29 325 Maatschappelijke Opvang

Nr.65 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2013

Hierbij informeer ik u over het voorlopig standpunt van 25 oktober jl. van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) over een klacht die door FEANTSA, een Europese koepelorganisatie van opvangorganisaties tegen Nederland is ingediend. Bijgaand treft u een afschrift van dit voorlopig standpunt van het ECSR1.

Het ECSR is een comité op het terrein van sociale vraagstukken, dat toeziet op de naleving van het Europees Sociaal Handvest. Onder dit verdrag bestaat (bij lidstaten die een daartoe strekkend protocol bij het ESH hebben geratificeerd) de mogelijkheid voor daartoe erkende internationale ngo’s om collectieve klachten in te dienen. Feantsa heeft op 4 juli 2012 tegen Nederland een klacht ingediend over de toegankelijkheid, doorstroom en kwaliteit van de maatschappelijke opvang. Het voorlopig standpunt betreft de toegang tot de maatschappelijke opvang. Standpunten van het ECSR naar aanleiding van een ingediende collectieve klacht zijn juridisch niet bindend. In de onderhavige zaak heeft het Comité bovendien nog geen definitief inhoudelijk standpunt ingenomen, er is sprake van een voorlopig standpunt.

De landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang is wettelijk vastgelegd in artikel 20, zesde lid van de Wmo. In mijn voortgangsbrief maatschappelijke opvang en zwerfjongeren van 3 september jl. (Kamerstuk 29 325, nr. 64) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek dat het Trimbos instituut naar aanleiding van signalen uit het veld op mijn verzoek heeft gedaan naar de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang in de praktijk. In deze brief heb ik ook mijn reactie op de uitkomsten van dit onderzoek gegeven en onder andere mijn verwachtingen uitgesproken richting de wethouders van de centrumgemeenten over het garanderen van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang voor een ieder die daar recht op heeft. Inmiddels wordt door de VNG, samen met de Federatie Opvang, gewerkt aan een gedragen projectvoorstel hiertoe. Zoals reeds aangekondigd zal ik hen daarbij waar nodig, en met behoud van ieders verantwoordelijkheid, ondersteunen.

Ik heb er vertrouwen in dat bovengenoemde acties voldoende zullen zijn om te zorgen dat het in de Wmo vastgelegde principe van landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang ook in de praktijk geborgd wordt.

Ik wacht het definitieve standpunt van het ECSR af en zal uw Kamer te zijner tijd informeren.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven