Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29316 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29316 nr. 6 |
Ontvangen 21 april 2004
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de Kamer bij het wetsvoorstel dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden. Ik ben verheugd dat een aantal fracties de noodzaak van dit wetsvoorstel benadrukken. Met de invoering van het onderhavige wetsvoorstel wordt de laatste stap gezet voor wat betreft de dualisering van het provinciebestuur.
Bij deze nota naar aanleiding van het verslag treft is een nota van wijziging gevoegd. Naar aanleiding van uw verslag kwamen een paar onvolkomenheden aan het licht die middels de nota van wijziging worden hersteld. Daarnaast worden een aantal artikelen in medebewindswetgeving met de term provinciebestuur, waarvan de bevoegdheidstoedeling abusievelijk nog niet aan de dualisitische maatstaven was aangepast, alsnog in het wetsvoorstel dualisering provinciale medebewinds- bevoegdheden opgenomen.
Bij deze nota naar aanleiding van het verslag is als bijlage een schema van overgaande taken en bevoegdheden gevoegd. Dit schema is de geactualiseerde versie van het schema dat als bijlage bij de memorie van toelichting van het wetsvoorstel was gevoegd.
Ervaringen en effecten van de dualisering
De leden van de CDA-fractie vroegen wat de indruk van de regering is met betrekking tot de invoering van het dualisme bij provincies, daar een eerste voortgangsrapportage over de invoering van het dualisme nog niet is verschenen. De leden van de VVD-fractie informeerden of er na voltooiing van het dualiseringsproces een verschil in uitwerking bestaat tussen het gemeentelijke en provinciale niveau. De leden van de SP-fractie vroegen hoe de regering oordeelt over de communicatie tussen provinciale staten en gedeputeerde staten na invoering van de dualisering. Is sprake van een, zoals waargenomen in enkele gemeenten, minder effectieve communicatie tussen de volksvertegenwoordiging en het bestuur? Zo ja, wat gaat de regering hieraan doen? Zo neen, waarom werkt dit volgens de regering voor het provinciale en gemeentelijke niveau verschillend uit?
De dualisering van de provincies bevindt zich nog in een vroeg stadium. Immers de Wet dualisering provinciebestuur is op 12 maart 2003 in werking getreden. Tot op heden bestaat het beeld dat de provincies in de eerste periode na invoering van de wet voortvarend aan de slag zijn gegaan om het dualisme tot een succes te maken.
De Vernieuwingsimpuls dualisme en provinciale democratie heeft in de periode na de wetswijzigingen op 12 maart 2003 provincies benaderd teneinde een eerste inventarisatie te maken van de wijze waarop veranderingen zijn doorgevoerd, maar ook om provincies onderlinge ervaringen te laten delen. Uit de bevindingen blijkt dat het merendeel van de provincies reeds vanaf 12 maart 2003 een griffier had ingesteld, dus ruim voor de verplichte datum 12 maart 2004. Ook bij het merendeel van de gemeenten zijn na de invoering van het dualisme griffiers benoemd en daaruit kan men concluderen dat zowel gemeenten als provincies hechten aan de functie van de griffier. Uit de bevindingen blijkt eveneens dat provincies de statengriffie van aanzienlijke omvang en invulling hebben voorzien. Ook de grote gemeenten hebben op dezelfde wijze de griffie georganiseerd. De helft van de provincies blijkt gebruik te hebben gemaakt van de mogelijkheid gedeputeerden van buiten aan te trekken. Bij provinciale collegevorming is gebleken dat veel provincies een programma op hoofdlijnen hebben vastgesteld.
Kortom een eerste aanzet is gemaakt, echter gezien het korte tijdsbestek sinds de invoering van dualisme bij provincies is het op dit moment evenwel niet mogelijk een volledig beeld te vormen van gevolgen respectievelijk de onderlinge overeenkomsten en verschillen tussen gemeenten en provincies. Naar verwachting zal ook de cultuuromslag meer tijd vergen. De evaluatie van de Wet dualisering gemeentebestuur, welke in 2004 zal plaatsvinden, en de evaluatie van de Wet dualisering provinciebestuur, die wordt uitgevoerd in 2005, zal meer uitsluitsel geven over de ontwikkelingen van dualisering.
Geluiden over de dualisering bij enkele gemeenten waarbij minder effectieve communicatie tussen de volksvertegenwoordiging en het bestuur naar voren is gekomen hebben mij tot op heden op provincieniveau niet bereikt. Wel is het mijn beeld dat provinciale staten en gedeputeerde staten momenteel op zoek zijn naar de wijze waarop zij de nieuwe rolverhouding ten opzichte van elkaar vorm kunnen geven.
Ik zie de huidige zittingstermijn van de gemeenteraad en de provinciale staten uitdrukkelijk als een overgangsfase. De diverse organen in de gemeente en in de provincie zullen moeten wennen aan hun nieuwe rol. Aan de hand van de evaluatie van de dualisering zal worden bezien of maatregelen nodig zijn. Ik denk daarbij met name aan gerichte activiteiten in het kader van de Vernieuwingsimpuls dualisme en provinciale democratie. De Vernieuwingsimpuls zal dit jaar onder andere een debattraining aanbieden aan provincies, waarbij de aspecten die de leden van de fractie van de SP aankaarten ook aan de orde zullen komen.
De meeste fracties hebben vragen gesteld met betrekking tot het vierde criterium van het gehanteerde toetsingskader: «Als het belang van een sterke democratische legitimatie van de uitoefening van een bepaalde bevoegdheid groot is, dan zijn provinciale staten het aangewezen orgaan. Hiervan zal met name sprake zijn bij bevoegdheden met een levensbeschouwelijk of principieel karakter».
De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd hoe de regering zich de gang van zaken voorstelt bij het beantwoorden van de vraag of bij de uitvoering van een bevoegdheid sprake is van een «groot belang voor een sterke democratische legitimatie». De leden van de CDA-fractie hebben daarnaast gevraagd of de provinciale staten dit bepalen en wanneer dit bepaald wordt.
Het is de formele wetgever die bepaalt of een medebewindsbevoegdheid bij provinciale staten of bij gedeputeerde staten berust. Het betreft hier immers medebewind. Het toetsingskader biedt daarbij een handvat om te bepalen aan welk provinciaal orgaan in een gedualiseerd stelsel een bevoegdheid moet worden toebedeeld. Mede in antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie wijs ik erop dat er geen exacte scheidslijn kan worden gegeven voor de vraag of een bevoegdheid een sterke democratische legitimatie verdient. Wel ben ik van mening dat als iedere bevoegdheid die beroering onder de bevolking kan veroorzaken bij provinciale staten wordt neergelegd, er geen recht wordt gedaan aan de gedachte van dualisering. Het kan niet zo zijn dat gedeputeerde staten geen besluiten kunnen nemen die beroering bij de bevolking kunnen veroorzaken.
De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt verstaan onder het begrip «levenbeschouwelijk of principieel karakter». Of een medebewindsbevoegdheid een levensbeschouwelijk of principieel karakter heeft, is niet door middel van een vast kader te beantwoorden. De bij wetgeving betrokken partijen zullen hierover steeds een eigen afweging moeten maken. Ik sluit niet uit dat wat nu als een bevoegdheid met een levensbeschouwelijk of principieel karakter wordt beschouwd in de toekomst niet als zodanig wordt ervaren. Omgekeerd kan hiervan natuurlijk ook sprake zijn.
De leden van de VVD-fractie vroegen welke andere bevoegdheden dan met een levensbeschouwelijk of principieel karakter een grote democratische legitimatie behoeven. Of een bevoegdheid, anders dan met een levensbeschouwelijk of principieel karakter, onder het vierde toetsingscriteria valt is eveneens een afweging van de bij de wetgeving betrokken partijen. Ik wil er echter nogmaals op wijzen dat het niet zo kan zijn dat gedeputeerde staten geen besluiten kunnen nemen die beroering bij de bevolking kunnen veroorzaken.
De leden van de VVD-fractie vroegen tevens welke bevoegdheden naar aanleiding van het debat in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel dualisering provinciebestuur bij provinciale staten zijn gebleven. De volgende bevoegdheden zijn naar aanleiding van het debat in de Eerste Kamer alsnog bij provinciale staten gebleven: vaststellen jaarlijks plan voor nieuwe speciale scholen (artikel 78, eerste lid, Wet op de Expertisecentra); vaststellen van plannen tot reorganisatie van de openbare drinkwatervoorzieningen (artikel 16, eerste lid, Waterleidingwet); vaststellen van provinciaal net van wegen t.b.v. vervoer van gevaarlijke stoffen (artikel 16, eerste lid, Wet vervoer gevaarlijke stoffen).
Invloed van provinciale staten op de besluitvorming door gedeputeerde staten
De leden van de SP-fractie hebben gevraagd of de regering van mening is dat provinciale staten ook bevoegd moeten blijven om actuele kwesties te behandelen en waar wenselijk en nodig de bevoegdheid moeten houden om in te grijpen. De leden van de SP-fractie vroegen voorts of de regering van mening is dat dit voor provinciale staten in het gedualiseerde stelsel mogelijk is en blijft.
Provinciale staten kunnen iedere kwestie op de (politieke) agenda plaatsen en gedeputeerde staten te allen tijde om uitleg vragen en ter verantwoording roepen. Dit is nu het geval en zal ook na aanvaarding van het wetsvoorstel dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden niet veranderen. Wel is het zo dat gedeputeerde staten vaker beslissingsbevoegd zullen zijn. Gedeputeerde staten zullen zich realiseren dat het tegen de wil van provinciale staten nemen van een bepaald besluit, politiek gezien vergaande consequenties kan hebben.
Na aanleiding van de opmerking van de PvdA-fractie «De regering geeft aan dat de nieuwe WRO wordt aangepast vanwege het dualisme en er dus geen bijzondere wet komt op dit terrein» wil ik een mogelijk misverstand wegnemen. De aanleiding voor een nieuwe WRO is niet gelegen in de dualisering van het provinciebestuur en het gemeentebestuur. Op 23 mei 2003 is het wetsvoorstel «Nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening)» (Kamerstukken II, 2002/03, 28 916, nr. 1–2) bij de Tweede Kamer ingediend. In dit wetsvoorstel is rekening gehouden met de nieuwe bevoegdheidsverdeling tussen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders alsmede tussen provinciale staten en gedeputeerde staten, die is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur, respectievelijk de Wet dualisering provinciebestuur. Overigens is in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet ruimtelijke ordening abusievelijk alleen naar de dualisering van het gemeentebestuur verwezen (Kamerstukken II, 2002–2003, 28 916, nr. 3, p. 90).
De leden van de VVD-fractie wezen er op dat het IPO heeft opgemerkt dat het overleg dat de minister van Verkeer en Waterstaat met een provincie voert voorafgaande aan een eventuele aanwijzing inzake het provinciale verkeers- en vervoersplan, moet plaatsvinden met gedeputeerde staten en niet met provinciale staten. De reactie van de regering op deze opmerking is de leden van de VVD-fractie niet duidelijk. De leden van de VVD-fractie vroegen om een verduidelijking, voorzien van een argumentatie van de door de regering gemaakte keuze.
De opmerking van de VVD-fractie brengt een onvolkomenheid in het wetsvoorstel aan het licht die middels de bijgevoegde nota van wijziging wordt hersteld. Ik heb, in overleg met de minister van Verkeer en Waterstaat, met betrekking tot het provinciaal verkeersen vervoersplan het volgende voor ogen. Het verkeers- en vervoersplan wordt vastgesteld door provinciale staten (artikel 5, eerste lid, Planwet verkeer en vervoer). De voorbereiding van het provinciaal verkeers- en vervoersplan geschiedt door gedeputeerde staten (artikel 6, eerste lid, Planwet verkeer en vervoer). Indien de minister van Verkeer en Waterstaat met betrekking tot de inhoud van het plan een aanwijzing wil geven, wordt de aanwijzing gericht aan provinciale staten (artikel 7, eerste volzin, Planwet verkeer en vervoer). De aanwijzing van de minister dient in het plan te zijn verwerkt en het zijn provinciale staten die het plan vaststellen. Het overleg dat de minister van Verkeer en Waterstaat dient te voeren voordat tot een aanwijzing wordt overgegaan, vindt plaats met gedeputeerde staten (artikel 7, laatste volzin, Planwet verkeer en vervoer). Dit overleg vindt namelijk plaats tijdens de voorbereiding van het plan. Zoals gezegd, geschiedt de voorbereiding door gedeputeerde staten.
De leden van de CDA-fractie hebben aangegeven niet goed te begrijpen waarom het tijdstip van de inwerkingtreding niet in het wetsvoorstel is vastgelegd. Ook de leden van de VVD-fractie hebben gevraagd waarom er niet is gekozen voor een termijn waarbinnen de provincies hun medebewindsverordeningen aan de gewijzigde bevoegdheidsverdeling moeten aanpassen. De leden van de CDA-fractie hebben daarnaast gevraagd waarom in het wetsvoorstel is bepaald dat de inwerkingtreding voor diverse artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.
Het wetsvoorstel voorziet in een inwerkingtreding bij koninklijk besluit (artikel XXXVI). In de memorie van toelichting is aangegeven dat het streven is om de inwerkingtreding 6 maanden na plaatsing van de wet in het Staatsblad te doen plaatsvinden. De bepaling dat de inwerkingtreding voor de verschillende artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld is «veiligheidshalve» opgenomen. Dit heeft de volgende reden. In dit wetsvoorstel is – zoals in de memorie van toelichting aangegeven – uitgegaan van de tekst van artikelen in de verschillende medebewindswetten zoals die gaan luiden na de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden (kamerstukken II, 2002–2003, 28 995, nr. 1–2). Dit heeft tot gevolg dat een aantal artikelen in het onderhavige wetsvoorstel pas in werking kunnen treden nadat de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden van kracht is. De voorgestelde inwerkingstredingsbepaling maakt het mogelijk om de afstemming van beide wetten goed te laten verlopen.
Het opnemen van een fatale datum waarop provincies hun verordeningen in overeenstemming met de gedualiseerde (medebewinds)wetgeving moeten hebben gebracht is niet noodzakelijk. Bepalingen in provinciale regelgeving die strijdig zijn hogere regelgeving verliezen van rechtswege hun rechtskracht. Dit lijkt mij een voldoende aansporing.
De leden van de CDA-fractie vroegen of het juist is dat tot op dit moment nog geen compensatie plaatsvindt van de kosten die de invoering van het dualisme voor provincies met zich meebrengt. Op welke wijze wil de regering hierin zo snel mogelijk voorzien, zo vroegen de leden van de CDA-fractie. De leden van de CDA-fractie wezen er op dat bij de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor 2004 is voorgesteld om € 50 mln. ter beschikking te stellen voor een aantal knelpunten waaronder de kosten van de dualisering. De leden van de CDA-fractie vroegen de regering aan te geven welk deel van dit bedrag zij voor dualisering op provinciaal niveau wil bestemmen.
Het is niet juist dat tot op dit moment nog geen compensatie plaatsvindt van de kosten die de invoering van het dualisme voor provincies met zich meebrengt. In verband met de dualisering van het provinciebestuur is per 2004 structureel ruim € 2,2 mln. toegevoegd aan het provinciefonds. Omdat de dualisering in de loop van 2003 is ingegaan bedroeg de toevoeging voor 2003 een bedrag van ruim € 1.8 mln.
Het bedrag van € 50 mln. betreft een structurele toevoeging aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Op dit moment is nog niet bekend welk deel van genoemd bedrag beschikbaar wordt gesteld ter compensatie van de kosten van dualisering voor gemeenten en provincies.
Hoofdstuk 1 Ministerie van Justitie
Artikel I: Algemene wet bestuursrecht
De leden van de PvdA-fractie wezen er op dat in de toelichting bij de wijziging van onderdeel C, onder 5, van de bijlage bij de Awb wordt gesteld dat uit de Wet stedelijke vernieuwing kan worden afgeleid dat met de term «naar het oordeel van de provincie», gedeputeerde staten worden bedoeld. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering er niet voor kiest dit te expliciteren.
Met de voorgestelde wijziging wordt juist bewerkstelligd dat de term «naar het oordeel van de provincie» vervangen wordt door «naar het oordeel van gedeputeerde staten».
Provinciale staten moeten volgens de leden van de SP-fractie voldoende invloed krijgen en houden als burgers bij gedeputeerde staten bezwaar maken tegen onderdelen van een stedelijk vernieuwingsproces. Kan de regering met betrekking tot dit proces toelichten op welke punten gedeputeerde staten zonder toestemming of goedkeuring van provinciale staten kunnen handelen, zo vroegen deze leden.
In de eerste plaats wil ik opmerken dat de dualisering van de Wet stedelijke vernieuwing niet in dit wetsvoorstel noch in het wetsvoorstel dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden is meegenomen. De reden hiervoor is dat de minister van Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting en Milieubeheer nog dit jaar een wijziging van de Wet stedelijke vernieuwing zal indienen. Dit wetsvoorstel ligt momenteel voor advies bij de Raad van State. Vanzelfsprekend wordt in dit wetsvoorstel rekening gehouden met de nieuwe dualistische verhoudingen binnen het provinciebestuur en het gemeentebestuur.
Met betrekking tot de vraag op welke punten van het stedelijke vernieuwingsproces gedeputeerde staten zonder toestemming of goedkeuring van provinciale staten kunnen handelen verwijs ik mede naar het laatste deel van «Invloed van provinciale staten op de besluitvorming door gedeputeerde staten» van deze nota naar aanleiding van het verslag. Gedeputeerde staten kunnen zonder toestemming of goedkeuring van provinciale staten alle besluiten nemen of handelingen verrichten die aan gedeputeerde staten zijn geattribueerd. Zoals gezegd, provinciale staten kunnen altijd politieke invloed uitoefenen op de besluitvorming van gedeputeerde staten.
Hoofdstuk II Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
De leden van de SP-fractie hebben de regering gevraagd in te gaan op de voorgestelde wijziging van artikel 143, tweede 2, van de Provinciewet. Kan de regering, zo vroegen de leden van de SP-fractie, voorbeelden noemen van wijzigingen die door deze overheveling van bevoegdheden zullen plaatsvinden.
De autonome bestuursbevoegdheden berusten thans op grond van artikel 143, tweede lid, Provinciewet bij provinciale staten. De voorgestelde wijziging van artikel 143, tweede lid, Provinciewet brengt hierin geen verandering aan. Ook bestuursbevoegdheden in medebewindswetgeving worden niet als gevolg van het voorgestelde artikel 143, tweede lid, overgeheveld. De overheveling van bestuursbevoegdheden in medebewindwetgeving geschiedt krachtens het onderhavige wetsvoorstel.
Het voorgestelde derde lid van artikel 143 van de Provinciewet maakt het mogelijk dat de bestuursbevoegdheden op grond van medebewindswetgeving bij of krachtens de wet ook aan de commissaris van de Koningin of aan provinciale staten kunnen worden toegekend. Waarom is, zo vroegen de leden van de VVD-fractie daarvoor gekozen, en vloeit deze keuze wel voort uit de dualiseringsoperatie.
De huidige verdeling van de bevoegdheden inzake regeling en bestuur over de provinciale bestuursorganen is tot op zekere hoogte vastgelegd in de artikelen 124 en 127 van de Grondwet en de artikelen 105 en 143 van de Provinciewet. Bij de grondwetsherziening van 1983 is het voorstel van de commissie Cals/Donner overgenomen om in artikel 124, eerste lid, Grondwet «regeling en bestuur van de eigen huishouding» niet langer expliciet aan provinciale staten op te dragen maar aan het bestuur van de provincie. Uit de toelichting bij deze wijziging blijkt dat de grondwetgever tot uitdrukking heeft willen brengen dat de wetgever ook aan andere organen dan provinciale staten bestuursbevoegdheden kan opdragen. De door de Grondwet geboden ruimte dat aan alle provinciale bestuurorganen bestuursbevoegheden kunnen worden toevertrouwd, komt nu al tot uitdrukking in het huidige tweede lid, van artikel 143 Provinciewet. Het verschil tussen het huidige tweede lid, en het voorgestelde nieuwe derde lid van artikel 143 is dat de niet autonome bestuursbevoegdheden in beginsel bij gedeputeerde staten berusten en niet langer bij provinciale staten. Dit is in lijn met de dualiseringsoperatie en de aanleiding voor het onderhavige wetsvoorstel.
Hoofstuk III Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
De leden van de PvdA-fractie hebben er op gewezen dat de regering opmerkt dat «de wijziging van artikel 42, achtste lid, Mediawet duidelijk maakt dat de zendtijd niet aan gedeputeerde staten maar aan de rechtspersoon de provincie wordt toegewezen». Wie handelt er uit naam van de rechtspersoon de provincie, zo vroegen de leden van de PvdA-fractie.
Op grond van artikel 176 Provinciewet vertegenwoordigt de commissaris van de Koningin, of een door de commissaris aan te wijzen persoon, de provincie in en buiten rechte.
De leden van de SP-fractie vinden dat een ruimere bevoegdheid moet worden toegekend aan provinciale staten inzake het toekennen van zendtijd en het goedkeuren van de kosten van regionale omroepinstellingen. Wat vindt de regering daarvan, zo vroegen deze leden.
Het toewijzen van zendtijd aan een regionale omroepinstelling is op grond van artikel 42, eerste lid, Mediawet een bevoegdheid van het Commissariaat voor de Media. Deze bevoegdheid is thans niet aan de orde. Het Commissariaat voor de Media kan pas zendtijd toewijzen nadat provinciale staten hebben geadviseerd over de vraag of de instelling aan de wettelijke eisen voldoet (artikel 43, eerste en tweede lid, Mediawet). De adviesbevoegdheid van provinciale staten is overigens in het onderhavige wetsvoorstel geëxpliciteerd.
Op grond van het huidige artikel 107 Mediawet krijgen regionale omroepinstellingen die zendtijd hebben verkregen, een vergoeding van de provincie die gelijk is aan het totaal van hun uitgaven die rechtstreeks met hun omroepactiviteiten verband houden, voor zover die kosten door het provinciale bestuur zijn goedgekeurd en voor zover zij niet op andere wijze zijn gedekt. De beslissing of een uitgave rechtstreeks met een omroepactiviteit verband houdt is een feitelijke afweging. Hoeveel vergoed wordt staat ook vast omdat de vergoeding gelijk moet zijn aan de goedgekeurde uitgaven. Omdat zowel de goedkeuring als de vergoeding van de uitgaven uitvoeringshandelingen betreffen, zijn gedeputeerde staten het aangewezen orgaan. Wellicht ten overvloede wijs ik u op de voorgestelde wijziging van artikel 43, derde lid, Mediawet. Provinciale staten worden bevoegd om zich tegenover het Commissariaat voor de Media bereid te verklaren om voor de bekostiging van de regionale omroep zorg te dragen. Zonder bereidverklaring wordt aan een regionale omroep geen zendtijd toegewezen. Hiermee wordt, met het oog op de beperkte ruimte om uitgaven niet te vergoeden, gerealiseerd dat provinciale staten een bewuste afweging maken over de kosten van een regionale omroep.
Artikel VII Wet op het onderwijstoezicht
De onderhandelingen met de schoolinspecties was volgens de leden van de SP-fractie een zaak die grote delen van de bevolking raakt, provinciale staten zouden in deze dan ook meer bevoegd moeten zijn.
Op grond van artikel 3, tweede lid, onder b, van de Wet op het onderwijstoezicht heeft de Inspectie van het onderwijs tot taak de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen. Zij doet dit onder meer door het voeren van overleg met – naast het bestuur en het personeel van de onderwijsinstelling – zo nodig met het college van burgemeester en wethouders en dat van gedeputeerde staten. Overleg wordt in de regel gevoerd met het uitvoerende orgaan van een overheid. Alleen al om redenen van efficiëntie kan overleg immers niet worden gevoerd met provinciale staten.
Hoofdstuk IV Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Artikel X Waterleidingwet; Artikel XI Wet bodembescherming; Artikel XII Wet milieubeheer
Het instellen van een milieucommissie, het overleg met instellingen over de middellange termijn ten behoeve van de verwachte waterbehoefte en het doen van onderzoek naar verontreiniging, waren naar het oordeel van de leden van de SP-fractie bevoegdheden van groot belang voor het vertrouwen van de burgers in de democratie. De bevoegdheden om deze taken uit te voeren zouden dan ook open moeten zijn voor interventie door provinciale staten. De leden van de SP-fractie vernamen graag van de regering een nadere onderbouwing van de regering over de bevoegdheidsverdeling op deze terreinen.
De vraag van de leden van de SP-fractie met betrekking tot de milieucommissie geeft aanleiding om de voorgenomen wijziging van artikel 2.41 Wet milieubeheer te herzien. Niet langer wordt voorgesteld de commissie in te laten stellen door alleen gedeputeerde staten, maar door gedeputeerde staten en provinciale staten gezamenlijk.
Een provinciale milieucommissie adviseert zowel gedeputeerde staten als provinciale staten. Er is wel verschil in de advisering. Ten aanzien van gedeputeerde staten zal het gaan om veel adviezen inzake (relatief) lichte aangelegenheden. Met betrekking tot provinciale staten zal het gaan om weinig adviezen inzake zware aangelegenheden. Hieruit volgt dat de advisering aan gedeputeerde staten en provinciale staten gelijkwaardig is.
Uit artikel 82, eerste lid, Provinciewet volgt dat adviescommissies ingesteld worden door het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd. De milieucommissie moet daarom ingesteld worden door provinciale staten en gedeputeerde staten. Om een evenwichtige samenstelling van de commissie te bereiken benoemen provinciale staten en gedeputeerde staten elk de helft van het aantal leden.
Op grond van artikel 52, eerste lid, Waterleidingwet wordt bij koninklijk besluit een representatieve organisatie van eigenaren van waterleidingbedrijven belast met het opstellen van een plan voor de middellange termijn met inachtneming van het van kracht zijnde beleidsplan. Het plan voor de middellange termijn omvat, zo blijkt uit artikel 53, eerste lid, Waterleidingwet voor het gehele grondgebied van Nederland, op de grondslag van een overzicht van de bestaande watervoorzieningswerken en voor een periode van tenminste tien jaar, de voornemens met betrekking tot het wijzigen of uitbreiden van die werken, het tot stand brengen van zodanige werken alsmede het gebruik van de werken. Artikel 53, tweede lid, Waterleidingwet, bepaalt dat het plan zodanig dient te zijn uitgewerkt dat toetsing aan de in artikel 54, eerste lid, bedoelde gronden mogelijk is; het dient aan te geven hoe in de te verwachten waterbehoefte door de verwezenlijking van de aangegeven voornemens wordt voorzien.
De voor de voorbereiding van het plan benodigde informatie, zoals een overzicht van de bestaande watervoorzieningswerken en de te verwachten waterbehoefte is dusdanig technisch van aard dat gedeputeerde staten het best in staat worden geacht om de personen of instellingen aan te wijzen die ter voorbereiding van het plan met de bevoegde organisatie overlegt.
Anders dan de leden van SP-fractie blijkbaar menen heeft artikel 52, tweede lid, onder a, Wet bodembescherming een technisch karakter. Het betreft hier de mogelijkheid van belangenhebbende organen en personen om met gedeputeerde staten, zo wordt voorgesteld, van gedachten te wisselen over de uitvoering van een nader onderzoek, een saneringsonderzoek of een sanering. Gedeputeerde staten zijn op grond van artikel 48 Wet bodembescherming reeds met genoemde onderwerpen belast.
Op de mogelijkheid van interventie van provinciale staten met betrekking tot de bevoegdheden van gedeputeerde staten ben ik reeds in deze nota naar aanleiding van het verslag ingegaan.
Wetsvoorstel dualisering Provinciale medebewindsbevoegdheden (overzicht na nota van wijziging)
Schematisch overzicht per wet van overgaande taken en bevoegdheden van provinciale staten en/of provinciebestuur
Tenzij anders aangegeven wordt het thans bevoegde orgaan vervangen door (het college van) gedeputeerde staten
Hoofdstuk 1 Ministerie van Justitie
Titel van de wet | artikel | lid | thans bevoegd | omschrijving taak/bevoegdheid | |
---|---|---|---|---|---|
1 | Algemene wet bestuursrecht (bijlage) | Onderdeel C | 5 | N.v.t. (provincie = gedeputeerde staten) | Tekstuele aanpassing. Tekst wordt in overeenstemming gebracht met artikel 6, derde lid, tweede volzin van de Wet stedelijke vernieuwing. |
Hoofdstuk 2 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Titel van de wet | artikel | lid | thans bevoegd | omschrijving taak/bevoegdheid | |
---|---|---|---|---|---|
1 | Wet algemene regels herindeling | 10 | Provinciebestuur | Geen voorbereidingen treffen voor een wijziging van de grenzen van een gemeente nadat de minister BZK heeft medegedeeld dat door hem werkzaamheden ter hand zijn genomen in verband met de voorbereiding van een wijziging van de grenzen van de gemeente. | |
38 | 2 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 4, eerst lid, Waterstaatswet 1900. | ||
2 | Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen | 12 | 2 | Provinciebestuur | Minister BZK kan regeling en bestuur vorderden ter verzekering van een goede uitvoering van deze wet. |
3 | Provinciewet | 143 | 2 | Provinciale staten, tenzij bij wet aan gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning toegekend | Huidige situatie: Autonome bestuursbevoegdheden en overige bestuursbevoegdheden in medebewind berusten bij provinciale staten tenzij anders bepaald. Voorgestelde situatie: Autonome bestuursbevoegdheden berusten bij PS. Overige bestuursbevoegdheden in medebewind berusten bij GS tenzij anders bepaald). |
Hoofdstuk 3 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Titel van de wet | artikel | lid | thans bevoegd | omschrijving taak/bevoegdheid | |
---|---|---|---|---|---|
1 | Archiefwet 1995 | 28 | 2 | Provinciale staten | Benoemen provinciaal inspecteur. |
2 | Mediawet | 42 | 3 | Provinciebestuur (wordt Provinciale Staten) | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 43, eerste lid. |
6 | Provinciebestuur | Aanvragen van zendtijd voor regionale omroepinstelling. | |||
8 | Provinciebestuur (wordt provincie) | Zendtijd wordt niet langer aan het provinciebestuur maar aan de provincie toegewezen. | |||
43 | 1,2 | Provincie (wordt Provinciale Staten) | Uitbrengen advies aan het Commissariaat voor de Media of een lokale omroepinstelling aan de wettelijke eisen voldoet (representativiteit). | ||
3 | Provinciebestuur (wordt Provinciale Staten) | Bereid verklaren voor de bekostiging van de regionale omroep zorg te dragen. | |||
107 | Provinciebestuur | Goedkeuren kosten van de omroepactiviteiten van regionale omroepinstellingen. | |||
107a | 1 | Provinciebestuur | Commissariaat voor de Media verzoeken een vergoeding geven aan de provincie voor de dekking van de kosten die rechtstreeks verband houden met het functioneren van één regionale omroepinstelling ten behoeve van haar radioprogramma. | ||
109e | 1 | Provinciebestuur | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 107a, eerste lid. | ||
3 | Monumentenwet 1988 | 34 | 3 | Provinciebestuur | Betrokken worden bij het verstrekken van de subsidie van de minister van OCW voor het herstel en de instandhouding van beschermde monumenten. |
4 | Wet op het onderwijstoezicht | 3 | 2b | Provinciebestuur | Overleg voeren met de onderwijsinspectie i.v.m. de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs door de inspectie. |
5 | Wet op het specifiek cultuurbeleid | 11a | Provinciebestuur | Besluiten dat voor het uitlenen van gedrukte werken in openbare bibliotheken aan personen jonger dan achttien jaar een contributie of andere geldelijke bijdrage wordt geheven. | |
6 | Wet op het Voortgezet Onderwijs | 10b | 9 | Provincie | Minister OCW adviseren over aanvraag om toestemming tot het verzorgen van intrasectorale programma's. |
10d | 9 | Provincie | Minister OCW adviseren over aanvraag om toestemming tot het verzorgen van intrasectorale programma's. | ||
65a | 2 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 66, vijfde lid. | ||
66 | 5 | Provinciale staten | Advies aan minister OCW inzake verzoek van gemeenten etc. aan minister OCW tot opneming van een school in het jaarlijkse plan voor scholen. |
Hoofdstuk 4 Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Titel van de wet | artikel | lid | thans bevoegd | omschrijving taak/bevoegdheid | |
---|---|---|---|---|---|
1 | Waterleidingwet | 53 | 3b | Provinciebestuur | Aanwijzen van personen of instellingen die overleg plegen met de organisatie die het plan voor de middellange termijn t.b.v. de verwachte waterbehoefte opstelt. |
2 | Wet bodembescherming | 52 | 2a | Provinciebestuur | Overleg plegen met o.a. B&W omtrent de uitvoering van onderzoek of de sanering van verontreiniging. |
69 | 1b | Provinciebestuur | Verrichten of meewerken aan bodemonderzoek. | ||
3 | Wet geluidhinder | 158 | 1 | Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | Tekstuele aanpassing i.v.m. verduidelijking bevoegdheidsverdeling (de door deze wet aan het provinciaal bestuur (wordt PS en GS) opgedragen taken ..). |
161 | Provinciebestuur | Tekstuele aanpassing i.v.m. verduidelijking bevoegdheidsverdeling (.. de taken waarmee het provinciaal bestuur (wordt GS) krachten artikel 158 (beva alleen taken voor GS) is belast..). | |||
163 | 1b | Provinciebestuur | Verrichten of meewerken aan geluidsmetingen. | ||
167 | 1 | Provinciebestuur | Vaststellen van de geluidsbelasting. | ||
4 | Wet inzake de luchtverontreiniging | 59 | 1b | Provinciebestuur | Verrichten of meewerken aan metingen ter bepaling van de luchtverontreiniging |
5 | Wet milieubeheer | 1.2 | 2c | Provinciale staten (onderdeel vervalt) | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 2.41, eerste lid (GS stellen voortaan de provinciale milieucommissie in en worden daardoor verantwoordelijk voor de samenstelling en werkwijze van de commissie) |
2.41 | 1 | – N.v.t. (na PS wordt GS toegevoegd) – Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | – Instellen provinciale milieucommissie. – Horen van een provinciale milieucommissie over maatregelen en plannen, die van betekenis zijn voor het provinciale milieubeheer. | ||
2 | – N.v.t. (wordt PS en GS; dit lid wordt nieuw ingevoegd). | Benoemen van de leden van de provinciale milieucommissie. | |||
4.9 | 1 | Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | Gebonden zijn aan het provinciaal milieubeleidsplan. | ||
2 | Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 4.9, eerste lid. | |||
4.12 | 3, 4b, 5a | Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 4.9, eerste lid. | ||
4.14 | 2a | Provinciebestuur | Verrichten van activiteiten ter bescherming van het milieu. | ||
10.11 | 1 | Provincie | Vastgesteld afvalbeheersplan door minister VROM toegezonden krijgen. | ||
10.40 | 3 | Provincie | Aan een persoon aan wie bepaalde afvalstoffen worden afgegeven om gegevens m.b.t. die afvalstoffen verzoeken. | ||
10.47 | 2a | Provincie | Maatregelen treffen voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. | ||
6 | Woningwet | 80 | 2 | N.v.t. (na PS wordt GS toegevoegd) | Treffen van voorzieningen in het belang van de volkshuisvesting. (Aanwijzingsbevoegdheid minister VROM wordt uitgebreid tot GS) |
5 | N.v.t. (na PS wordt GS toegevoegd) | Tekstuele aanpassing n.a.v. art. 80, tweede lid. | |||
81 | 4 | Provinciale staten | Verstrekken van subsidies (Verordenende bevoegdheid m.b.t. het geven van voorschriften omtrent verstrekken van de subsidies blijft bij PS). |
Hoofdstuk 5 Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Titel van de wet | artikel | lid | thans bevoegd | omschrijving taak/bevoegdheid | |
---|---|---|---|---|---|
1 | Belemmeringenwet Privaatrecht | 1 | Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | Opdracht geven tot het verrichten van een openbaar werk. | |
2 | Belemmeringenwet Verordeningen | 6 | Provinciale staten | Ontheffing verlenen van bepalingen uit provinciale verordeningen t.b.v. openbare werken in provinciaal belang. | |
3 | Luchtvaartwet | 28 | 3 | Provinciebestuur | Overleg voeren met Minister V&W inzake taak en samenstelling van commissie t.b.v. overleg en voorlichting omtrent milieuhygiëne rond luchtvaartterreinen. |
4 | Ontgrondingenwet | 1 | b | Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | Planologische medewerking verrichten aan een ontgronding. |
10 | 4 | – Provinciale staten– Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | Aan Minister V&W meedelen of beoogde ontgronding in overeenstemming is met het geldende streekplan, etc. en indien dit niet het geval is of het provinciebestuur (wordt PS onderscheidenlijk GS) bereid is om aan de ontgronding planologische medewerking te verlenen. | ||
9 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 10, vierde lid. | |||
11 | 2 | N.v.t. (PS wordt aangevuld met GS) | Na beschikking Minister V&W aan ontgronding planologische medewerking verlenen. | ||
21a | 1 | Provinciebestuur | Nemen van het besluit dat nodig is voor de inrichting of het gebruik van een winplaats die is vastgesteld in een streekplan. | ||
2 | Provinciebestuur | Nemen van een besluit dat dient voor het verwezenlijken van een winplaats die is vastgesteld in een streekplan. | |||
5 | Planwet verkeer en vervoer | 2 | 2 | Provinciebestuur | Overleg met Minister V&W i.k.v. nationaal verkeers- en vervoerplan. |
5 | 1 | – Provinciebestuur (wordt provinciale staten) – Provincie (splitsing in PS en GS) | – Vaststellen provinciaal verkeers- en vervoersplan – Verkeers- en vervoersplan geeft richting aan de (door PS onderscheidenlijk GS) te nemen beslissingen op het gebied van verkeer en vervoer. | ||
4,5 | Provinciebestuur (wordt provinciale staten) | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 5, eerste lid. | |||
6 | 1 | Provinciebestuur | Meest belanghebbende bestuursorganen betrekken bij de voorbereiding van het provinciale verkeers- en vervoerplan. | ||
7 | 1 | – 1e Provinciebestuur (wordt provinciale staten) – 2e Provinciebestuur (wordt gedeputeerde staten) | – Van de Minister V&W een aanwijzing krijgen m.b.t. het provinciale verkeersen vervoersplan. – Overleg met Minister V&W i.v.m. de (mogelijke) aanwijzing. | ||
9 | 1 | Provinciebestuur | Gemeenteraad verplichten tot vaststelling van een gemeentelijk verkeers- en vervoersplan. | ||
3 | Provinciebestuur | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 9, eerste lid. | |||
10 | 1 | Provinciebestuur | Door het gemeentebestuur betrokken worden bij de voorbereiding van het gemeentelijke verkeersen vervoersbeleid of gemeentelijk verkeers- en vervoersplan. | ||
11 | 1,2,3 | Provinciebestuur | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 9, eerste lid. | ||
13 | 2 | Provinciebestuur | Zorgdragen voor de organisatie van het verkeers- en vervoersberaad op provinciaal niveau. | ||
16 | e | Provinciebestuur (wordt provinciale staten) | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 7, eerste lid. | ||
6 | Scheepvaartverkeerswet | 42 | Provinciebestuur (wordt provinciale staten) | Stellen van regels die betrekking hebben op de scheepsvaart. | |
7 | Tracéwet | 3 | 2 | Provinciebestuur (wordt provinciale staten) | Door Minister V&W betrokken worden bij de voorbereiding van trajectnota. |
12 | 3 | Provinciebestuur (wordt provinciale staten) | Door Minister V&W betrokken worden bij de voorbereiding van het ontwerp-tracébesluit. | ||
16 | 1 | Provinciebestuur (wordt provinciale staten) | Van Minister V&W het tracébesluit toegezonden krijgen. | ||
8 | Verenwet | 9 | 2 | Provinciale staten | Vaststellen veergeld. |
3 | Provinciale staten | Den gerechtigde tot het veerrecht onder daarbij te stellen voorwaarden machtigen om voortdurend of voor een bepaalden tijd naar een daarbij vast te stellen hooger tarief te heffen. | |||
4 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 9, tweede en derde lid. | |||
18 | Provinciale staten | Opheffen veerrecht. | |||
19 | 1,4 | Provinciale staten (vervalt) | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 18 | ||
23 | Provincie | Instellen rechtsvordering ter bepaling van de hoogte van de schadeloosstelling voor het opheffen van een veerrecht. | |||
44 | 1 | Provinciale Staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 18 | ||
9 | Waterschapswet | 57 | Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | Het waterschapsbestuur desgevraagd mededeling doen van hun standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor het waterschap van belang zijn | |
58 | Provinciebestuur (splitsing in PS en GS) | Het waterschapsbestuur om bericht en raad vragen over al hetgeen het waterschap betreft. | |||
10 | Waterstaatswet 1900 | 2 | 1 | Provinciale staten | Waterstaatswerken die niet in het beheer van het Rijk zijn in beheer en onderhoud van de provincie brengen. |
4 | 1 | Provinciebestuur | Met andere provincies tot overeenstemming komen over de regeling van belangen van waterstaat die hen gemeenschappelijk aangaan. | ||
11 | Wegenwet | 19 | 1 | Provinciale staten | Onderhoudskosten van een door de provincie onderhouden weg ten laste brengen van de gemeente waarin de weg is gelegen. |
12 | Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen | 6 | Provinciebestuur | Meewerken aan het uitvoeren van een vergunning tot aanleg en instandhouding of tot instandhouding van een spoorweg op wegen in hun provincie | |
13 | Wet bereikbaarheid en mobiliteit | 3 | 2 | Provinciebestuur (wordt provinciale staten) | Aanwijzen van de plaats van een betaalpoort op een weg en bepalen voor welk mobiliteitstarief en voor welke rijrichting de betaalpoort is bestemd. |
14 | Wet op de waterhuishouding | 8 | 2 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing i.v.m. voorschriften m.b.t. instelling en samenstelling van adviescommissies (artt. 82 jo. 81 Provinciewet). |
9 | 3 | Provinciebestuur (wordt provinciale staten) | Tekstuele aanpassing. Het vaststellen van een beheersplan voor de waterhuishouding is o.g.v. artikel 7, eerste lid, Wet op de Waterhuishouding een bevoegheid van provinciale staten. | ||
15 | Wet op de waterkering | 27 | b | Provinciebestuur | Vertegenwoordiger van GS maakt deel uit van de commissie die Minister V&W adviseert inzake een onteigening. |
16 | Wet personenvervoer 2000 | 61 | 3 | Provinciale staten | Aan dagelijks bestuur van een openbaar regionaal lichaam of burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de wettelijke verplichting om minstens 35% procent van de concessies voor openbaar vervoer via aanbesteding te verlenen. |
17 | Wet verontreiniging oppervlaktewateren | 1 | 3 | N.v.t. | Begrip verordening in het artikel opgenomen ter verduidelijking van de kaderstelling door provinciale staten. |
9a | 1 | Provincie | Aanwijzen van instantie waaraan de houder van een lozingsvergunning moet melden dat bij hem gevaarlijke afvalstoffen zijn afgegeven. | ||
18 | Wet verontreiniging zeewater | 6a | 1 | Provincie | Aanwijzen van instantie waaraan degene aan wie gevaarlijke afvalstoffen zijn afgegeven met het oogmerk deze te lozen die afgifte moet melden. |
19 | Wet vervoer gevaarlijke stoffen | 17 | 1 | Provinciebestuur | Overleg voeren met minister V&W i.v.m. mogelijke aanwijzing indien het provinciaal net van wegen t.b.v. het vervoer van gevaarlijke stoffen niet aansluit op het landelijk net. |
Hoofdstuk 6 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Titel van de wet | artikel | Lid | thans bevoegd | omschrijving taak/bevoegdheid | |
---|---|---|---|---|---|
1 | Flora- en faunawet | 65 | 10 | Provinciebestuur (wordt provinciale staten) | Faunafonds in de gelegenheid stellen om zijn oordeel te geven over de ontwerpverordening die het mogelijk maakt dat een grondgebruiker bepaalde handelingen verricht op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen. |
2 | Landinrichtingswet | 2 | 1,2 | Provinciale staten (artikel vervalt a.g.v. dualisering van de wet) | Diverse procedurele bepalingen die verwijzen naar andere artikelen in de wet. |
3 | 2 | N.v.t. | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging artt. 42, 43, 46, 51. | ||
3 | N.v.t. | Tekstuele aanpassing n.a.v. vervallen art. 2, tweede lid. | |||
19 | 1 | Provinciale staten | Aan minister van LNV jaarlijks voorstellen doen toekomen ten behoeve van de vaststelling van het voorbereidingsschema landinrichting | ||
2 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 19, eerste lid | |||
3 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 19, eerste lid. | |||
20 | 3 | Provinciale staten | Met minister LNV overeenstemming bereiken over voorbereidingsschema landinrichting. | ||
23 | b | Provincie (wordt provinciale staten) | Indienen van een verzoek om landinrichting bij minister LNV. | ||
41 | 4 | n.v.t. | Lid vervalt n.a.v. wijziging art. 42, eerste lid. | ||
42 | 1 | Provinciale staten | Vaststellen landinrichtingsprogramma. | ||
2 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v wijziging art. 42, eerste lid. | |||
43 | 1, 2, 7c | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 42, eerste lid. | ||
44 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 42, tweede lid. | |||
45 | 1,2 | Provinciale staten (artikel vervalt a.g.v. dualisering van de wet) | Delegatiebevoegdheid van PS m.b.t. artikelen 42, 43, 44, 46, 51 (deze bevoegdheden worden aan GS toegekend). | ||
46 | 1 | Provinciale staten | Nemen van besluit tot herinrichting. | ||
2 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v wijziging art. 42, eerste lid. | |||
51 | 1 | Provinciale staten | Besluiten dat een stemming wordt gehouden ter verkrijging van de beslissing of ruilverkaveling zal plaatsvinden. | ||
3 | Wet op de openluchtrecreatie | 14 | Provinciale staten | Gebieden aanwijzen waar in belang van de natuur- en landschapsbescherming geen ontheffing mogelijk is van verbod op het plaatsen van kampeermiddelen. | |
16 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 14. |
Hoofdstuk 7 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Titel van de wet | artikel | lid | thans bevoegd | omschrijving taak/bevoegdheid | |
---|---|---|---|---|---|
1 | Gezondheidswet | 45 | 1 | Provinciale staten | Instellen Provinciale Raad voor de Volksgezondheid. |
3 | N.v.t. | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 45, eerste lid. | |||
52 | 3 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 45, eerste lid. | ||
2 | Tijdelijke Verstrekkingenwet maatschappelijke dienstverlening | 5 | 1 | Provinciale staten | Aan minister VWS voor een categorie inrichtingen en instellingen een provinciaal plan voorleggen waarin is aangeven op welke wijze in de behoefte aan inrichtingen en instellingen in de provincie kan worden voorzien. |
4 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 5, eerste lid. | |||
6 | 1 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 5, eerste lid. | ||
7 | 1 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 5, eerste lid. | ||
8 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 5, eerste lid. | |||
12 | 2 | Provinciale staten | Toelaten van een inrichting of instelling voor maatschappelijke dienstverlening. | ||
15 | 2 | Provinciale staten | Tot stand brengen van een instelling voor maatschappelijke dienstverlening. | ||
3 | Welzijnswet 1994 | 11 | Provinciaal bestuur | Verstrekken van subsidie voor activiteiten t.b.v. welzijnsbeleid. | |
4 | Wet ambulancevervoer | 4 | 1 | Provinciale staten | Aanwijzen gebieden waarvoor centrale posten voor het ambulance vervoer werkzaam zijn. |
5 | Wet ziekenhuis-voorzieningen | 4 | 1 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 4, tweede lid. |
2 | Provinciale staten | Ontwerp-plan voor ziekenhuisvoorzieningen vaststellen. | |||
3 | N.v.t. | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijziging art. 4, tweede lid. | |||
4 | Provinciale staten | Lid vervalt a.g.v. aanpassing art. 4, tweede lid. | |||
9 | 5 | N.v.t. | Tekstuele aanpassing n.a.v. vervallen art. 4, vierde lid. | ||
6 | Provinciale staten | Tekstuele aanpassing n.a.v. wijzing art. 4, tweede lid. | |||
5a | Provinciebestuur | Met de minister van VWS overleg plegen i.v.m. het door deze minister periodiek aan de Tweede Kamer te presenteren overzicht van beleidsvoornemens met betrekking tot functies, etc. van de voorzieningen in academische ziekenhuizen. |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29316-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.