29 317
Wijziging van de Warenwet, de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, de Diergeneesmiddelenwet en de Wet op de economische delicten, teneinde deze af te stemmen op verordening (EG) nr. 178/2002

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat. (Artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG 31), hierna: verordening (EG) nr. 178/2002, bevat een aantal normen met betrekking tot de voedselveiligheid.

In verordening (EG) nr. 178/2002 is een open norm opgenomen over de onveiligheid van eet- en drinkwaren. In artikel 14, eerste lid van die verordening is namelijk als een algemeen voorschrift van levensmiddelenwetgeving opgenomen dat levensmiddelen niet in de handel worden gebracht indien zij onveilig zijn. Die open norm komt overeen met die van artikel 18, eerste lid, onderdelen a, b en d, van de Warenwet. Nu deze norm ontleend wordt aan een verordening, die rechtstreekse werking heeft, dienen de op nationaal niveau gestelde open normen met betrekking tot de onveiligheid van eet- en drinkwaren te wijken voor de Europese.

Met het stellen van een Europese norm is de verantwoordelijkheid van de nationale regelgever echter niet verdwenen. In artikel 14, achtste en negende lid, van verordening (EG) nr. 178/2002, wordt uitgegaan van de mogelijkheid dat op nationaal niveau in aanvulling op verordening (EG) nr. 178/2002 regels worden gesteld ten aanzien van de veiligheid van levensmiddelen. Dat betekent bijvoorbeeld dat een delegatiebepaling als die van artikel 4, eerste lid, Warenwet in stand moet blijven. Zonder een dergelijke bepaling is het niet mogelijk de veiligheidsnorm waar nodig en mogelijk te concretiseren. Het voedselveiligheidsbeleid zal na het van kracht worden van de Europese normen, gebaseerd zijn op een drietal pijlers: verordening (EG) nr. 178/2002, Europese richtlijnen en nationale regelgeving.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

A

Door de aanpassing van artikel 1, eerste lid, onderdeel f, wordt het mogelijk ook overtreding van artikel 14, eerste lid, van verordening (EG) nr. 178/2002 bestuursrechtelijk op te nemen in de bijlage van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten. Daardoor zal ook wat betreft de handhaving, materieel geen verandering optreden in het te voeren beleid.

B

Omdat op grond van artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 178/2002, de werkingsfeer van de open normen over de veiligheid, zich uitstrekt over alle stadia van de productie, verwerking en distributie van eet- en drinkwaren, kunnen ook de verhandel- en bereidingsverboden, op nationaal niveau worden geschrapt.

Artikelen II en III

Artikel 16 Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en artikel 41 Diergeneesmiddelenwet kwalificeren in bepaalde gevallen eet- en drinkwaren als onveilig. Nu er ook voor de nationale regelgever een verantwoordelijkheid blijft bestaan, is een verwijzing naar de nieuwe norm geïndiceerd. De wijziging van beide artikelen voorziet daarin.

Artikel V

In artikel 5, vierde lid van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, wordt ten onrechte nog verwezen naar richtlijn nr. 88/379/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 7 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 187). Deze richtlijn is inmiddels vervangen door richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europese Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassingen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200). Van de gelegenheid van dit wetsvoorstel wordt gebruik gemaakt om de verwijzing aan te passen. De wijziging is zuiver technisch van aard en beoogt geen materieel effect.

Artikel I, onderdeel D, van de Wet van 6 februari 2003 tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 62) bewerkstelligt dat artikel 5, vierde lid, onderdeel b, in welk onderdeel de verwijzing op het moment van indiening van dit wetsvoorstel is opgenomen, wordt vernummerd tot onderdeel c. Omdat op het tijdstip van indiening van deze wet, niet is te voorzien wanneer eerdergenoemd artikel I, onderdeel D, in werking zal treden, is gekozen voor een geconditioneerde wijziging. Daardoor wordt te allen tijde naar het juiste onderdeel verwezen.

Administratieve lasten

Omdat op voorhand duidelijk is dat dit wetsvoorstel geen inhoudelijke gevolgen heeft, heeft het College van Actal besloten dit voorstel niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven