29 338
Wetenschapsbudget 2004

nr. 79
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2009

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen die zijn gesteld in de brief van 23 april jl. door de vaste commissie voor Economische Zaken, ter voorbereiding op het algemeen overleg van 11 juni 2009 over het onderwerp nanotechnologie (2009D20708).

Reactie op de Strategische Research Agenda Nanotechnologie

Conform verwachting heeft het Nederlands Nanotechnologie Initiatief (NNI) op 30 september 2008 de Strategische Research Agenda (SRA) Nanotechnologie aan het kabinet aangeboden. Het is een document geworden dat helder aangeeft waar inhoudelijke keuzes gemaakt worden op basis van bestaande sterktes en de kansen die daaruit voortvloeien.

De SRA bevat vier generieke thema’s: bionanotechnologie, Beyond Moore, nanomaterialen en nanofabricage en daarnaast vier applicatiegebieden: schoon water, energie, voeding en nanomedicine; applicatiegebieden die deels ook samenvallen met maatschappelijke thema’s van het kabinet. Bovendien is er ruime aandacht voor impact en risico’s; heel belangrijk gezien de balans die het kabinet wenst tussen enerzijds de kansen van nanotechnologie en anderzijds de noodzakelijke aandacht voor risico’s.

De SRA is door het NNI opgesteld in nauw overleg met vele relevante partijen (universiteiten, technologische instituten, bedrijfsleven en overheid). Hierdoor is gewerkt aan een agenda met breed draagvlak.

De SRA heeft een looptijd van 10 jaar, waarbij het NNI de ambitie heeft om gedurende die periode jaarlijks een bedrag van € 100 mln te investeren in de implementatie van de agenda. Hierbij wordt van de overheid een bijdrage van 50% gevraagd, naast 20% van bedrijfsleven, 15% van onderzoeksinstellingen en 15% uit nano-initiatieven van onder andere NWO, STW en het Europese Kaderprogramma.

Al met al een ambitieuze doelstelling, zeker ook ten aanzien van de financiële vraag die bij de overheid wordt neergelegd. Zoals aangegeven in het actieplan nanotechnologie zal het kabinet over de onderzoeksagenda een standpunt innemen en daarbij de mogelijkheden voor financiering betrekken. In dat verband werd verwezen naar de Langetermijnstrategie Nederland Ondernemen Innovatieland, in welk kader besluitvorming werd aangekondigd over aflopende initiatieven in de kennisinfrastructuur. Dit heeft – zoals bekend – geleid tot het naar voren halen van FES-middelen ten behoeve van selectieve continuïteit voor succesvolle aflopende FES-projecten. NanoNed als voorganger van de NNI SRA, is daarbij specifiek genoemd.

Inmiddels heeft het NNI in het kader van de FES-ronde 2009 binnen het thema High Tech Systemen en Materialen een aanvraag ingediend samen met het Holst Centre en MicroNed. Op deze wijze dingt het NNI mee naar de financiering van een belangrijk deel van de SRA gedurende de eerstkomende 4 jaar. Het kabinet zal geen uitzicht bieden op een langere termijn van financiering.

Inhoudelijk ligt er met de SRA een waardevolle onderzoeksagenda. Toch zal het kabinet het NNI geen voorkeurspositie geven ten opzichte van andere succesvolle aflopende FES-projecten. Het NNI zal zich op basis van een goede score op de beoordelingscriteria moeten kwalificeren. Daartoe laat het kabinet een inhoudelijk oordeel opstellen door CPB en Commissie van Wijzen. Uiteindelijk zal het kabinet dan op grond van een objectieve vergelijking van de voorliggende FES-voorstellen een keuze maken, die in de Rijksbegroting 2010 bekend wordt gemaakt.

Reactie op het SER-advies d.d. 30 maart 2009 inzake Nanodeeltjes

Een reactie op het SER-advies zal worden gegeven door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een separate brief die in de loop van juni 2009 aan uw Kamer zal worden gestuurd.

Aangezien de aandacht daarbij gericht is op een beperkt deel van de risicoaspecten van nanodeeltjes, namelijk de risico’s van nanodeeltjes op de werkplek, acht het kabinet het wenselijk om tegelijkertijd het brede beleid ten aanzien van de risico’s van nanodeeltjes te schetsen. De hoofdlijnen van dit beleid zijn vorig jaar vastgelegd in een brief aan de Tweede Kamer1. De minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zal in de loop van juni 2009 een brief aan uw Kamer sturen waarin het kabinetsbeleid voor het omgaan met risico’s verder wordt uitgewerkt.

Toelichting op het voornemen om een maatschappelijke dialoog over Nanotechnologie te entameren

In het actieplan Nanotechnologie heeft het kabinet aangegeven in te willen zetten op een verantwoorde benutting van de kansen die nanotechnologie de samenleving in maatschappelijk en economisch opzicht biedt. Tegelijkertijd wil het kabinet het vertrouwen in de overheid versterken door een transparant proces van beleidsontwikkeling en besluitvorming en wil het laten zien dat opvattingen in de samenleving tellen en worden meegewogen.

De inbreng van maatschappelijke organisaties is tot nu toe vooral beperkt gebleven tot de risicodiscussie. De maatschappelijke dialoog over ethische aspecten van nanotechnologie wordt momenteel door slechts een beperkt aantal actoren gevoerd. Dit zijn met name het Rathenau Instituut, de Gezondheidsraad, NanoNed en NWO/STW.

Onderzoek in diverse andere landen laat zien dat zo’n 60 tot 80 procent van de burgers nog niet of nauwelijks van nanotechnologie heeft gehoord. Naar verwachting is dat in Nederland ook het geval.

Het kabinet onderkent zoals gezegd dat het belangrijk is om de samenleving te betrekken bij de veranderingen die nanotechnologie teweeg kan brengen en bij het maken van de keuzes over de wijze waarop we als samenleving met deze veranderingen om willen gaan. Een maatschappelijke dialoog geeft het kabinet inzicht in de meningen en gevoelens over nanotechnologie. Deze meningen en gevoelens wil het kabinet meewegen in het proces van beleidsontwikkeling en besluitvorming. De dialoog dient zo materiaal en input te leveren voor een breed gedragen overheidsbeleid.

Het is wenselijk dat belanghebbenden zich uit kunnen spreken over de ethische en maatschappelijke aspecten die kunnen samenhangen met de ontwikkeling van nanotechnologie. Om de dialoog en de eigen positie zuiver te houden, wil het kabinet zelf geen partij zijn in de vormgeving van de maatschappelijke dialoog. Daartoe heeft het kabinet een tijdelijke, onafhankelijke commissie ingesteld, de Commissie Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie (Cie MD-nano). In het Actieplan stond dit als volgt geformuleerd onder actie 4.2:

«Het kabinet stelt in 2008 een tijdelijke Commissie MD-nano in die een transparante maatschappelijke dialoog rond ethische en maatschappelijke aspecten van nanotechnologie organiseert. Daartoe stelt deze commissie eerst een publieke agenda op, waarin de prioriteit van de dialoogthema’s wordt aangegeven. De Commissie MD-nano rapporteert op basis van haar bevindingen middels een eindrapport uiterlijk begin 2011 aan het kabinet.»

Samenstelling commissie maatschappelijke dialoog nanotechnologie (Cie MD-nano)

Inmiddels is de Cie MD-nano ingesteld. In de Staatscourant is het instellingsbesluit gepubliceerd op 30 maart 2009 (zie bijlage).1 Dit instellingsbesluit bevat de opdracht en de kaders waarbinnen de Cie MD-nano zal opereren.

De leden van de commissie zijn de volgende: de heer prof. dr. P. Nijkamp, tevens voorzitter; mevrouw prof. dr. I.D. de Beaufort; de heer prof. dr. P.J.A. Borm; de heer dr. E.E.W. Bruins; de heer prof. dr. ir. W.E. Bijker; de heer ir. G.A.F. van Harten; mevrouw drs. G.M. van Heteren; de heer dr. R. Pieterman; en mevrouw prof. dr. S.E. Speller.

Met deze commissiesamenstelling is een brede deskundigheid vanuit verschillende relevante invalshoeken samengebracht. Het gaat om mensen met deskundigheid van onder andere (nano)technologie, ethiek, sociologie en wetenschapscommunicatie. Deze groep heeft een brede affiniteit met groepen in de samenleving. De commissieleden zijn op persoonlijke titel benoemd en zijn geen partij met directe belangen in nanotechnologie. Daarmee kan deze commissie de dialoog op neutrale wijze vormgeven.

De opdracht en de zelfstandigheid van de Cie MD-nano

In het instellingsbesluit wordt de onafhankelijkheid van de Cie MD-nano beschreven. Zo ontwikkelt de Cie haar eigen werkwijze. De Cie neemt geen standpunt in, maar faciliteert en stimuleert de maatschappelijke dialoog. Dit doet de Cie MD-nano door eerst in overleg met relevante groepen in de samenleving een publieke agenda op te stellen voor deze dialoog. Met deze prioriteitenlijst van te bespreken onderwerpen met de focus op ethische en maatschappelijke aspecten van nanotechnologie, wordt de dialoog gestructureerd. Ook is de publieke agenda bepalend voor de bijbehorende aanpak die de Cie MD-nano ontwikkelt. In elk geval gaan stakeholders en geïnteresseerden in de dialoog zelf aan de slag. Zij zullen door de commissie op heel verschillende wijzen worden uitgedaagd om zelf vorm en inhoud te geven aan de dialoog, op een wijze waar de betreffende stakeholders zelf behoefte aan hebben en die de dialoog verder brengt. Voorbeelden die in het instellingsbesluit zijn genoemd, zijn onder andere bijeenkomsten of evenementen, kleine studies, prijsvragen, educatie en wetenschapspopularisatie. Voor dergelijke activiteiten, maar ook voor andere activiteiten die de commissie nuttig vindt, kan de commissie opdracht verlenen aan belanghebbenden.

Met deze werkwijze zal de aanwezige kennis over nanotechnologie in de samenleving worden vergroot, zodat eenieder zich zelf een mening kan vormen over belangrijke vraagstukken die spelen bij toepassingen van nanotechnologie. Betrokken partijen en publiek wordt de gelegenheid geboden om meningen en standpunten uit te wisselen over de vraag hoe de economische en maatschappelijke kansen die nanotechnologie de Nederlandse samenleving gaat bieden optimaal benut kunnen worden.

Afbakening met andere (dialoog)activiteiten en actoren.

Bij het bepalen van de «publieke agenda nanotechnologie» is het van belang om te komen tot een afbakening. Onderwerpen die op de publieke agenda worden gezet, kunnen aansluiten bij bestaande discussies. Een voorbeeld is de discussie over privacy, die al jaren wordt gevoerd, maar door nanotechnologie een nieuwe wending krijgt. Ook dient de Commissie MD-nano aan te geven of bepaalde elementen van de publieke agenda beter door bestaande organisaties opgepakt kunnen worden. Zo maakt nanotechnologie nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen de biotechnologie, zoals de synthetische biologie. Het is van belang dat bestaande instituties op het terrein van biotechnologie, zoals de COGEM, zich met deze vraagstukken gaan bezig houden, voor zover zij dat al niet doen.

Ook moeten de activiteiten van de commissie zich onderscheiden van reeds lopende activiteiten en discussies op het gebied van nanotechnologie of daaraan gerelateerde onderwerpen. De activiteiten en verslaglegging van de commissie dienen onderscheidend te zijn ten opzichte van andere relevante beleidsvormingsprocessen binnen de rijksoverheid waarbij vertegenwoordigers van groepen in de Nederlandse samenleving betrokken zijn, zoals rond risico’s van nanotechnologie waarvoor het Klankbord Risico’s Nanotechnologie is ingesteld.

De uitkomsten van de dialoog en de opvolging door het kabinet

De commissie is dus onafhankelijk en bepaalt de eigen werkwijze. De commissie zal aan het kabinet rapporteren over de uitkomsten van de maatschappelijke dialoog.

De tussenrapportage en het eindrapport gaan in op de maatschappelijke en ethische vraagstukken die door nanotechnologie naar voren komen. Ook zal worden beschreven welke actoren betrokken zijn bij de maatschappelijke dialoog en de mate waarin deze actoren een afspiegeling vormen van de Nederlandse samenleving. Een goed beeld moet worden gegeven van de meningen en inzichten die ten aanzien van nanotechnologie leven in de Nederlandse samenleving, inclusief de onderbouwing, de achterliggende waarden en de belangen daarvan. De rapportage moet tenslotte de conclusies en aanbevelingen van de Nederlandse samenleving plaatsen in de context van de maatschappelijke uitdagingen van onze samenleving zoals economie, zorg, klimaat, energie en water.

De dialoog is niet bedoeld als exclusieve bron voor beleidsvorming. Tijdens de dialoog wordt van de commissie verwacht dat zij duidelijk aan de deelnemers van de dialoog aangeeft dat van de overheid niet verwacht mag worden dat ze aan alle uitkomsten opvolging en invulling zal geven. Het kabinet heeft immers zelfstandige verantwoordelijkheden en zal altijd afwegingen moeten maken, maar vanzelfsprekend zal het kabinet uiterst zorgvuldig omgaan met de uitkomsten van de maatschappelijke dialoog.

Toepassing van ervaring en expertise

Het is belangrijk om te leren van anderen en te leren van het verleden. Eerder vonden in ons land maatschappelijke discussies plaats, bijvoorbeeld over kernenergie en over biotechnologie. Andere landen zijn verder dan Nederland met het voeren van een maatschappelijk debat over nanotechnologie. Om te leren van de inzichten en ervaringen die dat oplevert, raadpleegt de Cie MD-nano ook experts, waaronder het Rathenau Instituut. In een van de vergaderingen van de Cie MD-nano heeft Rathenau haar kennis, ervaring en aanbevelingen aan de Cie meegegeven, evenals het aanbod om de Cie verder van dienst te zijn.

De eerste activiteiten van de Cie MD-nano

Momenteel is de Cie bezig zich verder te organiseren. Naast kennisverzameling worden interviews georganiseerd met belanghebbenden uit verschillende gremia zoals ngo’s, bedrijven, kennisinstellingen en brancheorganisaties. Op 27/28 mei vindt een werkconferentie plaats met vertegenwoordigers van de genoemde partijen. De werkconferentie dient om het beeld dat is ontstaan uit de interviews te toetsen en aan te vullen om te komen tot de publieke agenda en om de ideeën over de werkwijze verder te ontwikkelen.

Ook zijn de eerste voorbereidingen gestart om in september een dialoogevenement te organiseren waar de publieke agenda wordt gepresenteerd aan een breed publiek. Dat evenement markeert ook de aftrap van de dialoogfase. Op dat evenement zal de Cie MD-nano tevens haar aanpak presenteren. Voor de dialoogfase kan de Commissie bijna anderhalf jaar benutten, namelijk tot eind 2010. Vóór 1 januari 2011 zal de Cie MD-nano zijn eindrapportage opleveren.

Inmiddels is ook de eerste fase van de website van de commissie in de lucht, onder de naam www.nanopodium.nl. Het is een podium voor het uitwisselen van gedachten, meningen, ideeën en suggesties om met elkaar in gesprek te komen over kansen en bedreigingen van nanotechnologie voor individu en samenleving. Dit wordt daarmee een belangrijk medium voor communicatie over nanotechnologie. De komende periode zal de website verder ontwikkeld worden en zal ook informatie gaan bevatten over de aanpak en de publieke agenda, de dialoogactiviteiten en de uitkomsten van die activiteiten.

In de voortgangsrapportage nanotechnologie die u dit najaar zult ontvangen, zal ik u rapporteren over de publieke agenda en de aanpak van de Cie MD-nano en over het evenement waar beide zijn gepresenteerd.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

«Omgaan met risico’s nanodeeltjes», Brief minister VROM, Tweede Kamer, Vergaderjaar 2007–2008, 29 338 nr. 70.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven