van de punten van bespreking zijn. Bekeken wordt hoe de discussie tussen de VS en Europa meer structureel georganiseerd kan worden.

Als de regering de discussie over harmonisatie wil aangaan, heeft zij natuurlijk de ambitie om de anderen te overtuigen van haar gelijk. De implicatie daarvan is wel dat als dat niet lukt, de regering een versoepeling moet accepteren. Op dit moment is het niet de hoogste prioriteit om de zaak gelijk te trekken.

Met de Beneluxlanden is een verdrag gesloten om bij grensoverschrijdende criminaliteit de mogelijkheden voor handhaven, optreden en bestrijden te verruimen zodat de nationale diensten grensoverschrijdend kunnen optreden, zelfs als daaraan geen verzoek ten grondslag ligt.

De minister meent dat hij de afgelopen jaren méér bereikt heeft bij het drugsbeleid dan toen Nederland de rest van de wereld probeerde te overtuigen van haar gelijk. Het is hem inderdaad gelukt om ruimte te scheppen voor het Nederlandse beleid. Andere landen moeten echter niet gaan de indruk krijgen dat Nederland hun haar beleid wil verkopen. De tijd is daar niet rijp voor! Het is vooral zaak de drugsstrategie zodanig te organiseren dat er ruimte overblijft voor het nationale beleid en dat vooral niet in de weg te laten staan voor de broodnodige samenwerking die er op overige terreinen nodig is. De drugsstrategie berust op de conclusies van een bijeenkomst in Dublin eind mei, waar deskundigen besproken hebben wat de uitgangspunten zouden kunnen zijn. Die punten zijn door het voorzitterschap en de Commissie vertaald in een document. Dat vormt de basis voor de verdere discussie.

De minimumnormen op het terrein van het strafprocesrecht zijn iets anders dan de verhouding tussen het Vluchtelingenverdrag en het beleid om te komen tot uniforme procedures en uniform beleid. Het is de bedoeling om te komen tot een gelijk asielbeleid en gelijke procedures aan de verschillende grenzen. In die zin gaat de harmonisatie inderdaad verder dan het Vluchtelingenverdrag. Bij het strafrecht gaat het primair om grensoverschrijdende samenwerking. Zelfs als alle strafwetten gelijk zijn, betekent dit nog geen stap verder op het terrein van de samenwerking omdat het een jurisdictieprobleem is. Een Nederlandse agent die de grens overstapt, is in dat land eenvoudig burger en geen functionaris. Verder zal de Nederlandse rechter de Nederlandse wetgeving handhaven. De vraag die aan de orde is, is hoe kunnen wij goed samenwerken bij de diversiteit die wenselijk is op het terrein van het strafrecht. Strafrecht is in hoge mate een zaak die samenhangt met nationale opvattingen. Het willen harmoniseren van het strafrechtproces of zelfs uniformeren op Europees niveau roept onnodige spanningen op. De inzet zal dan ook zijn dat de bestaande diversiteit geen belemmering vormt voor samenwerking. Daarom is er geen rechtsevenredige verhouding tussen het Vluchtelingenverdrag en de harmonisatie van het asielbeleid en het EVRM en minimumnormen.

Tot slot zegt de minister toe schriftelijk te zullen antwoorden op de vraag over mensenhandel, mensensmokkel en het OVSE-actieprogramma dat eind vorig jaar in Maastricht is afgesproken alsmede over de samenwerking met mevrouw Helga Konrad.

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie merkt op dat het voorstel van de Commissie over mobiel vreemdelingentoezicht net gepubliceerd is en dat de onderhandelingen van start gaan. MVT blijft mogelijk.

Terugkeer is alleen mogelijk als er overeenkomsten tussen de desbetreffende landen zijn. Er zijn op Europees niveau al overeenkomsten met Macau, Hongkong, Sri Lanka en Albanië. Op dit moment lopen er onderhandelingen met Marokko. De minister hoopt dat deze tijdens het Nederlandse voorzitterschap worden afgerond.

Voor geïntegreerde terugkeerplannen is 15 mln gereserveerd voor 2005 en 15 mln voor 2006. Landen kunnen voorstellen indienen bij de Commissie. Een voorstel moet echter wel de hele keten van gezamenlijke terugkeeracties omvatten: financieren, voorbereiden, de vlucht en eventueel een reïntegratietraject. De minister probeert in ieder geval de terugkeer van de 26 000 mensen als geïntegreerde trajecten vorm te geven. Het zou zeer welkom zijn als daarvoor Europees geld komt. De aangekondigde vergroting van het budget voor mensen die terug willen naar hun land, is hiervan niet afhankelijk.

Uit bezoeken zowel aan de oude als de nieuwe lidstaten blijkt dat een Europees integratiebeleid een belangrijk en urgent onderwerp is. Er is echter sprake van een zeer gedifferentieerde integratieproblematiek. Er wordt niet gestreefd naar een geharmoniseerd integratiebeleid. Wel wordt ingezet op het ontwikkelen van gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratie en op het uitwisselen van ervaringen met integratie. Bekeken wordt wat best practices zijn en of die gebruikt kunnen worden bij de ontwikkeling van gemeenschappelijke basisbeginselen.

Er komt binnenkort een nota Migratie en ontwikkelingssamenwerking waarin het onderwerp wederopbouw- en terugkeerbeleid wordt behandeld. Op dit moment wordt daaraan aandacht besteed in het kader van bijvoorbeeld het Aeneasprogramma en het new neigbourhood programme.

De minister zegt een procedureoverzicht toe van een overzicht van voorstellen die de voorstellen die de laatste vijf jaar gepasseerd zijn en het Europees niet gehaald hebben.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie,

De Groot


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (VVD), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Kant (SP), Wolfsen (PvdA), Azough (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD) en Lazrak (Groep Lazrak).

Plv. leden: Van Hijum (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer (SP), Arib (PvdA), Karimi (GroenLinks), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van As (LPF), Örgü (VVD), Lambrechts (D66) en Rijpstra (VVD).

Naar boven