Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2019
Op 23 augustus jl. publiceerde het CBS de jaarcijfers 2017 en 2018 over het aantal
daklozen in Nederland. Er is sprake van een significante stijging in de afgelopen
jaren: van 30.500 daklozen in 2016 naar 39.300 daklozen in 2018. Ik vind dat een schrikbarende
toename en een onacceptabel hoog aantal.
Het onderzoek «Inzicht in dakloosheid» van het CBS (Kamerstuk 29 325, nr. 95) laat zien dat daklozen vaak een (zeer) laag inkomen hebben en vanuit een toestand
van relatieve armoede dakloos raken. Veel daklozen kampen met schulden. Ruim 40% van
de daklozen in 2016 kampte met psychische problematiek. Ook het relatief grote aantal
daklozen met een migratie-achtergrond valt op. Deze en andere relevante factoren vragen
om een integrale benadering van het vraagstuk: zorg en begeleiding, wonen, financiële
bestaanszekerheid, opleiding en toeleiding naar werk – al deze aspecten zijn van belang.
De afgelopen periode heb ik met betrokken partijen op diverse manieren gewerkt aan
het terugdringen van het aantal daklozen. Zo ondersteun ik met de meerjarenagenda
beschermd wonen en maatschappelijke opvang (Kamerstuk 29 325, nr. 93) lokale en regionale partijen om versneld tot de implementatie van het advies van
de commissie Dannenberg te komen1. Met het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren, dat ik op 14 maart jl. lanceerde
(Kamerstuk 29 325, nr. 97), wordt gewerkt aan een forse vermindering van het aantal dak- en thuisloze jongeren
en het bieden van integrale ondersteuning op alle levensgebieden2.
Gezien de cijfers van het CBS is echter meer nodig om deze ontwikkeling te keren.
Daarom komt het Kabinet dit najaar samen met andere (lokale) partijen met een aanvullend
plan om het aantal dak- en thuislozen de komende jaren fors terug te dringen. Ook
ga ik aan de slag met het nader duiden van de cijfers van het CBS.
Uit de gesprekken die ik met wethouders en andere partijen voer, komt naar voren dat
breed behoefte is aan het gezamenlijk realiseren van voldoende geschikte (begeleide)
woonplekken, waar (ex-)daklozen met eigen inkomen en voldoende begeleiding een zo
zelfstandig mogelijk bestaan kunnen opbouwen. Samen willen we de beoogde transitie
«van opvang naar wonen» vormgeven.
Het plan, dat ik komend najaar aan uw Kamer zal sturen, is dan ook bedoeld om deze
gezamenlijke integrale inzet strak vorm te geven. Bij de uitwerking betrek ik ook
de bestaande mogelijkheden en instrumenten die (lokale) partijen al hebben – maar
die nog niet altijd worden benut3 –, de door de Minister van BZK aangekondigde maatregelen op de woningmarkt (Kamerstuk
32 847, nr. 555) en de kansen op het gebied van publiek-private samenwerking, in het licht van de
brede maatschappelijke uitdaging op dit terrein.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis