29 338
Wetenschapsbudget

nr. 92
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2009

Bij de behandeling van de EZ-begroting op 28 oktober 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 17, blz. 1401, 2e kolom) heeft de SGP naar aanleiding van de publicatie van het Rathenau Instituut onder de titel «Leven als bouwpakket» gevraagd hoe het debat over de integratie van sleuteltechnologieën vroegtijdig gevoerd kan worden. Ik heb u daarbij toegezegd per brief een reactie te zullen geven op deze vraag. Onderstaand vindt u deze reactie, mede namens de minister van OCW.

Met genoemde publicatie wil het Rathenau Instituut een filosofisch perspectief bieden op de brede opkomst van zogenoemde NBIC-convergentie, de nieuwe technologische golf waarbij Nanotechnologie, Biotechnologie, ICT en Cognitieve wetenschappen samenkomen. De toenemende versmelting van deze technologieën stelt ons in staat om in te grijpen op het kleinst denkbare niveau van atomen (met nanotechnologie), genen (met biotechnologie), bits (met informatietechnologie) en neuronen (met neurotechnologie in combinatie met cognitieve wetenschappen). Deze nieuwe NBIC mogelijkheden brengen vraagstukken met zich mee die te maken hebben met vervagende grenzen in wat het Rathenau Instituut aanduidt als de «symbolische orde». Dit is de indeling die we gewend zijn voor het maken van onderscheid tussen tegengestelde begrippen als mens en machine, lichaam en geest, gezondheid en ziekte, of levend en niet-levend. Het Rathenau Instituut beschrijft hoe er steeds meer ingrepen mogelijk zullen worden die de grenzen van onze symbolische orde doen vervagen. Met de publicatie «Leven als bouwpakket» wil het Rathenau Instituut de Commissie Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie een kader aanbieden voor de dialoog over nanotechnologie.

Om te beginnen wil ik onderschrijven dat het hier om belangrijke vraagstukken gaat. Nieuwe technologieën bieden nieuwe mogelijkheden maar roepen ook nieuwe onzekerheden en nieuwe vragen op. Daarvoor zullen we aandacht moeten hebben. Dat is dan ook de reden dat het kabinet rond nanotechnologie een maatschappelijke dialoog laat voeren en daartoe de onafhankelijke Commissie Maatschappelijke Dialoog nanotechnologie heeft ingesteld. Nanotechnologie is in dit tijdsgewricht een onderwerp dat bij uitstek om een dialoog vraagt. Juist omdat dit concrete technologische ontwikkelingen betreft waarmee de maatschappij op korte termijn breed in aanraking kan komen en waarover binnen de maatschappij zelf al een discussie op gang aan het komen is.

Rond een aantal concrete aspecten van NBIC wordt door de overheid thans aandacht besteed aan de maatschappelijke impact.

In de eerste plaats gebeurt dit binnen de genoemde maatschappelijke dialoog nanotechnologie. Aangezien nanotechnologie veelal wordt toegepast in combinatie met andere enabling technologieën, zoals ICT of biotechnologie, kunnen dus ook NBIC-aspecten in de maatschappelijke dialoog over nanotechnologie aan de orde komen. De maatschappij moet daaraan in de dialoog overigens wel aandacht willen schenken. De nanodialoog wordt immers gevoerd rond die aspecten van nanotechnologie waaraan de maatschappij zelf prioriteit geeft. Daartoe heeft de Commissie Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie onlangs geïnteresseerde en belanghebbende partijen uitgenodigd om te komen met voorstellen voor dialoogactiviteiten. Dit heeft geleid tot 73 ingediende voorstellen. De commissie heeft na twee selectierondes uiteindelijk de beste 21 voorstellen gehonoreerd, die vanaf december 2009 worden gestart. De dialoogactiviteiten die hieruit voortvloeien zullen ongetwijfeld raken aan NBIC.

De Commissie Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie zal eind 2010 met zijn eindrapportage komen. Het kabinet heeft de commissie gevraagd om aan te geven welke maatschappelijke en ethische vraagstukken door nanotechnologie naar voren komen. Daarbij zal de eindrapportage een goed onderbouwd beeld moeten geven van de meningen en inzichten die in onze samenleving heersen. Verder moet de rapportage de wensen van de Nederlandse samenleving plaatsen in de context van het belang van nanotechnologie voor economie, maar ook voor maatschappelijke uitdagingen op het terrein van bijvoorbeeld energie, veiligheid, water en zorg.

In de tweede plaats wordt aandacht besteed aan een aspect van NBIC door het Centre for Society and Genomics (CSG). Dit centrum houdt zich onder de vlag van het Nationaal Genomics Initiatief bezig met het verbeteren van de relatie tussen de samenleving en genomics onderzoek.

Het in kaart brengen van sociale, juridische en ethische vragen over genomics is een belangrijke taak van het CSG. Het CSG-programma wordt uitgevoerd door ongeveer 50 onderzoekers, die verbonden zijn aan verschillende universiteiten en instellingen. Vroegtijdige communicatie en interactie met de maatschappij vormen een essentieel onderdeel van dit programma.

In de derde plaats is in dit verband de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) vermeldenswaard, die de regering adviseert over de milieurisicoaspecten van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) maar bovendien een signaleringsfunctie vervult ten aanzien van de ethische en maatschappelijke aspecten van genetische modificatie.

Langs de drie bovengenoemde lijnen wordt nu dus reeds aandacht gegeven aan de maatschappelijke impact van concrete aspecten van NBIC. Verder gaat het bij NBIC voor een deel om zaken die nog een sterk science fiction-achtig karakter hebben. Zoals in «Leven als bouwpakket» wordt aangegeven, is het verstandig om niet blindelings mee te gaan in wat het Rathenau Instituut aanduidt als «de hype en horror» waarmee de komst van nieuwe tot de verbeelding sprekende technieken vaak wordt omgeven.

Mijns inziens is een door de overheid te stimuleren dialoog pas zinvol wanneer deze zich kan concentreren op concrete, goed af te bakenen toepassingen, die binnen redelijke termijn in het verschiet liggen. Ik wijs in dat verband ook op de aanbevelingen van het Rathenau Instituut in de publicatie «Tien lessen voor een nanodialoog» (juli 2008). Tot de daarin voor dit onderwerp relevante aanbevelingen behoren het zorgen voor een breed gedragen publieke agenda, het waar mogelijk inhaken op bestaande discussies (waarbij overigens al ambient intelligence en de opkomst van synthetische biologie werden genoemd) en het informeren van burgers over maatschappelijke aspecten van nanotechnologie.

Wanneer in het kader van NBIC specifieke concrete ontwikkelingen in beeld komen, die raken aan onzekerheden in termen van normen en symbolische categorieën en die passen binnen het raamwerk zoals geschetst door Rathenau in «Tien lessen voor een nanodialoog», dan zal een nieuwe afweging gemaakt moeten worden. De ervaringen die worden opgedaan met de maatschappelijke dialoog nanotechnologie zullen ook bruikbaar kunnen zijn voor eventuele toekomstige maatschappelijke dialogen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven