Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29297 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29297 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en van de Faillissementswet in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen (PbEG L 110).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan Richtlijn nr. 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen (PbEG L 110), teneinde regels te geven met betrekking tot grensoverschrijdende aspecten van insolventieprocedures waaraan verzekeringsondernemingen kunnen worden onderworpen en dat het mede naar aanleiding daarvan wenselijk is de in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 opgenomen bepalingen inzake de liquidatie van verzekeringsondernemingen over te hevelen naar de Faillissementswet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. onder wijziging van de aanduidingen van de onderdelen k tot en met ij in l tot en met z, wordt na onderdeel j een onderdeel ingevoegd, luidende:
k. lid-staat van herkomst: de lid-staat waar een verzekeraar zijn zetel heeft;
2. na onderdeel z (nieuw) worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel z (nieuw) door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd , luidende:
aa. bevoegde instanties: de administratieve of rechterlijke instanties die bevoegd zijn ter zake van saneringsmaatregelen;
bb. saneringsmaatregelen: de noodregeling, bedoeld in artikel 156, of maatregelen, genomen in een andere lid-staat dan Nederland, die enigerlei optreden van de aldaar bevoegde instanties behelzen en bestemd zijn om de financiële positie van een verzekeraar in stand te houden of te herstellen, en van dien aard zijn dat de maatregelen bestaande rechten van anderen dan de verzekeraar aantasten;
cc. bewindvoerder: de bewindvoerder, bedoeld in artikel 156, tweede lid, of een ander persoon of orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties in een andere lid-staat dan Nederland om de saneringsmaatregelen uit te voeren;
dd. vordering uit hoofde van verzekering: de uit een overeenkomst van verzekering voortvloeiende vordering, rechtstreeks op een verzekeraar.
Artikel 67 komt te luiden:
1. Een verzekeraar met zetel in Nederland dekt de verplichtingen die voortvloeien uit de vorderingen, bedoeld in artikel 171, tweede lid, onderdelen b, c en d, dan wel uit de vorderingen, bedoeld in artikel 171, derde lid, onderdelen a, b en c, volledig door waarden, ten aanzien waarvan wordt voldaan aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan tegen de aard en de waardering van deze waarden bedenkingen naar voren brengen, aan welke bedenkingen de verzekeraar dient tegemoet te komen.
2. De waarden die dienen tot dekking van de in het eerste lid genoemde verplichtingen moeten in toereikende mate in dezelfde muntsoort kunnen worden geïnd of te gelde gemaakt als die waarin de verplichtingen luiden. De waarden moeten in de Unie aanwezig zijn.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing van het bepaalde in het tweede lid. Daarbij kan tevens worden bepaald dat en in hoeverre de Pensioen- & Verzekeringskamer vrijstelling of ontheffing kan verlenen van de nadere regels. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld of voorschriften worden verbonden en zij kunnen worden ingetrokken.
Aan artikel 94, wordt na het negende lid, een lid toegevoegd, luidende:
10. Artikel 67 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 95 vervalt.
Onder plaatsing van «1.» voor de tekst van artikel 148 worden aan dat artikel twee leden toegevoegd, luidende:
2. De Pensioen- & Verzekeringskamer trekt de vergunning in op het tijdstip waarop een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 156, aanhef en derde lid, onderdeel b, of zo spoedig mogelijk daarna, voor zover de verzekeraar onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip nog een vergunning heeft.
3. De Pensioen- & Verzekeringskamer trekt de vergunning in op het tijdstip waarop tijdens de noodregeling voor de eerste keer activa van de verzekeraar te gelde worden gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden, of zo spoedig mogelijk na bedoeld tijdstip, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 156, derde lid, onderdeel c, voor zover de verzekeraar onmiddellijk voorafgaand aan het voor de eerste keer te gelde maken nog een vergunning heeft. De bewindvoerder stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer in kennis van het voor de eerste keer te gelde maken van de activa, zo mogelijk voorafgaand aan het te gelde maken, of anders onverwijld daarna, tenzij de vergunning reeds is ingetrokken.
Het opschrift van Hoofdstuk IX wordt gewijzigd in:
HOOFDSTUK IX NOODREGELING EN IN ANDERE LID-STATEN DAN NEDERLAND VASTGESTELDE SANERINGSMAATREGELEN
Na het opschrift van Hoofdstuk IX wordt ingevoegd:
AFDELING 1. VERZEKERAARS MET ZETEL IN NEDERLAND, VERZEKERAARS ZONDER VERGUNNING MET ZETEL IN EEN ANDERE LIDSTAAT DAN NEDERLAND EN VERZEKERAARS MET ZETEL BUITEN DE UNIE
Artikel 155 vervalt.
Artikel 156 komt als volgt te luiden:
1. Wanneer het belang der gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van het bedrijf van een verzekeraar een bijzondere voorziening vordert, kan de rechtbank binnen welker rechtsgebied de verzekeraar zijn woonplaats heeft, op verzoek van de Pensioen- & Verzekeringskamer de noodregeling uitspreken. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder verzekeraar verstaan:
a. de verzekeraar die in het bezit is van een vergunning hem door de Pensioen- & Verzekeringskamer verleend;
b. de verzekeraar waarvan die vergunning is ingetrokken of vervallen;
c. de verzekeraar met zetel in Nederland of de verzekeraar met zetel buiten de Unie met een bijkantoor in Nederland die nimmer in het bezit is geweest van een door de Pensioen- & Verzekeringskamer verleende vergunning, dan wel de verzekeraar met zetel in een andere lidstaat dan Nederland met een bijkantoor in Nederland, die nimmer in het bezit is geweest van een door de toezichthoudende autoriteit van die lidstaat verleende vergunning die overeenkomt met door de Pensioen- & Verzekeringskamer verleende vergunningen.
2. Bij het uitspreken van de noodregeling benoemt de rechtbank een van haar leden of van de leden van een andere rechtbank tot rechter-commissaris en benoemt zij één of meer bewindvoerders. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan voor de benoeming van de bewindvoerder of bewindvoerders voordrachten doen.
3. Bij het uitspreken van de noodregeling verleent de rechtbank op verzoek van de Pensioen- & Verzekeringskamer aan de bewindvoerders een machtiging die strekt tot:
a. overdracht van het geheel of van een gedeelte van de rechten en verplichtingen van de verzekeraar uit of krachtens overeenkomsten van verzekering;
b. vereffening van het geheel of van een gedeelte van de portefeuille van de verzekeraar; of
c. zowel overdracht als bedoeld in onderdeel a als vereffening als bedoeld in onderdeel b.
Zo lang nog niet blijkt dat de verzekeraar een negatief eigen vermogen heeft, strekken de machtigingen, bedoeld in onderdelen b en c, mede tot vereffening van het vermogen van de onderneming van de verzekeraar.
4. De rechtbank behandelt het verzoek van de Pensioen- & Verzekeringskamer tot het uitspreken van de noodregeling met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
5. De rechtbank geeft geen beschikking als bedoeld in het eerste lid dan nadat de verzekeraar en de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn gehoord, althans behoorlijk zijn opgeroepen.
6. Indien de machtiging strekt tot overdracht als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, kan op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerders de machtiging worden uitgebreid tot een machtiging die strekt tot zowel overdracht als vereffening.
7. Op een voordracht of verzoek als bedoeld in het zesde lid wordt niet beslist dan nadat de rechter de Pensioen- & Verzekeringskamer in de gelegenheid heeft gesteld haar mening daaromtrent kenbaar te maken. De Pensioen- & Verzekeringskamer maakt met de meeste spoed haar mening kenbaar.
8. Nadat de Pensioen- & Verzekeringskamer haar mening ingevolge het zevende lid kenbaar heeft gemaakt, of, indien zij niet van de in het zevende lid bedoelde gelegenheid gebruikt heeft gemaakt, behandelt de rechtbank de voordracht of het verzoek, bedoeld in het zesde lid met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
9. Ten aanzien van een verzekeraar met zetel buiten de Unie hebben de machtigingen betrekking op het vanuit zijn bijkantoren in Nederland uitgeoefende verzekeringsbedrijf. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke activa en passiva tot dat bedrijf moeten worden gerekend.
10. De Pensioen- & Verzekeringskamer zendt een afschrift van haar verzoekschriften als bedoeld in het eerste en derde lid en de voordracht of het verzoek, bedoeld in het zesde lid, aan de verzekeraar en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:
a. indien het een verzekeraar met zetel in Nederland betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de andere lid-staten waar de verzekeraar een bijkantoor heeft of waarheen hij diensten verricht vanuit zijn vestigingen in de Unie;
b. indien het een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de andere lid-staten waarheen hij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland en, indien een andere toezichthoudende autoriteit in de Unie belast is met het toezicht op de solvabiliteitsmarge van de betrokken verzekeraar, die toezichthoudende autoriteit.
Indien het een voordracht of verzoek als bedoeld in het zesde lid betreft, zendt de griffier een afschrift daarvan aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.
11. De rechtbank kan inzage nemen of doen nemen van de zakelijke gegevens en bescheiden van de verzekeraar. Artikel 57 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
12. De beschikkingen, bedoeld in het eerste en zesde lid, worden met redenen omkleed. De beschikking, houdende dat de noodregeling niet wordt uitgesproken, wordt niet op een openbare terechtzitting uitgesproken. De griffier doet van de zakelijke inhoud van de beschikking mededeling in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen dagbladen, de Staatscourant, alsmede in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. In de laatstbedoelde publicatie wordt tevens vermeld dat op de noodregeling, behoudens uitzonderingen, Nederlands recht van toepassing is.
13. De griffier stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer onverwijld in kennis van de beschikkingen, bedoeld in het eerste, derde en zesde lid.
14. De Pensioen- & Verzekeringskamer stelt, onverwijld nadat zij in kennis is gesteld van de beschikkingen, bedoeld in het eerste, derde en zesde lid, de toezichthoudende autoriteiten van alle andere lid-staten in kennis van de beschikkingen, alsmede van de mogelijke gevolgen in het desbetreffende geval.
15. De beschikkingen, bedoeld in het eerste, derde en zesde lid, zijn uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking, bedoeld in het eerste lid, werkt terug tot aan het begin van de dag waarop zij is uitgesproken. De in dit lid bedoelde uitvoerbaarheid en terugwerkende kracht gelden niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.
16. In afwijking van het vijftiende lid werkt de beschikking niet terug ten aanzien van een door een verzekeraar voor het tijdstip waarop de rechtbank de beschikking heeft gegeven gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een overdracht of vestiging van een pandrecht op grond daarvan, of enige uit een dergelijke overeenkomst voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om die overeenkomst volledig uit te voeren .
17. Het vijftiende lid kan niet aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een verzekeraar, na het tijdstip waarop de rechtbank de in het eerste lid genoemde beschikking heeft gegeven, gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of enige uit een dergelijke overeenkomst voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om die overeenkomst volledig uit te voeren, indien de zekerheidsnemer kan aantonen dat deze niet op de hoogte was of behoorde te zijn van de door de rechtbank gegeven beschikking.
18. Bij de beschikking, bedoeld in het eerste lid, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. Indien een machtiging tot overdracht wordt uitgebreid tot een machtiging tot zowel overdracht en vereffening, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging tot zowel overdracht als vereffening op de resterende duur van de machtiging tot overdracht. Voor het verstrijken van de gestelde termijn kunnen de bewindvoerders eenmaal of meermalen verlenging van de geldigheidsduur voor ten hoogste anderhalf jaar verzoeken. Het verzoek wordt behandeld op dezelfde wijze als een verzoek tot het uitspreken van de noodregeling. Zolang bij de afloop van de geldigheidsduur van de machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, blijft de machtiging gehandhaafd.
Na artikel 156 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. De bewindvoerders geven van de machtigingen, bedoeld in artikel 156, derde lid, aanhef en onderdelen b en c, onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis.
2. De kennisgeving aan schuldeisers met een vordering uit hoofde van verzekering vermeldt tevens welke de belangrijkste gevolgen van de machtiging voor de overeenkomsten uit hoofde van verzekering zijn en de rechten en verplichtingen van de schuldeiser met een vordering uit hoofde van verzekering.
3. Iedere schuldeiser kan zijn vordering en schriftelijke opmerkingen betreffende zijn vordering indienen bij de bewindvoerders.
1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 156a, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lid-staat , die een vordering uit hoofde van verzekering heeft, geschiedt in een officiële taal van die lid-staat.
2. De kennisgeving, bedoeld in artikel 156a, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lid-staat, die een andere vordering heeft dan de vordering, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in het Nederlands met een formulier dat in alle officiële talen van de Unie het opschrift draagt «Oproep tot indiening van schuldvorderingen. Termijnen».
3. Elke schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lid-staat kan zijn vordering en schriftelijke opmerkingen betreffende zijn vordering indienen in de officiële taal van die lid-staat met een verklaring met als opschrift in de Nederlandse taal «Indiening van een vordering», onderscheidenlijk «Indiening van opmerkingen betreffende een vordering».
Indien een machtiging is gegeven als bedoeld in artikel 156, derde lid, aanhef en onderdelen b of c:
a. stellen de bewindvoerders alle bekende schuldeisers regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de noodregeling, en
b. stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer de toezichthoudende autoriteiten van de andere lid-staten die zulks verzoeken in kennis van het verloop van de procedure.
De rechter-commissaris houdt toezicht op de overdracht onderscheidenlijk de vereffening, bedoeld in artikel 156, derde lid.
Artikel 157 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en het tweede lid vervallen onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot het eerste tot en met het vierde lid.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «Staatscourant» ingevoegd: alsmede in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt de zinsnede «artikel 156, vijfde lid» vervangen door: artikel 156, tiende lid.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt
a. de zinsnede «bedoeld in het derde lid» vervangen door: bedoeld in het eerste lid, en
b. de zinsnede «de machtiging, bedoeld in artikel 156» vervangen door: de machtigingen, bedoeld in artikel 156.
De artikelen 159 en 160 vervallen.
Artikel 161 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt de zinsnede «de machtiging, bedoeld in artikel 156, derde lid» vervangen door: de machtigingen, bedoeld in artikel 156, derde lid.
2. In het tiende lid wordt de zinsnede «ingevolge artikel 156, zevende lid» vervangen door: ingevolge artikel 156, elfde lid.
Artikel 162, onderdeel b, komt te luiden:
b. naheffingen opleggen en innen tot het in de statuten van een onderlinge waarborgmaatschappij met zetel in Nederland of van een onderneming dan wel instelling op onderlinge grondslag met zetel buiten de Unie bepaalde maximum.
Artikel 163a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Op verzoek van de bewindvoerders bepaalt de rechter-commissaris de dag waarop uiterlijk de vorderingen moeten worden ingediend, en voorts dag, uur en plaats waarop de verificatievergadering zal worden gehouden. Nadat de rechter-commissaris op het verzoek, bedoeld in de eerste volzin, heeft beslist, geven de bewindvoerders daarvan onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis. Deze kennisgeving betreft in ieder geval tevens de gevolgen van het indienen van een vordering na het verstrijken van de termijn, bedoeld in de eerste volzin, de mededeling dat de vordering bij de bewindvoerders moet worden ingediend, met, in het voorkomende geval, de opgave dat op een voorrecht of goederenrechtelijk recht aanspraak wordt gemaakt. Aan schuldeisers met een vordering uit hoofde van verzekering vermeldt de kennisgeving voorts welke de belangrijkste gevolgen van de noodregeling voor de overeenkomsten uit hoofde van verzekering zijn, en de rechten en verplichtingen van de verzekerde en anderen in verband met de overeenkomst van verzekering.
2. Onder vernummering van het vierde tot en met het tiende lid tot het vijfde tot en met het elfde lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd dat als volgt komt te luiden:
4. De bewindvoerders doen tevens aankondiging van de beschikkingen in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen dagbladen, alsmede in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Vanaf de dag waarop de eerste aankondiging heeft plaatsgevonden vallen de vorderingen die bevoorrecht zijn hetzij op zekere bepaalde goederen van de verzekeraar of, indien het een bijkantoor van een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft, van dat bijkantoor, hetzij op al zijn goederen onderscheidenlijk de goederen die tot het bijkantoor moeten worden gerekend, onder de werking van artikel 163, eerste lid. De artikelen 110 tot en met 113 van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen is bepaald met betrekking tot de curator onderscheidenlijk de gefailleerde van toepassing is op de bewindvoerders onderscheidenlijk de verzekeraar dan wel, indien het een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft, het bijkantoor. Artikel 213l, eerste lid, onderdeel e, van de Faillissementswet, is van overeenkomstige toepassing.
3. In het achtste lid (nieuw), laatste volzin, wordt «het tiende lid» vervangen door: het elfde lid.
4. Het tiende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de tweede volzin, wordt na de zinsnede «door de rechter-commissaris aan te wijzen dagbladen» ingevoegd:, alsmede in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
b. In de vijfde volzin wordt «achtste lid» vervangen door: negende lid.
5. In het elfde lid (nieuw), eerste volzin, wordt «zevende lid» vervangen door: achtste lid.
Na artikel 163a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 163a, derde lid, tweede volzin, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lid-staat , die een vordering uit hoofde van verzekering heeft, geschiedt in een officiële taal van die lid-staat.
2. De kennisgeving, bedoeld in artikel 163a, derde lid, tweede volzin, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lid-staat, die een andere vordering heeft dan de vordering, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in het Nederlands met een formulier dat in alle officiële talen van de Europese Unie het opschrift draagt: «Oproep tot indiening van schuldvorderingen. Termijnen».
Artikel 165 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vierde lid wordt de zinsnede «de in artikel 156 bedoelde machtiging» telkens vervangen door: de in artikel 156, derde lid, bedoelde machtigingen.
2. In het derde lid wordt de zinsnede «zijn de artikelen 156, vierde tot en met achtste lid, negende lid, eerste volzin, en tiende tot en met twaalfde lid» vervangen door: is artikel 156, vierde en vijfde lid, negende tot en met elfde lid, twaalfde lid, eerste volzin, veertiende, vijftiende en achttiende lid.
3. In het vierde lid, eerste zin, wordt de zinsnede «de Staatscourant en in ten minste drie door de rechtbank aan te wijzen dagbladen» vervangen door: de Staatscourant, in ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen dagbladen en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
4. In het vierde lid, tweede zin, wordt de zinsnede «of gerechtigden op uitkering» vervangen door: of schuldeisers met een vordering uit hoofde van verzekering.
5. In het zesde lid wordt de zinsnede «artikel 156, vijfde lid» vervangen door: artikel 156, tiende lid.
In de artikelen 165b en 166 wordt de zinsnede «de machtiging, bedoeld in artikel 156, derde lid» telkens vervangen door: de machtigingen, bedoeld in artikel 156, derde lid, aanhef en onderdelen a en c.
Artikel 169 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «met zetel buiten Nederland» vervangen door: met zetel buiten de Unie.
2. Het derde en vierde lid vervallen.
3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot het derde lid en komt te luiden:
3. De noodregeling en de machtiging houden van rechtswege op van kracht te zijn ingeval de verzekeraar in staat van faillissement wordt verklaard.
Artikel 169a vervalt.
Artikel 171 komt als volgt te luiden:
1. In geval van toepassing van de noodregeling op grond van dit hoofdstuk worden de boedelschulden, overeenkomstig de bepalingen van de Faillissementswet, al naar gelang de aard van de betrokken boedelschuld hetzij omgeslagen over ieder deel van de boedel, hetzij uitsluitend van een bepaalde bate van de boedel afgetrokken. Onder boedelschulden vallen in ieder geval de kosten van inschrijving in een openbaar register in een andere lid-staat dan Nederland.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en behoudens vorderingen door pand of hypotheek gedekt, worden in geval van een noodregeling van een schadeverzekeraar volgende vorderingen verhaald op de boedel in de volgende volgorde:
a. de vorderingen uit hoofde van verzekering betreffende periodieke uitkeringen ter zake van ziekte, letsel of overlijden van natuurlijke personen, ontstaan uit of krachtens overeenkomsten van schadeverzekering, met uitzondering evenwel van uitkeringen, krachtens overeenkomst van herverzekering aan een andere verzekeraar verschuldigd, en van uitkeringen ter zake van pensioenen, toegezegd aan werknemers of gewezen werknemers van de verzekeraar of aan hun nabestaanden;
b. de vorderingen van werknemers en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot reeds vervallen termijnen van pensioen voor zover de vordering niet ouder is dan een jaar;
c. de vorderingen van werknemers, niet zijnde bestuurders van de verzekeraar bij wie zij in dienst zijn, en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot in de toekomst tot uitkering komende termijnen van toegezegd pensioen;
d. de vorderingen van werknemers met betrekking tot het loon over het voorafgaande jaar en hetgeen over het lopende jaar is verschuldigd, benevens het bedrag van de verhoging van dat loon ingevolge artikel 625 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede het bedrag van de uitgaven, door de werknemer voor de verzekeraar als werkgever gedaan, en de bedragen, door de verzekeraar aan de werknemer krachtens titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd;
e. de vorderingen uit hoofde van verzekering betreffende niet-periodieke uitkeringen ter zake van ziekte, letsel of overlijden van natuurlijke personen, ontstaan uit of krachtens overeenkomsten van schadeverzekering, met uitzondering evenwel van uitkeringen, krachtens overeenkomst van herverzekering aan een andere verzekeraar verschuldigd;
f. de vorderingen uit hoofde van verzekering betreffende uitkeringen ter zake van andere dan in de onderdelen a en e bedoelde schaden, ontstaan uit overeenkomsten van schadeverzekering;
g. de vorderingen tot teruggave van bedragen die zonder rechtsgrond zijn betaald of aan de betaling waarvan de rechtsgrond is komen te ontvallen, welke betaling heeft plaatsgevonden in de veronderstelling dat daarmee premies zijn betaald.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en behoudens vorderingen door pand of hypotheek gedekt, worden in geval van een noodregeling van een levensverzekeraar de volgende vorderingen verhaald op de boedel in de volgende volgorde:
a. de vorderingen van werknemers en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot reeds vervallen termijnen van pensioen, voor zover de vordering niet ouder is dan een jaar;
b. de vorderingen van werknemers, niet zijnde bestuurders van de verzekeraar waarbij zij in dienst zijn, en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot in de toekomst tot uitkering komende termijnen van toegezegd pensioen;
c. de vorderingen van werknemers met betrekking tot het loon over het voorafgaande jaar en hetgeen over het lopende jaar verschuldigd is, benevens het bedrag van de verhoging van dat loon ingevolge artikel 625 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede het bedrag van de uitgaven, door de werknemer voor de verzekeraar gedaan, en de bedragen, door de verzekeraar aan de werknemer krachtens titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd;
d. de vorderingen uit hoofde van verzekering en rechten betreffende uitkeringen, die zijn ontstaan of nog zullen ontstaan uit overeenkomsten van levensverzekering;
e. de vorderingen tot teruggave van bedragen die zonder rechtsgrond zijn betaald of aan de betaling waarvan de rechtsgrond is komen te ontvallen, welke betaling heeft plaatsgevonden in de veronderstelling dat daarmee premies zijn betaald.
4. Onder de vorderingen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, e en f, en derde lid, onderdeel d, worden mede verstaan de vorderingen ter zake van uitkeringen krachtens lopende overeenkomsten van verzekering, ontstaan op of na de dag waarop de noodregeling is uitgesproken, alsmede de vordering tot teruggave van premies die een verzekeraar heeft ontvangen in de niet beantwoorde verwachting dat een verzekeringsovereenkomst zou worden gesloten, dan wel heeft ontvangen op grond van een verzekeringsovereenkomst die vervolgens is ontbonden of vernietigd.
5. Vorderingen die niet worden genoemd in het tweede en derde lid, worden eerst dan voldaan indien de vorderingen, bedoeld in het tweede en derde lid zijn voldaan en indien vaststaat dat in de toekomst zodanige vorderingen niet meer zullen ontstaan, naar evenredigheid van elke vordering, behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang,
6. De in het vijfde lid bedoelde redenen van voorrang gelden zowel voor vorderingen van schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in Nederland als voor soortgelijke vorderingen van schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in een andere lidstaat dan Nederland.
Na artikel 171 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 2 BEPALINGEN VAN INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT
1. Een in een andere lid-staat van herkomst dan Nederland genomen beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel wordt van rechtswege erkend.
2. De beslissing heeft rechtsgevolgen binnen Nederland vanaf het tijdstip dat zij rechtsgevolgen heeft in de lid-staat van herkomst.
De beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel, de saneringsmaatregel zelf en de rechtsgevolgen van de saneringsmaatregel worden beheerst door het recht van de lid-staat van herkomst, tenzij de wet anders bepaalt.
1. De beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel laat onverlet het goederenrechtelijke recht van een schuldeiser of een derde op een goed of goederen, zowel bepaalde goederen als gehelen met een wisselende samenstelling van onbepaalde goederen, die toebehoren aan de verzekeraar en die zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevinden op het grondgebied van een andere lid-staat dan de lid-staat van herkomst.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder goederenrechtelijk recht in ieder geval verstaan:
a. het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit het goed, in het bijzonder op grond van een recht van pand of recht van hypotheek;
b. het uitsluitende recht een vordering te innen, in het bijzonder op grond van een pandrecht op de vordering of op grond van een cessie tot zekerheid van de vordering;
c. het recht om een goed van een ieder die het zonder recht houdt op te eisen, van dat goed afgifte te verlangen of van dat goed een ongestoord genot te verlangen;
d. het goederenrechtelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met een goederenrechtelijk recht gelijkgesteld het in een openbaar register ingeschreven recht tot verkrijging van een goederenrechtelijk recht als bedoeld in het eerste lid, dat aan derden kan worden tegengeworpen.
4. Voor de toepassing van dit artikel is de lid-staat waar een goed zich bevindt:
a. met betrekking tot registergoederen en rechten op registergoederen: de lid-staat onder het gezag waarvan het desbetreffende register wordt gehouden;
b. met betrekking tot zaken, voor zover niet vallend onder onderdeel a: de lid-staat op het grondgebied waarvan de zaak zich bevindt;
c. met betrekking tot schuldvorderingen: de lid-staat op het grondgebied waarvan de statutaire zetel van de derde-schuldenaar is.
1. Ingeval de verzekeraar een zaak heeft gekocht, laat de beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel onverlet de op een eigendomsvoorbehoud berustende rechten van de verkoper, indien de zaak waarop het eigendomsvoorbehoud betrekking heeft zich op het tijdstip waarop de beslissing tot vaststelling van de saneringsmaatregel rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lid-staat dan de lid-staat van herkomst.
2. Ingeval de verzekeraar een zaak heeft verkocht, is de beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel geen grond voor ontbinding of beëindiging van de overeenkomst tot verkoop, en belet de saneringsmaatregel de koper niet de eigendom van de gekochte zaak te verkrijgen, indien de zaak zich op het tijdstip waarop de beslissing tot vaststelling van de saneringsmaatregel gevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lid-staat dan de lid-staat van herkomst.
3. Artikel 171c, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Indien degene die zowel schuldeiser als schuldenaar is van de verzekeraar bevoegd is zijn schuld te verrekenen met de vordering op de verzekeraar op grond van het recht dat van toepassing is op de vordering van de verzekeraar, laat de beslissing tot vaststelling van de saneringsmaatregel de bedoelde bevoegdheid onverlet.
De artikelen 171c tot en met 171e staan er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers welke van die rechtshandeling het gevolg is.
In afwijking van artikel 171b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor arbeidsovereenkomsten en andere rechtsverhoudingen ter zake van het verrichten van arbeid uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op die overeenkomst of rechtsverhouding van toepassing is.
In afwijking van artikel 171b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor een overeenkomst die het recht geeft op het genot of de verkrijging van een onroerende zaak uitsluitend beheerst door het recht van de lid-staat op het grondgebied waarvan de onroerende zaak is gelegen.
In afwijking van artikel 171b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor de rechten van de verzekeraar op een registergoed beheerst door het recht van de lid-staat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.
1. In afwijking van artikel 171b worden, onverminderd artikel 171c, de gevolgen van een saneringsmaatregel voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1, onder 13, van richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141) uitsluitend beheerst door het recht dat op die markt van toepassing is.
2. Het eerste lid staat er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers die van die rechtshandeling het gevolg is.
In afwijking van artikel 171b wordt de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling, onder bezwarende titel aangegaan door de verzekeraar na het tijdstip tot vaststelling van een saneringsmaatregel, waarmee hij beschikt over een registergoed of effecten of andere waardepapieren waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register of op een wettelijk voorgeschreven rekening veronderstelt, of die zijn geplaatst in een door het recht van een lid-staat beheerst gecentraliseerd effectendepot, beheerst door het recht van de lid-staat onder het gezag waarvan het register, de rekening of het depot wordt gehouden dan wel, indien het een onroerende zaak betreft, door het recht van de lid-staat waar de onroerende zaak is gelegen.
In afwijking van artikel 171b worden de gevolgen van de saneringsmaatregel voor een aanhangige rechtsvordering betreffende een goed waarover de verzekeraar het beheer en de beschikking heeft verloren, uitsluitend beheerst door het recht van de lid-staat waar het rechtsgeding aanhangig is.
Artikel 171b is niet van toepassing op regels betreffende de nietigheid, de vernietigbaarheid van voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen en evenmin op de regels die bepalen of dergelijke rechtshandelingen kunnen worden tegengeworpen, indien degene die voordeel heeft gehad bij die rechtshandeling bewijst dat:
a. die rechtshandeling wordt beheerst door het recht van een andere lid-staat dan de lid-staat van herkomst; en
b. dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid dat die rechtshandeling wordt aangetast respectievelijk niet kan worden tegengeworpen.
1. Behoudens de bevoegdheid tot het aanwenden van een dwangmaatregel en de bevoegdheid tot het doen van een uitspraak in een geding of een geschil heeft de bewindvoerder uit een andere lid-staat van herkomst dan Nederland in Nederland de bevoegdheden die hij in de lid-staat van herkomst heeft. De wijze van uitoefenen van deze bevoegdheden in Nederland wordt beheerst door het Nederlandse recht.
2. Indien op grond van het recht van de lid-staat van herkomst personen zijn aangewezen om de bewindvoerder te vertegenwoordigen of anderszins bij te staan, kunnen zij de bevoegdheden die zij hebben op grond van het recht van die lid-staat uitoefenen op het grondgebied van Nederland.
1. Voor het bewijs van aanwijzing van de bewindvoerder uit een andere lid-staat dan Nederland volstaat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde instanties van de lid-staat gegeven schriftelijke verklaring.
2. De bewindvoerder uit een andere lid-staat dan Nederland toont op verlangen van een ieder tegenover wie hij zijn bevoegdheden wenst uit te oefenen een vertaling in de Nederlandse taal van het afschrift.
Op verzoek van een bewindvoerder uit een andere lid-staat dan Nederland worden de gegevens met betrekking tot een saneringsmaatregel, vastgesteld in een andere lid-staat dan Nederland door de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Faillissementswet.
Artikel 172 komt te luiden:
1. Indien een verzekeraar met zetel buiten de Unie een bijkantoor heeft in Nederland en een of meer bijkantoren in andere lid-staten, trachten zowel de rechtbank als de Pensioen& Verzekeringskamer hun optreden te coördineren met de bevoegde instanties onderscheidenlijk de toezichthoudende autoriteiten van die andere lid-staten.
2. In het in het eerste lid bedoelde geval tracht de in Nederland benoemde bewindvoerder zijn optreden te coördineren met de bewindvoerders in de andere lid-staten waarin aan de verzekeraar een vergunning is verleend.
Artikel 173 vervalt.
Artikel 183a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de zinsnede «gegevens of inlichtingen» wordt toegevoegd: die geen betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de verzekeraar in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten.
2. De zinsnede «een rechter-commissaris voor zover die belast is met het toezicht uit hoofde van artikel 64 van de Faillissementswet op de curator die betrokken is bij het beheer en de vereffening van de failliet boedel van een verzekeraar» wordt vervangen door: een rechter-commissaris voor zover die is belast met het toezicht uit hoofde van artikel 156d in een noodregeling indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 156, derde lid, aanhef en onderdeel a, of, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 156, derde lid, aanhef en onderdeel c, zo lang de bewindvoerder nog niet activa te gelde heeft gemaakt met het oogmerk deze te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden.
Na artikel 183a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 182 kunnen in een noodregeling gegevens of inlichtingen die geen betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de verzekeraar in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten, door de bewindvoerder worden opgenomen in de verslagen, bedoeld in artikel 170, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 156, derde lid, aanhef en onderdeel b, of, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 156, aanhef en derde lid, onderdeel c, activa van de verzekeraar te gelde zijn gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden.
In afwijking van artikel 182 is artikel 183a van overeenkomstige toepassing op gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de verzekeraar in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten, ongeacht of de verleende machtiging een machtiging is als bedoeld in artikel 156, derde lid, aanhef en onderdeel a, b of c, en ongeacht of activa te gelde zijn gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden.
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 213 vervalt.
Na artikel 212f wordt ingevoegd een afdeling 11B, luidende:
AFDELING 11B. VAN HET FAILLISSEMENT VAN EEN VERZEKERAAR
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a. verzekeraar: de verzekeraar, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993:
1. die in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 24 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, hem door de Pensioen- & Verzekeringskamer verleend dan wel, indien hij zijn zetel in een andere lidstaat dan Nederland heeft van een daarmee overeenkomende vergunning, hem door de toezichthoudende autoriteit van die lidstaat verleend;
2. waarvan de vergunning, bedoeld onder 1, is ingetrokken of vervallen; of
3. die nimmer in het bezit is geweest van een door de Pensioen- & Verzekeringskamer verleende vergunning dan wel, indien de verzekeraar zijn zetel in een andere lidstaat dan Nederland heeft, de verzekeraar met zetel in een andere lidstaat dan Nederland met een bijkantoor in Nederland, die nimmer in het bezit is geweest van een daarmee overeenkomende, door de toezichthoudende autoriteit van die lidstaat verleende vergunning.
b. overeenkomst van schadeverzekering: een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
c. overeenkomst van levensverzekering: een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
d. schadeverzekeraar: een schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
e. levensverzekeraar: een levensverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
f. zetel: de plaats waar de verzekeraar overeenkomstig zijn statuten zijn zetel heeft;
g. bijkantoor: elke duurzame aanwezigheid, met uitzondering van de zetel, van een verzekeraar op het grondgebied van een staat, ook indien er slechts sprake is van een bureau, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een zelfstandig persoon die gemachtigd is duurzaam voor de verzekeraar op te treden;
h. liquidatieprocedure: een collectieve procedure, het faillissement daaronder begrepen, geopend in een lidstaat van de Europese Unie, die het te gelde maken van de activa van een verzekeraar en het op toepasselijke wijze verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden behelst, en die noodzakelijkerwijs een optreden van de administratieve of rechterlijke instanties van die lidstaat behelst, daaronder begrepen de collectieve procedure die wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of een andere maatregel van dezelfde strekking, ongeacht of de procedure op insolventie berust en ongeacht of de procedure op eigen aangifte van de verzekeraar dan wel op verzoek van een ander is geopend;
i. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie of een staat, niet zijnde een lid-staat van de Europese Unie, die partij is bij de op 2 mei 1992 tot stand gekomen overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
j. lidstaat van herkomst: de lidstaat waar de verzekeraar zijn zetel heeft;
k. bevoegde instanties: de administratieve of rechterlijke instanties die bevoegd zijn ter zake van liquidatieprocedures;
l. toezichthoudende autoriteit: de instantie die in een lidstaat bij of krachtens de wet met het toezicht op het verzekeringsbedrijf is belast;
m. curator: de curator of elke andere persoon of ander orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties van een andere lidstaat dan Nederland of door een bestuursorgaan van de verzekeraar om de liquidatieprocedure uit te voeren;
n. vordering uit hoofde van verzekering: de uit een overeenkomst van verzekering voortvloeiende vordering, rechtstreeks op de verzekeraar;
o. noodregeling: de noodregeling, bedoeld in artikel 156 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
§ 2. Verzekeraars met zetel in Nederland, verzekeraars zonder vergunning met zetel in een andere lidstaat dan Nederland en verzekeraars met zetel buiten de Europese Unie met bijkantoor in Nederland
1. Artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, is niet van toepassing op een verzekeraar die in een andere lidstaat dan Nederland een vergunning heeft verkregen.
2. Een verzekeraar die in een andere lidstaat dan Nederland een vergunning heeft verkregen, kan in Nederland niet in staat van faillissement worden verklaard.
De Pensioen- & Verzekeringskamer kan een verzoek tot faillietverklaring als bedoeld in artikel 169, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, zonder tussenkomst van een procureur indienen.
De Pensioen- & Verzekeringskamer zendt een afschrift van haar verzoekschrift aan de verzekeraar en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:
a. indien het een verzekeraar met zetel in Nederland betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten waar de verzekeraar een bijkantoor heeft of waarheen hij diensten verricht vanuit de vestigingen in de Europese Unie;
b. indien het een verzekeraar met zetel buiten de Europese Unie betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten waarheen hij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland en, indien een andere toezichthoudende autoriteit in de Europese Unie is belast met het toezicht op de solvabiliteitsmarge van de betrokken verzekeraar, die toezichthoudende autoriteit.
1. Op een vordering of verzoek tot faillietverklaring van een verzekeraar, eigen aangifte daaronder begrepen, wordt niet beslist dan nadat de rechter de Pensioen- & Verzekeringskamer in de gelegenheid heeft gesteld haar mening daaromtrent kenbaar te maken.
2. De Pensioen- & Verzekeringskamer trekt de vergunning van de verzekeraar in, indien deze op het tijdstip van faillietverklaring nog een vergunning heeft.
1. Wanneer een verzoek tot het uitspreken van de noodregeling aanhangig is tegelijk met een verzoek tot faillietverklaring, wordt de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst totdat op het verzoek tot het uitspreken van de noodregeling is beschikt.
2. Indien de rechtbank de noodregeling uitspreekt, vervalt het verzoek tot faillietverklaring van rechtswege.
1. Het uitspreken van de noodregeling heeft mede tot gevolg dat de verzekeraar slechts in staat van faillissement kan worden verklaard overeenkomstig artikel 169, eerste en tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, alsmede dat de faillietverklaring wordt uitgesproken ongeacht of de verzekeraar verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen.
2. Het bepaalde in de eerste titel en artikel 362 is van overeenkomstige toepassing.
1. De griffier stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer onverwijld in kennis van de beslissing tot faillietverklaring.
2. De Pensioen- & Verzekeringskamer stelt onverwijld daarna de toezichthoudende autoriteiten van alle andere lidstaten in kennis van het vonnis tot faillietverklaring, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval.
1. Onverminderd artikel 14, eerste lid, plaatst de curator een uittreksel van het vonnis tot faillietverklaring in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen dagbladen.
2. In aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 14, vermeldt de curator dat het Nederlandse recht, behoudens uitzonderingen, van toepassing is.
1. De curator geeft van het vonnis tot faillietverklaring onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis.
2. Nadat de beschikkingen, bedoeld in artikel 109, zijn gegeven, geeft de curator daarvan onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis. Deze kennisgeving betreft in ieder geval tevens de gevolgen van het indienen van een vordering na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 108, eerste lid, onderdeel 1, de mededeling dat de vordering bij de curator moet worden ingediend, met, in het voorkomende geval, de opgave dat op een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht aanspraak wordt gemaakt. Aan schuldeisers met een vordering uit hoofde van verzekering vermeldt de kennisgeving voorts welke de belangrijkste gevolgen van de faillietverklaring voor de overeenkomsten uit hoofde van verzekering zijn, en de rechten en verplichtingen van de verzekerde en anderen in verband met de overeenkomst van verzekering.
1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 213i, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat, die een vordering uit hoofde van verzekering heeft, geschiedt in een officiële taal van die lidstaat.
2. De kennisgeving, bedoeld in artikel 213i, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat , die een andere vordering heeft dan de vordering, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in het Nederlands met een formulier dat in alle officiële talen van de Unie het opschrift draagt «Oproep tot indiening van schuldvorderingen. Termijnen».
3. Elke schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat kan zijn vordering en schriftelijke opmerkingen betreffende zijn vordering indienen in de officiële taal van die lidstaat met een verklaring met als opschrift in de Nederlandse taal «Indiening van een vordering», onderscheidenlijk «Indiening van opmerkingen betreffende een vordering».
1. De curator stelt alle bekende schuldeisers regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de procedure.
2. De Pensioen- & Verzekeringskamer stelt de toezichthoudende autoriteiten van de andere lid-staten die zulks verzoeken in kennis van het verloop van de procedure.
Indien de machtiging ingevolge artikel 169, derde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 ophoudt van kracht te zijn, alsmede indien de faillietverklaring wordt uitgesproken binnen vier weken na het intrekken van de machtiging, gelden de volgende bepalingen:
a. het tijdstip waarop de termijnen, bedoeld in de artikelen 43 en 45, en in artikel 138, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, aanvangen, wordt berekend vanaf het tijdstip waarop de noodregeling is uitgesproken;
b. een beroep op verrekening kan in afwijking van artikel 53 slechts worden gedaan indien de vordering en de schuldplichtigheid beide zijn ontstaan voor het tijdstip waarop de beschikking, houdende het uitspreken van de noodregeling is gegeven, of voortvloeien uit een handeling voor dat tijdstip met de verzekeraar verricht;
c. handelingen, ingevolge artikel 161 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 door of namens de bewindvoerders, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel cc, verricht gedurende de tijd dat de machtiging van kracht was, worden beschouwd als handelingen van de curator, terwijl boedelschulden, gedurende die tijd ontstaan, ook in het faillissement als boedelschulden zullen gelden;
d. de boedel is niet aansprakelijk voor verbintenissen van de verzekeraar die in strijd met artikel 161, eerste en zesde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, zijn aangegaan gedurende de tijd dat de machtiging van kracht was, dan voor zover deze daardoor is gebaat;
e. vorderingen uit overeenkomsten van levensverzekering kunnen in afwijking van artikel 110, eerste lid, worden ingediend door overlegging van de polis of een afschrift daarvan, zonder dat het bedrag van de vordering behoeft te worden vermeld; voor zover de curator de vordering erkent, stelt hij de omvang daarvan vast;
f. voor zover niet reeds artikel 163a van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 tot volledige uitvoering is gekomen, is het bepaalde in titel I overigens van toepassing.
1. In geval van een faillietverklaring op grond van deze afdeling worden de boedelschulden, al naar gelang de aard van de betrokken boedelschuld hetzij omgeslagen over ieder deel van de boedel, hetzij uitsluitend van een bepaalde bate van de boedel afgetrokken. Onder boedelschulden vallen in ieder geval de kosten van inschrijving in een openbaar register in een andere lidstaat dan Nederland.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en behoudens vorderingen door pand of hypotheek gedekt, worden in geval van faillissement van een schadeverzekeraar de volgende vorderingen verhaald op de boedel in de volgende volgorde:
a. de vorderingen uit hoofde van verzekering betreffende periodieke uitkeringen ter zake van ziekte, letsel of overlijden van natuurlijke personen, ontstaan uit of krachtens overeenkomsten van schadeverzekering, met uitzondering evenwel van uitkeringen, krachtens overeenkomst van herverzekering aan een andere verzekeraar verschuldigd, en van uitkeringen ter zake van pensioenen, toegezegd aan werknemers of gewezen werknemers van de verzekeraar of aan hun nabestaanden;
b. de vorderingen van werknemers en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot reeds vervallen termijnen van pensioen voor zover de vordering niet ouder is dan een jaar;
c. de vorderingen van werknemers, niet zijnde bestuurders van de verzekeraar bij wie zij in dienst zijn, en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot in de toekomst tot uitkering komende termijnen van toegezegd pensioen;
d. de vorderingen van werknemers met betrekking tot het loon over het voorafgaande jaar en hetgeen over het lopende jaar is verschuldigd, benevens het bedrag van de verhoging van dat loon ingevolge artikel 625 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede het bedrag van de uitgaven, door de werknemer voor de verzekeraar als werkgever gedaan, en de bedragen, door de verzekeraar aan de werknemer krachtens titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd;
e. de vorderingen uit hoofde van verzekering betreffende niet-periodieke uitkeringen ter zake van ziekte, letsel of overlijden van natuurlijke personen, ontstaan uit of krachtens overeenkomsten van schadeverzekering, met uitzondering evenwel van uitkeringen, krachtens overeenkomst van herverzekering aan een andere verzekeraar verschuldigd;
f. de vorderingen uit hoofde van verzekering betreffende uitkeringen ter zake van andere dan in de onderdelen a en e bedoelde schaden, ontstaan uit overeenkomsten van schadeverzekering;
g. de vorderingen tot teruggave van bedragen die zonder rechtsgrond zijn betaald of aan de betaling waarvan de rechtsgrond is komen te ontvallen, welke betaling heeft plaatsgevonden in de veronderstelling dat daarmee premies zijn betaald.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en behoudens vorderingen door pand of hypotheek gedekt, worden ingeval het faillissement van een levensverzekeraar de volgende vorderingen verhaald op de boedel in de volgende volgorde:
a. de vorderingen van werknemers en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot reeds vervallen termijnen van pensioen, voor zover de vordering niet ouder is dan een jaar;
b. de vorderingen van werknemers, niet zijnde bestuurders van de verzekeraar waarbij zij in dienst zijn, en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot in de toekomst tot uitkering komende termijnen van toegezegd pensioen;
c. de vorderingen van werknemers met betrekking tot het loon over het voorafgaande jaar en hetgeen over het lopende jaar verschuldigd is, benevens het bedrag van de verhoging van dat loon ingevolge artikel 625 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede het bedrag van de uitgaven, door de werknemer voor de verzekeraar gedaan, en de bedragen, door de verzekeraar aan de werknemer krachtens titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd;
d. de vorderingen uit hoofde van verzekering en rechten betreffende uitkeringen, die zijn ontstaan of nog zullen ontstaan uit overeenkomsten van levensverzekering;
e. de vorderingen tot teruggave van bedragen die zonder rechtsgrond zijn betaald of aan de betaling waarvan de rechtsgrond is komen te ontvallen, welke betaling heeft plaatsgevonden in de veronderstelling dat daarmee premies zijn betaald.
4. Onder de vorderingen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, e en f, en derde lid, onderdeel d, worden mede verstaan de vorderingen ter zake van uitkeringen krachtens lopende overeenkomsten van verzekering, ontstaan op of na de dag waarop de noodregeling is uitgesproken.
5. Vorderingen die niet worden genoemd in het tweede en derde lid, worden eerst dan voldaan indien de vorderingen, bedoeld in het tweede en derde lid zijn voldaan en indien vaststaat dat in de toekomst zodanige vorderingen niet meer zullen ontstaan, naar evenredigheid van elke vordering, behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang.
6. De in het vijfde lid bedoelde redenen van voorrang gelden zowel voor vorderingen van schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in Nederland als voor soortgelijke vorderingen van schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in een andere lidstaat dan Nederland.
§ 3. Bepalingen van internationaal privaatrecht
1. Een in een andere lidstaat van herkomst dan Nederland genomen beslissing tot opening van een liquidatieprocedure met betrekking tot een verzekeraar wordt van rechtswege erkend.
2. De beslissing heeft rechtsgevolgen binnen Nederland vanaf het tijdstip dat zij rechtsgevolgen heeft in de lidstaat van herkomst.
De beslissing tot opening van een liquidatieprocedure, de liquidatieprocedure zelf en de rechtsgevolgen van de liquidatieprocedure worden beheerst door het recht van de lidstaat van herkomst, tenzij de wet anders bepaalt.
1. De beslissing tot opening van een liquidatieprocedure laat onverlet het goederenrechtelijke recht van een schuldeiser of een derde op een goed of goederen, zowel bepaalde goederen als gehelen met een wisselende samenstelling van onbepaalde goederen, die toebehoren aan de verzekeraar en die zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevinden op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder goederenrechtelijk recht in ieder geval verstaan:
a. het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit het goed, in het bijzonder op grond van een recht van pand of recht van hypotheek;
b. het uitsluitende recht een vordering te innen, in het bijzonder op grond van een pandrecht op de vordering of op grond van een cessie tot zekerheid van de vordering;
c. het recht om een goed van een ieder die het zonder recht houdt op te eisen, van dat goed afgifte te verlangen of van dat goed een ongestoord genot te verlangen;
d. het goederenrechtelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met een goederenrechtelijk recht gelijk gesteld het in een openbaar register ingeschreven recht tot verkrijging van een goederenrechtelijk recht als bedoeld in het eerste lid, dat aan derden kan worden tegengeworpen.
4. Voor de toepassing van dit artikel is de lidstaat waar een goed zich bevindt:
a. met betrekking tot registergoederen en rechten op registergoederen: de lidstaat onder het gezag waarvan het desbetreffende register wordt gehouden;
b. met betrekking tot zaken, voor zover niet vallend onder onderdeel a: de lidstaat op het grondgebied waarvan de lidstaat de zaak zich bevindt;
c. met betrekking tot schuldvorderingen, de lidstaat op het grondgebied waarvan de derde-schuldenaar zijn statutaire zetel heeft.
1. Ingeval de verzekeraar een zaak heeft gekocht, laat de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure onverlet de op een eigendomsvoorbehoud berustende rechten van de verkoper, indien de zaak waarop het eigendomsvoorbehoud betrekking heeft zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
2. Ingeval de verzekeraar een zaak heeft verkocht, is de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure geen grond voor ontbinding of beëindiging van de overeenkomst tot verkoop, en belet de liquidatieprocedure de koper niet de eigendom van de gekochte zaak te verkrijgen, indien de zaak zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
3. Artikel 171c, vierde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 is van overeenkomstige toepassing.
Indien degene die zowel schuldeiser als schuldenaar is van de verzekeraar bevoegd is zijn schuld te verrekenen met de vordering op de verzekeraar op grond van het recht dat van toepassing is op de vordering van de verzekeraar, laat de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure de bedoelde bevoegdheid onverlet.
De artikelen 213p tot en met 213r staan er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers welke van die rechtshandeling het gevolg is.
In afwijking van artikel 213o worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor arbeidsovereenkomsten en andere rechtsverhoudingen ter zake van het verrichten van arbeid uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op die overeenkomst of rechtsverhouding van toepassing is.
In afwijking van artikel 213o worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor een overeenkomst die het recht geeft op het genot of de verkrijging van een onroerende zaak uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de onroerende zaak is gelegen.
In afwijking van artikel 213o worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor de rechten van de verzekeraar op een registergoed beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.
1. In afwijking van artikel 213o worden, onverminderd artikel 213p, de gevolgen van een liquidatieprocedure voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1, onder 13, van richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141) uitsluitend beheerst door het recht dat op die markt van toepassing is.
2. Het eerste lid staat er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers die van die rechtshandeling het gevolg is.
In afwijking van artikel 213o wordt de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling, onder bezwarende titel aangegaan door de verzekeraar na het tijdstip tot vaststelling van een liquidatieprocedure, waarmee hij beschikt over een registergoed of effecten of andere waardepapieren waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register of op een wettelijk voorgeschreven rekening veronderstelt, of die zijn geplaatst in een door het recht van een lidstaat beheerst gecentraliseerd effectendepot, beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register, de rekening of het depot wordt gehouden dan wel, indien het een onroerende zaak betreft, door het recht van de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen.
In afwijking van artikel 213o worden de gevolgen van de liquidatieprocedure voor een aanhangige rechtsvordering betreffende een goed waarover de verzekeraar het beheer en de beschikking heeft verloren, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het rechtsgeding aanhangig is.
Artikel 213o is niet van toepassing op regels betreffende de nietigheid, de vernietigbaarheid van voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen en evenmin op de regels die bepalen of dergelijke rechtshandelingen kunnen worden tegengeworpen, indien degene die voordeel heeft gehad bij die rechtshandeling bewijst dat:
a. die rechtshandeling wordt beheerst door het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst; en
b. dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid dat die rechtshandeling wordt aangetast respectievelijk niet kan worden tegengeworpen.
1. Behoudens de bevoegdheid tot het aanwenden van een dwangmaatregel en de bevoegdheid tot het doen van een uitspraak in een geding of een geschil heeft de curator uit een andere lidstaat van herkomst dan Nederland in Nederland de bevoegdheden die hij in de lidstaat van herkomst heeft. De wijze van uitoefenen van deze bevoegdheden in Nederland wordt beheerst door het Nederlandse recht.
2. Indien op grond van het recht van de lidstaat van herkomst personen zijn aangewezen om de curator te vertegenwoordigen of anderszins bij te staan, kunnen zij de bevoegdheden die zij hebben op grond van het recht van die lidstaat uitoefenen op het grondgebied van Nederland.
1. Voor het bewijs van aanwijzing van de curator uit een andere lidstaat dan Nederland volstaat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst gegeven schriftelijke verklaring.
2. De curator uit een andere lidstaat dan Nederland toont op verlangen van een ieder tegenover wie hij zijn bevoegdheden wenst uit te oefenen een vertaling in de Nederlandse taal van het afschrift.
Op verzoek van een curator uit een andere lid-staat dan Nederland worden de gegevens met betrekking tot een liquidatieprocedure, geopend in een andere lid-staat dan Nederland, door de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19, eerste lid.
1. Indien een verzekeraar met zetel buiten de Europese Unie een bijkantoor heeft in Nederland en een of meer bijkantoren in andere lidstaten, trachten zowel de rechtbank als de Pensioen& Verzekeringskamer hun optreden te coördineren met de bevoegde instanties onderscheidenlijk de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten waarin aan de verzekeraar een vergunning is verleend.
2. In het in het eerste lid bedoelde geval tracht de in Nederland benoemde curator zijn optreden te coördineren met de curatoren in die andere lidstaten.
In afwijking van artikel 182 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 kunnen gegevens of inlichtingen die geen betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de verzekeraar in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten, door de curator worden opgenomen in de verslagen, bedoeld in artikel 73a.
De opschriften «TITEL II. Van surséance van betaling» en «EERSTE AFDELING Van de verleening van surséance van betaling en hare gevolgen» worden verplaatst naar de plaats, onmiddellijk boven artikel 214.
Artikel 214 komt te luiden:
1. De schuldenaar die voorziet, dat hij met het betalen van zijn opeisbare schulden niet zal kunnen voortgaan, kan surseance van betaling aanvragen.
2. Hij zal zich daartoe, onder overlegging van een door behoorlijke bescheiden gestaafde staat als bedoeld in artikel 96, bij verzoekschrift, door hemzelf en zijn procureur ondertekend, wenden tot de rechtbank, aangewezen in artikel 2.
3. Bij het verzoekschrift kan een ontwerp van een akkoord worden gevoegd.
4. Surseance van betaling wordt niet verleend aan een natuurlijke persoon die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent, noch aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 213.
Aan artikel 284 wordt een vijfde lid toegevoegd luidende:
5. De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen kan niet van toepassing worden verklaard op een verzekeraar als bedoeld in artikel 213.
Op de afhandeling van een noodregeling of van een faillietverklaring die wordt vastgesteld onderscheidenlijk uitgesproken vóór de datum waarop deze wet in werking treedt, blijft het vóór die datum geldende recht van toepassing.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister van Justitie,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29297-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.