29 355
Gelijke behandeling voor mensen met een handicap of een chronische ziekte

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2005

Onlangs heeft de VC-VWS mij en andere betrokken bewindslieden uitgenodigd deel te nemen aan een Algemeen Overleg gehandicaptenbeleid op 13 april a.s. Naar aanleiding hiervan hecht ik er aan u middels deze brief op de hoogte te stellen van mijn beleid in deze en de afspraken die ik daarover gemaakt heb met uw Kamer.

Binnen de sectoren onderwijs en cultuur wordt op een groot aantal terreinen gewerkt aan een verdere verbetering van de toegankelijkheid voor gehandicapten en de stroomlijning van het beleid in deze. Gelijke behandeling, waar nodig en waar mogelijk gerealiseerd op basis van het uitgangspunt van inclusief beleid, is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Hieronder presenteer ik op de verschillende onderwijs- en cultuurdomeinen enkele speerpunten, die nu spelen.

Zo heeft mijn staatssecretaris, de heer Rutte, toegezegd om ook binnen het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) leerlinggebonden financiering in te voeren. Zeer binnenkort zal de Kamer in een brief geïnformeerd worden hoe de invoering procedureel en inhoudelijk vorm zal krijgen.

Daarnaast wordt momenteel In het Hoger Onderwijs een Plan van Aanpak opgesteld dat beoogt om naar vermogen belemmeringen in het Hoger Onderwijs voor studenten met een functiebeperking op te lossen. Uw Kamer heeft daarom gevraagd in de motie Van der Vlies (29 410, nr. 13).

Het plan zal erop gericht zijn om zowel voor studenten als HO-instellingen de voorwaarden voor het vinden en uitvoeren van oplossingen voor concrete belemmeringen te verbeteren. Voor wat betreft de bekostiging van het Hoger Onderwijs is inmiddels het besluit genomen om in het nieuwe bekostigingssysteem van het Hoger Onderwijs de voorzieningen op te nemen dat aan studenten met een functiebeperking een jaar extra leerrechten kan worden verstrekt.

In de sector cultuur kan ik vervolgens melding maken van de inspanningen gericht op ondertiteling van Nederlandstalige televisieprogramma's ten behoeve van doven en slechthorenden.

Televisie speelt een belangrijke rol in ons dagelijks leven. Het is zowel voor informatie als voor ontspanning één van de primaire bronnen. Televisie speelt een rol bij maatschappelijke cohesie en bij de totstandkoming van een gemeenschappelijk sociaal referentiekader (normen en waarden).

Toegankelijkheid voor zoveel mogelijk mensen is dan ook van wezenlijk belang.

Voor doven en slechthorenden is het kunnen volgen van televisie-uitzendingen afhankelijk van de beschikbaarheid van ondertiteling. Dit geldt in het bijzonder voor het volgen van Nederlandstalige televisieprogramma's.

De Mediawet biedt de mogelijkheid met een Algemene maatregel van bestuur ondertitelingspercentages voor te schrijven aan Nederlandse commerciële omroepen en landelijke publieke omroepen. De Staatssecretaris van Cultuur en Media werkt er aan deze mogelijkheid te effectueren. Hiermee worden de afspraken met de Publieke Omroep over ondertiteling wettelijk verankerd. Daarnaast streeft zij er naar door middel van deze wetgeving een substantiële impuls te geven aan ondertiteling bij commerciële omroepen.

Over de toekomst en verdere verfijning van de zorgstructuur in het funderend onderwijs heb ik onlangs, op 27 januari en 8 februari overlegd met uw Kamer (de VC-OCW). Dit naar aanleiding van de resultaten van een grootschalig uitgevoerde evaluatie van het beleid ten aanzien van Weer Samen Naar School (WSNS), Leerlinggebonden Financiering (LGF: het Rugzakje) en het Onderwijs Achterstanden Beleid (OAB). Concreet is afgesproken:

1. dat de zorgstructuur binnen het primair en voortgezet onderwijs, samen met het georganiseerde onderwijsveld, zal worden doorgelicht met het oog op herijking. Het gaat daarbij om een stroomlijning van de bestaande zorgtrajecten, waardoor een eenvoudiger en flexibeler zorgsysteem mogelijk wordt, een betere en regionaal sluitende aanpak van het onderwijs aan kinderen met gedragsproblemen en het oplossen van het huidige probleem van de thuiszitters;

2. dat een aantal maatregelen getroffen wordt om de uitvoering van het WSNS- en LGF-beleid te verbeteren. Het gaat daarbij o.a. om een vereenvoudiging en stroomlijning van de indicatiestelling en een aantal maatregelen op het gebied van de bekostiging.

3. dat de Kamer geïnformeerd zal worden over de invoering van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) voor het funderend onderwijs en de momenteel in uitvoering zijnde evaluatie van de Richtlijn afbakening en reikwijdte Onderwijs en AWBZ.

Ik heb afgesproken de Kamer op twee momenten nader te informeren.

– In april van dit jaar zal een uitwerkingsnotitie verschijnen. Hierin wordt een landelijk kader ten aanzien van de (regionale) aanpak van gedragsproblematiek gepresenteerd en zullen concrete voorstellen worden gedaan met betrekking tot de verbetering en vereenvoudiging van de uitvoering van het WSNS- en LGF-beleid.

– In september zal de Kamer van mij een notitie ontvangen met concrete voorstellen voor de herijking, inclusief het tijdpad voor invoering.

Tegen de achtergrond van de herijking zal ook een nadere inschatting gemaakt worden met betrekking tot de uitbreiding van de WGBH/CZ voor de domeinen primair en voortgezet onderwijs. Daarbij zijn aan de orde:

– de financiële consequenties. Deze zullen nader gewogen worden en met mijn collega van Financiën besproken;

– de samenloop met de LGF-wetgeving en met name de in het kader van deze wetgeving ingestelde Advies Commissie Toelating en Begeleiding (ACTB), welke een soortgelijke functie vervult als de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) van de WGBH/CZ. De huidige ACTB-constructie heeft een belangrijke meerwaarde ten opzichte van de CGB, omdat de ACTB naast advisering over toelating als extra de mogelijkheid heeft om onderwijsconsulenten in te zetten. Deze consulenten leveren concrete bemiddeling en begeleiding in het geval van problemen en bevorderen samen met alle betrokkenen in de regio dat tot een oplossing gekomen wordt. Van de andere kant is de ACTB eindig. Zij bestaat nog tot 2006 met een maximale verlengingsmogelijkheid van 3 jaar. Aan de ACTB (de voorzitster heeft ook zitting in de CGB) zal gevraagd worden te adviseren over het tijdstip en de wijze waarop de taken van de ACTB het best kunnen worden overgenomen door de CGB.

Het streven is erop gericht om samen met het voor september aan uw Kamer beloofde standpunt met betrekking tot de herijking ook een standpunt te hebben met betrekking tot de uitbreiding.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven