nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN VAN VOLKSHUISVESTING,
RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2003
Onder verwijzing naar artikel 2a, zesde lid WRO bieden wij u hierbij het
kabinetsstandpunt (PKB deel 3) van de zesde partiële herziening PKB SVV-2
ter instemming aan.
Op 17 januari 2004 loopt de geldigheidsduur van het Tweede Structuurschema
Verkeer en Vervoer (SVV-2) af. Op 8 oktober 2002 heeft de Minister van
Verkeer en Waterstaat u medegedeeld dat de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en hij voornemens zijn om als opvolger
van de PKB SVV-2 een PKB Nationaal Verkeers- en vervoersplan (NVVP) vast te
stellen.
Op 20 december 2002 bent u geïnformeerd over het feit dat het, gelet
op de verkiezingen en de kabinetsformatie, niet mogelijk was om het NVVP in
werking te laten treden vóórdat de geldigheidsduur van de huidige
PKB SVV-2 verstrijkt en dat het daarom noodzakelijk is om ruim vóór
17 januari 2004 een partiële herziening van het SVV-2 voor te bereiden
met als enig doel de geldigheidsduur van het SVV-2 te verlengen.
Het kabinet heeft besloten om de geldigheidsduur van het SVV-2 met ingang
van 17 januari 2004 te verlengen met vijf jaar. De tekst van de zesde
partiële herziening komt in de plaats van de uitspraak op bladzijde 15
van de vigerende PKB SVV-2, deel E onder de kop «Planperiode en geldigheidsduur»
(Kamerstukken II 1990/91, 20 922, nr. 114) en luidt als volgt:
«De planperiode van de PKB is verlengd tot de
datum van de inwerkingtreding van het nieuwe PKB-beleid voor verkeer en vervoer
of tot uiterlijk 17 januari 2009.»
Bij dit besluit heeft het kabinet de overweging gehanteerd dat een geldige
PKB noodzakelijk is voor de toepassing van de Tracéwet en daarmee voor de aanleg en wijziging van hoofdwegen, -vaarwegen en -spoorwegen. Door
verlenging van het SVV-2 wordt het bestaande beleidskader voor verkeer en
vervoer gecontinueerd.
Op grond van het hoofdlijnenakkoord van het kabinet zal er één
geïntegreerd ruimtelijk beleidskader in de nota Ruimte worden opgenomen.
Dat houdt in dat de relevante beleidsuitgangspunten onderdeel kunnen gaan
uitmaken van het nieuwe beleidskader. Over de exacte vormgeving daarvan en
van de daarbij behorende tijdplanning wordt u afzonderlijk geïnformeerd.
Een afschrift van deze brief zenden wij aan de voorzitter van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker