29 325 Maatschappelijke Opvang

Nr. 104 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2019

Het aantal dak- en thuislozen is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Het kabinet heeft uw Kamer op 6 december jl. geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen om het aantal dak- en thuislozen fors te verminderen.1 Zij vormen een kwetsbare groep mensen die – vanzelfsprekend – het liefst zo zelfstandig mogelijk wonen in de wijk en meedoen aan de samenleving, bijvoorbeeld door het volgen van een opleiding of werk. Uit onderzoek blijkt dat het merendeel dit ook kan.2 Samen met een groot aantal partijen werk ik op verschillende manieren aan het bieden van merkbaar betere ondersteuning van dak- en thuislozen en van mensen die, al dan niet na een periode van dakloosheid, beschermd of begeleid wonen. Met deze voortgangsrapportage informeer ik uw Kamer – in aanvulling op de brief van 6 december over het terugdringen van dakloosheid – over de voortgang van verschillende trajecten die de afgelopen periode in gang zijn gezet.

Kernpunten van deze brief

In deze brief ga ik in op:

  • de stand van zaken van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren;

  • de uitvoering van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang;

  • de aanpak van schulden van mensen die beschermd wonen of in de maatschappelijke opvang zitten;

  • de resultaten van het onderzoek naar de landelijke toegankelijkheid van beschermd wonen en de maatschappelijke opvang;

  • het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen;

  • het traject om het inzicht in het gebruik van de maatschappelijke opvang en het beschermd wonen te vergroten.

Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren

Op 14 maart jl. lanceerde ik het actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren 2019–2021 (Kamerstuk 29 325, nr. 97), waarmee ik een forse vermindering van het aantal dak- en thuisloze jongeren (18–27 jaar) wil realiseren en de integrale ondersteuning op alle levensgebieden van deze jongeren wil verbeteren. Dit is nodig omdat ons land op 1 januari 2018 volgens schatting van het CBS 9.400 dak- en thuisloze jongeren telde. Een onacceptabel hoog aantal. De komende jaren wil ik bereiken dat we (potentieel) dak- en thuisloze jongeren niet vanuit wantrouwen, maar juist vanuit vertrouwen benaderen, onder andere door hun perspectief voorop te zetten en leidend te laten zijn bij de geboden hulp. Dit is een randvoorwaarde om het aantal dak- en thuisloze jongeren terug te dringen. Tot dusver zijn de volgende activiteiten ondernomen en resultaten geboekt om dit doel te bereiken.

  • Ik ben met 14 pilotgemeenten aan de slag gegaan om het aantal dak- en thuisloze jongeren in die gemeenten met 100% terug te dringen. Dit doel moet eind 2021 zijn gerealiseerd. Ook willen we met de aanpak voorkomen dat jongeren dak- en thuisloos worden. Het Instituut voor Publieke Waarden begeleidt de pilotgemeenten hierbij. Om een gezamenlijke succesvolle werkwijze te ontwikkelen, zijn door de gemeenten en jongeren zelf knelpunten in wet- en regelgeving in beeld gebracht. Met de betrokken wethouders is de afspraak gemaakt dat de mogelijkheden voor het leveren van maatwerk voor deze kwetsbare groep mensen binnen o.a. de Participatiewet door hen wordt ingezet, om zo snel stappen te kunnen zetten. Daar waar regelgeving verkeerd uitpakt, bespreek ik dit met mijn collega bewindspersonen van de Ministeries van SZW en BZK. Met VNG, SZW en Divosa is afgesproken dat pilotgemeenten in verschillende sessies actief worden meegenomen in de mogelijkheden voor maatwerk binnen de Participatiewet. Hierbij worden ook goede voorbeelden gedeeld.

    Tevens is op basis van de knelpunten een eerste set «startpunten» geformuleerd, die duidelijk maken wat nodig is om dak- en thuisloze jongeren op een zo goed mogelijke manier te helpen en hoe dak- en thuisloosheid onder jongeren zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Deze «startpunten» worden doorlopend geëvalueerd en bijgesteld, en zullen na verloop van tijd ook worden gedeeld met andere gemeenten. Dit geldt ook voor de belangrijkste opgedane inzichten vanuit de pilotgemeenten, waarbij in samenwerking met het Kans fonds aan 70 jongeren met «ontschotte middelen» wordt getoond hoe op een doelgerichte manier doorbraken kunnen worden gerealiseerd voor jongeren op alle levensgebieden.

  • Begin 2020 is de nulmeting beschikbaar die in beeld brengt hoeveel dak- en thuisloze jongeren elk van de 14 pilotgemeenten op dit moment heeft. Hierbij wordt ook gemeten bij hoeveel van deze jongeren sprake is van herhaalde dak- en thuisloosheid (terugval), wat de gemiddelde wachttijd onder jongeren is voor een plek in de opvang en wat de gemiddelde verblijfsduur in de opvang is.

  • Jongeren worden actief betrokken bij de uitvoering van verschillende acties uit het Actieprogramma, waarbij veel ruimte is voor eigen initiatief. Hiertoe is het zogeheten «Wij-land» opgericht. Jongeren uit heel Nederland kunnen zich via de website aanmelden om mee te denken. Wij-land bestaat uit drie onderdelen:

    • o Een werkplaats, waarin alle jongeren kunnen meedenken en meedoen aan het Actieprogramma;

    • o Het leertraject, dat een aantal dak- of thuisloze jongeren uit de werkplaats gaat volgen. In dit traject werken zij toe naar een eigen toekomst in de vorm van bijvoorbeeld een onderneming of initiatief dat ze een duurzame kans geeft op de arbeidsmarkt;

    • o Het Jongerenpanel, dat samen met de Klankbordgroep kritisch meedenkt over de beste manier om het Actieprogramma vorm te geven, waarbij het perspectief van de jongeren centraal staat.

  • Tijdens de looptijd van het programma worden diverse «creatieve denksessies» georganiseerd, waarin we bekijken op welke vernieuwende manieren we met dak- en thuisloosheid onder jongeren kunnen omgaan. De eerste sessie stond in het teken van preventie. De aanwezigen concludeerden dat het noodzakelijk is meer aandacht te hebben voor (1) het behoud van het eigen sociale netwerk van de jongeren, (2) adequate hulp op school en (3) het stimuleren van doorstroom via particuliere initiatieven. Deze uitkomsten deel ik met relevante partijen.

  • In afstemming met Movisie is het thema «dak- en thuisloosheid» tot een van de prioriteiten gemaakt in het werkplan van Movisie. Eerste resultaten hiervan zijn twee publicaties die gemeenten kunnen helpen bij het verder verbeteren van de aanpak van dak- en thuisloosheid onder jongeren. Het betreft «Wat werkt bij de aanpak van dak- en thuisloosheid onder jongeren?»3 en «Welk maatwerk werkt goed voor kwetsbare jongvolwassenen 16–27?; Opbrengsten uit vier werksessies.»4

  • Ik zie om mij heen inspirerende initiatieven op het gebied van wonen en begeleiding, zonder dat hiervoor nieuwbouw gepleegd hoeft te worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om Kamers met aandacht in Utrecht, Credo Huizen in o.a. Maastricht en Humanitas Deventer. Deze goede voorbeelden worden actief gedeeld met andere gemeenten.

Zoals hierboven aangegeven is sinds de start van het Actieprogramma in maart jl. veel in gang gezet. In de bijlage bij deze brief is de geactualiseerde actieagenda opgenomen, met daarin de prioriteiten voor de eerste helft van het komende jaar5. Dit half jaar is gericht op het behalen van concrete resultaten in de praktijk, zoals het werken met jongerenregisseurs in de pilotgemeenten. Ik zet hier maximaal op in samen met mijn collega bewindspersonen van BZK, SZW, OCW en JenV, gemeenten en vele andere samenwerkingspartners.

Meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang

In de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang zijn acht thema’s uitgewerkt die voortkomen uit de visie «Van beschermd wonen naar beschermd thuis» van de commissie Toekomst beschermd wonen. Deze thema’s zijn gericht op het bieden van passende ondersteuning aan (psychisch) kwetsbare mensen in de thuissituatie. De concretisering van de ambities van de meerjarenagenda vindt plaats langs twee lijnen: a. versnelling van de lokale en regionale samenwerking en b. landelijke ondersteuning van lokale en regionale partijen. Onderstaand ga ik nader in op beide actielijnen.

a. Versnelling van de lokale en regionale samenwerking

Tijdens bestuurlijk overleg Toekomst beschermd wonen en maatschappelijke opvang op 11 december 2018 hebben Rijk en gemeenten afgesproken dat alle regio’s in 2019 concrete uitvoeringsafspraken hebben ten aanzien van het bieden van passende ondersteuning van mensen die beschermd wonen of in de maatschappelijke opvang zitten. De uitvoeringsafspraken gaan o.a. over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten in de regio, de verdeling van

het beschikbare budget en de wijze waarop partijen in de regio samenwerken. In de eerste helft van 2020 doet de – begin 2020 in te stellen – Taskforce beschermd wonen en maatschappelijke opvang onderzoek naar de stand van zaken in de regio’s. Bij de volgende voortgangsrapportage over een half jaar informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek.

b. Landelijke ondersteuning van lokale en regionale partijen

Om de landelijke en lokale partijen te ondersteunen bij de implementatie van de ambities uit de meerjarenagenda is per 1 juli jl. bij ZonMw een subsidieprogramma gestart. Tevens is een landelijk projectleider bij ZonMw aangesteld die aanspreekpunt is voor landelijke en regionale partijen en de mogelijkheid heeft regio’s te faciliteren waar bijvoorbeeld uitvoeringsafspraken moeilijker tot stand komen.

Hieronder noem ik enkele concrete activiteiten die in het kader van de meerjarenagenda zijn of worden opgepakt:

  • Het realiseren of beschikbaar krijgen van voldoende woonruimten is in alle regio’s het meest urgent. Het landelijk actieprogramma «Weer thuis!» van Aedes, VNG, Federatie Opvang, RIBW- Alliantie, GGZ Nederland en het Leger des Heils biedt intensieve ondersteuning in het bijeenbrengen van partijen, analyse van de lokale/regionale problematiek en het vormgeven van afspraken. Op uitvoerend niveau wordt ondersteuning geboden door Platform 31.

  • In het kader van het programma Langer thuis is een bestuurlijke Taskforce Wonen en Zorg opgericht door VNG, Aedes, Actiz en de Ministeries van VWS en BZK, deze heeft de focus op ouderen.6 Het bijbehorende ondersteuningsteam helpt gemeenten en betrokken partijen de komende jaren visies, opgaven en plannen te realiseren, waar kwetsbare groepen, zoals dak- en thuislozen uiteraard ook onderdeel van zijn.

  • De afgelopen maanden is gewerkt aan het project «vernieuwing in de opvang». Doel van dit traject is gemeenten te ondersteunen bij het maken van de beweging van «hulp in de opvang» naar «begeleiding thuis». In acht gemeenten heeft de landelijke projectleider praktische handvatten geboden om hier eerste stappen in te zetten. Tevens zijn twee inspiratiesessies voor gemeenten en aanbieders georganiseerd.

  • In de zomer van 2019 hebben werkplaats COMO en MIND de publicatie «Droom en Daad» opgeleverd, die als bijlage aan deze brief is toegevoegd7. Dit rapport bevat een inventarisatie van goede voorbeelden en versterkingswensen op het gebied van beleidsparticipatie en belangenbehartiging. Het rapport is verspreid onder gemeenten, woningcorporaties en aanbieders en bevat waardevolle aanknopingspunten om lokaal en regionaal cliënten beter te betrekken. Als vervolg wordt momenteel gewerkt aan een «vliegende brigade» met (ervaringsdeskundige) experts die in de loop van 2020 op verzoek ingezet kunnen worden om in de regio de beleidsparticipatie en inzet van ervaringsdeskundigen te bevorderen.

  • Op het thema schulden werkt de Federatie Opvang in samenwerking met MIND, werkplaats COMO, RIBW-alliantie, GGZ-Nederland, Aedes en Divosa aan de verbetering van de vroegsignalering, innovatieve concepten, preventie en ook aan de curatieve aanpak van schulden. Voor het delen van deze kennis wordt gekeken naar de mogelijkheden binnen het programma «Beschermd thuis» bij ZonMw. De uitkomsten worden uitgewerkt en uitgevoerd in een trainingsprogramma voor medewerkers (ook ervaringsdeskundigen) in de opvang. Hierdoor worden mensen met multiproblematiek binnen de maatschappelijke opvang beter toegeleid naar de gemeentelijke schuldhulp.

  • Een belangrijk punt in de meerjarenagenda is dat meer mensen met een psychische kwetsbaarheid zelfstandig met begeleiding in de wijken gaan wonen. Dit vergt aan de ene kant een goede infrastructuur als het gaat om zorg en welzijn en aan de andere kant wijken die deze mensen opnemen als wijkgenoten. Samen Sterk zonder Stigma heeft in Tilburg, Apeldoorn en Utrecht pilots gedaan in wijken om te komen tot grotere acceptatie van deze doelgroep. Hun werkwijze met ambassadeurs en procesbegeleiders blijkt succesvol te zijn. Dit wordt verder doorgezet in andere plaatsen en wijken en aangevuld met onderzoek om deze werkwijze nog verder te versterken.

  • In de motie van het lid Hijink8 wordt de regering opgeroepen te onderzoeken of sociaal psychiatrisch verpleegkundigen, die onderdeel zijn van gemeentelijke wijkteams, een rol kunnen krijgen in het indiceren van bemoeizorg bij mensen bij wie een ernstig vermoeden van psychische problemen bestaat, maar die nog niet in beeld zijn van de GGZ. Het inzetten van bemoeizorg bij mensen die nog niet in beeld zijn van de GGZ is een taak van gemeenten op grond van de Wmo 2015. Dit kan op verschillende manieren vorm krijgen. De gemeente Den Haag financiert bijvoorbeeld sociaalpsychiatrische hulverleners van Parnassia om de wijkteams bij te staan. In de stad Utrecht zijn proeftuinen opgezet waarin professionals in de specialistische GGZ samenwerken met ambulante woonbegeleiders, mensen die patiënten toeleiden naar werk en ervaringsdeskundigen. Deze samenwerking vindt plaats in één geïntegreerd team waarin sociaal domein en medisch domein samen de herstelvraag van de burger helpen beantwoorden. Ik vind het van belang dat binnen gemeenten voldoende kennis beschikbaar is over de signalering van en ondersteuning bij verward gedrag en psychische problematiek. Gemeenten kunnen via ZonMw tot en met 2021 een aanvraag indienen voor financiering van een trainingsplan, om de kennis over deze doelgroep ter verhogen. De trainingen hebben als doel het vaardiger maken van de (gemeentelijke) hulpverleners in de omgang met mensen met psychische of psychiatrische problemen, een licht verstandelijke beperking en/of multiproblematiek.

Schuldenaanpak

In de voortgangsrapportage van 4 juli 2019 heb ik u geïnformeerd over de bijeenkomst van het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak van 4 juli jl. met als thema schuldenproblematiek in beschermd wonen en de maatschappelijke opvang.9 De gedachte achter deze themabijeenkomst was dat kwetsbare burgers (met name met zware psychische problematiek in combinatie met een licht verstandelijke beperking en laaggeletterdheid) vatbaarder zijn voor schulden en dat schulden zwaarder op hun schouders wegen. Het aanpakken van de schuldenproblematiek is vaak een benodigd en zelfs cruciaal onderdeel voor herstel. De GGZ-problematiek en andere problematiek, zoals verslaving, criminaliteit en het ontbreken van een vast woonadres, schuldhulpverlening en zorgverlening, zijn complex en kostbaar. Er ligt daarom een flinke uitdaging om in het sociaal domein domeinoverstijgend te investeren in kennis (bijvoorbeeld over stress sensitieve dienstverlening) en innovatieve aanpakken en -samenwerkingsverbanden.

Voordat effectief schuldhulpverlening kan worden ingezet, is rust creëren voor de betrokkene wenselijk. Een praktische aanpak hiervoor is «EHBA»: Eerste Hulp bij Administratie. Hierbij gaat het om het regelen van een inschrijfadres, een identiteitsbewijs, DigiD, woonruimte, inkomen, zorgverzekering en toeslagen. Er ligt een uitdaging om efficiënt met elkaar te organiseren, en daarmee deze hulp snel te kunnen bieden en hulpverleners te ontlasten. Dit vraagt van publieke- en private schuldeisers om in een minnelijke fase tot afspraken met elkaar te komen. Partijen hebben aangegeven vroegsignalering belangrijk te vinden, zeker daar waar het om kwetsbare mensen gaat. De voorgenomen wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening zal bijdragen aan het verbeteren van de schuldhulpverlening en vroegsignalering. Dit wetsvoorstel is recent door de Staatssecretaris van SZW ingediend bij de Tweede Kamer.

Landelijke toegankelijkheid

Uitgangspunt van de Wmo 2015 is dat ingezetenen van Nederland die maatschappelijke opvang nodig hebben, altijd opgevangen moeten worden.

Deze «landelijke toegankelijkheid» is voorgeschreven in artikel 1.2.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

De afgelopen maanden is onderzoek gedaan naar de knelpunten rondom de landelijke toegankelijkheid. Dit onderzoek treft u als bijlage bij deze brief aan10. Het onderzoek van Significant/APE wijst een aantal knelpunten aan die het voor gemeenten moeilijk maken om de landelijke toegankelijkheid goed te kunnen uitvoeren. Uit het rapport blijkt dat de druk op de capaciteit van de maatschappelijke opvang door het toenemend aantal daklozen voor veel gemeenten een groot knelpunt is. Andere genoemde knelpunten, zoals het kunnen garanderen van een warme overdracht en de variaties in het toegangsproces, hangen hier nauw mee samen. Dit benadrukt het belang van een goede aanpak van het toenemende aantal daklozen, waarover het kabinet u op 6 december jl. heeft geïnformeerd.11

Begin 2019 heb ik gesprekken gevoerd met de wethouders van gemeenten waar meerdere mystery guests in 2018 geen toegang hebben gekregen tot een slaapplek in de maatschappelijke opvang. De wethouders van de gemeenten waar meerdere mystery guests zowel in 2017 als in 2018 geen toegang kregen tot de maatschappelijke opvang heb ik – in het kader van het interbestuurlijk toezicht – om een plan van aanpak en een voortgangsbericht gevraagd. De gesprekken en de ontvangen informatie geven mij voldoende vertrouwen dat de ernst van de zaak duidelijk is en dat zij actief aan de slag zijn met het doorvoeren van verbeteringen.

Gemeenten zijn bezig met het implementeren van de nieuwe beleidsregels rondom de landelijke toegankelijkheid. Gemeenten hebben aangegeven graag meer te willen leren van elkaar op dit aspect. Ik wil gemeenten graag faciliteren in dit proces. Tegelijkertijd wil ik blijven monitoren of deze inspanningen ertoe leiden dat de landelijke toegankelijkheid verbetert. In het voorjaar van 2020 zal daarom actieonderzoek plaatsvinden dat gemeenten enerzijds moet helpen om hun toegangsproces beter vorm te geven, en anderzijds inzicht moet geven in het effect van de verbetermaatregelen van het afgelopen jaar. Zodra dit onderzoek beschikbaar is, deel ik dit met uw Kamer.

Nieuw verdeelmodel

In de voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang van 4 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het advies van het Expertiseteam «Doordecentralisatie Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen». Rijk en VNG hebben hiermee ingestemd, met inachtneming van de benoemde aandachtspunten.

Samengevat houdt het advies in dat in tien jaar tijd wordt toegewerkt naar een objectief verdeelmodel en algehele doordecentralisatie van beschermd wonen. Gemeenten stappen in die periode geleidelijk over van de huidige historische verdeling over centrumgemeenten naar een volledig objectieve verdeling over alle gemeenten. Het ingroeipad begint in 2021, waarbij de middelen in 2021 100% historisch worden verdeeld. In 2022 wordt een deel van de middelen voor het eerst objectief verdeeld. De centrumgemeenten blijven verantwoordelijk voor bestaande cliënten. De nieuwe cliënten vallen vanaf 2022 onder de verantwoordelijkheid van alle gemeenten. Over de eventuele doordecentralisatie van de maatschappelijke opvang zal op basis van een evaluatie in 2026 een beslissing worden genomen.

De afgelopen periode is de uitwerking van de 10 bouwstenen uit het advies voortvarend ter hand genomen en hebben Rijk en VNG per bouwsteen afspraken gemaakt over de planning. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de motie van de leden Kerstens en Özütok van 22 mei 2019.12 De financiële punten worden uitgewerkt door onderzoeksbureau AEF als onderdeel van de lopende herijking van de verdeelmodellen sociaal domein in het gemeentefonds.13 Uw Kamer ontvangt volgens planning in het voorjaar van 2020 een voorstel voor het nieuwe verdeelmodel beschermd wonen van de fondsbeheerders (de Minister van BZK en de Staatssecretaris van Financiën), als onderdeel van een brief over een nieuwe verdeling voor het gehele gemeentefonds.

Inzicht in het gebruik van beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Conform het Regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) werk ik aan het beter in beeld brengen van daklozen en dak- en thuisloze jongeren, maar ook van de mensen die in beschermd wonen verblijven. Dit sluit aan bij de moties van de leden Volp en Berckmoes-Duindam (Kamerstuk 29 325, nr. 84), de motie van het lid Bergkamp (Kamerstuk 29 325, nr. 86), de motie van het lid Leijten (Kamerstuk 29 325, nr. 82) en de motie van de leden Dik-Faber, Regterschot, Van den Berg en Diertens (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 73) waarin de regering wordt verzocht meer zicht te krijgen op bepaalde groepen.

Zoals ik u in de voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang 17 december 2018 meldde, heb ik samen met de VNG, VNG Realisatie en diverse gemeenten in 2018 de monitoringsbehoeften van gemeenten in kaart gebracht.14 De afgelopen periode hebben VWS, VNG en een aantal pilotgemeenten gewerkt aan het operationaliseren van de indicatoren waar we op landelijk niveau beter inzicht in willen krijgen. Het betreft: cliëntkenmerken, de mate van ambulantisering, cliëntzorgpaden, verblijfsduur en verhuisbewegingen van cliënten. Het grootste deel van de informatie is vanaf 2020 beschikbaar via de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein. In 2020 werken we verder aan enkele indicatoren die minder snel inzichtelijk te maken zijn.

Tot slot

De relevante lokale, regionale en landelijke partijen voelen een grote verantwoordelijkheid om (psychisch) kwetsbare mensen die dak- of thuisloos zijn, gebruik maken van de maatschappelijke opvang, beschermd wonen of die begeleiding ontvangen vanuit de huissituatie, goed te helpen. Door het bundelen van onze krachten willen wij de komende jaren de noodzakelijke verbeteringen doorvoeren zodat deze mensen zo spoedig mogelijk weer op eigen wijze deel kunnen nemen aan de samenleving. We staan voor een grote opgave. Onze dak- en thuisloze, verslaafde en psychisch kwetsbare medemensen verdienen het dat wij ons daarbij tot het uiterste inzetten.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Kamerstuk 29 325, nr. 103.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Kamerstuk 31 765, nr. 454.

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
8

Kamerstuk 25 424, nr. 446.

X Noot
9

Kamerstuk 29 325, nr. 99.

X Noot
10

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
11

Kamerstuk 29 325, nr. 103.

X Noot
12

Kamerstuk 34 477, nr. 60.

X Noot
13

Voor een beschrijving van de werkzaamheden voor beschermd wonen, zie https://www.aef.nl/derde-nieuwsbrief-onderzoek-herijking-gemeentefonds-sociaal-domein. AEF werkt de volgende vier punten uit: uitname gemeentefonds vanwege de openstelling van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor mensen met een psychische stoornis, objectief verdeelmodel voor de nieuwe cliënten, ingroeipad en financieel arrangement landelijke specialistische instellingen.

X Noot
14

Kamerstuk 29 325, nr. 95.

Naar boven