29 354
Wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met de intrekking van het kortingensysteem van artikel 86, tweede lid

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 26 januari 2004

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen afdoende beantwoordt, acht de commissie de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

Met grote belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van het voorstel van wet tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) in verband met de intrekking van het kortingensysteem.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel om het kortingensysteem van de GWWD in te trekken.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel dat beoogt een einde te maken aan kortingensysteem van artikel 86, tweede lid van de GWWD. Deze leden kunnen hiermee instemmen.

De leden van de SP-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. De dramatische gevolgen die het kortingensysteem met zich mee bracht staan de leden nog vers in het geheugen.

De leden van de fractie van de LPF hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden van de fractie van de LPF hebben al vanaf de start van hun aantreden in de Tweede Kamer kenbaar gemaakt tegenstander te zijn van het in de GWWD gehanteerde kortingensysteem bij de bestrijding van een besmettelijke dierziekte.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wijzigingsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting. De leden van de SGP-fractie hebben tijdens de MKZ-crisis veelvuldig gewezen op de willekeur van het kortingensysteem en de onevenredigheid tussen het gekorte bedrag en de geconstateerde overtreding. De aan het woord zijnde leden steunen daarom de intrekking van het kortingensysteem.

1. Strekking wetsvoorstel

Het onderwerp is voor de leden van de CDA-fractie van groot belang, omdat het lid Atsma in mei 2002 een initiatiefwetsvoorstel (28 367) hierover bij de Tweede Kamer heeft ingediend. In het initiatiefwetsvoorstel werd voorgesteld om, in plaats van te werken met procentuele kortingen bij schadeloosstelling, met vaste bedragen te werken. Op die wijze zou voor ondernemers duidelijk worden welke overtreding tot welke korting zou kunnen leiden. Ten tijde van de MKZ-crisis zijn er immers betrokkenen geconfronteerd met kortingen van 15 tot maar liefst 100 procent. Aan de oorspronkelijke doelstelling, om via een kortingensysteem op voorhand alle medewerking van betrokkenen te krijgen bij het uitbreken van een dierziekte, is niet voldaan. Betrokkenen ervaren het systeem als een sanctiesysteem in plaats van een systeem met een preventieve werking, menen de leden van de fractie van het CDA.

De regering stelt voor om het kortingensysteem in te trekken vanwege de grote mate van weerstand die tegen dit systeem bestaat, mede voortkomend uit het feit dat dit systeem niet goed functioneert. De leden van de PvdA-fractie ondersteunen de constateringen over de toepassing en werking van het kortingensysteem. Echter, ondanks begrip voor de argumenten die ten grondslag liggen aan dit voorstel, betwijfelen de leden van de PvdA-fractie de noodzaak van intrekking van het kortingensysteem.

De leden van de LPF-fractie zijn van mening dat het principieel onjuist is dat de regering via een omweg op de stoel van de rechter gaat zitten. Immers, de regering hanteert een korting, met andere woorden een straf, op het niet-naleven van veterinaire regelgeving waarvoor via juridische weg sancties mogelijk zijn. De leden van de LPF-fractie vinden dat niet de regering, maar uitsluitend de rechterlijke macht tot veroordeling van burgers kan en mag overgaan. Volgens de leden van de fractie van de LPF leidde de systematiek van het kortingensysteem tot boetes die in financiële zin ver uitstegen boven hetgeen als normaal wordt gezien voor soortgelijke overtredingen en/of nalatigheden. Bovendien werd de strafkorting toegepast in een situatie die voor boeren en boerengezinnen, zowel psychisch als economisch, bijzonder zwaar was; namelijk op het moment dat een bedrijf werd geconfronteerd met een totale ruiming van de veestapel en daarmee ook met het tijdelijk wegvallen van het inkomen.

De leden van de LPF-fractie zijn blij dat, in tegenstelling tot haar voorgangers, deze regering nu tot de conclusie is gekomen, dat het kortingensysteem moet worden afgeschaft.

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat het verlenen van een wettelijke schadeloosstelling in de rede ligt wanneer van overheidswege eigendommen van een bedrijf worden vernietigd. Daar waar nationaal en Europees beleid zo bepalend is voor de bewegingsruimte van een onderneming, en in dit concrete geval voor de mate waarin een boer zijn vee tegen ziekte kan beschermen, is er niet alleen sprake is van een bedrijfsrisico.

De centrale doelstelling van de wettelijke schadeloosstelling is daarom niet het vergroten van de meldingsbereidheid, maar het doen van recht, aldus de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Om effectief beleid te kunnen voeren is meldingsbereidheid wel van essentieel belang en voornoemde leden zijn dan ook van mening dat het schrappen van het huidige kortingensysteem een stap in de goede richting is. Ze hebben op dit punt echter nog wel enkele vragen.

2. Achtergrond en inhoud wettelijke systematiek van de tegemoetkomingen en de kortingen

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven de centrale doelstelling van artikel 86, lid 2 GWWD: het vastgelegde recht op een tegemoetkoming teneinde op voorhand alle medewerking te krijgen ter bestrijding van besmettelijke dierziekten. Zij betreuren het dat dit systeem louter als sanctiemechanisme wordt beschouwd, de preventieve werking ervan gering is gebleken en dat hierdoor calculerend en verhullend gedrag plaatsvond. Deze zaken zijn terecht als tekortkomingen gesignaleerd. Echter, kwamen deze visie en dit gedrag van de ondernemers niet tevens voort uit een significant informatietekort van het bedrijfsleven en de overheid richting de ondernemers, die destijds in het geheel niet wisten wat hen wat kortingen betreft boven het hoofd kon hangen? De sector heeft immers met het waarborgakkoord een impliciete informatieplicht op zich genomen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn ingenomen met het praktische gevolg van intrekking van het kortingensysteem, namelijk dat binnen en buiten de periode van een epidemie geen onderscheid gemaakt hoeft te worden tussen wel en niet geruimde bedrijven. Iedere agrariër heeft zich, ondanks de omstandigheden, immers te houden aan wettelijke regels.

De leden van de SGP-fractie willen er met nadruk op wijzen dat zij een groot belang hechten aan de naleving van de door de overheid gestelde regels. Ook het niet-actief meewerken aan de preventie of bestrijding van dierziektes moet bestraft worden. De leden van de SGP-fractie delen echter de in de memorie van toelichting gedane constatering dat het kortingensysteem juist contraproductief uitwerkte.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom is afgezien van de invoering van een boetesysteem.

3. Aanleiding wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie stellen met grote instemming vast dat de minister van LNV eind 2002 bij de begrotingsbehandeling LNV 2003 en op 20 januari 2003 per brief (28 768, nr. 1) heeft aangegeven niet langer met het kortingensysteem te zullen werken. Het initiatiefwetsvoorstel van Atsma zal worden ingetrokken omdat het doel, afschaffing van het kortingensysteem, wordt bereikt middels het wetsvoorstel tot wijziging van de GWWD. Het verschil blijft echter dat in het huidige voorstel niet met vaste bedragen zal worden gewerkt, zoals in het initiatiefwetsvoorstel is voorgesteld, maar dat overtredingen zullen worden beboet via strafrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumenten. Op zich vinden de leden van de CDA-fractie dit uitgangspunt acceptabel, maar er leven wel enkele vragen.

Er wordt aangegeven dat effectieve sancties kunnen worden opgelegd. Als voorbeeld wordt genoemd het intrekken van erkenningen of vergunningen. Waar wordt dan concreet aan gedacht? Is het voor betrokkenen op voorhand duidelijk welke consequenties overtredingen kunnen hebben, zo vragen de leden van de fractie van het CDA. In hoeverre kan al een indicatie worden gegeven van de mogelijke strafrechtelijke instrumenten? Kunnen betrokkenen te maken krijgen met een hogere boete dan het totaalbedrag dat als schadeloosstelling zal worden uitbetaald na ruiming van vee?

In hoeverre zal onderscheid worden gemaakt als het gaat om de strafmaat tussen «vredestijd» en «oorlogstijd» met betrekking tot dierziekten? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de beleidsdoorlichting, het handhavingsdocument en de vervolgaanpak zoals aangekondigd in de brief van 20 januari 2003, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.

De regering stelt nu voor om de bestaande straf- en bestuursrechtelijke sancties in te zetten om naleving van veterinaire regelgeving te stimuleren en effectief te kunnen sanctioneren. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe zij denkt dat een systeem van boetes een betere preventieve werking zou kunnen genereren. Een dergelijk systeem neemt immers het onderscheid tussen «vredes- en oorlogstijd» weg en daarmee de nadruk op de ernst van overtredingen in geval van crisis. Regels moeten uiteraard te allen tijde worden nagekomen. Tijdens een (dreigende) calamiteit geldt echter een extra verplichting om te zorgen dat de ramp niet groter wordt door onverschillig of berekenend gedrag. Wanneer een ondernemer de regels overtreedt en daarmee onnodige risico's neemt of creëert is het niet meer dan logisch dan dat er de mogelijkheid is om te korten op de schadeloosstelling, zoals ook bij een brandverzekering het geval is. In het verzekeringsmodel is de verzekeraar immers gerechtigd om in geval van nalatigheid te korten op de verzekeringsuitkering. Het geld van het waarborgfonds voor dierziektebestrijding wordt door alle ondernemers in solidariteit gezamenlijk opgebracht en zij moeten er allemaal van op aan kunnen dat de uitkeringen bij ongeregeldheden op een juiste en eerlijke manier worden gedaan. De leden van de PvdA-fractie zouden het onacceptabel vinden wanneer in geval van berekenend gedrag toch een volledige vergoeding wordt uitgekeerd aan de overtreder, mede opgebracht door ondernemers die zich bewust wel aan de regels hebben gehouden. Dat is waar het op neer komt wanneer het kortingensysteem wordt afgeschaft en wordt overgegaan op het boetesysteem. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe zij het uitkeren van volledige vergoedingen aan (zware) overtreders en het openbreken van de solidariteit zou kunnen rechtvaardigen. Zou dit er niet bovendien toe kunnen leiden dat beboeting veel minder kost dan een korting en dus het nemen van risico's juist gestimuleerd wordt? Bovendien vragen de leden van de fractie van de PvdA de regering in hoeverre zij met het voorgestelde systeem meer draagkracht denkt te genereren. Ondernemers dragen bij aan een waarborgfonds, maar zullen dit uitsluitend bereid zijn te doen wanneer zij de wetenschap hebben dat dit geld alleen gaat naar die mensen die zich aan de regels gehouden hebben en niet naar hen die willens en wetens laakbaar gehandeld hebben. Dat gevoel van solidariteit zal door volledige schade-uitkeringen bij het boetesysteem kleiner worden en het draagvlak doen verkleinen, zo menen de leden van de fractie van de PvdA.

Door het boetesysteem valt het relativiteitsprincipe van het kortingensysteem weg volgens de leden van de fractie van de PvdA. Het uitgangspunt voor de strafmaat is dan nog wel hetzelfde, maar de uitwerking kan ongewenst onevenredig zijn: boetes zijn voor alle bedrijven even hoog, waardoor kleine bedrijven onredelijk zwaar en grote bedrijven gevaarlijk licht geraakt zullen worden door strafoplegging. Dat kan volgens de leden van de PvdA-fractie nooit de bedoeling zijn. Zij vrezen dat hierdoor de verhullende praktijken eerder zullen toenemen dan afnemen, vooral onder kleine bedrijven. Grote bedrijven zullen eerder calculerend gedrag gaan ontwikkelen, omdat bepaalde boetes hen veel minder zullen kosten dan de overtreding hen oplevert. Het kortingensysteem met straffen in percentages zorgt er nu juist voor dat bedrijven in verhouding tot hun bedrijfsgrootte gesanctioneerd worden. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering daarom aan te geven waarom zij dit eerlijke principe laat vallen, en in hoeverre het boetesysteem verhullend gedrag kan voorkomen.

De leden van de fractie van de VVD lezen in de memorie van toelichting dat er wel instrumenten moeten blijven bestaan, zodat de veterinaire regelgeving zal worden nageleefd. Het betreft onder andere het intrekken van erkenningen of vergunningen en het hermerken van dieren. Kan de regering aangeven welke erkenningen en vergunningen het betreft? Wat zal het hermerken van dieren precies betekenen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie menen dat het kortingensysteem een negatieve prikkel was, waarmee een direct beroep werd gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de veehouder om bij de bedrijfsvoering de risico's op besmetting zo klein mogelijk te houden en zoveel mogelijk bij te dragen aan de bestrijding van dierziekten. De leden van de fractie van de ChristenUnie zien meer in een positieve vorm van stimuleren, ervan uitgaande dat iedere boer zelf ook het belang van beperking van risico's van dierziektebestrijding inziet. Ze vragen of de regering hiertoe ook mogelijkheden ziet.

Het afschaffen van het kortingensysteem laat, aldus de Memorie van Toelichting, onverlet dat het naleven van de veterinaire regelgeving noodzakelijk blijft. De handhaving hiervan zal gebeuren met behulp van bestuurs- en strafrechtelijke sancties. De regering geeft aan dat hiervoor voldoende instrumenten bestaan, welke gerichter zullen worden ingezet. De leden van de fractie van de ChristenUnie zien graag een completer overzicht van instrumenten dan nu in de Memorie van Toelichting staat vermeld. Daarbij vragen ze wat een gerichter inzet daarvan praktisch gezien inhoudt.

De leden van de fractie van de SGP vragen of de regering een overzicht kan geven van de sancties die worden opgelegd na intrekking van het kortingensysteem op de overtredingen die genoemd worden in artikel 3 van het Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten (Besluit van 13 oktober 2000, Stb. 537; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 10 januari 2002 (Stb. 22)).

4. Inhoud wetsvoorstel

De leden van de fractie van het CDA vragen in hoeverre de huidige systematiek in «vredestijd» aangrijpingspunt zal zijn, waarbij onder meer de AID controleert op naleving van regels op grond van bijvoorbeeld de richtlijn voor strafvordering regelgeving LNV (Staatscourant 1999, nr. 61, p. 20).

De leden van de fractie van het CDA vragen voorts hoe er is of wordt gecommuniceerd over de nieuwe beleidslijn. Immers ten tijde van de MKZ-crisis is gebleken dat betrokkenen veelal niet wisten van het bestaan van de toenmalige kortingensystematiek (zie bijlage bij 27 622, nr. 95 p. 136 fig. 7.14). Hoe wordt te veel onbekendheid over het huidige voorstel voorkomen?

Er wordt in het voorliggende voorstel aangegeven dat de wijziging in de wet om het kortingensysteem te laten vervallen is ingegaan per 20 januari 2003. Schadeloosstellingen en kortingen die vóór die datum zijn opgelegd blijven bestaan. Als reden wordt genoemd dat die schadeloosstellingen en kortingen immers zijn gerelateerd aan maatregelen die vóór 20 januari 2003 zijn opgelegd. Tegelijkertijd geldt dat naar aanleiding van rechterlijke uitspraken aangaande MKZ-kortingen die destijds bij preventief geruimde bedrijven zijn opgelegd, worden ingetrokken. De vraag blijft dan in hoeverre er nog kortingen van voor 20 januari 2003 overblijven. Het kan volgens de leden van de fractie van het CDA niet om een zeer hoog bedrag gaan, omdat de totaal opgelegde kortingen voor MKZ 2 mln. en voor de varkenspest 5,5 mln. bedragen. Is het voorstelbaar dat om die reden de kortingen alsnog met terugwerkende kracht voor een ieder worden ingetrokken? Zou dit niet kunnen bijdragen aan een versterkt «rechtsgevoel» van betrokkenen en het versterken van het vertrouwen in de overheid, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.

De leden van de LPF-fractie constateren met vreugde, dat de regering de kortingen, die tijdens de MKZ-epidemie zijn toegepast bij preventief geruimde bedrijven, intrekt. De leden van de LPF-fractie vinden echter dat in het verlengde hiervan de tijdens de varkenspestcrisis in 1997 en 1998 opgelegde kortingen bij preventief geruimde bedrijven eveneens ingetrokken dienen te worden. In de ogen van de leden van de fractie van de LPF kan de regering geen echt houtsnijdend argument hebben om hier met twee maten te meten. Ook in die periode is meerdere malen gesproken over de rechtmatigheid en rechtvaardigheid van de toepassing en de hoogte van de kortingen bij preventief geruimde bedrijven. Toen is eveneens gewezen op de nadelige effecten ervan. Een deel van de betreffende bedrijven kampt nog steeds met de gevolgen. Met name bedrijven die door een ongelukkige samenloop van omstandigheden of het cumulatief effect van het systeem werden geconfronteerd met een desastreuze korting. Kortom, de regering moet hierin één lijn trekken, menen de leden van de LPF-fractie.

5. Onderzochte variant

Als het gaat om het laten vervallen van het kortingensysteem wil de regering dat de minister van LNV de bevoegdheid houdt, om in individuele gevallen de schadeloosstelling op een geringer bedrag te bepalen, voor zover het optreden van de besmettelijke dierziekte mede aan de betrokkene te wijten is. Het moet dan gaan om evidente situaties van verwijtbaar gedrag en waar in het bijzonder een causaal verband bestaat met het veroorzaken van een besmettelijke dierziekte. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of met deze uitzonderingsbepaling er geen «dubbel slot» ontstaat. Immers enerzijds de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumenten en anderzijds het individuele oordeel van de minister van LNV. Blijft daarmee niet te veel onzekerheid bestaan voor betrokkenen, zodat het gevoel van een «sanctiesysteem» blijft bestaan? De leden van de CDA-fractie willen juist van het idee van een sanctiesysteem af en willen vooraf duidelijkheid, zodat betrokkenen weten waar ze aan toe zijn als er sprake is van een dierziekte. Wat is bovendien «evident» en «causaal» in dit verband? Wordt met de uitzonderingsbepaling niet alsnog een beroep gedaan op de inzet van het ambtelijk apparaat met alle administratieve lasten van dien?

In hoeverre bestaat de bereidheid om te werken aan het idee van de leden van de CDA-fractie, om betrokkenen die in «vredestijd» vaker dan gemiddeld overtredingen begaan meer aan het Diergezondheidsfonds te laten afdragen dan betrokkenen die bijna geen overtredingen begaan? Is dat ook niet een manier om betrokkenen te motiveren zo goed mogelijk de regels na te leven? De leden van de CDA-fractie merken op dat bovenstaande idee ook bij ambtenaren van het ministerie van LNV leeft, gezien het citaat van een LNV-ambtenaar uit het evaluatierapport MKZ (bijlage bij 27 622, nr. 95, p. 253): «mensen die zich niet aan de regels houden moet je in vredestijd opsporen en straffen door ze een jaar lang een hogere bijdrage te laten leveren in het bestrijdingsfonds. Dat werkt beter dan mensen die toch al aangeslagen zijn nog een keer aan te slaan».

De leden van de fractie van de PvdA menen dat er voorheen vanuit het ministerie van LNV nuttige en effectieve aanpassingen van het kortingensysteem zijn voorgesteld, zoals het opstellen van een limitatieve lijst van overtredingen waarop kortingen kunnen worden geheven, het beperken van de kortingen tot overtredingen tijdens de crisis, het toepassen van hoor en wederhoor in het feitenonderzoek, het instellen van een procentueel plafond voor kortingen en het vaststellen van een maximum kortingbedrag. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of het aanpassen van het kortingensysteem, aangevuld met straf- of bestuursrechtelijke beboeting (waardoor de overtreder niet alleen rekenschap aflegt aan de sector, maar ook aan de regelgever, de minister van LNV), niet veel meer zou stimuleren dat ondernemers zich aan de regels houden, terwijl het principe van evenredige strafverdeling en solidariteit binnen de sector daarmee behouden blijft? Bovendien, wanneer een ondernemer het niet eens is met de korting, of van mening is dat hem onrecht is aangedaan, (dat geldt óók bij boetes), kan hij zijn zaak te allen tijde aan een beroepsinstantie of rechter voorleggen.

De leden van de fractie van de VVD lezen dat bij evidente situaties van verwijtbaar gedrag, waarbij sprake is van causaal verband tussen verwijtbaar gedrag en het veroorzaken van een besmettelijke dierziekte, een relatie gelegd zal worden tot de uitbetaling van de tegemoetkoming. De leden van de VVD-fractie vragen de regering wat zij precies een evidente situatie vindt en wat zij aanmerkt als verwijtbaar gedrag dat een besmettelijke ziekte veroorzaak.

Graag zouden de leden van de fractie van de SP eveneens helderheid verkrijgen omtrent de uitzonderingsbepaling van artikel 86, vijfde lid. Waarom is deze in stand gelaten? Welke omstandigheden zouden de minister van LNV doen overgaan tot gebruikmaking van deze uitzonderingsbepaling? De Memorie van Toelichting spreekt over evidente situaties van verwijtbaar gedrag. Waarom kan in deze situaties niet het strafrecht van toepassing zijn? De leden van de SP-fractie zijn een voorstander van het intrekken van het kortingensysteem, ook als het een geval betreft van het veroorzaken van een besmettelijke ziekte. Zij zouden graag weten waarom in dit laatste geval het strafrecht niet afdoende is.

Voor de leden van de LPF-fractie is het onbegrijpelijk dat de regering kennelijk toch nog een mogelijkheid wil behouden tot korten. De argumentatie van de regering is voor de leden van de LPF-fractie niet overtuigend. De regering wil dus dat, op het moment dat de minister van LNV vindt dat er sprake is van verwijtbaar gedrag en waar in het bijzonder een causaal verband bestaat met het veroorzaken van een besmettelijke dierziekte, er kan worden gekort op de tegemoetkoming. Maar wanneer is er sprake van verwijtbaar gedrag en wanneer van causaal verband? Dan krijgen we dus toch weer te maken met een minister van LNV die op de stoel van de rechter gaat zitten, menen de leden van de fractie van de LPF. Op het moment dat de minister van LNV van mening is dat er sprake is van verwijtbaar gedrag en/of een causaal verband, dan kan hij toch naar het Openbaar Ministerie stappen? Waarom nu toch weer via een omweg de mogelijkheid tot oordelen en veroordelen openhouden? Het moge volgens de leden van de fractie van de LPF duidelijk zijn, dat artikel 86 in zijn geheel uit de GWWD dient te worden geschrapt.

6. Gevolgen van wetsvoorstel voor overheid en bedrijfsleven

Tijdens de jaarvergadering van de Verenging van Agrarisch Recht in augustus 2003 is gesproken over het thema «diergezondheid» (Barneveldse Courant, 19 augustus 2003), zo menen de leden van de fractie van het CDA. Daar kwam onder meer de discussie naar voren over het verschil tussen «nadeelcompensatie» en compensatie op grond van bijvoorbeeld onteigeningsprocedures. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom er in het systeem van schadeloosstelling bij dierziekten wordt gewerkt op grond van de gedachte van «nadeelcompensatie», in plaats van een systeem zoals dat wordt gehanteerd bij bijvoorbeeld onteigening van grond en/of gebouwen. In het laatste geval wordt ook een vergoeding gegeven voor bijvoorbeeld gederfd inkomen, terwijl dit bij schadeloosstelling na ruiming van vee niet het geval is. Wat is daar de verklaring voor? Is er reden om dit principe van nadeelcompensatie te heroverwegen vanuit het idee van het geven van betere mogelijkheden voor herstart voor gedupeerden?

Concluderend kunnen de leden van de CDA-fractie zeggen positief te zijn over de uitgangspunten van het voorstel tot wijziging van de wet. Het sluit grotendeels aan bij het initiatiefwetsvoorstel dat in 2002 is ingediend door het lid Atsma. De leden van de fractie van het CDA menen dat het goed is dat er inmiddels al een einde gekomen is aan de kortingensystematiek, zodat betrokkenen niet op grond van dat principe gedupeerd worden. Immers, betrokkenen die te maken krijgen met ruimingen hebben het economisch, sociaal en psychisch enorm zwaar.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering tenslotte in hoeverre zij de administratieve lasten van de overheid kan verlichten door middel van het boetesysteem. De grondslag voor de boetes is immers dezelfde als die voor de kortingen en aan het opleggen ervan zal hetzelfde onderzoek en dezelfde bewijslast ten grondslag moeten liggen.

Bij de vorige wijziging van de GWWD is er door de leden van de fractie van de ChristenUnie tevens gevraagd in hoeverre er alternatieven denkbaar zijn waarbij, naast een sanctiesysteem, regels gelden die het bevorderen van het dierenwelzijn financieel belonen. De toenmalige minister van LNV gaf als antwoord: «Vanwege de omstandigheid dat ingevolge het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten het thans in de GWWD neergelegde heffingensysteem de komende jaren niet zal worden geëffectueerd, is dit een zeer terechte vraag die echter direct betrekking heeft op het voorgenomen beleid neergelegd in het beleidsvoornemen dierenwelzijn, getiteld «Houden van dieren». Tevens wil ik wijzen op een wijziging van het Varkensbesluit die thans in voorbereiding is. Deze wijziging beoogt elementen in het Varkensbesluit weg te nemen, die in de praktijk een stagnerend effect blijken te hebben op de noodzakelijke investeringen in dierenwelzijn.» (27 685, nr. 5).

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering de stand van zaken ten aanzien van dit antwoord uiteen te zetten. In hoeverre en op welke wijze wordt inmiddels het bevorderen van dierenwelzijn gestimuleerd?

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier voor dit verslag,

Van der Sman


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Van den Brand (GL), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Vacature (algemeen) en Vacature (CDA).

Plv. Leden: Slob (CU), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (SP), Vos (GL), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GL), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van As (LPF) en Vacature (CDA).

Naar boven