29 314
Beleidsbrief Cultuur 2004–2007

nr. 22
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2006

Tijdens het wetgevingsoverleg over de begroting OCW 2006, onderdeel Cultuur, op 28 november jl. (30 300 VIII, nr. 146) heb ik – na een eerdere toezegging in mijn beleidsbrief Meer dan de som (2004) – aan uw Kamer een zogenoemde letterenbrief toegezegd. In die brief zou ik onder meer specifieke aandacht wijden aan de leesbevordering. Met deze brief doe ik mijn toezegging gestand, al heeft deze brief een compacter karakter gekregen dan ik aanvankelijk van plan was. Ter toelichting hierop het volgende.

Het is al lang geleden – om precies te zijn in 1990 – dat een kabinet voor het laatst in een separate beleidsbrief heeft stilgestaan bij de letterensector.1 Sindsdien hebben zich uiteraard de nodige ontwikkelingen voorgedaan in de boekenmarkt, onze literatuur en de leescultuur. Zo hebben de ontwikkelingen rond internet en digitalisering, concernvorming en commercialisering, alsook de beeld- en mediacultuur een grote invloed gehad op de gang zaken in het boekenvak en de wijze waarop wij momenteel omgaan met literatuur en schrijvers. Medio 2004 werd ook duidelijk dat de vaste boekenprijs per 2005 wettelijk geregeld zou gaan worden in ons land, waarmee een eind kwam aan een discussie van jaren.

Daarom leek het mij een goede gedachte met een nieuwe letterenbrief te komen die een brede actualiserende schets zou geven van de sector. In Meer dan de som kondigde ik een dergelijke brief aan.2 De consultatie van het veld die daarop in 2004–2005 volgde – zowel ambtelijk als door mijzelf, – leverde naar mijn oordeel evenwel geen gezichtspunten op die wijziging van het beleid wenselijk of noodzakelijk maakten. Sterker nog: men had en heeft onverminderde waardering voor de uitgangspunten en uitvoering van het huidige letterenbeleid. Daar komt bij dat de Raad voor Cultuur mij in het kader van de Cultuurnota 2005–2008 al had gemeld dat het «goed» ging met de letterensector, waarin sprake is van «een geslaagde publiek-private samenwerking». Ook sprak de Raad z’n vertrouwen uit in het zelfregulerend vermogen van de sector.3

Na rijp beraad heb ik daarom besloten af te zien van een uitvoerige, actualiserende brief. Dit betekent geenszins dat ik in de afgelopen jaren de letterensector ongemoeid heb gelaten. Behalve een onderzoek naar de wenselijkheid van een fusie van de letterenfondsen1, heeft mijn generieke cultuurbeleid (de herziening van de ondersteuningsstructuur, de herijking van de cultuurnotasystematiek en de museale strategie) ook consequenties voor de letterensector. Zo zal de uitwerking van Verschil maken er naar alle waarschijnlijkheid toe leiden dat een belangrijk deel van de rijksgesubsidieerde literaire manifestaties wordt overgeheveld naar de letterenfondsen.2 Verder wordt bezien hoe het Letterkundig Museum deel kan uitmaken van de uitwerking van mijn museale strategie.3

Geen veelomvattende sectornota dus. Niettemin wil ik in deze brief een drietal actuele en cultuurpolitiek relevante onderwerpen bondig behandelen, namelijk de vaste boekenprijs, de leesbevordering en culturele diversiteit in de letterensector.

Vaste boekenprijs

Sinds 1 januari 2005 geldt voor alle algemene en wetenschappelijke Nederlandstalige boeken een wettelijk verankerde vaste prijs. Ruim een jaar na de inwerkingtreding kan ik vaststellen dat de invoering rustig is verlopen en dat er geen sprake is geweest van ernstige wetsontduikingen. Dit wijst op een groot draagvlak voor de wet. In deze beginperiode heeft het Commissariaat voor de Media zich als toezichthouder terughoudend getoond met het direct opleggen van sancties bij geconstateerde overtredingen. Meestal werd volstaan met het geven van waarschuwingen. Daarnaast heeft het Commissariaat veel voorlichting gegeven over de toepassing van de regels. Het wekt geen verwondering dat in de handhavings-praktijk vooral prijsinbreuken door branchevreemde verkoopkanalen centraal stonden. Dergelijke nieuwe toetreders – supermarkten, drogisterijen, benzinestations – kunnen immers sinds de wet van kracht is zonder beperkingen boeken verkopen als gevolg van de afschaffing van het zogenoemde erkenningenstelsel. Het lijkt erop dat de liberalisering de boekverkoop buiten de boekhandel wel een extra zet heeft gegeven maar vooralsnog niet heeft geleid tot een aantasting van de positie van de boekhandel als belangrijkste verkoopkanaal.

Een eerste juridisch-technische evaluatie van de werking van de wet is reeds gemaakt op basis van een consultatie van het boekenvak en het Commissariaat. Deze consultatie wees uit dat de wet goed functioneert, maar dat enkele tussentijdse aanpassingen op ondergeschikte punten overweging verdienen. Hierover zal ik nog dit jaar een besluit nemen.

De inhoudelijke evaluatie zal bestaan uit een effectmeting over de periode 2006–2009 en zich vooral richten op de boekhandel. Aan de gevolgen van het vervallen van het erkenningenstelsel wordt apart aandacht besteed. Indien mogelijk vindt een herhaling plaats van het empirisch onderzoek dat in het kader van de CPB/SCP-studie naar Boek en markt. Effectiviteit en efficiëntie van de vaste boekenprijs (Den Haag 2002) is uitgevoerd naar de brede beschikbaarheid in de boekhandel van het literair-culturele titelsegment. De fijnmazigheid van het boekhandelsnetwerk zal in kaart worden gebracht op basis van beschikbare gegevens van de boekenbranche. Met het georganiseerde boekenvak zal ik overleggen welke overige registraties relevant en uitvoerbaar zijn, indachtig de evaluatiewensen van de Tweede Kamer.

Al vaker is vastgesteld, onder meer in genoemde CPB/SCP-studie, dat het instrument van de vaste prijs naar zijn aard generiek en vrijblijvend is, zodat uitgevers en boekverkopers niet kunnen worden gedwongen om de financiële voordelen van de prijsbescherming in te zetten voor de kwaliteit en pluriformiteit van het boekenaanbod. Niettemin is het georganiseerde boekenvak wel gehouden aan een inspanningsverplichting om in de eigen bedrijfsvoering zoveel mogelijk recht te doen aan de doelstellingen van de vaste prijs. Dat betekent dat uitgevers de toegevoegde waarde van de assortimentsboekhandel honoreren en boekhandels bereid zijn tot brede inkoop van het minder courante boek. Om die verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de wettelijk verankerde vaste boekenprijs, levend te houden is er een instantie nodig die de gezamenlijkheid van het vak vertegenwoordigt, extern in relatie tot de overheid, maar vooral ook intern in relatie tot de vakgenoten. De Koninklijke Vereniging van het Boekenvak (KVB) blijft naar mijn oordeel het aangewezen platform voor de behartiging van het culturele en maatschappelijke belang van het boek. Ook kan de KVB een brug slaan tussen reëel of vermeend tegengestelde belangen van uitgevers en boekverkopers. Bovenal verwacht ik dat de KVB een discussie entameert die zal leiden tot een gemeenschappelijk visie op de wijze waarop het boekenvak inhoud kan geven aan de doelstellingen van de vaste prijs.

Leesbevordering

In de afgelopen tien jaar is onze wijze van informatieverwerving sterk veranderd. Traditionele media en communicatiemiddelen als boeken, dagbladen, brieven, vaste telefonie verliezen terrein ten opzichte van nieuwkomers als internet, gratis kranten, mobieltjes, e-mail, sms, msn en dergelijke. De aard en omvang van deze verschuiving is enorm, zowel maatschappelijk als economisch. Volgens het SCP worden oude media geleidelijk en gedeeltelijk vervangen door nieuwe media.1 Wie vroeger informatie zocht over een schrijver of literaire stroming raadpleegde een boek, thuis of in de bibliotheek. Tegenwoordig sprokkelt men via een zoekmachine op internet dergelijke informatie bij elkaar. Voor de huidige digitale generatie vormen traditionele kranten en boeken in afnemende mate een informatiebron. Het SCP constateert dat door de groei van breedbandige netwerken de grenzen tussen de diverse media vervagen.2

Ook literatuur en informatie over literatuur wordt in toenemende mate niet via boeken of andere gedrukte media verspreid. Het lezen is, aldus de Raad voor Cultuur, niet meer exclusief gebonden aan papieren dragers.3 Door een groeiend publiek wordt het lezen van literatuur aangevuld met of vervangen door een bezoek aan een literair-culturele manifestatie, door het afspelen van een luisterboek of een virtueel bezoek aan een literaire site of de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (www.dbnl.org). Door jongeren wordt literatuur meer en meer interdisciplinair gezien en artistieke crossovers– de combinaties van (kunst)genres – zijn voor hen eerder regel dan uitzondering. Voor veel jongeren lijkt de tijd van het stil en aandachtig lezen van een boek («de leeslampcultuur») voorgoed passé: multi-tasking (èn lezen èn sms-en èn internetten tegelijk) is voor hen even vanzelfsprekend als het voor veel ouderen onbegrijpelijk is. Fragmentarisch lezen lijkt de norm te worden.4 Deze ontwikkelingen in de leescultuur vallen niet te loochenen en vormen enerzijds een bedreiging en anderzijds een kans.

De afkalving van wat geldt als de traditionele leescultuur wordt door velen gezien als een zorgwekkende trend. Ik vind dat een begrijpelijke zorg. Het boek is op dit moment nog steeds een uiterst belangrijke bron van en voor kennis omtrent het denken en beleven van vroegere generaties. En in het literaire domein is het boek nog immer het primaire medium. Lezen – het zelfstandig en kritisch verwerken van informatie in tekstvorm – is vooralsnog onmisbaar voor een zinvolle deelname aan het cultureel-maatschappelijk en economisch verkeer. Een vitale democratie en volwassen burgerschap kunnen niet tot ontwikkeling komen zonder leesvaardige burgers. Bovendien kan lezen mensen in contact brengen met het onbekende: onbekende culturen en opinies, onbekende inzichten die de geest verrijken en de verbeelding prikkelen, onbekend en onvermoed gebruik van taal. En de plezierige, diverterende aspecten van lezen wil ik evenmin onvermeld laten. Ik zie dan ook voldoende redenen voor een voortgezette, structurele inspanning op het terrein van leesbevordering, mede op grond van een advies ter zake van de Raad voor Cultuur.1

Tegelijk dienen de ontwikkelingen in de leescultuur niet louter in termen van verlies te worden gezien. Met de nieuwe informatiedragers en met de hedendaagse ict-faciliteiten zijn er bijvoorbeeld meer en andere mogelijkheden om jongeren met succes te betrekken bij literatuur. Daarom heb ik besloten het project «Lees mij!» te ondersteunen, een leesbevorderingsactie die aansluit bij de beeld- en communicatiecultuur van jongeren. Het betreft korte filmpjes over boeken en schrijvers die per e-mail direct naar leerlingen worden verzonden en onderdeel vormen van de Lees mij-website, een «virtuele hangplek met boeken». De website krijgt een plek binnen de infrastructuur van Kennisnet.

Culturele diversiteit

Onze literatuur is de laatste tien jaar verrijkt met werk van diverse auteurs van niet-westerse afkomst die in Nederland een literaire loopbaan wilden opbouwen. Wat begon als een hype rond het exotisme van de allochtone schrijver is een ingeburgerd en gewaardeerd onderdeel geworden van de Nederlandse literatuur. Inmiddels genieten zij nationale bekendheid, zijn zij graag geziene gasten op literaire festivals en in het lezingencircuit. Nederland is overigens niet uniek in het succes van migrantenschrijvers. Het kan ook in de ons omringende landen worden gesignaleerd.

Het verhaal van de allochtone auteur is overigens niet in alle opzichten een successtory. Het is bijvoorbeeld opvallend dat allochtone auteurs nauwelijks kinder- en jeugdboeken schrijven. Een andere nuancering is dat manuscripten van de hand van onbekende of beginnende schrijvers in een niet-westerse taal in het algemeen nauwelijks kans hebben om te worden uitgegeven. Voor deze auteurs heeft het Fonds voor de Letteren (FvdL) in samenwerking met het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF) in de jaren negentig van de vorige eeuw een stimuleringsbeleid ontwikkeld, bestaande uit introductiedossiers van auteurs met daaraan gekoppelde productiesubsidies voor de uitgever.

In reactie op mijn verzoek aan alle cultuurfondsen om een plan «culturele diversiteit» in te dienen, hebben het FvdL en het NLPVF zich verbonden dit beleid te intensiveren en te verbreden. Nieuwe projecten zijn onder meer het organiseren van expertmeetings voor in Nederland gevestigde kleine niet-westerse uitgevers, advisering over cursussen voor vertalers uit niet-westerse talen, het stimuleren van het schrijven van kinder- en jeugdliteratuur en de instelling van een literaire prijs voor debutanten van allochtone afkomst.

Tot slot

In de afgelopen jaren hebben de Nederlandse literatuur en boekenmarkt aangetoond dynamisch en flexibel mee te kunnen groeien met de maatschappelijke ontwikkelingen. De overheidsbemoeienis is daarbij steeds beperkt gebleven in aard en omvang. Dat past bij een culturele sector die gekenmerkt wordt door autonomie en onverminderde vitaliteit.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan


XNoot
1

In 1990 zond de toenmalige minster van WVC, Hedy d’Ancona, een Letterenbrief naar de Tweede Kamer. Deze brief volgde op de door haar ambtsvoorganger, Elco Brinkman, opgestelde Letterennota (1988).

XNoot
2

Meer dan de som. Beleidsbrief Cultuur 2004–2007 (november 2003), p. 10. (29 314, nr.1).

XNoot
3

Spiegel van de Cultuur. Advies Cultuurnota 2005–2008. Den Haag 2004, dl. 12 (Letteren), p. 6.

XNoot
1

Berenschot concludeerde in zijn rapport «Onderzoek mogelijkheden samenvoeging letterenfondsen» (september 2004) dat een fusie inhoudelijk noch financieel zinvol was. Op basis van dit rapport heb ik afgezien van een fusie; wel is door mij aangedrongen op meer samenwerking op bestuurlijk-strategisch niveau.

XNoot
2

Verschil maken. Herijking van de cultuurnotasystematiek (september 2005) en vervolgbrief d.d. 2 juni 2006. Deze overheveling zou in lijn zijn met het advies van de Raad voor Cultuur betreffende de Subsidiestructuur literaire manifestaties (maart 2005).

XNoot
3

Bewaren om teweeg te brengen. Museale strategie (december 2005).

XNoot
1

Frank Huysmans e.a., Achter de schermen. Een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken en internetten. Den Haag 2004, p. 247.

XNoot
2

De sociale staat van Nederland 2005. Den Haag 2005, p. 174.

XNoot
3

Van zwarte lijnen en witte tussenruimte tot vaste, klinkende, zinvolle werkelijkheid. Advies over het belang van het culturele lezen en leesbevordering. Den Haag 2005.

XNoot
4

Ronald Soetaert, De cultuur van het lezen.Den Haag 2005 en Thomas Vaessens, Ongerijmd succes. Poëzie in een onpoëtische tijd. Nijmegen 2006.

XNoot
1

Zie noot 8 voor genoemd advies. Op het terrein van de leesbevordering worden via mijn cultuurnota meerjarige subsidies verleend aan onder meer: Stichting Lezen, Bulkboek’s Dag van de literatuur en de Stichting Schrijvers, School en Samenleving.

Naar boven