29 344 Terugkeerbeleid

Nr. 131 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 augustus 2016

Naar aanleiding van het artikel «Uitzetten asielzoeker steeds lastiger» in de Telegraaf van 1 juli 2016 en het meer uitgebreide artikel «Vrijwillig vertrek de beste optie» in de Telegraaf van 2 juli jl. heeft uw Kamer om een reactie gevraagd.

In de artikelen gaat de algemeen directeur van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) in op de lastige praktijk van, met name gedwongen, terugkeer. De berichtgeving over de weerbarstigheid van het terugkeerbeleid is niet nieuw. In de beantwoording van Kamervragen, zoals onlangs op de vragen van het lid Azmani (VVD)1 en het lid Keijzer (CDA)2, ben ik ingegaan op de belemmeringen die worden ervaren bij (gedwongen) vertrek. Maar ook tijdens verschillende overleggen met uw Kamer over het terugkeerbeleid heb ik hierover gesproken. Over de ontwikkeling van de terugkeercijfers wordt uw Kamer via de Rapportage Vreemdelingenketen regelmatig geïnformeerd.

Zoals in het artikel wordt aangegeven zijn er verschillende factoren die het gedwongen vertrek bemoeilijken. Onvoldoende medewerking van de landen van herkomst maar ook Europese regelgeving maken het voor de uitvoering lastig.

Op 4 mei jl. is de Europese Commissie met een voorstel gekomen voor de herziening van de Dublin-verordening en op 12 juli jl. met een voorstel voor een Procedureverordening. Inzet van Nederland zal zijn om belemmeringen voor het terugkeerproces zoveel mogelijk weg te nemen of te verminderen en om de procedures met betrekking tot overdracht, uitzetting en bewaring te vereenvoudigen en beter op elkaar af te stemmen.

Om de medewerking van landen van herkomst te vergroten zijn onder het Nederlandse voorzitterschap belangrijke stappen gezet. De Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie hebben, mede naar aanleiding van de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Valetta-top, landenpakketten ontwikkeld die moeten leiden tot betere migratiesamenwerking tussen de EU en de landen van herkomst en transit, ook op het gebied van gedwongen terugkeer. Met verschillende landen zijn hierover zowel op politiek als op technisch niveau dialogen gevoerd door de Hoge Vertegenwoordiger. In april van dit jaar voerde de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking namens de Hoge Vertegenwoordiger migratiedialogen met Mali, Ghana en Ivoorkust. Ook heeft de Europese Commissie op 7 juni jl. een uitgebreid voorstel gepresenteerd om via migratiepartnerschappen de samenwerking met derde landen te versterken. Kortheidshalve verwijs ik u naar de kabinetsappreciatie op het voorstel zoals opgenomen in de beoordeling van dit nieuwe Commissie-voorstel3. Op operationeel niveau wordt, in een door Nederland en België geïnitieerd samenwerkingsverband (EURINT-netwerk), door EU-lidstaten ook samengewerkt op (gedwongen) terugkeer. Het EURINT-netwerk coördineert – onder leiding van Nederland – onder andere missies naar herkomstlanden en gezamenlijke identificatiemissies.

Naast de inzet op gedwongen terugkeer zet ik met name ook in op zelfstandige of vrijwillige terugkeer. Het uitgangspunt van het Regeringsbeleid is, dat personen die geen recht (meer) hebben op verblijf, Nederland zoveel mogelijk zelfstandig of vrijwillig verlaten. Daartoe zet de DT&V door middel van casemanagement in op persoonsgerichte aanpak. Om die reden biedt de Nederlandse overheid ook, in samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en organisaties in het maatschappelijk middenveld, reïntegratieondersteuning bij zelfstandige en vrijwillige terugkeer. Uit de cijfers blijkt dat deze inzet loont. De afgelopen jaren is het ketenbrede aantoonbaar zelfstandig vertrek gestegen van 3660 personen in 2013 naar 4.650 personen in 20154. Deze stijging lijkt zich op basis van de cijfers over de eerste maanden van 2016 verder door te zetten.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerbrief d.d. 25 mei 2016 n.a.v. Kamervragen lid Azmani d.d. 9 mei 2016 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2653) «Wat mis kan gaan bij een uitzetting; 3.165 vluchten geboekt 1.225 geannuleerd. Uitzetten vreemdelingen mislukt steeds vaker»

X Noot
2

Kamerbrief d.d. 25 mei 2016 n.a.v. Kamervragen lid Keijzer d.d. 12 mei 2016 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2654) «Bijna 40 procent van de uitzettingen mislukt»

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 2157 (fiche 3)

X Noot
4

Zie beantwoording Kamervragen Verantwoordingsdebat 2015 over het jaarverslag Ministerie van Veiligheid en Justitie 2015 (Kamerstuk 34 475-VI, nr. 6) d.d. 10 juni 2016

Naar boven