29 290
Opvang zwerfjongeren 2003

nr. 2
RAPPORT

Inhoud

 Samenvatting5
   
1Inleiding10
1.1Aanleiding vervolgonderzoek10
1.2Onderwerp vervolgonderzoek10
1.3Opbouw rapport11
   
2Wet- en regelgeving12
2.1Huidige wet- en regelgeving12
2.1.1Algemeen12
2.1.2Actoren en verantwoordelijkheden12
2.1.3Financiering en verantwoording13
2.2Wet op de jeugdzorg14
2.2.1Wetsontwerp14
2.2.2Uitwerking wetsontwerp15
2.3Conclusie15
   
3Zwerfjongeren en hulpverlening16
3.1Inleiding16
3.2Profiel zwerfjongere16
3.3Aantallen zwerfjongeren17
3.4Opvangbehoefte en capaciteit18
3.5Brancheorganisaties voor hulpverlening en opvang19
3.5.1Federatie Opvang19
3.5.2Leger des Heils20
3.5.3Stichting Zwerfjongeren Nederland20
3.6Conclusie20
   
4Gemeenten22
4.1Inleiding22
4.2Ontwikkeling 2001–200322
4.2.1Algemeen22
4.2.2Preventie27
4.2.3Signalering28
4.2.4(Crisis)opvang28
4.2.5Hulpverlening/begeleiding29
4.2.6Vervolgtrajecten en nazorg29
4.3Toekomstplannen of andere bestedingen30
4.4Conclusie30
   
5Provincies en grootstedelijke regio's32
5.1Inleiding32
5.2Ontwikkelingen 2001–200332
5.2.1Algemeen32
5.2.2Aansluiting provinciale jeugdzorg en lokaal jeugdbeleid33
5.3Bureaus jeugdzorg33
5.4Conclusie34
   
6Rijk35
6.1Inleiding35
6.1.1Effectmeting35
6.1.2Tussen beleid en uitvoering35
6.1.3Interdepartementaal beleidsonderzoek35
6.1.4Vijf thema's36
6.2Beleid en wet- en regelgeving36
6.2.1Vorig onderzoek36
6.2.2Stand van zaken per mei 200337
6.3Regierollen38
6.3.1Vorig onderzoek38
6.3.2Stand van zaken per mei 200338
6.4Financiering en verantwoording40
6.4.1Vorig onderzoek40
6.4.2Stand van zaken per mei 200340
6.5Informatievoorziening over zwerfjongeren41
6.5.1Vorig onderzoek41
6.5.2Stand van zaken per mei 200341
6.6Hulpverlening42
6.6.1Vorig onderzoek42
6.6.2Stand van zaken per mei 200342
6.7Conclusie43
   
7Reactie bewindspersonen VWS en nawoord Algemene Rekenkamer45
7.1Reactie bewindspersonen VWS45
7.2Nawoord Algemene Rekenkamer46
   
Bijlage 1 Vragen van de staatssecretaris van VWS en de antwoorden van de Algemene Rekenkamer48
Bijlage 2 Tabel voorzieningen centrumgemeenten per mei 200354
Bijlage 3Kerngegevens per provincie en centrumgemeente per mei 200358
Bijlage 4 Samenvattend overzicht met conclusies, aanbevelingen, de reactie van de minister van VWS van het onderzoek Opvang zwerfjongeren maart 200293
Bijlage 5 Samenvattend overzicht met conclusies, aanbevelingen, de reactie van de bewindspersonen van VWS van het onderzoek Opvang zwerfjongeren 200395
Bijlage 6Afkortingenlijst98

SAMENVATTING

In maart 2002 verscheen het rapport van de Algemene Rekenkamer Opvang zwerfjongeren. Uit het onderzoek bleek dat de organisatie rond de opvang van zwerfjongeren tekort schoot. In 2002 heeft de Tweede Kamer besloten om het budget voor maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid met € 16,3 miljoen te verhogen tot € 177,4 miljoen. De Tweede Kamer drong erop aan om € 3 miljoen van het extra budget voor de opvang van zwerfjongeren te bestemmen. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zegde de Kamer toe om in 2003 43 centrumgemeenten te visiteren om te onderzoeken of gemeenten dit geld daadwerkelijk aan beleid en concrete activiteiten voor zwerfjongeren hebben besteed. De uitkomsten worden betrokken bij de beslissing van de staatssecretaris van VWS of er een aparte financieringsregeling voor de opvang van zwerfjongeren nodig is.

Over de verantwoording van de besteding van deze middelen waren geen afzonderlijke afspraken met de centrumgemeenten gemaakt.

In februari 2003 kreeg de Algemene Rekenkamer het verzoek van de staatssecretaris om de visitatie uit te voeren. De Algemene Rekenkamer heeft positief gereageerd op het verzoek. Naast de visitatie heeft zij tevens onderzocht welke vervolgacties de minister van VWS naar aanleiding van het onderzoek Opvang zwerfjongeren heeft ondernomen.

Conclusie

De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat er nog steeds onvoldoende aandacht is voor samenhangende activiteiten voor zwerfjongeren op het terrein van preventie, signalering, eerste (crisis)opvang, begeleidingstrajecten, vervolgtrajecten en nazorg. Dit is het geval ondanks dat de activiteiten rond de hulpverlening aan en de opvang van zwerfjongeren in de periode van september 2001 tot mei 2003 zijn uitgebreid. De zogenoemde sluitende keten (van preventie tot nazorg) bleek in negen (was in 2001 vijf) van de 43 centrumgemeenten aanwezig te zijn.

De Algemene Rekenkamer trekt – voorzichtig – de conclusie dat het aantal zwerfjongeren in de periode september 2001 tot mei 2003 is gegroeid. Of deze groei uitsluitend is toe te schrijven aan de verbetering van het inzicht of dat ook in realiteit er sprake is van groei, danwel een combinatie van die twee effecten: de voorzieningengroei blijft in tempo achter bij de vraag en het tekort aan opvangvoorzieningen wordt evidenter.

Voor de Algemene Rekenkamer betekent dit, dat kennelijk de komende jaren nog een extra inspanning gericht op (het inhalen van) de zwerfjongerenproblematiek onontkoombaar is in afwachting van het gaan functioneren van de beoogde sluitende keten gericht op jongeren met problemen meer in het algemeen.

De urgente praktische verbetering in de capaciteit van opvangplaatsen en hulpverleningsactiviteiten voor zwerfjongeren, waar de Algemene Rekenkamer in het vorige onderzoek naar de opvang van zwerfjongeren op aandrong, is nog onvoldoende opgepakt.

In onderstaande figuur is een overzicht opgenomen van de 43 centrumgemeenten met een voldoende (respectievelijk beperkt/matig) aantal voorzieningen voor preventie, signalering, jongerenpension, hulpverlening en vervolgopvang. Vooral bij de opvang in jongerenpensions en de vervolgopvang zijn nog veel verbeteringen mogelijk.kst-29290-2-1.gif

Uitkomsten onderzoek bij gemeenten en provincies

Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat van de € 3 miljoen ruim eenderde direct ten goede is gekomen aan het opvangbeleid en de uitbreiding van voorzieningen voor zwerfjongeren. Eenderde is besteed om financiële knelpunten op te lossen bij de algemene maatschappelijke opvang. De rest van de extra middelen is gereserveerd. De helft hiervan is bestemd voor al ontwikkelde plannen ten behoeve van zwerfjongeren. Voor de andere helft zijn er nog geen concrete plannen.

De minister heeft in de Begroting 2003 beleidsdoelstellingen voor zwerfjongeren geformuleerd voor de komende vier jaar:

• toename van het aantal opvangplaatsen voor zwerfjongeren met meer dan de helft (van 254 naar 391);

• groei van het aantal centrumgemeenten met specifiek beleid voor zwerfjongeren van negen naar achttien.

Deze beleidsdoelstellingen zijn niet breed uitgedragen en besproken met de centrumgemeenten: de helft van de centrumgemeenten bleek ten tijde van het onderzoek niet op de hoogte te zijn van deze doelstellingen. Desondanks is het aantal gemeenten met een specifiek zwerfjongerenbeleid wel gestegen van negen naar zestien. Het aantal specifiek voor zwerfjongeren bestemde opvangplaatsen is met 68 toegenomen. Het aantal crisisopvangplaatsen waar ook zwerfjongeren gebruik van kunnen maken, is uitgebreid met circa 60 plaatsen. De overheden weten niet precies hoeveel plaatsen er beschikbaar zijn en hoeveel plaatsen er werkelijk nodig zijn. De Algemene Rekenkamer dringt aan op het in beeld brengen van de behoefte op lokaal en regionaal niveau.

Ook al hebben de meeste provincies en grootstedelijke regio's geen zwerfjongerenbeleid, vanuit deze hoek is er wel sprake van financiële steun voor diverse projecten in het kader van hulpverlening aan en opvang van zwerfjongeren, met name op het gebied van preventie. De provincies geven veel aandacht aan het tot stand brengen van overleg tussen bestuurders en uitvoerenden op regionaal en lokaal niveau.

Er is regionaal en lokaal een aantal initiatieven tot stand gekomen waar onderwijs, justitie en jeugdhulpverlening op het terrein van preventie streven naar een gezamenlijke aanpak. Schoolverzuim en risico- of probleemgedrag worden als eerste signalen opgepakt.

De Algemene Rekenkamer dringt wel aan op het invullen van de regierol van de provincies bij het realiseren van voorzieningen die aansluiten bij de vraag.

Vervolgacties bewindspersonen

De Algemene Rekenkamer deed in het vorige onderzoek de aanbeveling om een richtinggevend beleidskader te ontwikkelen voor de zwerfjongerenproblematiek. Dit had te maken met de complexiteit van de regelgeving en de vele verschillende actoren die er bij de zwerfjongerenproblematiek betrokken zijn. De bewindspersonen van VWS hebben deze optie weliswaar verkend, maar na overleg met de bestuurlijke partners niet nagevolgd. Een beleidskader voor zwerfjongeren zou, volgens de staatssecretaris, kunnen leiden tot een afzonderlijk circuit voor één doelgroep, terwijl het realiseren van een sluitende keten voor alle (risico)jeugdigen van belang is.

Het ministerie heeft verschillende initiatieven genomen om de afstemming tussen de betrokkenen te verbeteren teneinde de aansluiting tussen jeugdhulpverlening, maatschappelijke opvang en aanpalende terreinen te kunnen bewerkstelligen. De taken binnen het preventieve jeugdbeleid die behoren tot het gemeentelijke domein zijn beschreven. Het ministerie is een nader onderzoek gestart naar de gemeentelijke uitvoering en de noodzakelijke inspanningen om tot een sluitende aanpak op lokaal niveau te komen. Samen met de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt er sinds 2002 gewerkt aan een integrale thematische benadering van de jeugdproblematiek en het belang van preventie daarbij.

Tot slot zal het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg, zoals dat is voorzien in de beoogde Wet op de jeugdzorg, de rol van de provincies in de aansluiting tussen de lokale voorzieningen en de jeugdzorg bevatten. Hierbij wordt ook specifiek aandacht gevraagd voor de groep zwerfjongeren.

Alhoewel de Algemene Rekenkamer deze initiatieven waardeert, constateert zij ook dat het nog te vroeg is om uitspraken te doen over de effectiviteit van deze activiteiten. De Algemene Rekenkamer concludeert dat de afstand tussen ministerie, provincies/grootstedelijke regio's en gemeenten groot is. Over veel (inter)departementale initiatieven wordt met de regionale en lokale partners niet tot nauwelijks gecommuniceerd. Dit klemt te meer daar de minister van VWS de regie nadrukkelijk op lokaal niveau neerlegt.

Voor het ontwikkelen van een adequaat beleid en de (gerichte) inzet van middelen is het van belang dat de minister kan beschikken over informatie, die inzicht biedt in de gerealiseerde prestaties en bereikte effecten op lokaal niveau. De van de actoren verlangde informatie is naar de mening van de Algemene Rekenkamer niet specifiek genoeg om de systeemverantwoordelijkheid van de minister gestalte te kunnen geven. De Algemene Rekenkamer beveelt daarom aan om de informatievraag verder te specificeren.

Reactie bewindspersonen VWS

Op 10 oktober 2003 hebben de minister en staatssecretaris van VWS een gezamenlijke schriftelijke reactie gegeven op de bevindingen van de Algemene Rekenkamer, aan hen toegezonden op 24 september 2003. De bewindspersonen zijn erover verheugd dat het extra geld heeft geleid tot versterking van het opvangbeleid voor zwerfjongeren. Er is een groeiend verantwoordelijkheidsbesef bij centrumgemeenten, provincies en grootstedelijke regio's vastgesteld voor de aanpak van de zwerfjongerenproblematiek. En hoewel nog niet alle ontwikkelingen hebben geleid tot meetbare effecten – onder meer gezien het recente karakter ervan – vertrouwen de bewindspersonen dat deze ontwikkelingen concrete resultaten gaan opleveren.

Zij verwachten dat de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde benodigde extra inspanningen voor de aanpak van zwerfjongerenproblematiek en uitbreiding van de capaciteit door de centrumgemeenten, provincies en grootstedelijke regio's geleverd zullen worden. De bewindspersonen zien dan ook geen aanleiding om over te gaan tot een afzonderlijke specifieke uitkering voor zwerfjongeren.

De bewindspersonen verwachten ook dat door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de jeugdzorg de provincies beter in staat zullen zijn hun regierol te vervullen bij het realiseren van een passend aanbod aansluitend op de specifieke vraag van de individuele jongere. Dit zal preventief werken als het gaat om het ontstaan van zwerfjongerenproblematiek. Voor de verdere uitwerking van de daarbij horende functies op het gemeentelijke domein in aansluiting op de jeugdzorg zijn afspraken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten gemaakt.

De bewindspersonen zeggen toe alerter te zijn op de communicatie met bestuurlijke partners over (inter)departementale initiatieven. Ook bij de ontwikkeling van de specifieke informatievoorziening worden de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer betrokken.

Tot slot geven de bewindspersonen aan dat het kabinet een sluitende keten voor de jeugd van essentieel belang vindt. Naast extra middelen in het hoofdlijnenakkoord voor jeugdzorg en preventie stelt het kabinet een jeugdagenda op voor de komende vier jaar met als doel een verbeterde aansluiting binnen de keten en zo min mogelijk uitval van jeugdigen. De bewindspersonen willen hiermee ook bereiken dat het aantal zwerfjongeren vermindert. De zwerfjongerenproblematiek zal de komende jaren, zo schrijven de bewindspersonen, een goede graadmeter zijn voor de daadwerkelijke realisatie van de doelstellingen.

Nawoord Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer is verheugd over de voornemens van de bewindspersonen ten aanzien van de verbetering van de communicatie en de specifieke informatievoorziening. De Algemene Rekenkamer benadrukt dat er voortvarendheid is geboden bij de implementatie van de nadere uitwerking van een aantal beleidsvoornemens. Juist ten aanzien van de regierol van de provincies moeten nog een aantal voornemens nadere uitwerking krijgen.

Op het punt van de bereikte effecten en de nog te realiseren effecten rekent de Algemene Rekenkamer Nederland minder rijk dan de bewindspersonen kennelijk voor ogen staat. De Algemene Rekenkamer concludeert dat, alle inspanningen ten spijt, de urgente praktische verbetering in de capaciteit van opvangplaatsen en hulpverleningsactiviteiten voor zwerfjongeren, nog onvoldoende is gerealiseerd. Dit terwijl de Algemene Rekenkamer reeds in haar vorige onderzoek Opvang zwerfjongeren constateerde dat die absoluut nodig is. Uit dit vervolgonderzoek is gebleken dat de opvang- en hulpverleningscapaciteit wel is gegroeid, maar nog steeds niet voldoende is om zelfs maar aan de minimaal geschatte vraag te voldoen: geschat minimumaantal 3200 zwerfjongeren, aantal plaatsen circa 320.

De Algemene Rekenkamer concludeert op basis van haar onderzoek dat zolang de beoogde sluitende keten voor jongeren met problemen niet functioneert er tevens een extra inspanning nodig is om hulpverlening en opvangcapaciteit voor zwerfjongeren op een voldoende niveau te brengen. Wanneer die extra inspanning niet wordt gepleegd, zal een grote (mogelijk nog groeiende) groep zwerfjongeren tussen de wal en het schip blijven vallen.

De bewindspersonen schrijven dat de zwerfjongerenproblematiek de komende jaren een goede graadmeter voor hen is in hoeverre een verbeterde aansluiting binnen de keten én zo min mogelijk uitval van jeugdigen daadwerkelijk gerealiseerd worden.

De Algemene Rekenkamer is het met deze graadmeter van harte eens en ziet uit naar regelmatige verantwoordingsinformatie omtrent zwerfjongeren.

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding vervolgonderzoek

In maart 2002 verscheen het rapport van de Algemene Rekenkamer Opvang zwerfjongeren. Dit onderzoek werd op verzoek van de Tweede Kamer in 2001 uitgevoerd. De conclusies van het rapport waren dat de gecompliceerde wet- en regelgeving en de gebrekkige afstemming tussen de verschillende overheidslagen een adequate hulpverlening en opvang van zwerfjongeren en tevens een goede verantwoording over prestaties en effecten belemmerden. Bijna nergens waren alle noodzakelijke voorzieningen en hulpverleningsprogramma's aanwezig om zwerfjongeren goed te kunnen helpen. Bij vijf van de 43 centrumgemeenten1 was een zogenoemde «sluitende keten», die voorziet in preventie, signalering, eerste (crisis)opvang, hulpverlening/begeleiding en vervolgtrajecten/nazorg aanwezig.

In 2002 heeft de Tweede Kamer besloten om het budget voor de specifieke uitkering maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid met € 16,3 miljoen te laten toenemen. De Tweede Kamer heeft er op aangedrongen dat van de ophoging € 3 miljoen bestemd zou worden voor de opvang van zwerfjongeren2. De Welzijnswet 1994, die de basis biedt op grond waarvan de minister een gemeente een specifieke uitkering kan toekennen, biedt niet de mogelijkheid – binnen het doel van de uitkering – de besteding van de middelen nader te oormerken. Wel heeft de staatssecretaris aan de Tweede Kamer toegezegd dat in mei 2003 de centrumgemeenten worden gevisiteerd om te bezien in hoeverre met het extra geld dat voor zwerfjongeren beschikbaar is gesteld de centrumgemeenten daadwerkelijke voorzieningen voor deze groep jongeren hebben gerealiseerd. Mede op basis van de uitkomsten van deze visitatie zal worden besloten of toch een aparte financieringsregeling voor de opvang van zwerfjongeren nodig is.

Op 21 februari 2003 heeft de staatssecretaris van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de Algemene Rekenkamer verzocht om de effectmeting3 van het rapport Opvang zwerfjongeren uit te breiden met de door haar aan de Tweede Kamer toegezegde visitatie van de centrumgemeenten. Zij geeft in de brief aan het onderzoek Opvang zwerfjongeren te beschouwen als een nulmeting.

In antwoord op het verzoek heeft de Algemene Rekenkamer op 1 april 2003 aangegeven aan dit verzoek te voldoen. In dit rapport wordt verslag gedaan van de uitkomsten van de visitatie en van de effectmeting.

1.2 Onderwerp vervolgonderzoek

Centraal in het onderzoek staat de vraag of de toevoeging aan de specifieke uitkering maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid voor uitbreiding van (opvang)voorzieningen voor zwerfjongeren leidt of geleid heeft tot een versterking van opvangbeleid voor zwerfjongeren ten opzichte van de situatie in september 2001.

Daarnaast is ook onderzocht welke vervolgacties naar aanleiding van het onderzoek Opvang zwerfjongeren zijn ondernomen. De vragen van de staatssecretaris zijn in de onderzoeksvragen van de Algemene Rekenkamer geïntegreerd.

De Algemene Rekenkamer heeft het onderzoek wederom uitgevoerd bij alle 43 centrumgemeenten, alle twaalf provincies en de drie grootstedelijke regio's. Zij hebben op vrijwillige basis aan het onderzoek meegewerkt.

Ten behoeve van de uitvoering van het onderzoek hebben alle centrumgemeenten, provincies en grootstedelijke regio's een vragenlijst ontvangen. Zij werden bezocht wanneer ze essentiële ontwikkelingen meldden. Aldus zijn bij dertien centrumgemeenten, drie provincies en alle drie de grootstedelijke regio's gesprekken gevoerd. Voorts hebben bij de brancheorganisaties van de meest betrokken instanties voor maatschappelijke opvang en jeugdhulpverlening, zijnde de Federatie Opvang, het Leger des Heils en de Stichting Zwerfjongeren Nederland gesprekken plaatsgevonden. Deze instanties hebben informatie gegeven over de ontwikkeling in de voorzieningen voor zwerfjongeren en de financiering daarvan. Van de zichtpensions4 zijn jaarverslagen opgevraagd. Tenslotte zijn gesprekken gevoerd met het Ministerie van VWS, met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

1.3 Opbouw rapport

Allereerst wordt in hoofdstuk 2 de wet- en regelgeving inzake de maatschappelijke opvang en de jeugdhulpverlening beschreven alsmede de financiering daarvan.

In hoofdstuk 3 wordt het profiel van de zwerfjongere geschetst en wordt ingegaan op aantallen en opvang. Ook de brancheorganisaties van de hulpverleners komen hier aan het woord. In hoofdstuk 4 wordt uiteengezet of en op welke wijze de extra gelden door de gemeenten zijn besteed en welke consequenties dit heeft gehad voor de hulpverlening aan en de opvang van zwerfjongeren. In hoofdstuk 5 komen de ontwikkelingen bij en activiteiten van de provincies en grootstedelijke regio's aan de orde.

Een overzicht van de vervolgacties van de minister van VWS naar aanleiding van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in het onderzoek Opvang zwerfjongeren wordt beschreven in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 zijn de reactie van de minister en staatssecretaris van VWS en het nawoord van de Algemene Rekenkamer opgenomen.

In de bijlagen zijn de gegevens op een aantal punten nog nader uitgewerkt. Bijlage 1 bevat de vragen van de staatssecretaris van VWS en de aan het onderhavige onderzoek ontleende antwoorden daarop van de Algemene Rekenkamer.

Bijlage 2 bevat een overzichtstabel van de voorzieningen voor zwerfjongeren per centrumgemeente, per mei 2003.

Bijlage 3 bevat de kerngegevens per provincie en centrumgemeenten per mei 2003.

Bijlage 4 bevat een samenvattend overzicht met conclusies, aanbevelingen, de reactie van de minister van VWS van het Rekenkamerrapport Opvang Zwerfjongeren van maart 2002.

Bijlage 5 bevat een zelfde samenvattend overzicht met conclusies, aanbevelingen, de reactie van de minister van VWS van dit Rekenkamerrapport Opvang Zwerfjongeren 2003.

Bijlage 6 bevat het overzicht van afkortingen.

2 WET- EN REGELGEVING

2.1 Huidige wet- en regelgeving

2.1.1 Algemeen

De hulpverlening aan en de opvang van zwerfjongeren is geregeld in verschillende wetten. Veel beleid wordt decentraal uitgevoerd. De belangrijkste wetten zijn:

• Welzijnswet 1994.

Hierin is het wettelijke kader van de maatschappelijke opvang geregeld. Gemeenten (te weten de 43 zogenoemde centrumgemeenten) voeren dit beleid uit.

• Wet op de Jeugdhulpverlening.

Deze wet regelt dat de provincies en grootstedelijke regio's verantwoordelijk zijn voor een adequaat stelsel van jeugdzorg5 voor de ondersteuning van jongeren en ouders bij (dreigende) problemen bij het opgroeien en opvoeden. De regie voor de vormgeving van het preventieve jeugdbeleid is in handen van de gemeenten gelegd.

De parlementaire behandeling van de beoogde opvolger van deze wet, de Wet op de jeugdzorg, is in een vergevorderd stadium. De intentie van deze wet is de verantwoordelijkheden tussen Rijk, provincie en gemeente duidelijker te verdelen. Deze onduidelijkheid speelt ook een rol in de zwerfjongerenproblematiek. In paragraaf 2.2 wordt dieper ingegaan op de inhoud van dit wetsontwerp.

In het vorige rapport van de Algemene Rekenkamer is ook ingegaan op andere terreinen, waar de zwerfjongere mee te maken heeft, zoals de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Algemene Bijstandswet (ABW). Dit rapport beperkt zich tot de maatschappelijke opvang en jeugdzorg.

2.1.2 Actoren en verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden van de actoren op basis van de huidige wettelijke kaders van de maatschappelijke opvang en de jeugdzorg zijn in het volgende schema samengevat:

WetRijkProvincieGemeente
Welzijnswet 1994De landelijke functie, hetgeen omvat: • het volgen, signaleren en analyseren van ontwikkelingen • het stimuleren van nieuw beleid • het zorgdragen voor een landelijke infrastructuur. Het bevorderen van een goede samenwerking onderling en met het particulier initiatief (VWS). De steunfunctie: ondersteunen van de uitvoerende functie. Het bevorderen van een goede samenwerking onderling en met het particulier initiatief.De uitvoerende functie, hetgeen moet leiden tot: • verantwoorde kwaliteit van de maatschappelijke opvang • de systematische bewaking van de kwaliteit en voor maatregelen en onderzoek naar beheersing en verbetering daarvan. Het bevorderen van een goede samenwerking onderling en met het particulier initiatief.
Wet op de Jeugdhulpverlening• De samenwerking op rijksniveau (VWS). • Een richtinggevend kader voor de preventieve en curatieve jeugdzorg, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin (rijk). • De bewaking van de grenzen en het prestatieniveau van het stelsel (rijk). • De facilitering van ontwikkelingen en processen op regionaal en lokaal niveau (rijk).• De regie voor een samenhangende jeugdzorg, inclusief de afstemming met aanpalende sectoren. • Het zorgdragen voor een regionaal plan, dat voorziet in een patroon van voorzieningen hetgeen zo goed mogelijk aansluit bij de behoeften en dat evenwichtig is opgebouwd uit typen hulpverlening. • Opzetten en in stand houden van bureaus jeugdzorg.• De regie over de vormgeving van een preventief jeugdbeleid.

De minister van VWS is systeemverantwoordelijk voor deze beleidsterreinen. De minister heeft vooral een voorwaardenscheppende verantwoordelijkheid. Het feitelijk leveren van de prestaties – de uitvoering van het beleid – is bij andere actoren gelegd. Binnen dit kader zal de minister ervoor moeten zorgen dat hij goed geïnformeerd is over het functioneren van het systeem waarmee het beleid wordt uitgevoerd. Op basis van deze informatie kan de minister zijn eigen beleid evalueren en zo nodig bijstellen, dan wel kan hij deze informatie gebruiken bij het aanspreken van de diverse betrokkenen op hun eigen uitvoerings – verantwoordelijkheid. Daarnaast is informatie over de resultaten nodig om te kunnen beoordelen in welke mate het systeem effectief is. De minister van VWS blijft daarmee te allen tijde een toetsende medeverantwoordelijkheid behouden voor de feitelijk behaalde resultaten. Blijven de beoogde resultaten geheel of gedeeltelijk uit, dan is de minister daarvoor in het individuele geval niet verantwoordelijk te stellen, maar dient hij zich wel af te vragen of de oorzaak hiervan is gelegen in tekortkomingen in het systeem. Voor tekortkomingen in het systeem acht de Algemene Rekenkamer de minister verantwoordelijk.

2.1.3 Financiering en verantwoording

Financiering

De opvang en hulpverlening aan zwerfjongeren wordt bekostigd uit een groot aantal bronnen. De belangrijkste zijn de specifieke uitkeringen voor maatschappelijke opvang en verslavingszorg, voor de jeugdhulpverlening, voor de vrouwenopvang en vergoedingen vanuit de AWBZ. Soms is er financiering vanuit particuliere bronnen (zoals kerkelijke fondsen) of andere publieke middelen, zoals tijdelijke financiering op grond van projecten uit het Grotestedenbeleid en geld uit het Europees Sociaal Fonds (ESF). Tot slot ontvangen de instellingen voor de maatschappelijke opvang en de instellingen voor de jeugdhulpverlening een eigen bijdrage van de cliënten.

Uit het vorige onderzoek bleek dat de omvang van deze financiering moeilijk of niet is vast te stellen.

In 2002 en 2003 bedroegen de begrote uitgaven voor de totale specifieke uitkering voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid € 177,4 miljoen en voor vrouwenopvang € 44 miljoen.

Vanaf januari 2001 is hier conform de motie Dijkstal6 € 6,8 miljoen extra aan toegevoegd, onder meer voor zwerfjongeren. Vanaf 2002 is het budget dat bedoeld is voor de begeleiding van bijzondere groepen (zoals vrouwen in de opvang, slachtoffers van geweld, dak- en thuislozen en zwerfjongeren) structureel verhoogd met € 16,3 miljoen. Van dat bedrag is € 3 miljoen specifiek in te zetten voor zwerfjongeren7.

Om een adequaat zorgaanbod in de jeugdhulpverlening te kunnen bekostigen, ontvangen de provincies van het Rijk een specifieke uitkering op basis van de Wet op de Jeugdhulpverlening. In 2002 en 2003 bedroegen deze respectievelijk € 712 miljoen en € 710 miljoen.

Verantwoording

Voor de verantwoording van de uitkering voor maatschappelijke opvang en voor jeugdzorg zijn regels gesteld. In de regelingen is opgenomen dat binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarin een uitkering is verstrekt, de gemeente (voor de specifieke uitkering maatschappelijke opvang) dan wel de provincie (voor de uitkering jeugdhulpverlening) een verantwoording overlegt, waaruit blijkt in hoeverre de verleende uitkering is besteed ten behoeve van het doel waarvoor zij was bestemd. Indien de uitkering meer bedroeg dan € 125 000 moet de verantwoording voorzien worden van een verklaring van een accountant. Wanneer de besteding ook voldoende blijkt uit de vastgestelde rekening van de gemeente dan wel provincie, kan worden volstaan met de toezending van de rekening, voorzien van een verklaring van een accountant.

2.2 Wet op de jeugdzorg

2.2.1 Wetsontwerp

Onvrede met de uitvoering in de praktijk was aanleiding om te werken aan nieuwe wetgeving ter vervanging van de in 1989 in werking getreden Wet op de Jeugdhulpverlening. Belangrijke uitgangspunten voor de nieuwe wetgeving waren: verbetering van de toegang tot de jeugdzorg per regio en de ontwikkeling van een integraal aanbod van jeugdzorg. De regering en de Tweede Kamer hebben de contouren van deze wetgeving in juni 2000 vastgesteld in het Beleidskader Wet op de jeugdzorg. Op 18 december 2001 is de «Regeling van de aanspraak op de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (voorstel van Wet op de jeugdzorg)» aan de Tweede Kamer aangeboden8. Het voorstel werd als een belangrijke stap gezien in het realiseren van een sluitende keten van jeugdzorg (aansluiting tussen de schakels van onder meer preventief jeugdbeleid, indicatiestelling, jeugdhulpverlening, gezinsvoogdij, jeugd-geestelijke gezondheidszorg enzovoort) en in de verbetering van de hulpverlening aan kinderen en gezinnen.

In de nieuwe wetgeving zijn het recht op jeugdzorg en de centrale onafhankelijke toegang tot de jeugdzorg in de vorm van een bureau jeugdzorg belangrijke uitgangspunten. Het bureau jeugdzorg verzorgt niet alleen de toegang tot de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, maar ook tot de geestelijke gezondheidszorg en (op termijn) ook de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten.

Het bureau jeugdzorg heeft ook een taak in het ondersteunen van de algemene voorzieningen voor de jeugd. Scholen, de jeugdgezondheidszorg en bijvoorbeeld de kinderopvang kunnen er terecht voor consultatie en advies. Daarnaast krijgt het bureau jeugdzorg expliciet de taak, als cliënten ook behoefte hebben aan lokale zorg, voor cliënten deze zorg in beeld te brengen en cliënten in risicovolle situaties daar ook naar toe te geleiden en deze zorg te volgen9. In het toekomstige stelsel van jeugdzorg staat vraagsturing centraal.

De rijksoverheid is eindverantwoordelijk voor het jeugdzorgstelsel. Deze verantwoordelijkheid omvat volgens het wetsontwerp het vaststellen van wet- en regelgeving, de omvang van het financiële kader, de hoofdlijnen van het beleid en de uitoefening van toezicht.

De provincie krijgt in de nieuwe wet de regie voor de gehele jeugdzorg. De totstandkoming van de bureaus jeugdzorg is de verantwoordelijkheid van de provincies, evenals de bekostiging van de zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg.

Het voorstel van Wet op de jeugdzorg is op 24 juni 2003 door de Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen10.

2.2.2 Uitwerking wetsontwerp

Gemeenten en provincies hebben, evenals in de Wet op de jeugdhulpverlening, in het nieuwe wetsontwerp complementaire verantwoordelijkheden in die zin dat het gemeentelijk jeugdbeleid voorliggend is aan de (geïndiceerde) jeugdzorg. De jeugdzorg waarop aanspraak bestaat en waarvoor de provincies verantwoordelijk zijn, is voor hulp en steun bij ernstige opgroei- en opvoedproblematiek; de gemeenten zijn verantwoordelijk voor het voorkómen van deze problemen (preventie) en het bieden van lichte ambulante hulp.

Deze complexe structuur maakt nadere afspraken wenselijk. Als vervolg op bestuurlijke overleg in oktober 2002 tussen het Rijk, de VNG, het IPO en de Maatschappelijk Ondernemers Groep (MO-groep)11 is besloten tot de instelling van een werkgroep, die met voorstellen moet komen om het gemeentelijk domein dat geschakeld is aan de jeugdzorg te verduidelijken.

De staatssecretaris van VWS meldde bij brief van 18 juni 200312 aan de voorzitter van de Tweede Kamer de uitkomsten van het overleg van de werkgroep. Er is overeenstemming bereikt over de gewenste taken (functies) die behoren tot het gemeentelijke domein13. Doelstelling van het beschrijven van functies is in eerste instantie het bieden van een begrippenkader voor overleg tussen gemeenten en provincies met het oog op een sluitende keten voor hulp en ondersteuning aan jeugdigen.

2.3 Conclusie

In het vorige onderzoek is geconstateerd dat de gecompliceerde wet- en regelgeving en de financiering uit verschillende bronnen een adequate hulpverlening en opvang van zwerfjongeren belemmeren. De wetgeving is ten opzichte van vorig onderzoek niet gewijzigd, dus deze conclusie geldt nog. Met de Wet op de jeugdzorg lijkt wel een stap gezet te worden in een duidelijker verantwoordelijkheidsverdeling tussen de verschillende overheden.

3 ZWERFJONGEREN EN HULPVERLENING

3.1 Inleiding

In het vorige onderzoek van de Algemene Rekenkamer Opvang zwerfjongeren is geconstateerd dat zwerfjongeren tussen wal en schip vallen, omdat de hulpverlening aan deze jongeren zich in een grijs gebied bevindt, op het snijvlak van diverse beleidsterreinen en van verschillende actoren. Jongeren tot achttien jaar vallen onder de jeugdhulpverlening, gefinancierd door de provincies en de hulpverlening aan jongeren vanaf achttien valt onder de maatschappelijke opvang, de verantwoordelijkheid van de gemeenten14.

Daarnaast hebben de hulpverleningsinstellingen en de zwerfjongeren zelf in het kader van de geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en de sociaal pedagogische hulpverlening te maken met de AWBZ en de ABW. Ook onderwijs, politie en reclassering spelen een rol bij de hulpverlening aan zwerfjongeren.

3.2 Profiel zwerfjongere

In het in opdracht van de minister van VWS uitgevoerde onderzoek van het Trimbos-instituut naar de hulpverlening aan zwerfjongeren15 is aandacht besteed aan de beschrijving van het profiel van de zwerfjongere, om zo de kansen op een passende en effectieve interventie te verhogen. Het onderzoek is gedaan door aan hulpverleners om een inschatting van de problemen van de zwerfjongeren te vragen. Het profiel van zwerfjongeren dat hieruit naar voren komt, komt volgens de onderzoekers in grote lijnen overeen met wat in ander onderzoek werd gevonden. «Zwerfjongeren zijn overwegend man, zestien jaar of ouder en van Nederlandse afkomst. Veel jongeren hebben een zwakke maatschappelijke positie. Zij kampen met meervoudige complexe problemen op diverse leefgebieden. Bij een substantieel deel is sprake van tekortschietende (zelf)bescherming, schulden en psychische en verslavingsproblemen. Een substantieel deel pleegt criminele activiteiten. De jongeren voelen zich vaak in de steek gelaten, ervaren weinig binding met de samenleving en beschouwen zichzelf als buitenstaanders»16. Minder duidelijk tot nu toe was het substantiële deel zwakbegaafden onder de zwerfjongeren (schattingen gaan uit van bijna een kwart). Deze toename van zwakbegaafde jongeren valt toe te schrijven aan het veranderde instroombeleid bij Sociaal Pedagogische Diensten. Net als bij de gehanteerde leeftijdsgrens van achttien jaar in de jeugdhulpverlening, dreigen deze kwetsbare jongeren door een beleidswijziging in een aanpalende sector, zo constateert het Trimbos-instituut, tussen wal en schip te raken. Voorts valt op dat de hulpverleningsinstanties relatief veel exclusiecriteria17 hanteren. Gezien de multiproblematiek van de zwerfjongeren werpen de voorzieningen voor hen daarmee forse drempels op.

Het Trimbos-onderzoek was niet gericht op de factoren die van invloed zijn op en leiden tot dak- en thuisloosheid van jongeren. Het rapport beschrijft wel (op basis van ander onderzoek) dat een substantieel deel van de jongeren uit problematische gezinssituaties komt. Op vroege leeftijd is men geconfronteerd met ingrijpende traumatische ervaringen. Er is vaak sprake van gebroken gezinnen en een verleden met hulpverlening. Veel jongeren hebben een zwakke maatschappelijke positie, dat wil zeggen weinig opleiding (vaak is er sprake van schooluitval), weinig werkervaring en lage inkomsten. Artikelen in de vakbladen en de jaarverslagen van de instellingen bevestigen deze schets van de achtergronden van de zwerfjongere.

3.3 Aantallen zwerfjongeren

In het vorige Rekenkameronderzoek is geconcludeerd dat de beschikbare informatie uit de registratiesystemen onvoldoende betrouwbaar en actueel is. Deze situatie is nog niet gewijzigd. Het door de Federatie Opvang nieuw te ontwikkelen cliëntenregistratiesysteem zou naar verwachting medio 2003 ter beschikking komen, maar is september 2003 nog niet operationeel.

De gemeenten hebben nu wel meer dan bij het vorige onderzoek een «onderbouwde» schatting van het aantal zwerfjongeren. Deze schattingen zijn lang niet altijd gebaseerd op onderzoek. Vaak is het een schatting op basis van signalen van hulpverleners, soms ook op basis van geregistreerde opvang. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de schattingen. In de volgende figuur is samengevat hoe de wijziging in de schattingen van de minimum- en maximumaantallen is. Is er ten opzichte van 2001 sprake van stijging of daling of is de schatting niet gewijzigd. Ook de wijziging van het gemiddelde van de schattingen is in de tabel verwerkt.kst-29290-2-2.gif

Bij de gemeenten die onlangs een probleemanalyse hebben uitgevoerd, is slechts bij één gemeente het aantal lager geschat. Bij een aantal gemeenten is er ook door een verbeterde signalering van jeugd- en straathoekwerkers, maar ook door onderwijs en politie, meer inzicht gekomen in de betreffende aantallen.

Er is sprake van een toename van de minimumaantallen met circa 500 (stijging van 2692 naar 3184), de maximaal geschatte aantallen stijgen nauwelijks (van 4623 naar 4649). Uit het onderzoek blijkt dat er vaker sprake is van het stijgen van de aantallen dan dat het aantal daalt.

Het Leger des Heils heeft op basis van een eigen registratie eveneens een toename van het aantal zwerfjongeren waargenomen. In 2002 heeft het Leger des Heils in de eigen systemen 2056 zwerfjongeren (in de leeftijd van 16–22 jaar) geregistreerd. In 2000 waren dat er nog 1898. Vooral in de leeftijdsgroep tot achttien jaar en bij vrouwen is er een sterke toename van het aantal jongeren dat gebruik maakt van opvangvoorzieningen van het Leger des Heils.

Ook bij een aantal centrumgemeenten wordt deze stijging gesignaleerd. Bij vergelijking met de opgaven van de centrumgemeenten valt op dat enkele centrumgemeenten een lager aantal noemen dan het aantal dat wordt opgevangen bij het Leger des Heils. De jongeren in de opvang in Terneuzen, Lelystad en Nieuw Amsterdam met respectievelijk circa 25, 100 en 70 jongeren zijn niet of slechts ten dele in de telling van de in hun regio functionerende centrumgemeenten opgenomen.

Op basis van deze gegevens stelt de Algemene Rekenkamer vast dat de schatting van het aantal zwerfjongeren nog altijd geen hard gegeven oplevert. De conclusie is daarom dat er – voorzichtig – sprake is van een stijging. Het zwerfjongerenprobleem is er in ieder geval niet kleiner op geworden in de afgelopen anderhalf jaar.

3.4 Opvangbehoefte en capaciteit

De Algemene Rekenkamer concludeerde in het vorige onderzoek Opvang zwerfjongeren dat er een breed draagvlak is voor de opvatting dat een sluitende keten van voorzieningen (van preventie tot nazorg) essentieel is. Zo'n sluitende keten was maar bij vijf van de 43 centrumgemeenten aanwezig. Geconstateerd werd dat het aantal specifieke voorzieningen gericht op zwerfjongeren onvoldoende was.

Het al eerder genoemde Trimbos-onderzoek naar de hulpverlening aan zwerfjongeren had als doel zicht te krijgen op onder meer aantal en type voorzieningen, kenmerken van bereikte zwerfjongeren en geboden dienst- en hulpverlening.

De onderzoekers constateren dat het lastig is om de vinger te leggen op wat zwerfjongeren precies voor hulp krijgen en welke capaciteit er voor hen beschikbaar is. Dit omdat de hulpverlening vanuit de maatschappelijke opvang en jeugdzorg zich primair richt op andere doelgroepen. Het specifiek op zwerfjongeren gerichte aanbod in Nederland is betrekkelijk schaars. Met ongeveer 3500 zwerfjongeren in Nederland kan, gelet op het voorgaande, volgens de onderzoekers van het Trimbos-instituut, de specifiek voor zwerfjongeren beschikbare opvangcapaciteit nooit voldoende zijn.

Het Leger des Heils heeft berekend dat voor de opvang van 3500 zwerfjongeren minimaal 1687 opvangplaatsen nodig zijn bij een gemiddelde verblijfsduur (gebaseerd op ervaringscijfers) van ongeveer een half jaar in een opvangvoorziening.

Voor wat betreft de geboden dienst- en hulpverlening concludeert het Trimbos-onderzoek dat er op lokaal en regionaal niveau nog geen sluitende keten van hulp en opvang voor zwerfjongeren is. Zwerfjongeren kunnen onvoldoende terecht bij allerlei vormen van hulp. Er zou niet alleen sprake zijn van (toenemende) uitval uit de jeugdhulpverlening, maar ook uit de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en, zoals gezegd, de sociaal pedagogische hulpverlening. Het aanbod hangt als «los zand» aan elkaar, is lokaal zeer verschillend en weinig overzichtelijk. De fragmentering wordt versterkt doordat de opvang wordt bekostigd uit diverse financieringsbronnen. Overigens stemmen de bestaande relaties met lokale samenwerkingspartners weer optimistisch. Bouwstenen voor de opzet van ketenzorg lijken aanwezig.

De onderzoekers van het Trimbos-instituut schrijven dat het opnieuw moeilijk te achterhalen is (ook de Algemene Rekenkamer wees hierop in het onderzoek Opvang zwerfjongeren), welk deel van de middelen specifiek wordt aangewend voor zwerfjongeren. De discussie over welke financieringsbron welke diensten en activiteiten moet bekostigen, wordt naar hun mening versterkt door de modernisering van de AWBZ, vanaf april 2003. Door de tijdelijkheid van sommige bronnen kan volgens de geïnterviewden uit het veld ook weinig continuïteit aan ingezette ontwikkelingen worden gegeven. Omdat het financieel een kwestie van overleven is, is er amper geld beschikbaar voor innovaties.

3.5 Brancheorganisaties voor hulpverlening en opvang

De Algemene Rekenkamer heeft aanvullende informatie verzameld bij de meest betrokken brancheorganisaties voor maatschappelijke opvang en jeugdhulpverlening, zijnde de Federatie Opvang, het Leger des Heils en de Stichting Zwerfjongeren Nederland. Onder meer is gesproken over de ontwikkelingen in de afgelopen tijd en de gewenste bekostigingsmethodiek voor de hulp aan zwerfjongeren.

3.5.1 Federatie Opvang

De Federatie Opvang beschouwt de afgelopen twee jaar als moeizaam. Er is weliswaar veel onderzoek verricht en lokale overheden en provincies weten welke oplossingen nodig zijn, maar het in praktijk brengen van beleid blijkt niet eenvoudig te zijn. In een aantal gemeenten lukt dat wel; daar wordt met veel persoonlijke overtuiging en enthousiasme gewerkt. Het optreden van de landelijke partners ervaart men niet altijd als constructief. In plaats van specifieke afspraken te maken over opvangvoorzieningen voor zwerfjongeren wordt energie gestoken in algemene discussies over bijvoorbeeld leeftijdsgrenzen.

De Federatie Opvang toont zich geen voorstander van een specifieke uitkering voor zwerfjongeren (en de daarbij te hanteren vaste verdeelsleutel), maar wel van een gerichte subsidieregeling, een tijdelijke stimuleringsregeling of aanjaagpremie.

Gevraagd naar het inzicht in de besteding van de extra (met ingang van 2002 ontvangen) € 3 miljoen voor zwerfjongeren, bestaat bij de Federatie de indruk dat de extra gelden besteed worden voor het opheffen van exploitatietekorten, in plaats van te worden gebruikt als kwaliteitsimpuls voor de bestaande voorzieningen. De bedragen zijn te gering voor structurele (nieuwe) voorzieningen. Naast een kwaliteitsimpuls zou de behoefte per regio/provincie gepeild moeten worden en zou de samenwerking tussen instellingen verbeterd moeten worden.

3.5.2 Leger des Heils

Het Leger des Heils heeft de indruk dat een deel van de extra gelden zijn verdwenen in de algemene maatschappelijke opvang of zijn besteed aan exploitatietekorten bij de opvangvoorzieningen. Dit wijst er naar de mening van het Leger des Heils op dat de problematiek rond zwerfjongeren nog steeds wordt miskend.

Het Leger des Heils toont zich een voorstander van een specifieke uitkering voor de doelgroep zwerfjongeren, waarbij gelden vooral ten goede moeten komen aan de bestaande projecten en andere voorzieningen.

3.5.3 Stichting Zwerfjongeren Nederland

Het Nederlands Platform Zwerfjongeren (NPZ) en de Stichting Zwerfkinderen Nederland (SZN) zijn begin 2003 gefuseerd. Besloten is de kerntaken van de beide organisaties te bundelen: het verzorgen van hulp voor thuisloze jongeren en het verzamelen en uitdragen van kennis over thuisloze jongeren. De nieuwe organisatie heet de Stichting Zwerfjongeren Nederland.

De Stichting heeft geen zicht op de besteding door de centrumgemeenten van de extra middelen die in 2002 en 2003 ter beschikking zijn gesteld voor de hulpverlening aan en de opvang van zwerfjongeren. De indruk bestaat dat de gelden besteed worden aan het opheffen van exploitatietekorten. De bedragen zijn te gering voor structurele voorzieningen.

Over de wijze van bekostiging heeft de Stichting geen mening; van belang is dat zwerfjongeren opgevangen worden. Het NPZ heeft in samenwerking met de Federatie Opvang en SZN in december 2002 een rapport18 opgesteld, waarin aanbevelingen worden gedaan voor een sluitende aanpak van de hulpverlening. Met name het ontbreken van de aansluiting tussen jeugdzorg en maatschappelijke opvang wordt als belangrijk knelpunt genoemd. De belangrijkste vijf thema's voor beleid en hulpverlening ten aanzien van de zwerfjongeren worden in het rapport als volgt samengevat:

• preventie: eerder stappen zetten om thuisloos worden te voorkómen;

• hulpverlening in een keten: samenwerken op lokaal niveau van hulpverlening en opvang;

• hulpverlening op maat: afstemming tussen aanbod en vraag;

• hulpverlening en maatschappelijke betrokkenheid: creëren van maatschappelijke betrokkenheid;

• regie door de overheid: de verantwoordelijkheid van de overheid moet duidelijk worden; centrumgemeenten moeten de regierol toebedeeld krijgen.

3.6 Conclusie

Zwerfjongeren hebben een zwakke maatschappelijke positie en kampen met meervoudige problematiek. Bestaande opvangvoorzieningen werpen hoge drempels op. Het is een kwetsbare groep.

Op basis van gegevens uit het onderzoek verricht in 2001, waar mogelijk aangevuld met meer onderbouwde schattingen uit dit onderzoek, concludeert de Algemene Rekenkamer dat er in de periode van september 2001 tot mei 2003 sprake is van een stijging van het minimaal geschatte aantal zwerfjongeren met 500 (van 2692 naar 3184). De maximumschatting (van 4623 naar 4649) wijzigt nauwelijks. De stijging is vooral te zien bij jongeren in de leeftijdscategorie tot achttien jaar en bij vrouwen.

Op basis van gegevens uit het onderzoek verricht in 2001 en op basis van recent onderzoek door het Trimbos-instituut en informatie van de hulpverlenende instanties is duidelijk dat het aantal specifieke voorzieningen gericht op de opvang en begeleiding van zwerfjongeren onvoldoende was en is.

De Algemene Rekenkamer constateert dat de direct betrokken belangenorganisaties van hulpverleners wijzen op het belang van specifieke opvang voor zwerfjongeren. Zonder hulpverlening op maat vallen zwerfjongeren tussen wal en schip.

4 GEMEENTEN

4.1 Inleiding

Op verzoek van de staatssecretaris van VWS is de Algemene Rekenkamer bij de 43 centrumgemeenten nagegaan of de extra toevoeging van € 3 miljoen aan de specifieke uitkering maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid leidt of geleid heeft tot een versterking van opvangbeleid of tot uitbreiding van voorzieningen voor zwerfjongeren ten opzichte van de situatie in september 2001.

Naast de vragen van de staatssecretaris van VWS heeft de Algemene Rekenkamer de centrumgemeenten ook vragen voorgelegd over het zwerfjongerenbeleid en de activiteiten op het terrein van preventie. De Algemene Rekenkamer is er bij het onderzoek namelijk van uitgegaan dat centrumgemeenten en provincies dienen te zorgen voor een sluitende keten van hulpverleningsactiviteiten. De keten bestaat uit:

• preventie;

• signalering;

• (crisis)opvang;

• hulpverlening en /of begeleiding;

• vervolgtrajecten en nazorg.

Nagegaan is of het geld gebruikt is voor versterking van (onderdelen van) deze keten.

De specifieke vragen van de staatssecretaris en de antwoorden daarop van de Algemene Rekenkamer zijn opgenomen in bijlage 1.

4.2 Ontwikkeling 2001–2003

4.2.1 Algemeen

Meer centrumgemeenten dan bij het vorige onderzoek hebben onderzoek gedaan naar het bestaan van zwerfjongerenproblematiek. Het heeft mede geleid tot het ontwikkelen van een specifiek zwerfjongerenbeleid bij zestien gemeenten (in 2001: negen), bij vier gemeenten is beleid in voorbereiding.

Tijdens het onderzoek van de Algemene Rekenkamer in mei 2003 bleek dat nu 21 gemeenten een probleemanalyse gemaakt hebben of onderzoek gedaan hebben met betrekking tot de zwerfjongerenproblematiek (vorig onderzoek twaalf). Daarnaast is er bij twaalf gemeenten (was elf) sprake van een beperkte analyse en elf gemeenten (was twintig) hebben geen analyse gemaakt, maar drie daarvan zeggen wel inzicht te hebben in de problematiek. In het algemeen lijkt hiermee bij de centrumgemeenten een beter beeld ontstaan van de aanwezigheid en problematiek van de dak- en thuisloze jongeren in de gemeente.

In september 2001 constateerde de Algemene Rekenkamer de volgende stand van zaken:

Tabel: aantal centrumgemeenten en activiteiten september 20011

 Voldoende jaMatig beperktOnvoldoende neeOnbekend
Preventie271312
Signalering16207 
Jongerenpension9 34 
Hulpverlening/begeleiding231442
Vervolgtrajecten en nazorg89179

1 Opgesteld op basis van bijlage 3 uit het rapport Opvang zwerfjongeren.

De stand van zaken per mei 2003 ziet er als volgt uit:

Tabel: aantal centrumgemeenten en activiteiten mei 2003

 Voldoende ja Matig beperktOnvoldoende neeOnbekend
Preventie3211  
Signalering25126 
Jongerenpension13 30 
Hulpverlening/begeleiding27124 
Vervolgtrajecten en nazorg1011157

In de onderstaande grafiek zijn de centrumgemeenten opgenomen, die voldoende en matig/beperkt scoren ten aanzien van de hulpverleningsactiviteiten. kst-29290-2-3.gif

Landelijk gezien is er in de periode september 2001 tot mei 2003 sprake van een uitbreiding van activiteiten rond de opvang van zwerfjongeren. Er zijn geen centrumgemeenten die activiteiten hebben verminderd of gestaakt. Van een sluitende keten van hulpverleningsactiviteiten is nu in negen van de 43 centrumgemeenten19 sprake. In veel centrumgemeenten ontbreekt het namelijk aan een specifieke«eigen» zwerfjongerenopvang. Van de centrumgemeenten is het volgende beeld te geven van de mate waarin sprake is van een sluitende keten: kst-29290-2-4.gif

In bijlage 2 is een specificatie van de resultaten per centrumgemeente opgenomen.

Omdat vrij laat in 2002 bekend werd dat er extra geld beschikbaar zou komen voor de zwerfjongerenproblematiek, zijn de ontwikkelingen in 2002 vaak niet specifiek met het extra geld gefinancierd. Veel van de activiteiten zijn met provinciaal of gemeentelijk geld gefinancierd. De eigen administraties van de centrumgemeenten geven geen inzicht of de overige extra middelen (€ 13,3 miljoen) die zijn toegevoegd aan de specifieke uitkering maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid (MO/VB) en eigen gemeentelijke middelen zijn besteed ten behoeve van zwerfjongeren. De inzet van de financiële middelen uit de jeugdhulpverleningsgelden van de provincie, van eigen provinciale middelen of uit fondsen van derden voor de financiering van de verschillende activiteiten is onduidelijk gebleven.

De Algemene Rekenkamer moet het antwoord op die vragen van de staatssecretaris van VWS dan ook schuldig blijven.

Van de besteding van het extra geld, dat in 2002 en 2003 aan de gemeenten is uitgekeerd, kan het volgende overzicht gegeven worden:20

Besteding geld aan:Bedragen 2002 (x € 1 000)Aantal gemeenten Bedragen 2003 (x € 1 000)Aantal gemeenten
Preventie21361714
Signalering26362636
Opvang nieuw16531653
Opvang bestaand43253794
Begeleiding18521852
Subtotaal1 258 1 163 
Reserveringen628131 21316
Samenwerking0 0 
Maatschappelijk opvang1 0521356211
Naar de provincie621621
Totaal3 000 3 000 

Dit overzicht laat zien dat van de € 3 miljoen zowel in 2002 als in 2003 circa € 1,2 miljoen direct besteed is aan een versterking van het opvangbeleid en de uitbreiding van voorzieningen voor zwerfjongeren.

Enkele centrumgemeenten21 gaven bij de visitatie te kennen, dat zij geen zwerfjongerenproblematiek hebben. Als gevolg van de gehanteerde verdeelsleutel hebben zij wel geld ontvangen. Het geld is dan meestal ten goede gekomen aan de algemene maatschappelijke opvang.

Voor regionale samenwerking zijn geen kosten gemaakt. De gemeenten geven aan dat de samenwerkende partijen al op een loonlijst staan en dat daar geen extra kosten mee gemoeid zijn.

Grafisch is de besteding als volgt in beeld te brengen:kst-29290-2-5.gif

In de volgende paragrafen worden de ontwikkelingen nader toegelicht.

4.2.2 Preventie

De Algemene Rekenkamer benadrukte in haar rapport Tussen beleid en uitvoering: lessen uit recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer22 dat op 27 maart 2003 gepubliceerd is, het belang van een gezamenlijke aanpak van onderwijs, justitie en jeugdhulpverlening voor activiteiten op het terrein van de preventie. Aandacht voor de samenhang tussen frequente spijbelaars, uitvallers in de jeugdhulpverlening en jongeren met risico- of probleemgedrag op justitieel terrein moet tot een betere afstemming in de jeugdketen leiden.

Ten opzichte van het vorige onderzoek zijn er vijf gemeenten meer die nu activiteiten hebben op het terrein van de preventie, zoals projecten ter voorkoming van voortijdig schoolverlaten, onderwijskansenbeleid, opvoedingsondersteuning, woonondersteuning, en samenwerking met justitie ter voorkoming van jeugdcriminaliteit en geweld. Bij een paar andere gemeenten is op wat kleinere schaal (algemeen preventief jeugdbeleid) actie ondernomen.

In totaal geven dertien gemeenten aan dat er sinds 2002 nieuwe ontwikkelingen op het terrein van preventie zijn te melden. Slechts zes (2003: vier) gemeenten geven aan dat ze deze activiteiten (deels) uit het extra budget hebben gefinancierd. Het gaat in 2002 om circa € 213 000 en in 2003 om circa € 171 000.

De provincies hebben in veel gevallen ook een behoorlijk aandeel in de kosten van preventie. Bij de provincies en de grootstedelijke regio's is er bijna overal aandacht voor preventieve activiteiten, die betrekking hebben op een breder terrein dan alleen de jeugdzorg. Het gaat om opvoedingsondersteuning, schoolmaatschappelijk werk en samenwerking met politie en justitie. In steeds meer provincies worden er convenanten afgesloten om de samenwerking ook formeel vast te leggen.

Een voorbeeld van de gezamenlijke aanpak van onderwijs en jeugdhulpverlening is het concept van «De sluitende aanpak», zoals die in de gemeente Leeuwarden wordt vormgegeven voor jongeren van 12–23 jaar. Wanneer de problematiek van een leerling de interne zorgstructuur van een school overstijgt en als de leerplichtambtenaar alleen of met collegiale consultatie geen oplossing meer kan realiseren, wordt er een beroep gedaan op het RMC-consultatieteam23. In dit team zitten vertegenwoordigers van leerlingenzorg, jeugdzorg, Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en een hulpverleningsinstelling. Het team maakt een analyse van de problematiek en geeft een advies. Het RMC-team blijft de leerling monitoren. De adviezen hebben betrekking op passende trajecten (school, hulpverlening, werk) en soms ook op de aanpak van schuldenproblematiek.

Ook in de regio Heerlen is op initiatief van het Bureau Voortijdig Schoolverlaten een centrale voorziening, onder de naam «RETOUR» gerealiseerd. RETOUR werkt samen met onder meer acht gemeenten, diverse scholen, bureau jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Zij zorgt voor een sluitende aanpak voor voortijdig schoolverlaten, maar ook voor de realisatie van toeleidings- en trainingstrajecten, waardoor jongeren terug kunnen naar het voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs of betaalde arbeid. Ook een aantal jongeren uit pension Mijnzicht maakt gebruik van deze trajecten.

4.2.3 Signalering

Signalering van zwerfjongeren kan gedaan worden door straathoekwerkers of thuislozenteams, maar soms ook door actieve jeugdpolitie of wijkpolitie. Bij achttien gemeenten hebben zich ontwikkelingen voorgedaan op dit terrein. Meestal betekende het dat er geld beschikbaar is gesteld om met meer mensen de signalering gestalte te geven door een uitbreiding van het aantal straathoekwerkers of jongerenwerkers.

Er is ook een aantal specifieke projecten opgezet. In Doetinchem bijvoorbeeld is het Coach-Project Achterhoek voor een periode van twee jaar van start gegaan. Het project voorziet in een integrale aanpak voor onder andere zwerfjongeren. Coach voorziet in de opvang, begeleiding en ondersteuning van jongeren die een langdurige hulpverleningsgeschiedenis en psychische problemen hebben. Er zijn inmiddels zestien jongeren in begeleiding. De gehanteerde multidisciplinaire inbreng om de coaches te ondersteunen, zorgt voor een bij de doelgroep passende aanpak waarbij het realiseren van wonen, werken/scholing en een goede financiële situatie de belangrijkste doelen zijn. Ook het bureau jeugdzorg is bij de aanpak betrokken.

Van de negentien gemeenten waar nu ontwikkelingen zijn gemeld, was in het vorige onderzoek al bij tien gemeenten deze functie als «voldoende» gekwalificeerd.

In zes gemeenten is opgegeven dat het extra geld aan signaleringsactiviteiten is besteed. Het gaat in zowel 2002 als 2003 om circa € 260 000.

4.2.4 (Crisis)opvang

Bij het vorige onderzoek werd al vastgesteld dat in vrijwel alle gemeenten algemene voorzieningen voor crisisopvang aanwezig zijn. Er waren echter maar weinig opvangcentra specifiek gericht op zwerfjongeren. De «zichtpensions» waren het meest direct gericht op de opvang van zwerfjongeren. In zeven centrumgemeenten waren inmiddels dergelijke pensions opgericht. Daarnaast waren nog twee soortgelijke opvanginstellingen te noemen. De begeleiding was afgestemd op het perspectief van vervolghuisvesting, arbeid en onderwijs. De jongerenpensions laten niet alle zwerfjongeren toe. Er waren onderlinge verschillen in de gehanteerde contra-indicaties. Over het algemeen geldt dat het gedrag van de jongere «hanteerbaar» moet zijn24.

Er waren 254 opvangplaatsen in het onderzoek in september 2001. Uit de opgaven van de gemeenten blijkt dat er in vier gemeenten nieuwe pensions zijn (of zeer binnenkort) worden opgericht. Het gaat om huizen in Breda, Enschede, Leeuwarden en Maastricht, met in totaal 68 bedden. In Breda en Enschede hebben de huizen een regionale functie. Omliggende centrumgemeenten dragen bij in de financiering.

In acht andere gemeenten is gemeld dat er in de algemene crisisopvang speciaal bedden vrijgemaakt of bijgekomen zijn voor de opvang van jongeren. Het gaat om circa 60 plaatsen.

Het aantal jongeren dat kan worden opgevangen is overigens sterk afhankelijk van de mate waarin jongeren in vervolgvoorzieningen zoals begeleide kamerbewoning of zelfstandige woonruimte (met begeleiding en nazorg) terecht kunnen. In Heerlen is door het creëren van 24 plaatsen bij begeleide kamerbewoning de doorstroom in het pension Mijnzicht bevorderd.

In het kader van de modernisering van de AWBZ is in overleg met het zorgkantoor geld beschikbaar voor een project «begeleid wonen». Daarnaast is pension Mijnzicht per 1 juli 2003 toegelaten als instelling voor ondersteunende begeleiding.

In Leeuwarden worden persoonsgebonden budgetten (PGB's) van de AWBZ benut voor de financiering van de opvang. In Amsterdam geeft het zorgkantoor een vaste bijdrage per bed ten laste van de AWBZ.

In totaal geven drie gemeenten25 aan dat nieuwe opvang is gefinancierd met de extra middelen, in 2002 en 2003 ad € 165 000. De nieuwe pensions zijn mede met hulp van de provinciale en particuliere middelen gefinancierd.

Bij vijf (in 2003: vier) andere gemeenten heeft de bestaande opvang extra geld gekregen. Het geld werd gebruikt voor een kwaliteitsimpuls (extra personeel), om tekorten in de exploitatie aan te vullen of om (soms tijdelijk) extra bedden te realiseren. Het ging in 2002 om € 432 000 en in 2003 om € 379 000.

4.2.5 Hulpverlening/begeleiding

Onder hulpverlening wordt in dit onderzoek verstaan de bed-brood-bad voorzieningen en 24-uursopvang. Begeleiding betreft begeleidingstrajecten gericht op het zelfstandig wonen, het zelfstandig voeren van een huishouding, schuldhulpverlening en doorgeleiding naar werk of school.

Van de twaalf gemeenten waar nieuwe ontwikkelingen zijn te melden, hadden bij het vorige onderzoek er vier nog geen of weinig activiteiten op dit terrein. Voorbeelden van activiteiten zijn:

• In Maastricht vier aanvullende ambulante trajecten voor de opvang van thuisloze jongeren, een vertrektraining, individuele ambulante begeleide kamerbewoning en een project voor jonge zorgmijders.

• In Zaanstad kan het Leger des Heils meer begeleiding geven door een financiële injectie van de gemeente. Ook wordt een vrijwilligersorganisatie die (zwerf)jongeren opvangt gesubsidieerd.

Twee gemeenten geven aan dat het extra geld in zowel 2002 als 2003 aan begeleiding is besteed, ad € 185 000.

4.2.6 Vervolgtrajecten en nazorg

Onder vervolgtrajecten en nazorg wordt de meer specifieke hulp op het terrein van bijvoorbeeld ambulante psychiatrische begeleiding, verslavingszorg of reclassering verstaan. In het vorige onderzoek was bij veel gemeenten onbekend of en in welke mate deze voorzieningen beschikbaar waren. Achttien gemeenten kenden in beperkte mate vervolgtrajecten. Het is niet altijd helder wat gemeenten onder hulpverlening en begeleiding en wat onder vervolgtrajecten laten vallen.

Uitkomst van het onderzoek in mei 2003 is dat slechts bij drie gemeenten nieuwe activiteiten zijn te melden. Bij twee gemeenten betekende dat een vooruitgang in de aangeboden activiteiten ten opzichte van het vorige onderzoek. Geen enkele gemeente geeft aan het extra geld besteed te hebben voor vervolgactiviteiten.

Een voorbeeld van een nieuwe activiteit is het netwerkproject in Apeldoorn. Apeldoorn (dat ook bij het vorige onderzoek al voldoende pres teerde) heeft in september 2001 een projectplan van de projectgroep Integraal Jeugdbeleid Investeren in de toekomst uitgebracht. In dit plan staat de opzet voor een zogenoemd netwerkproject beschreven. Het gaat daarbij om het begeleiden van jongeren die werken aan hun zelfstandigheid, maar niet kunnen terugvallen op een natuurlijk netwerk. Dat kunnen zijn ex-bewoners van internaten uit de omgeving van Apeldoorn, alleenstaande minderjarige asielzoekers, maar ook tienermoeders, jongeren in een reclasseringstraject en (ex)dak- en thuisloze jongeren. Vanuit de context van de jongeren is er te weinig stimulans, betrokkenheid of ondersteuning te verwachten en ontbreekt een referentiekader of positieve voorbeelden. De hulpverlening biedt wel ondersteuning met vormen van ambulante begeleiding, maar de hulpverleners zelf vormen geen «natuurlijk ondersteunend netwerk». Door vrijwilligers (ook vanuit het bedrijfsleven bijvoorbeeld) op te leiden voor persoonlijke coaching of taakgerichte coaching wil de gemeente zo'n netwerk tot stand brengen. Het streven is per jaar zo'n 20 coaching-trajecten tot stand te brengen.

4.3 Toekomstplannen of andere bestedingen

Een belangrijk deel van het geld, circa 30% is nog gereserveerd: van 2002 nog € 628 000 en van 2003 € 1 213 000. Hier geldt dat geld soms wel en soms niet specifiek is bestemd voor zwerfjongeren. Van de bedragen uit 2002 weten tien gemeenten nog helemaal niet wat met het geld te doen; drie hebben daar concrete plannen voor (€ 221 000). In 2003 zijn er vijf gemeenten met concrete plannen (bijbehorend bedrag € 734 000). In Amsterdam is het gehele bedrag (€ 491 700) gereserveerd voor een initiatief om de opvang voor zwerfjongeren uit te breiden. Het wil overigens niet zeggen dat er in gemeenten waar het geld gereserveerd is, geen geld is besteed voor de hulpverlening aan zwerfjongeren. Bijvoorbeeld in de stad Utrecht wordt circa € 1 miljoen aan subsidies verstrekt voor de hulpverlening aan zwerfjongeren, maar de toegekende extra bedragen zijn gereserveerd voor een op te zetten zichtpension (met 25 bedden).

Bij twaalf andere gemeenten is het geld in 2002 (in 2003: tien gemeenten) opgenomen in het bedrag voor algemeen maatschappelijk opvang en is niet echt aan te geven dat het geld voor zwerfjongeren is bestemd. Het gaat om € 1 023 000 in 2002 en € 533 000 in 2003. Amsterdam heeft bijvoorbeeld in 2002 een belangrijk deel van het geld in het kader van het budget voor de maatschappelijke opvang besteed aan de inrichting van een screeningsruimte (€ 411 230). In Maastricht is het geld aan de provincie overgemaakt (zie verder paragraaf 5.2).

4.4 Conclusie

De Algemene Rekenkamer concludeert dat er in de periode september 2001 tot mei 2003 een grotere bewustwording is gekomen van de zwerfjongerenproblematiek. In een aantal gemeenten heeft het extra geld en alle landelijke aandacht voor de problematiek stimulerend gewerkt.

Uit het onderzoek bij de gemeenten komt dat het extra aan de gemeenten ter beschikking gestelde bedrag van € 3 miljoen voor ruim € 1 miljoen direct ten goede is gekomen aan het opvangbeleid en de uitbreiding van voorzieningen voor zwerfjongeren. Ruim € 1 miljoen van het bedrag aan extra middelen is «opgenomen» in het algemene budget van maatschappelijke opvang. Knelpunt volgens de gemeenten is namelijk het tekort aan financiële middelen voor de activiteiten op het terrein van de maatschappelijke opvang en jeugdhulpverlening.

Het derde deel van het extra geld, ook circa € 1 miljoen, is nog gereserveerd voor de toekomst. Gezien het feit dat het geld vrij laat ter beschikking is gesteld aan de gemeenten en de plannen en financiering van al lopende activiteiten bij de gemeenten rond waren, hebben de gemeenten dit geld nog niet besteed. Voor 50% van dit gereserveerde bedrag liggen er redelijk concrete plannen ten behoeve van activiteiten voor zwerfjongeren, voor de andere 50% hebben gemeenten nog geen bestemming bepaald.

Landelijk gezien is er in de afgelopen periode sprake van een uitbreiding van activiteiten rond de opvang van zwerfjongeren. De Algemene Rekenkamer concludeert echter dat het aantal centrumgemeenten met een sluitende keten van voorzieningen ten opzichte van het vorige onderzoek, anderhalf jaar geleden, slechts met vier (nu negen gemeenten) is toegenomen.

De Algemene Rekenkamer concludeert dat de centrumgemeenten, die in specifieke hulpverleningsactiviteiten voor zwerfjongeren investeren dat vooral doen in preventie en signalering, terwijl de rest van de keten nog onderbelicht blijft. Er was een tekort aan opvangplaatsen en het aantal nieuw gerealiseerde opvangplaatsen houdt geen pas met de vraag – mede gezien de stijging in het aantal zwerfjongeren.

5 PROVINCIES EN GROOTSTEDELIJKE REGIO'S

5.1 Inleiding

Alhoewel de twaalf provincies en de drie grootstedelijke regio's geen onderdeel vormden van de specifieke vragen van de staatssecretaris van VWS heeft de Algemene Rekenkamer wel onderzoek bij hen gedaan. Door middel van vragenlijsten en enkele gesprekken is onderzocht welke ontwikkelingen er zijn geweest sinds september 2001 bij de opvang van en hulpverlening aan jongeren binnen de provincie. Er is gevraagd of provincies en grootstedelijke regio's een specifiek zwerfjongerenbeleid hebben. Ook is gevraagd naar de ontwikkeling van het bureau jeugdzorg en de ontwikkelingen ten aanzien van de aansluiting van de provinciale jeugdzorg met het lokale jeugdbeleid (mogelijke regionale samenwerking). Dit alles tegen de achtergrond van de regierol van provincies voor de gehele jeugdzorg.

In bijlage 3 wordt per provincie en grootstedelijke regio op hoofdlijnen een overzicht gegeven van de voorzieningen, de bestedingen en het gevoerde beleid.

5.2 Ontwikkelingen 2001–2003

5.2.1 Algemeen

Bij het bestuurlijk overleg, waarover de minister op 7 april 2003 de Tweede Kamer26 informeerde, bleek wederom dat het Interprovinciaal Overleg (IPO), de belangenorganisatie van de provincies, de focus op zwerfjongeren niet zinvol vindt. Het IPO is van mening dat dit leidt tot een apart circuit voor één doelgroep, terwijl het realiseren van een sluitende keten voor alle kwetsbare jongeren gewenst is. De provincies leggen de nadruk op het realiseren van een sluitende keten voor de jeugdzorg.

Het IPO heeft begin 2003 een basismodel ontwikkeld voor het door de provincies volgens de Wet op de jeugdzorg op te stellen Provinciaal Beleidskader Jeugdzorg. In dit model, bedoeld als handreiking voor de provincies, is geen afzonderlijke aandacht voor zwerfjongeren. De bewindslieden van VWS en van Justitie hebben aangegeven in te stemmen met dit model, maar dat «werkendeweg» overleg over bijstelling van het model mogelijk moet blijven.

Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat negen van de twaalf provincies en één van de drie grootstedelijke regio's eveneens geen voorstander zijn van een doelgroepenbenadering. In twee provincies zegt men op basis van ervaring geen of een zeer beperkt aantal zwerfjongeren te hebben (Groningen en Drenthe); een specifiek zwerfjongerenbeleid is daarom niet relevant. Anderen zijn van mening dat het jeugdbeleid er is voor alle jeugdigen, dus ook de zwerfjongeren. Doelgroepenbeleid zou leiden tot versnippering.

Ook in 2002 en 2003 geven zeven provincies geld voor activiteiten specifiek gericht op zwerfjongeren, in totaal circa € 1,6 miljoen (in 2001 waren dat er ook zeven voor circa € 0,8 miljoen). De grootstedelijke regio's betalen ook mee aan dergelijke activiteiten, de bedragen zijn echter (nog) niet bekend.

In enkele provincies is wel specifiek aandacht voor zwerfjongeren en zijn er ook nieuwe ontwikkelingen te melden. In de provincie Gelderland bijvoorbeeld is een projectleider aangesteld met als opdracht het realiseren van een sluitende aanpak voor dak- en thuislozen.

En tussen de provincie Limburg en de drie centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang (Maastricht, Heerlen en Venlo) is met ingang van 2003 de volgende verantwoordelijkheidsverdeling afgesproken:

• De centrumgemeenten regelen de opvang van jongeren met acute zorg- en onderdakvraag (inclusief zwerfjongeren) vanaf achttien jaar in het kader van hun verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke opvang.

• De provincie regelt via de jeugdzorg de opvang van alle jongeren met een acute zorg- en onderdakvraag (inclusief zwerfjongeren) tot achttien jaar. Daarbij wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen jongeren mét en zónder jeugdzorgindicatie.

Omdat de provincie het probleem van de minderjarige zwerfjongeren (mét en zónder jeugdzorgindicatie) volledig voor de gemeenten oplost, hebben de centrumgemeenten toegezegd een deel van de doeluitkering voor de opvang van zwerfjongeren aan de provincie te zullen overdragen.

In Overijssel tot slot is er sprake van een intensivering van het zwerfjongerenbeleid. Deze provincie draagt zorg voor kennisuitwisseling onder andere over de aanpak van de Thuislozenteams, en ze levert een financiële en inhoudelijke bijdrage aan initiatieven van gemeenten. Zo is er in alle centrumgemeenten in de provincie onderzoek gedaan naar de zwerfjongerenproblematiek.

5.2.2 Aansluiting provinciale jeugdzorg en lokaal jeugdbeleid

Alle provincies hebben een beleidskader voor de jeugdzorg voor de komende jaren op papier gezet. Daaruit blijkt dat de provincies en grootstedelijke regio's groot belang hechten aan de samenwerking tussen de provinciale jeugdzorg en het lokale jeugdbeleid. Een aantal keren wordt die samenwerking als succesfactor genoemd voor het jeugdzorgbeleid. Er zijn regionale overlegplatforms gevormd en convenanten afgesloten.

De Algemene Rekenkamer heeft de indruk dat door deze samenwerking de onduidelijkheid van de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling minder als probleem werd ervaren. Er is meer bestuurlijk overleg, maar ook de contacten tussen de hulpverlenende instellingen en de beleidsmakers op lokaal en regionaal niveau nemen toe.

5.3 Bureaus jeugdzorg

In de afgelopen jaren zijn de reeds bestaande bureaus jeugdzorg doende geweest hun organisatie en activiteiten in te richten, zoals in de Wet op de jeugdzorg zal worden vastgelegd. De bureaus jeugdzorg worden de centrale toegang tot hulpverlening en zorgtoewijzing. Het zijn onafhankelijke rechtspersonen, die zorg dragen voor aanmelding, screening, diagnostiek, indicatiestelling en zorgtoewijzing en bovendien voor casemanagement.

In het vorige onderzoek constateerde de Algemene Rekenkamer dat de bureaus nog volop aan het reorganiseren waren. De Algemene Rekenkamer beval aan om de bureaus jeugdzorg bij de indicatieprocedure en zorgtoewijzing extra aandacht te laten schenken aan de speciale behoefte van zwerfjongeren in de leeftijdsgroep van 15 tot 25 jaar. Hierbij denkt de Algemene Rekenkamer aan het regelen van een laagdrempelige toegang en een zoveel mogelijk vindplaatsgerichte aanpak, voorafgaande aan de eigenlijke indicatiestelling en zorgtoewijzing. De Algemene Rekenkamer beval de minister aan deze aanpak in de wet te regelen. Deze aanbeveling heeft de minister niet opgevolgd.

De Algemene Rekenkamer stelt in dit onderzoek vast dat de reorganisatie van de bureaus nog niet overal voltooid is. De provincies hebben de intentie om het bureau jeugdzorg een centrale rol te laten hebben in de afstemming tussen hulpvraag en hulpverlening. In een aantal provincies wordt genoemd dat geldgebrek en wachtlijsten de werkzaamheden van het bureau jeugdzorg bemoeilijken. De Algemene Rekenkamer heeft geen onderzoek gedaan naar het functioneren van de bureaus jeugdzorg. Het is nu ook nog te vroeg om daar een oordeel over uit te spreken.

5.4 Conclusie

De Algemene Rekenkamer constateert evenals in het vorig onderzoek dat het IPO en de meeste provincies geen voorstander zijn van een specifiek zwerfjongerenbeleid. De zwerfjongeren vallen als «risicojongeren» voor de provincies en grootstedelijke regio's binnen het reguliere beleid voor de jeugdzorg. Van de specifieke uitkering Jeugdhulpverlening van circa € 544 miljoen in 200227 wordt door de provincies € 1,6 miljoen besteed aan financiële steun voor projecten in het kader van hulpverlening aan zwerfjongeren.

Bij enkele provincies en grootstedelijke regio's is er sprake van meer aandacht voor de zwerfjongerenproblematiek. Twee provincies zijn van mening dat de zwerfjongerenproblematiek zich bij hen niet voordoet. De Algemene Rekenkamer dringt erop aan in alle gevallen in samenwerking met de gemeenten goed onderzoek te doen naar het zich voordoen van de problematiek.

De meeste provincies en grootstedelijke regio's geven aan dat zij zich inspanningen getroosten om overleg tot stand te brengen tussen bestuurders en uitvoerenden op regionaal en lokaal niveau om zo de aansluiting van de provinciale jeugdzorg met het lokale jeugdbeleid te realiseren. De Algemene Rekenkamer constateert op basis van haar onderzoek dat de wisselwerking tussen provincies en gemeenten meer gestalte krijgt. De Algemene Rekenkamer dringt aan op het invullen van de regierol van de provincies bij het realiseren van voorzieningen die aansluiten bij de behoefte. Het verzamelen van adequate informatie bij de gemeenten is voor de provincie van belang om het bureau jeugdzorg goed te laten functioneren en een adequate regionale jeugdzorg te ontwikkelen.

De Algemene Rekenkamer vraagt nogmaals aandacht bij de bureaus jeugdzorg voor een laagdrempelige toegang en een vindplaatsgerichte aanpak voor de zwerfjongeren.

6 RIJK

6.1 Inleiding

6.1.1 Effectmeting

Het onderzoek naar aanleiding van de vraag van de staatssecretaris van VWS naar de besteding van de extra middelen is door de Algemene Rekenkamer aangevuld met een onderzoek naar de vervolgacties van de bewindslieden van het Ministerie van VWS naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport Opvang Zwerfjongeren. In dit hoofdstuk ligt daarom de nadruk op de activiteiten van het Ministerie van VWS. Waar mogelijk wordt een koppeling gemaakt met de resultaten van de visitatie van de 43 centrumgemeenten.

6.1.2 Tussen beleid en uitvoering

In haar onderzoek Tussen beleid en uitvoering: lessen uit recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer dat op 27 maart 2003 gepubliceerd is, heeft de Algemene Rekenkamer ook al aandacht besteed aan de opvolging van de aanbevelingen uit het rapport Opvang zwerfjongeren uit maart 2002. Aan de hand van twee andere rapporten28, waarin het beleid en de uitvoeringspraktijk rond het thema «Jongeren met problemen» centraal stond, heeft de Algemene Rekenkamer in het rapport van maart 2003 de stand van zaken opgemaakt.

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat een integrale benadering van probleemgroepen niet vanzelf tot stand komt. Dit komt onder andere door de verkokering van beleid. De situatie rond jongeren met problemen roept volgens de Algemene Rekenkamer om één gezamenlijke aanpak die gericht is op de praktijk van alledag. Een eerste aangrijpingspunt voor preventief handelen is de Leerplichtwet 1969. Frequente spijbelaars zouden vroegtijdig aparte aandacht moeten krijgen. Een volgend aangrijpingspunt ligt bij de jeugdhulpverlening, waarbij opnieuw uitvallers aparte aandacht behoeven, over de grenzen van betrokken organisaties heen.

De Algemene Rekenkamer constateerde in dit rapport dat de minister van VWS voortvarend aan de slag lijkt te zijn gegaan, zowel ten aanzien van de verbetering van de opvang van zwerfjongeren alsook van de versterking van het jeugdbeleid. Samen met andere departementen wordt gewerkt aan een integrale thematische benadering van jeugdproblematiek en het belang van preventie daarbij.

6.1.3 Interdepartementaal beleidsonderzoek

Mede naar aanleiding van de constateringen van de Algemene Rekenkamer in het rapport Opvang zwerfjongeren is eind september 2002 een Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar de maatschappelijke opvang gestart. De probleemstelling richt zich op ontkokering. Het gaat om maatregelen op het terrein van weten regelgeving, verantwoordelijkheidsverdeling, financiering, sturing en informatievoorziening die nodig zijn om tot een effectief en efficiënt werkende keten van maatschappelijke opvang te komen.

Het onderzoek richt zich op de volgende onderdelen:

• inventarisatie van regelingen en budgetten;

• inventarisatie van de samenstelling en ontwikkeling van de populatie in relatie tot het zorgaanbod;

• omschrijving van effectieve en efficiënte voorzieningen voor de doelgroepen (crisisopvang, beschermd wonen, diverse vormen van intramurale voorzieningen, etc.);

• ontwikkelen van voorstellen tot herziening van wet- en regelgeving en financieringssystemen om te komen tot een helder stelsel van effectieve en efficiënte voorzieningen;

• ontwikkelen van voorstellen voor samenwerking en coördinatie bij grensgevallen en overgang van een cliënt naar andere voorzieningen.

Het zwaartepunt van het onderzoek is gericht op de organisatie van deze sector en hoe de samenwerking tussen de verschillende partners tot stand komt. Zwerfjongeren zijn geen specifiek thema. Het onderzoek is medio juni 2003 afgerond. Naar verwachting zullen de uitkomsten van dit onderzoek alsmede het kabinetsstandpunt daarop in oktober 2003, aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

6.1.4 Vijf thema's

In dit hoofdstuk is de stand van zaken per mei 2003 opgetekend. In het onderzoek Opvang zwerfjongeren van maart 2002 trok de Algemene Rekenkamer over vijf thema's conclusies en formuleerde zij aanbevelingen. Deze thema's zijn:

• beleid en wet- en regelgeving;

• regierollen;

• financiering en verantwoording;

• informatievoorziening over zwerfjongeren;

• hulpverlening.

Deze thema's worden in de volgende paragrafen behandeld. In elke paragraaf staan de conclusies of aanbevelingen uit het vorige onderzoek, gevolgd door de reactie van de bewindspersonen. Daarna wordt de stand van zaken per mei 2003 beschreven.

Bijlage 4 bevat een overzicht met de volledige conclusies, aanbevelingen en reactie van de minister en staatssecretaris van VWS bij het vorige onderzoek.

6.2 Beleid en wet- en regelgeving

6.2.1 Vorig onderzoek

De Algemene Rekenkamer concludeerde in maart 2002 dat er geen duidelijke beleidsdoelen zijn geformuleerd voor de opvang van en hulpverlening aan zwerfjongeren. Aanbevolen werd dat de minister van VWS een richtinggevend kader zou uitwerken voor doelgroepen met specifieke problemen. Daarbij dient in kwantitatieve en in kwalitatieve zin te worden aangegeven welk type voorzieningen nodig zijn en welke overheden of overheidsinstellingen hiervoor verantwoordelijk zijn.

De bewindslieden gaven in hun reactie aan dat zij bewust hadden gekozen voor algemene beleidsdoelen, niet specifiek toegesneden op bepaalde (sub)doelgroepen. In een gedecentraliseerd specifiek vraaggericht stelsel, dat wordt nagestreefd, moet ook de (zwerf)jongere met zijn complexe problematiek passende hulp kunnen krijgen. De aanbeveling om een richtinggevend kader te ontwikkelen namen zij ter harte.

6.2.2 Stand van zaken per mei 2003

In de Begroting 200329 heeft de minister van VWS ten aanzien van zwerfjongeren twee voornemens geformuleerd, te weten:

• een toename van het aantal opvangplaatsen voor zwerfjongeren in de komende vier jaar met meer dan de helft (van 254 naar 391);

• een toename van het aantal centrumgemeenten met specifiek beleid voor zwerfjongeren van negen naar achttien in 2004.

Tabel: prestatiegegevens

Output2001 realisatie2002 raming2003 raming2004 raming2005 raming
Aantal gemeenten met beleid zwerfjongeren9111518 
Aantal opvangplaatsen voor zwerfjongeren254290350375391

Bron: begroting 2003 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 600 hoofdstuk XVI, nr. 2, blz. 85.

Deze toename wordt gefinancierd uit de bij nota van wijziging beschikbaar gestelde € 3 miljoen voor de opvang van zwerfjongeren.

Naar aanleiding van vragen in de Tweede Kamer30 over het Rekenkamerrapport Opvang zwerfjongeren heeft de minister toegezegd dat in de beschikking bij de toevoeging aan de specifieke uitkering aan gemeenten nadrukkelijk opgenomen wordt dat de gemeenten in mei 2003 gevisiteerd zullen worden over de uitgevoerde plannen en voornemens in 2002 en 2003. Op basis van die visitatie zal de minister de Kamer informeren of toch een aparte financieringsregeling voor de opvang van zwerfjongeren gewenst is.

Met geen van de betrokken overkoepelende organisatie (als Federatie Opvang, Leger des Heils), noch met de VNG had het ministerie overlegd over deze kwantitatieve doelstellingen en over de wijze van implementatie bij de gemeenten.

Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer bleek dat 2331 van de 43 centrumgemeenten niet op de hoogte waren van deze kwantitatieve beleidsdoelstellingen. Het ministerie heeft met de gemeenten geen afspraken gemaakt over het bereiken van deze doelstellingen.

Over de omvang van de voorzieningen zegt de minister bij de beantwoording van de vragen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het rapport Opvang zwerfjongeren dat de verantwoording voor het in beeld brengen van de behoefte en het financieren van voldoende opvangplaatsen op lokaal en regionaal niveau ligt. De minister heeft aan het Trimbos-instituut opdracht gegeven onderzoek te doen naar het hulpaanbod van zwerfjongeren in Nederland. In paragraaf 3.4 is dat al aan de orde geweest. Conclusie van het onderzoek is onder meer dat het specifiek op zwerfjongeren gerichte aanbod betrekkelijk schaars is.

Ten aanzien van het richtinggevende kader blijkt uit de beantwoording van de vragen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het rapport Opvang zwerfjongeren en de brief aan de Tweede Kamer van 2 december 200232 dat de minister met name wil vastleggen wie waarvoor verantwoordelijk is en hoe de verschillende partijen samen een sluitende keten kunnen vormgeven. Dit kader zal worden opgesteld door VWS met de betrokken partijen. Betrokken partijen zijn het IPO, de VNG, Zorgverzekeraars Nederland, de Federatie Opvang, de MO-groep, GGZ Nederland en GGD Nederland. Het richtinggevende kader krijgt de vorm van een bestuurlijk akkoord.

Bij brief van 7 april 200333 heeft de staatssecretaris van VWS de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en voortgang van het bestuurlijke akkoord. Betrokkenen constateren dat voor een adequate opvang van zwerfjongeren, zowel voor beneden als boven de achttien jaar, voorzieningen nodig zijn, zoals straathoekwerk, inloopcentra en begeleid wonen. In de huidige stelsels zijn deze voorzieningen moeilijk te realiseren. Knelpunten in de praktijk zijn de schaarste op de woningmarkt voor jongeren en de aansluiting van gemeentelijk beleid op de jeugdzorg en vice versa. Dit overwegende, geeft de staatssecretaris aan dit akkoord niet te willen beperken tot de doelgroep zwerfjongeren. Dat zou kunnen leiden tot een apart circuit voor één doelgroep, terwijl het realiseren van een sluitende keten voor alle kwetsbare jongeren gewenst is. Het IPO en de VNG delen deze opvatting. De staatssecretaris schrijft dat in een breder kader op dit moment initiatieven worden genomen om tot een betere aansluiting te komen. Zo zal het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg, dat in het najaar 2003 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, de rol van de provincies bij de aansluiting tussen de lokale voorzieningen en de jeugdzorg, ook specifiek voor de groep zwerfjongeren, bevatten.

De Ministeries van VWS en van Justitie, het IPO, de VNG en de MO-groep hebben voorts bestuurlijk afgesproken voor de zomer 2003 te komen met voorstellen voor verbeteringen in de werking van de jeugdzorg34. De volgende paragraaf over de regierollen gaat hier verder op in.

6.3 Regierollen

6.3.1 Vorig onderzoek

De Algemene Rekenkamer constateerde in maart 2002 dat het slechts op hoofdlijnen uitwerken van wettelijke taken onvoldoende houvast bood voor Rijk, provincies en centrumgemeenten voor het oplossen van de zwerfjongerenproblematiek. Ook het feit dat veel voorzieningen voor zwerfjongeren op het grensvlak liggen van jeugdhulpverlening en maatschappelijke opvang, maakt dat onduidelijk is welke overheid verantwoordelijk is voor (bijvoorbeeld) de financiering. Aanbevolen werd dat de minister de ontwikkeling van een geschikte aanpak van de problemen van deze groep jongeren diende te stimuleren, zodanig dat een sluitende zorgketen zou ontstaan.

De minister diende onder meer het regulier overleg tussen provincies en centrumgemeenten, tussen centrumgemeenten onderling en tussen centrumgemeente en de gemeenten in «hun verzorgingsgebied» over de benodigde voorzieningen in hun regio te stimuleren. De minister zou moeten stimuleren dat de besluitvorming door gemeenten, provincies en instellingen transparant wordt gemaakt door vastlegging van de genomen besluiten (met een tijdpad) en dat samenwerkingsprojecten (door een integrale aanpak) worden geïnitieerd.

De bewindspersonen wezen er in hun reactie op dat overheden een integraal beleid dienen te ontwikkelen voor de hulp en opvang van kwetsbare mensen zoals zwerfjongeren. Zij zullen onderzoeken hoe zij de betrokken overheden kunnen ondersteunen bij het ontwikkelen van een integraal beleid. Het ontwikkelen van een richtinggevend kader (zoals al genoemd) lijkt daarbij zinvol.

6.3.2 Stand van zaken per mei 2003

Het ministerie is via verschillende activiteiten bezig om de afstemming tussen de betrokkenen te verbeteren en om te stimuleren dat de keten sluitend wordt.

Allereerst is het al genoemde bestuurlijke overleg daarvoor van belang. Daarbij aansluitend heeft Research voor Beleid in opdracht van het ministerie onderzoek gedaan naar de wijze waarop het Rijk centrumgemeenten en provincies kan ondersteunen bij de uitvoering van een integrale en samenhangende zwerfjongerenaanpak. Daarnaast zijn twee – mede naar aanleiding van door de Algemene Rekenkamer gemelde positieve ontwikkelingen en initiatieven – specifiek op zwerfjongeren gerichte samenwerkingsprojecten in Heerlen en Amsterdam belicht. Dit is bedoeld om kritische succes- en faalfactoren voor een geïntegreerde aanpak van zwerfjongerenproblematiek vast te stellen. De rapportage van Research voor Beleid35 bevat diverse ondersteuningsmogelijkheden voor de rijksoverheid. Ook is er een checklist in opgenomen voor gemeenten en provincies voor het opzetten van een integrale en samenhangende zwerfjongerenaanpak. Als kritische succesfactoren zijn genoemd:

• de gemeenschappelijke overtuiging van bestuurders, ambtenaren en instellingen dat afstemming en samenwerking voor zwerfjongeren noodzakelijk is;

• een duidelijke en gecommuniceerde regierol, concreet vormgegeven en door alle partijen geaccepteerd.

Een tweede activiteit is de totstandkoming van de Wet op de jeugdzorg. In dat kader is ook de overeenstemming over de gewenste taken (functies) die behoren tot het gemeentelijke domein van belang, zoals de staatssecretaris van VWS die gemeld heeft bij brief van 18 juni 2003 (zie verder paragraaf 2.2.2).

De staatssecretaris geeft voorts in deze brief aan dat het onduidelijk is in hoeverre de onderscheiden functies voor opgroei-, opvoed- en gezinsondersteuning nu daadwerkelijk beschikbaar zijn. Het beeld van de gemeentelijke uitvoering is nog diffuus. Ook is het diffuus welke inspanningen noodzakelijk zijn om tot een sluitende aanpak op lokaal niveau te komen. Daarom wordt een onderzoek gestart naar de inspanningen van de gemeenten. De uitkomsten van dit onderzoek worden eind 2003 verwacht.

Een derde activiteit is de operatie Jong, gestart in 2002. De aansluiting van jeugdzorg en lokaal preventief jeugdbeleid vormt één van de thema's van de operatie Jong, als vervolg op het kabinetsstandpunt «Jeugd op de agenda»36. Doel van de driejarige operatie Jong is het oplossen van knelpunten die een samenhangend jeugdbeleid voor 0–23-jarigen in de weg staan. Sluitende en goed functionerende ketens staan daarbij centraal. Vijf departementen (met in totaal achttien departementale directies) te weten VWS, Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) werken in de operatie Jong samen aan dit doel37. De strategie van Jong richt zich niet op systeemwijzigingen, maar op dusdanige verbeteringen dat het systeem zelf beter gaat werken. Operatie Jong wil uitvoeringsproblemen in de praktijk oplossen met oplossingen die men in de praktijk heeft uitgevonden. In het kader van operatie Jong werken de vijf departementen aan de zogenoemde«Jeugdagenda». In deze agenda zal worden vastgelegd wat uit een oogpunt van samenhang in beleid en uitvoering de prioritaire acties zijn waaraan de komende jaren gewerkt zal gaan worden. In oktober 2003 is de Jeugdagenda gereed. Per 1 januari 2004 moet worden aangevangen met de uitvoering van de agenda.

Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer bij de gemeenten en provincies bleek dat de operatie Jong nauwelijks bekend is.

In het kader van een sluitende zorgketen zijn ook de activiteiten van het Ministerie van Justitie en van OCW van belang. Op 28 maart 2002 is de nota «Vasthoudend en effectief: versterking van de aanpak van jeugdcriminaliteit» van de staatssecretaris van Justitie38 verschenen. In deze nota wordt in het kader van de preventie van jeugdcriminaliteit onder andere gewezen op de relatie tussen schoolverzuim en crimineel gedrag en de aandacht die dit vergt van het beleid. Ook de staatssecretaris van OCW heeft in een brief de Tweede Kamer op 10 april 2002 nader geïnformeerd over een integraal standpunt veiligheid op scholen en opvang van probleemjongeren39.

6.4 Financiering en verantwoording

6.4.1 Vorig onderzoek

De Algemene Rekenkamer constateerde in maart 2002 dat de uitgaven voor zwerfjongeren vanuit verschillende beleidskaders kunnen worden bekostigd en dat niet goed te traceren is hoeveel geld ten behoeve van zwerfjongeren wordt besteed. Aanbevolen werd dat de minister een richtinggevend kader dient uit te werken voor de financiering van beleid voor specifieke doelgroepen. Ook beval de Algemene Rekenkamer aan om te komen tot een transparant systeem van kostprijsberekening, zodat onder meer prestaties van instellingen en overheden kunnen worden vergeleken.

De minister deelde de aanbeveling met betrekking tot het ontwikkelen van een transparant systeem van kostprijsberekening, maar wilde dit niet op doelgroepniveau doen.

6.4.2 Stand van zaken per mei 2003

Uit de beantwoording40 van de vragen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het rapport Opvang zwerfjongeren naar de ontwikkeling van financieringssystematieken en de wijze waarop hierin de kostprijsberekening voor zwerfjongeren is meegenomen, blijkt het volgende: «De regering kiest er niet voor om speciale kostprijsberekeningen voor zwerfjongeren uit te voeren, maar kiest voor kostprijzen op basis van daadwerkelijk verkregen opvang en zorg».

Uit de parlementaire behandeling van het voorstel van Wet op de jeugdzorg blijkt dat de thans bestaande financieringssystematiek op grond van de Wet op de jeugdhulpverlening grotendeels wordt vervangen door de in het wetsvoorstel genoemde «p x q-systematiek». Per ministeriële regeling zullen normbedragen voor de activiteiten worden vastgesteld. Deze systematiek is vergelijkbaar met de bekostiging zoals deze in het kader van de modernisering van de AWBZ in ontwikkeling is. Invoering van de p x q-systematiek wordt voorzien per 1 januari 200541.

Het in de Begroting 2003 van VWS gemelde onderzoek naar de kostenstructuur in de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang komt er niet. Dit onderzoek zou naar verwachting worden ondergebracht in het Interdepartementale beleidsonderzoek Maatschappelijke Opvang (zie paragraaf 6.1.2). In de uitwerking van de definitieve taakopdracht van het beleidsonderzoek is afgezien van een kostprijsonderzoek.

6.5 Informatievoorziening over zwerfjongeren

6.5.1 Vorig onderzoek

De Algemene Rekenkamer constateerde dat de informatievoorziening en verantwoording aan de minister over de gerealiseerde prestaties en bereikte effecten aangaande zwerfjongeren onvoldoende was geregeld. De decentrale overheden konden de minister hier geen adequaat inzicht in geven, zodat ook het ontwikkelen van adequaat beleid en de gerichte inzet van middelen niet goed mogelijk was. Aanbevolen werd dat de minister op hoofdlijnen informatie diende te verzamelen over de omvang en spreiding van het landelijke probleem en de ontwikkelingen daarin. Verder achtte de Algemene Rekenkamer het van groot belang dat er een landelijk eenduidig informatiesysteem komt dat de zwerfjongere (en eventueel andere doelgroepen) volgt vanaf het moment dat ze in beeld komen.

De minister gaf aan dat registratiesystemen in bijvoorbeeld de maatschappelijke opvang, de jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg in de toekomst meer informatie over jongeren zullen opleveren. Met elke betrokken partij wordt besproken welke informatiebehoefte hij vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid heeft en op welke wijze die kan worden ingevuld. Verder zal de minister de eventuele informatiebehoefte met betrekking tot trends via evaluatieonderzoek in beeld brengen.

6.5.2 Stand van zaken per mei 2003

In de Begroting 2003 van VWS42 wordt melding gemaakt van het vaststellen van de Registratieregeling maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. In de periode van onderzoek was deze regeling nog niet gereed. Deze regeling is van toepassing op instellingen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang die gesubsidieerd worden door de centrumgemeenten.

Uit de beantwoording van de vragen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het rapport Opvang zwerfjongeren blijkt dat de regering ervoor gekozen heeft om binnen de maatschappelijke opvang over jongeren informatie te verzamelen. Daarmee komt de groep zwerfjongeren, volgens de minister, automatisch meer in zicht. Binnen andere zorgcircuits is ook niet gekozen voor het registreren van specifieke doelgroepen.

Voorts gaf de minister aan dat hij zich voor het inrichten van eventuele evaluatie-onderzoeken zal baseren op signalen uit de reguliere informatievoorziening, in combinatie met gemaakte afspraken en signalen uit het veld.

De informatiestromen binnen de jeugdzorg zullen ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg forse veranderingen ondergaan. Er is een ontwikkelingstraject beschreven. Einddoel is het beschikbaar komen van een basisset van verantwoordings- en beleidsinformatie voor Rijk en provincies43.

Daarnaast zal in beeld gebracht worden op welke punten evaluatie-onderzoek moet plaatsvinden. Voor het evalueren van de wet zijn, via amendering in de Tweede Kamer, al eisen opgenomen op welke punten deze evaluatie betrekking dient te hebben. Vanuit de maatschappelijke opvang bezien, wordt de visitatie van de centrumgemeenten, waarover in dit onderzoek mede verslag wordt gedaan, beschouwd als een evaluatie-onderzoek. Het onderzoek Opvang zwerfjongeren wordt beschouwd als een nulmeting.

6.6 Hulpverlening

6.6.1 Vorig onderzoek

In maart 2002 constateerde de Algemene Rekenkamer dat slechts bij vijf centrumgemeenten een sluitende keten van preventie, signalering, een jongerenpension en begeleidingstrajecten in enige vorm aanwezig was. De specifieke voorzieningen gericht op zwerfjongeren waren onvoldoende aanwezig. De Algemene Rekenkamer vroeg aandacht van Rijk, provincies en gemeenten voor de gesignaleerde tekortkomingen op het gebied van de preventie, laagdrempelige voorzieningen, vervolghuisvestingsmogelijkheden, de aanpak van de hulpverlening en de onderlinge samenwerking.

De minister gaf in haar reactie aan dat op verschillende terreinen al het initiatief is genomen voor overleg en afspraken tussen de verschillende ketenpartners om het pakket aan zorg beter op elkaar af te gaan stemmen. Om voor een goede aansluiting tussen de schakels van de hulpverlenings- en opvangketen te zorgen, zou de minister met zowel financiers als landelijke vertegenwoordigers van de veldpartijen nog in 2002 gaan bespreken hoe deze keten in de praktijk beter vorm kan krijgen en welke rol het Rijk kan spelen als het gaat om de realisatie hiervan.

6.6.2 Stand van zaken per mei 2003

In de begroting 2003 van VWS schrijven de bewindslieden dat de gemeenten gestimuleerd worden hun regieverantwoordelijkheid te nemen om een hulpverleningsaanbod te creëren voor zorgwekkende zorgmijders. Hierbij wordt samengewerkt met hulpverleningsorganisaties, politie, GGD en andere partijen. Deze samenwerking wordt vastgelegd in een lokaal of regionaal OGGZ-convenant44.

In de Begroting 2003 van VWS wordt in meer algemene zin gewezen op het landelijke «Actieplan Onderdak». Hierin stimuleert het Ministerie van VWS (in samenspraak met de Ministeries van VROM, van SZW, en van BZK) de VNG en de centrumgemeenten om:

• preventie en nazorg te ontwikkelen;

• de toestroom naar de maatschappelijke opvang te beperken; en

• de doorstroming naar andere voorzieningen (algemeen maatschappelijk werk en woonbegeleiding) te bevorderen.

In 2003 zal de minister van VWS met de VNG en de Federatie Opvang bezien welke maatregelen gewenst zijn om vanuit de centrumgemeenten de komende jaren meer te investeren in preventie en nazorg. Dit laatste is van belang om de druk op de opvangvoorzieningen te verminderen.

Voorts wordt in de Beleidsagenda van de begroting 2003 van VWS ten aanzien van de gewenste jeugdketen het volgende opgemerkt: «Met preventief, curatief en repressief beleid willen we naar een werkzame, sluitende en effectieve jeugdketen. De nieuwe Wet op de jeugdzorg biedt hiervoor het instrumentarium. Snel ingrijpen bij ontsporing, minder probleemjongeren, minder schooluitval, effectievere jeugdzorg, minder onderwijsachterstanden en een sterkere opvoedingsstructuur rond ouders, staat ons daarbij voor ogen. Vanuit onze coördinerende taak voor de jeugd willen we werk maken van een sterk verbeterde samenhang in het op de volle breedte van de samenleving gevoerde beleid dat gericht is op jeugd».

6.7 Conclusie

Beleid en wet- en regelgeving

De bewindspersonen van VWS zegden bij het vorige onderzoek een richtinggevend kader toe voor de doelgroepen met specifieke problemen. Na overleg met de landelijke bestuurlijke partners (onder andere VNG en IPO) is er echter voor gekozen een dergelijk richtinggevend kader niet te beperken tot de doelgroep zwerfjongeren. Uitgangspunt is nu dat het realiseren van een sluitende keten voor alle kwetsbare jongeren gewenst is. De brancheorganisaties van de hulpverlenende instanties kiezen wel voor de benadering van zwerfjongeren als afzonderlijke doelgroep. De Algemene Rekenkamer concludeert dat het (voort)bestaan van de zwerfjongerenproblematiek aantoont dat er nog geen sprake is van een sluitende hulpverleningsketen, ook niet in de jeugdzorg en maatschappelijke opvang. Aangezien de groep zwerfjongeren nog steeds tussen wal en schip valt zijn maatregelen op maat nodig.

De Algemene Rekenkamer concludeert dat het beleid van VWS op twee gedachten hinkt: enerzijds is de inzet geen doelgroepenbeleid, anderzijds is er extra geld beschikbaar gesteld voor zwerfjongeren en zijn er ook gekwantificeerde doelstellingen gesteld voor het maken van een specifiek zwerfjongerenbeleid bij de gemeenten. De minister heeft ook kwantitatieve voornemens geformuleerd ten aanzien van het aantal te realiseren opvangplaatsen. Alhoewel uit de visitatie blijkt dat deze doelstellingen sneller gehaald zullen worden dan de minister had ingeschat, stelt de Algemene Rekenkamer tevens vast dat het aantal benodigde opvangplaatsen vele malen meer zal moeten zijn, dan de voor 2005 door de minister geplande 391 plaatsen.

Vooralsnog lijkt het probleem te groeien. Of de groei van het probleem nu uitsluitend toe te schrijven is aan de verbetering van het inzicht of dat het probleem ook in realiteit groeit, danwel een combinatie van die twee effecten: de voorzieningengroei blijft in tempo achter bij de vraag en het tekort aan opvangvoorzieningen wordt evidenter.

Desalniettemin moet ook geconcludeerd worden dat de centrumgemeenten voldaan hebben aan de groei-inspanning als voorzien in de begroting 2003. Die groei-inspanning lost het probleem echter onvoldoende op.

Voor de Algemene Rekenkamer betekent dit, dat kennelijk de komende jaren nog een extra inspanning gericht op (het inhalen van) de zwerfjongerenproblematiek onontkoombaar is in afwachting van het gaan functioneren van de beoogde sluitende keten gericht op jongeren met problemen meer in het algemeen.

Regierollen

De Algemene Rekenkamer concludeert dat de overheid zich veel moeite getroost om overleg te stimuleren. Ook het wetsontwerp Wet op de jeugdzorg, de ontwikkeling van het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg en de operatie Jong bevatten bouwstenen voor een sluitende keten. Het is nog te vroeg om de resultaten van deze inspanningen te meten. De Algemene Rekenkamer constateert wel dat de afstand tussen gemeenten, provincies en het ministerie groot is. Zowel voor de kwantitatieve doelstellingen als voor de operatie Jong geldt dat voor de gemeenten en provincies die activiteiten niet leven.

Financiering en verantwoording

De minister heeft in het wetsontwerp Wet op de jeugdzorg gekozen voor de invoering van een kostprijssystematiek. Een onderzoek naar de kostprijsberekening is niet gerealiseerd. In de praktijk zal nog moeten blijken of de uitwerking van de systematiek leidt tot een transparant systeem, waarin gerealiseerde prestaties vergeleken kunnen worden.

Informatievoorziening

De Algemene Rekenkamer vraagt aandacht voor de informatievoorziening, die inzicht kan bieden in de gerealiseerde prestaties en bereikte effecten op lokaal niveau. De regierol op lokaal niveau dient immers niet alleen in opzet, maar ook in werking gestalte te krijgen. De informatievraag van het ministerie op basis waarvan de realisatie van de doelstellingen wordt gemeten, zal specifieker moeten zijn dan zoals die tot nu toe via de Monitor Maatschappelijke Opvang is vormgegeven. De uitwerking van de informatievraag op basis van het wetsontwerp Wet op de jeugdzorg moet nog worden vastgesteld.

De Algemene Rekenkamer wacht met belangstelling het door de staatssecretaris aangekondigde onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van het jeugdbeleid binnen de gemeenten af.

Hulpverlening

Het Ministerie van VWS stelt dat het tekort aan hulpverleningsvoorzieningen voor zwerfjongeren niet eenvoudig is op te lossen. Het tekort aan jongerenhuisvesting op de woningmarkt, de onvoldoende financieringsmogelijkheden en de nog gebrekkige samenwerking tussen een veelheid aan partijen bemoeilijken oplossingen. De minister legt de regie nadrukkelijk op lokaal niveau.

De Algemene Rekenkamer dringt er, evenals in het vorige onderzoek, op aan het pakket aan zorg beter op elkaar af te stemmen. Daarbij is het van belang om de behoefte aan opvangplaatsen op lokaal en regionaal niveau in beeld te brengen. Duidelijkheid over de daarvoor benodigde financiering en de verantwoording over de aanwending past daarbij.

7 REACTIE BEWINDSPERSONEN VWS EN NAWOORD ALGEMENE REKENKAMER

7.1 Reactie bewindspersonen VWS

Op 10 oktober 2003 hebben de minister en staatssecretaris van VWS een gezamenlijke schriftelijke reactie gegeven op de bevindingen van de Algemene Rekenkamer, aan hen toegezonden op 24 september 2003.

De bewindspersonen van VWS geven aan dat de bevindingen van de Algemene Rekenkamer goede aanknopingspunten bieden voor verdere beleidsontwikkeling van het opvangbeleid voor zwerfjongeren. Het extra geld heeft geleid tot versterking van het opvangbeleid voor zwerfjongeren. De bewindspersonen van VWS zijn verheugd met deze uitkomst.

De minister en staatssecretaris schrijven dat de in de VWS-begroting 2003 geformuleerde beleidsdoelstellingen voor zwerfjongeren over de gewenste toename van het aantal opvangplaatsen voor zwerfjongeren en van het aantal gemeenten met specifiek zwerfjongerenbeleid al bijna zijn gerealiseerd. Tevens is een groeiend verantwoordelijkheidsbesef bij centrumgemeenten, provincies en grootstedelijke regio's vastgesteld voor de aanpak van de zwerfjongerenproblematiek. En hoewel nog niet alle ontwikkelingen hebben geleid tot meetbare effecten – onder meer gezien het recente karakter ervan – vertrouwen de bewindspersonen erop dat deze ontwikkelingen concrete resultaten gaan opleveren.

Over de aanbevelingen schrijven de bewindspersonen het volgende:

• belang van extra inspanningen en uitbreiding capaciteit

De Algemene Rekenkamer beveelt aan extra inspanningen te doen voor de aanpak van zwerfjongerenproblematiek en uitbreiding van de capaciteit.

Gezien het groeiende verantwoordelijkheidsbesef voor deze problematiek op lokaal en regionaal niveau, verwachten de bewindspersonen dat centrumgemeenten, provincies en grootstedelijke regio's deze extra inspanningen ook zullen leveren. De positieve ontwikkeling in de aanpak van zwerfjongerenproblematiek wordt ook door ander onderzoek bevestigd. In het rapport Hulpverlening aan zwerfjongeren in Nederland van het Trimbos-instituut is duidelijk een stijgende lijn (vanaf 1994) in het aanbod voor zwerfjongeren te zien. De bevindingen van de Algemene Rekenkamer en het rapport van het Trimbos-instituut geven aan dat gemeenten hard werken aan de versterking van het zwerfjongerenbeleid. De bewindspersonen zien daarom geen aanleiding om over te gaan tot een afzonderlijke specifieke uitkering voor zwerfjongeren.

• invulling regierol provincies

Voor het realiseren van een passend aanbod beveelt de Algemene Rekenkamer aan de regierol van de provincies in te vullen.

De nieuwe Wet op de jeugdzorg voorziet hierin. Deze wet geeft de verschillende deelsectoren (provinciaal gefinancierde jeugdzorg, jeugd-geestelijke gezondheidzorg, jeugd-licht verstandelijk gehandicapten en justitiële jeugdinrichtingen) in de jeugdzorg meer ruimte om een gezamenlijk aanbod te ontwikkelen. Hierdoor kan het veld beter voorzien in aanbod dat aansluit bij de specifieke vraag van de individuele jongere. Dit zal preventief werken als het gaat om het ontstaan van zwerfjongerenproblematiek. De bewindspersonen geven aan dat uiteraard alleen verandering van regelgeving onvoldoende is om dit te realiseren. Het is de verantwoordelijkheid van de verschillende deelsectoren om dit ook in de praktijk vorm te geven.

Met de VNG zijn afspraken gemaakt over de gewenste functies die behoren tot het gemeentelijke domein in aansluiting op de jeugdzorg. Voor de verdere uitwerking is een ondersteuningstraject afgesproken. Over de uitvoering worden nog afspraken gemaakt met de VNG.

• communicatie met bestuurlijke partners

De Algemene Rekenkamer constateert dat er te weinig communicatie plaatsvindt over (inter)departementale initiatieven met regionale en lokale partners. De Algemene Rekenkamer doelde onder meer op de in de begroting 2003 opgenomen beleidsdoelen voor de gemeenten en provincies en op het initatief «Operatie Jong».

De bewindspersonen onderschrijven dit. In de toekomst zullen de bewindspersonen hier alerter op zijn. De Operatie Jong start dit najaar een communicatietraject met een tweeledig doel, te weten een breder draagvlak voor Jong verkrijgen en het bespreken van de proeve van de jeugdagenda. Deze proeve wordt in het najaar aan de Kamer verzonden.

• specifieke informatievoorziening

De informatievoorziening over zwerfjongeren dient naar de mening van de Algemene Rekenkamer verder gespecificeerd te worden.

Voor zowel de maatschappelijke opvang als voor de jeugdzorg geldt dat op dit moment de informatievoorziening in ontwikkeling is. De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zullen hierbij worden betrokken.

Tot slot geven de bewindspersonen aan dat het kabinet een sluitende keten voor de jeugd van essentieel belang vindt. Naast extra middelen in het hoofdlijnenakkoord voor jeugdzorg en preventie (€ 30 miljoen in 2004 oplopend tot € 100 miljoen in 2007) stelt het kabinet een jeugdagenda (operatie Jong) op voor de komende vier jaar met als doel een verbeterde aansluiting binnen de keten en zo min mogelijk uitval van jeugdigen. Met deze doelstellingen willen de bewindspersonen ook bereiken dat het aantal zwerfjongeren vermindert. De zwerfjongerenproblematiek zal de komende jaren, zo schrijven de bewindspersonen, een goede graadmeter zijn in hoeverre deze doelstellingen ook daadwerkelijk gerealiseerd worden.

7.2 Nawoord Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer is verheugd over de voornemens van de bewindspersonen ten aanzien van de verbetering van de communicatie en de specifieke informatievoorziening. De Algemene Rekenkamer benadrukt dat er voortvarendheid is geboden bij de implementatie van de nadere uitwerking van een aantal beleidsvoornemens. Juist ten aanzien van de regierol van de provincies moet nog een aantal voornemens nadere uitwerking krijgen. De Algemene Rekenkamer constateert ook dat sommige uitwerkingen later komen dan oorspronkelijk gepland was (Landelijk Beleidskader Jeugd en Jeugdagenda worden bijvoorbeeld najaar 2003 aan de Tweede Kamer aangeboden, gepland was Prinsjesdag).

Gezien de (systeem)verantwoordelijkheid voor het beleidsterrein van de bewindspersonen van VWS en de afhankelijkheid van de extra inspanningen van de centrumgemeenten, provincies en grootstedelijke regio's om de zwerfjongerenproblematiek aan te pakken, benadrukt de Algemene Rekenkamer nogmaals het belang van een adequate informatievoorziening.

Op het punt van de bereikte effecten en de nog te realiseren effecten rekent de Algemene Rekenkamer Nederland minder rijk dan de bewindspersonen kennelijk voor ogen staat. Allereerst wijst de Algemene Rekenkamer er op dat, alle inspanningen ten spijt, er nog steeds maar negen van de 43 centrumgemeenten beschikken over een sluitende keten van hulpverleningsaanbod. Bij 34 centrumgemeenten is dus nog steeds sprake van onvoldoende samenhangende activiteiten voor zwerfjongeren op het terrein van preventie, signalering, eerste (crisis)opvang, begeleidingstrajecten, vervolgtrajecten en nazorg.

Ten tweede merkt de Algemene Rekenkamer op dat weliswaar de doelstellingen van de VWS-begroting 2003 bijna zijn bereikt, maar dat de benodigde urgente praktische verbetering in de capaciteit van opvangplaatsen en hulpverleningsactiviteiten voor zwerfjongeren, zoals die bleek uit het vorige onderzoek naar de opvang van zwerfjongeren door de Algemene Rekenkamer, nog onvoldoende is gerealiseerd. De door de minister gestelde doelstellingen lopen niet in de pas met de (toenemende?) vraag. Zelfs voor het geschatte minimumaantal van circa 3200 zwerfjongeren is er een groot tekort aan specifieke opvangplaatsen (beschikbaar zijn circa 320 plaatsen).

De bewindspersonen concluderen dat de gemeenten hard werken aan de versterking van het zwerfjongerenbeleid en dat er daarom geen aanleiding is om een afzonderlijke specifieke uitkering voor zwerfjongeren in te zetten. Gezien het belang dat het kabinet hecht aan een sluitende keten voor de jeugd, worden er wel extra middelen voor jeugdzorg en preventie vrijgemaakt.

De Algemene Rekenkamer concludeert op basis van haar onderzoek dat zolang de beoogde sluitende keten voor jongeren met problemen – onder wie zwerfjongeren – niet functioneert er tevens een extra inspanning nodig is om hulpverlening en opvangcapaciteit voor zwerfjongeren op een voldoende niveau te brengen. Wanneer die extra inspanning niet wordt gepleegd, zal een grote (groeiende?) groep zwerfjongeren tussen de wal en het schip blijven vallen.

De bewindspersonen concluderen aan het slot van hun reactie, dat de Jeugdagenda – naast extra middelen – als doel heeft verbeterde aansluiting binnen de keten én zo min mogelijk uitval van jeugdigen. Zij voegen daaraan toe dat de zwerfjongerenproblematiek de komende jaren een goede graadmeter voor hen is in hoeverre deze doelstellingen ook daadwerkelijk gerealiseerd worden.

De Algemene Rekenkamer is het met deze graadmeter van harte eens en ziet uit naar regelmatige verantwoordingsinformatie omtrent zwerfjongeren aansluitend op haar overzichten september 2001 en mei 2003.

BIJLAGE 1

VRAGEN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VWS EN DE ANTWOORDEN VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

1 Heeft de toevoeging van extra middelen aan de specifieke uitkering geleid tot onderzoek naar de aanwezigheid van zwerfjongeren in de gemeente (verbetering/versterking van de signaleringsfunctie)?

• Indien ja, wat zijn de uitkomsten daarvan (aard/omvang probleem)?

• Indien sprake is van (een toename van het aantal) zwerfjongeren zijn er dan ook plannen voor nieuwe voorzieningen of een uitbreiding van bestaande voorzieningen?

• Indien nee, waaraan zijn de extra middelen dan besteed?

Onderzoek aard/omvang problematiek

Uit de visitatie blijkt dat twee centrumgemeenten de extra middelen van de specifieke uitkering hebben besteed aan het doen van onderzoek naar de aanwezigheid van zwerfjongeren in de gemeente. Zonder direct gebruik te maken van de extra middelen hebben meer centrumgemeenten dan bij het onderzoek Opvang zwerfjongeren van de Algemene Rekenkamer uit 2001 een analyse gemaakt van het bestaan van zwerfjongerenproblematiek. 21 gemeenten hebben een probleemanalyse opgesteld (vorig onderzoek twaalf). Daarnaast is er bij elf gemeenten (was ook elf) sprake van een beperkte analyse en elf gemeenten (was twintig) hebben geen analyse gemaakt, maar drie daarvan zeggen wel inzicht te hebben in de problematiek. Van gemeenten die onlangs een probleemanalyse hebben uitgevoerd, heeft slechts één gemeente het aantal zwerfjongeren lager geschat dan in september 2001.

In het algemeen is er sprake van een beter beeld bij de centrumgemeenten van de aanwezigheid en problematiek van de dak- en thuisloze jongeren. De gemeenten hebben nu meer dan bij het vorige onderzoek een «onderbouwde» schatting van het aantal zwerfjongeren. Vaak is het een schatting op basis van signalen van hulpverleners, soms ook op basis van geregistreerde opvang. Ook door een verbeterde signalering is bij een aantal gemeenten meer inzicht gekomen in de betreffende aantallen.

In bijlage 2 is een overzicht opgenomen met daarin onder meer de schattingen van het aantal zwerfjongeren in de centrumgemeenten die op basis van een probleemanalyse danwel signaleringsactiviteiten zijn genoemd. Hieruit blijkt dat er sprake is van een toename van de minimumaantallen zwerfjongeren met circa 500 (stijging van 2692 naar 3184). De maximaal geschatte aantallen zwerfjongeren stijgen nauwelijks (van 4623 naar 4649). Uit het onderzoek blijkt dat er een grotere kans is op het stijgen van de aantallen, wanneer er onderzoek is gedaan naar het zich voordoen van de zwerfjongerenproblematiek.

Signalering door gemeenten

Signalering van zwerfjongeren kan gedaan worden door straathoekwerkers of thuislozenteams, maar soms ook door actieve jeugdpolitie of wijkpolitie. Uit de visitatie blijkt dat bij achttien gemeenten zich ontwikkelingen hebben voorgedaan op dit terrein. Meestal betekende het dat er geld beschikbaar is gesteld om met meer mensen de signalering gestalte te geven door een uitbreiding van het aantal straathoekwerkers of jongerenwerkers. Er is ook een aantal specifieke projecten opgezet. Van de negentien gemeenten waar nu ontwikkelingen zijn gemeld, was deze functie in het vorige onderzoek al bij tien gemeenten als «voldoende» gekwalificeerd.

Tabel: 43 centrumgemeenten en signaleringsvoorzieningen

 VoldoendeMatigOnvoldoende
September 200116207
Mei 200325126

Signaleringsvoorzieningen

Zes gemeenten hebben opgegeven dat de toevoeging van extra middelen van de specifieke uitkering aan signaleringsvoorzieningen is besteed. Het gaat in zowel 2002 als 2003 om circa € 260 000.

Besteding van de extra middelen

Van de besteding van de extra middelen, die in 2002 en 2003 aan de gemeenten zijn uitgekeerd, kan het volgende algemene overzicht gegeven worden:

Besteding geld aan:Bedragen 2002 (x € 1 000)Aantal gemeenten Bedragen 2003 (x € 1 000)Aantal gemeenten
Preventie21361714
Signalering26362636
Opvang nieuw16531653
Opvang bestaand43253794
Begeleiding18521852
Subtotaal1 258 1 163 
Reserveringen628131 21316
Samenwerking0 0 
Maatschappelijk opvang1 0521356211
Naar de provincie621621
Totaal3 000 3 000 

Dit overzicht laat zien dat van de € 3 miljoen zowel in 2002 als in 2003 circa € 1,2 miljoen direct besteed is aan een versterking van het opvangbeleid en de uitbreiding van voorzieningen voor zwerfjongeren. Omdat vrij laat in 2002 bekend werd dat er extra geld beschikbaar zou komen voor de zwerfjongerenproblematiek, zijn de ontwikkelingen in 2002 vaak niet specifiek met het extra geld gefinancierd.

Zie verder de antwoorden op de vragen 3 en 5 voor wat betreft een toelichting op de in dit overzicht aangegeven gereserveerde gelden en de gelden die naar de maatschappelijke opvang zijn toegevloeid.

2 Heeft de toevoeging van extra middelen geleid tot het realiseren of uitbreiden van een opvangvoorziening voor zwerfjongeren?

• Indien ja, om hoeveel (extra) plaatsen gaat het?

• Indien ja, is hiertoe dan ook gebruik gemaakt van de overige extra middelen (€ 13,3 miljoen) die zijn toegevoegd aan de specifieke uitkering MO/VB?

• Is er sprake van aanvullende financiële middelen uit de jeugdhulpverleningsgelden van de provincie?

• Hebben gemeenten en/of provincies nog bijgedragen uit de eigen middelen naast de toegevoegde extra middelen?

• Is nog geld verkregen uit andere (particuliere) bronnen of fondsen?

• Zo nee, waarom niet?

Opvangvoorzieningen

In het onderzoek Opvang zwerfjongeren werd al vastgesteld dat vrijwel alle gemeenten algemene voorzieningen voor crisisopvang hebben. Er waren destijds – september 2001 – echter maar weinig opvangcentra specifiek gericht op zwerfjongeren. De «zichtpensions» waren het meest direct gericht op de opvang van zwerfjongeren. Zeven centrumgemeenten hadden inmiddels dergelijke pensions opgericht. Daarnaast hadden twee centrumgemeenten nog soortgelijke opvanginstellingen. De Algemene Rekenkamer telde 254 opvangplaatsen in het onderzoek Opvang zwerfjongeren uit september 2001. Uit de visitatie van de gemeenten blijkt dat er in vier gemeenten nieuwe pensions zijn (of zeer binnenkort) worden opgericht. Het gaat om huizen in Breda, Enschede, Leeuwarden en Maastricht, met in totaal 68 bedden. In Breda en Enschede hebben de huizen een regionale functie.

Tabel: 43 centrumgemeenten en jongerenpension

 JaNee
September 2001934
Mei 20031330

Acht andere gemeenten hebben gemeld dat er in de algemene crisisopvang speciaal bedden vrijgemaakt of bijgekomen zijn voor de opvang van jongeren. Het gaat om circa 60 plaatsen.

Het aantal jongeren dat kan worden opgevangen is overigens sterk afhankelijk van de mate waarin jongeren in vervolgvoorzieningen zoals begeleide kamerbewoning of zelfstandige woonruimte (met begeleiding en nazorg) terecht kunnen. Heerlen heeft door het creëren van 24 plaatsen bij begeleide kamerbewoning de doorstroom in het pension Mijnzicht bevorderd.

Legt men de uitkomsten van de visitatie op dit punt naast de vermoedelijke groei van het aantal zwerfjongeren (in het midden of de groei nu uitsluitend toe te schrijven is aan de verbetering van het inzicht of ook feitelijk groeit – zie ook antwoord op vraag 1) dan blijkt daaruit dat de voorzieningengroei in tempo bij de vraag achterblijft en dat het tekort aan opvangvoorzieningen evidenter is geworden.

Desalniettemin moet ook geconcludeerd worden dat de centrumgemeenten voldaan hebben aan de groei-inspanning als voorzien in de begroting 2003 (zie tabel paragraaf 6.2.2). Die groei-inspanning lost het probleem echter onvoldoende op.

Besteding van de extra middelen

In totaal hebben drie gemeenten nieuwe opvangvoorzieningen voor zwerfjongeren gefinancierd met de extra middelen, in 2002 en 2003 ad € 165 000. De nieuwe pensions zijn mede met hulp van provinciale en particuliere middelen gefinancierd.

In 2002 heeft bij vijf (in 2003: vier) andere gemeenten de bestaande opvang extra geld gekregen. Het geld werd gebruikt voor een kwaliteitsimpuls (extra personeel), om tekorten in de exploitatie aan te vullen of om (soms tijdelijk) extra bedden te realiseren. Het ging in 2002 om € 432 000 en in 2003 om € 379 000.

Veel van de opvangcapaciteit is met provinciaal of gemeentelijk geld of uit particuliere bronnen gefinancierd. De eigen administraties van de centrumgemeenten geven geen inzicht in de mate waarin gebruik is gemaakt van de overige extra middelen (€ 13,3 miljoen) die zijn toegevoegd aan de specifieke uitkering MO/VB of van de eigen gemeentelijke middelen. De inzet van financiële middelen uit de jeugdhulpverleningsgelden van de provincie, van eigen provinciale middelen of uit fondsen van derden voor de financiering van de verschillende activiteiten is onduidelijk. De Algemene Rekenkamer moet het antwoord op die vragen van de staatssecretaris van VWS dan ook schuldig blijven.

3 Heeft de toevoeging van extra middelen geleid tot de ontwikkeling van concrete plannen voor de toekomst om een pension/opvangvoorziening voor zwerfjongeren op te richten/uit te breiden?

• Zo ja, hoever zijn deze plannen gevorderd?

• Is er al een beleidsplan opgesteld voor dit voornemen?

• Is er al een locatie gevonden waar de beoogde voorziening kan worden gerealiseerd?

• Om hoeveel opvangplaatsen gaat het daarbij?

• Is bij de opzet voor de beoogde voorziening ook gebruik gemaakt van de overige € 13,3 miljoen die aan de specifieke uitkering MO/VB is toegevoegd?

• Is bij de opzet voor de beoogde voorziening ook een bijdrage uit de jeugdhulpverleningsgelden van de provincie voorzien?

• Is bij de opzet voor de beoogde voorziening ook een bijdrage uit de eigen middelen van de centrumgemeenten/provincies of andere bronnen (fondsen) voorzien?

• Zo nee, waarom niet?

Gereserveerde middelen

Een belangrijk deel van de extra middelen, circa 30% is nog gereserveerd: van 2002 nog € 628 000 en van 2003 € 1 213 000. Van de bedragen uit 2002 weten tien gemeenten nog helemaal niet wat met het geld te doen; drie hebben daar concrete plannen voor (€ 221 000). In 2003 zijn er vijf gemeenten met concrete plannen (bijbehorend bedrag € 734 000). Het wil overigens niet zeggen dat er in gemeenten waar het geld gereserveerd is, geen geld is besteed voor de hulpverlening aan zwerfjongeren. Utrecht verstrekt circa € 1 miljoen aan subsidies voor de hulpverlening aan zwerfjongeren, maar de toegekende extra bedragen zijn gereserveerd voor een pension volgens het concept van pension «Maaszicht». Dit nieuwe pension moet een opvangcapaciteit van 25 plaatsen (plus 5 plaatsen tweede fase) krijgen. Amsterdam heeft in 2003 het gehele bedrag (€ 491 000) gereserveerd voor een initiatief om de (bestaande) opvang voor zwerfjongeren uit te breiden van 30 naar 60 plaatsen. Beide initiatieven bevinden zich in de planfase. Het is de Algemene Rekenkamer niet bekend of gemeenten bij de opzet voor de beoogde voorzieningen van de overige extra middelen (€ 13,3 miljoen) die zijn toegevoegd aan de specifieke uitkering MO/VB gebruik gaan maken, danwel van financiële middelen uit de jeugdhulpverleningsgelden van de provincie, danwel van eigen provinciale of gemeentelijke middelen of dat uit fondsen van derden zal worden geput.

4 Heeft de toevoeging van de extra middelen geleid tot het opzetten of uitbreiden van de ambulante voorzieningen voor zwerfjongeren (bijvoorbeeld Thuislozenteams, Jeugdinformatiepunten, Straathoekwerk)?

• Zo ja, welke voorziening wordt of zal hiermee worden gerealiseerd?

• Zo nee, waarom niet?

De Algemene Rekenkamer heeft in de visitatie van de centrumgemeenten het begrip «ambulante voorzieningen» onderverdeeld in hulpverlening/begeleiding enerzijds en vervolgtrajecten/nazorg anderzijds. Voor ontwikkelingen inzake jongeren- en straathoekwerkers verwijst zij naar het antwoord op vraag 1.

Hulpverlening/begeleiding

Onder hulpverlening zijn de bed-brood-bad voorzieningen en 24-uursopvang begrepen. Begeleiding betreft begeleidingstrajecten gericht op het zelfstandig wonen, het zelfstandig voeren van een huishouding, schuldhulpverlening en doorgeleiding naar werk of school.

Van de twaalf gemeenten waar nieuwe ontwikkelingen zijn te melden, hadden bij het vorige onderzoek er vier nog geen of weinig activiteiten op dit terrein.

Tabel: 43 centrumgemeenten en hulpverlening/begeleiding

 VoldoendeBeperktOnvoldoendeOnbekend
September 2001231442
Mei 200327124 

Twee gemeenten geven aan dat de extra middelen in zowel 2002 als 2003 aan hulpverlening/begeleiding zijn besteed, ad € 185 000.

Vervolgtrajecten en nazorg

Onder vervolgtrajecten en nazorg wordt de meer specifieke hulp op het terrein van bijvoorbeeld ambulante psychiatrische begeleiding, verslavingszorg of reclassering verstaan. In het vorige onderzoek was bij veel gemeenten onbekend of en in welke mate deze voorzieningen beschikbaar waren. Achttien gemeenten kenden in beperkte mate vervolgtrajecten. Het is niet altijd helder wat gemeenten onder hulpverlening en begeleiding en wat onder vervolgtrajecten laten vallen.

Uit de visitatie blijkt dat slechts drie gemeenten nieuwe activiteiten zijn te melden. Bij twee gemeenten betekende dat een vooruitgang in de aangeboden activiteiten ten opzichte van het vorige onderzoek. Geen enkele gemeente heeft aan de extra geld besteed voor vervolgactiviteiten.

Tabel: 43 centrumgemeenten en vervolgtrajecten/nazorg

 VoldoendeBeperktOnvoldoendeOnbekend
September 200189179
Mei 20031011157

5 Is aan de toegevoegde extra middelen een andere bestemming gegeven?

• Zo ja, welke bestemming heeft dit gekregen of welke voorziening is/wordt hiermee gerealiseerd?

• Waarom is hiervoor gekozen?

Andere bestemming

Uit de visitatie blijkt dat twaalf gemeenten het geld in 2002 (in 2003: tien gemeenten) hebben opgenomen in het bedrag voor algemeen maatschappelijk opvang. Dit om financiële knelpunten in deze sector op te lossen. Het is niet aan te geven dat het geld specifiek voor zwerfjongeren is bestemd. Het gaat om € 1 023 000 in 2002 en€ 533 000 in 2003.

6 Zijn de toegevoegde extra middelen ingezet voor regionale samenwerking (bijvoorbeeld een coördinator of projectleider zwerfjongeren om de inzet te bundelen)?

• Zo ja, wat is het doel van het regionale samenwerkingsproject?

Samenwerking

Uit de visitatie blijkt dat de toegevoegde extra middelen niet zijn ingezet voor regionale samenwerking. De gemeenten geven aan dat de samenwerkende partijen al op een loonlijst staan en dat daar geen extra kosten mee gemoeid zijn.

Overigens schenken enkele provincies wel specifiek aandacht aan zwerfjongeren en zijn er ook nieuwe ontwikkelingen te melden. De provincie Gelderland heeft bijvoorbeeld een projectleider aangesteld met als opdracht het realiseren van een sluitende aanpak voor dak- en thuislozen.

En tussen de provincie Limburg en de drie centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang (Maastricht, Heerlen en Venlo) is met ingang van 2003 de volgende verantwoordelijkheidsverdeling afgesproken:

• De centrumgemeenten regelen de opvang van jongeren met acute zorg- en onderdakvraag (inclusief zwerfjongeren) vanaf achttien jaar in het kader van hun verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke opvang.

• De provincie regelt via de jeugdzorg de opvang van alle jongeren met een acute zorg- en onderdakvraag (inclusief zwerfjongeren) tot achttien jaar. Daarbij wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen jongeren mét en zónder jeugdzorgindicatie.

Omdat de provincie het probleem van de minderjarige zwerfjongeren volledig voor de gemeenten oplost, hebben de centrumgemeenten toegezegd een deel van de doeluitkering voor de opvang van zwerfjongeren aan de provincie te zullen overdragen.

In Overijssel tot slot is er sprake van een intensivering van het zwerfjongerenbeleid. Deze provincie draagt zorg voor kennisuitwisseling onder andere over de aanpak van de T-teams, en ze levert een financiële en inhoudelijke bijdrage aan initiatieven van gemeenten. Zo is er in alle centrumgemeenten in de provincie onderzoek gedaan naar de zwerfjongerenproblematiek.

BIJLAGE 2

TABEL VOORZIENINGEN CENTRUMGEMEENTEN PER MEI 2003

naam centrumgemeente(min.) aantal zwerf-jongeren sept. 2001(min.) aantal zwerf-jongeren mei 20031(max.) aantal zwerf-jongeren september 2001(max.) aantal zwerf-jongeren mei 2003aandacht voor pre-ventie sept. 2001aandacht voor pre-ventie mei 2003signaleringsfunctie sept. 2001signalerings-functie mei 2003bestaat er een jonge-renpension sept. 2001?bestaat er een jonge-renpension mei 2003?
Amsterdam350300500500Ja Voldoende Ja 
Haarlem110110250250Ja MatigVoldoendeJa 
Rotterdam133300700700Ja Voldoende Ja 
Den Bosch75100100125Ja Voldoende Ja 
Den Haag100100500500Ja Voldoende Ja 
Enschede87100206100Ja Voldoende NeeJa
Heerlen150200150230BeperktJaVoldoende Ja 
Nijmegen58100118100Ja MatigVoldoendeJa 
Tilburg90100100100Ja Voldoende Ja 
Apeldoorn1245012450Ja Voldoende Nee 
Arnhem100120136120Ja Voldoende Nee 
Deventer20622062Ja Voldoende Nee 
Doetinchem8888BeperktJaMatigVoldoendeNee 
Dordrecht7070100120Ja Voldoende Nee 
Ede21212121Ja MatigVoldoendeNee 
Eindhoven102015030Ja Voldoende Nee 
Helmond20202020Ja OnvoldoendeVoldoendeNee 
Leeuwarden100150120150BeperktJaMatig NeeJa
Oss150150150150Ja Voldoende Nee 
Purmerend250850Ja MatigVoldoendeNee 
Zaanstad15152520Ja MatigVoldoendeNee 
Alkmaar30303030Ja Matig Nee 
Almelo825860Ja Voldoende Nee 
Almere705015050Beperkt MatigVoldoendeNee 
Breda60609090BeperktJaMatig NeeJa
Groningen20202525Beperkt Voldoende Nee 
Maastricht1179511795BeperktMatig NeeJa
Spijkenisse1*1*Ja MatigVoldoendeNee 
Utrecht100120120200Beperkt Voldoende Nee 
Amersfoort25252525Ja Matig Nee 
Assen115115Ja Onvoldoende Nee 
Delft30304350Beperkt Onvoldoende Nee 
Emmen142142Ja Matig Nee 
Gouda20204545Ja Matig Nee 
Hilversum29292929Beperkt Matig Nee 
Leiden8888Ja Onvoldoende Nee 
Venlo137137137137NeeBeperktMatig Ja 
Vlaardingen5555Ja Onvoldoende Nee 
Vlissingen22222222Beperkt Onvoldoende Nee 
Zwolle1514525145OnbekendJaMatig Nee 
Bergen op Zoom50506060Beperkt Matig Nee 
Den Helder1004012540Beperkt Matig Nee 
Hoorn50705070Beperkt Onvoldoende Nee 
Totaal2 6923 1844 6234 649Ja27 Beperkt13 Nee1 Onbekend2Ja32 Beperkt11Voldoende16 Matig20 Onvoldoende7Voldoende25 Matig12 Onvoldoende6Ja9 Nee34Ja13 Nee30

1 De arcering bij de aantallen geeft aan dat er sprake is van een stijging.

* Aantal Spijkenisse loopt samen met Rotterdam.

naam centrumgemeentevangen instellingen voor jeugdzorg zwerfjongeren op, stand september 2001?vangen instellingen voor jeugdzorg zwerfjongeren op, stand mei 2003?begeleidingstrajec- ten voor zwerf-jongeren sept. 2001begeleidingstrajec- ten voor zwerf-jongeren mei 2003vervolgtrajecten september 2001vervolgtrajec- ten mei 2003aantal voorzieningen voor zwerfjongeren 2003
AmsterdamJaNeeJa Ja 5
HaarlemOnbekendBeperktJa Ja 5
RotterdamOnbekendBeperktJa Ja 5
Den BoschBeperktOnbekendJa Beperkt 4
Den HaagJaJaJa Beperkt 4
EnschedeJa Ja Beperkt 4
HeerlenBeperkt Beperkt NeeJa4
NijmegenBeperktOnbekendJa Beperkt 4
TilburgNee Ja Onbekend 4
ApeldoornBeperktNeeJa Ja 3
ArnhemOnbekendJaJa Ja 3
DeventerOnbekendBeperktJa Ja 3
DoetinchemOnbekendJaOnbekendJaOnbekend 3
DordrechtNeeOnbekendJa Nee 3
EdeNeeOnbekendJa Beperkt 3
EindhovenNeeOnbekendJa OnbekendBeperkt3
HelmondOnbekendNeeJa OnbekendBeperkt3
LeeuwardenJaOnbekendJa Onbekend 3
OssJaOnbekendJa Nee 3
PurmerendBeperktOnbekendJa Onbekend 3
ZaanstadBeperktOnbekendBeperktJaNee 3
AlkmaarBeperktNeeBeperktJaNee 2
AlmeloBeperktJaNee Nee 2
AlmereBeperktOnbekendJa Nee 2
BredaNeeOnbekendNee Nee 2
GroningenNeeJaJa Ja 2
MaastrichtBeperktJaBeperktJaBeperkt 2
SpijkenisseOnbekendJaNee Nee 2
UtrechtBeperktJaJa Beperkt 2
AmersfoortJa Beperkt Nee 1
AssenBeperktOnbekendOnbekendNeeOnbekend 1
DelftNeeJaNeeBeperktNeeJa1
EmmenOnbekend Beperkt Onbekend 1
GoudaBeperktOnbekendBeperkt Nee 1
HilversumBeperkt Ja Ja 1
LeidenOnbekend Beperkt Beperkt 1
VenloNeeJaBeperkt Nee 1
VlaardingenNeeJaBeperkt Beperkt 1
VlissingenNee Ja Nee 1
ZwolleBeperktNeeBeperkt Onbekend 1
Bergen op ZoomBeperktOnbekendBeperkt Nee 0
Den HelderBeperktNeeBeperkt Nee 0
HoornBeperktJaBeperkt Nee 0
 Ja6 Beperkt18 Nee10 Onbekend9Ja14 Beperkt5 Nee8 Onbekend16Ja23 Beperkt14 Nee4 Onbekend2Ja27 Beperkt12 Nee4Ja8 Beperkt9 Nee17 Onbekend9Ja10 Beperkt11 Nee15 Onbekend7Sluitende keten1 2001: 5 x 2003: 9 x

1 Voor de bepaling of er sprake is van een sluitende keten, zijn de voorzieningen hulpverlening/begeleiding en vervolgtrajecten/nazorg als één geteld. In de praktijk is het onderscheid moeilijk door de gemeenten aan te geven.

BIJLAGE 3

KERNGEGEVENS PER PROVINCIE EN CENTRUMGEMEENTE PER MEI 2003

ProvincieFriesland
CentrumgemeenteLeeuwarden
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
 Leeuwarden100–120150
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 CentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
Preventieve activiteitenLeeuwardenBeperktStart nieuwe activiteit
SignaleringLeeuwardenMatigGeen ontwikkelingen
CrisisopvangLeeuwardenJaGeen ontwikkelingen
JongerenpensionLeeuwardenNeeOpening nieuw pension
Specifieke begeleidingstrajectenLeeuwardenJaGeen ontwikkelingen
VervolgtrajectenLeeuwarden Geen ontwikkelingen
Vangen instellingen jeugdzorg in de regio ook zwerf-LeeuwardenJaOnbekend
jongeren op?   
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 27.215 structureel, inclusief overheidsbijdrage arbeidskostenontwikkeling (OVA), is betaald 2003 € 27.070 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongeren€ 125.000€ 125.000
Financiële middelen centrumgemeenteSpecifieke uitke- ring MO/VB 2002*Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002*Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Leeuwarden€ 6.606.142€ 120.300Geheel gebruikt voor preventie en opvangOpvang
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeenten
 September 2001Mei 2003September 2001Mei 2003
Rijksbeleid1Rijksbeleid is niet helderJaOnduidelijkNiet bekend
Definitie zwerfjongerenJaJongeren tot 25 jaar, die ongewild gedurende kortere of langere tijd zonder een vaste woon- of verblijfplaats, en zonder een maatschappelijk aanvaardbare bron van bestaan zijn. Bij jongeren onder de 18 jaar spreken we niet van zwerfjongeren maar van jongeren die hulp, zorg of ondersteuning nodig hebben ten behoeve waarvan een beroep op de jeugdzorg kan worden gedaanEen zwerfjongere is een jongere tussen de 12–23 jaar, die geen stabiele woon- of verblijfplaats heeft of verblijft in kort- of langdurende opvang voor thuisloze jongeren (SGBO)Jongeren in de leeftijd van 12 tot 25 jaar, die geen stabiele woon- of verblijf- plaats hebben, of in een (kortdurende/langdurende) opvang voor zwerfjonge- ren verblijven en die moeite hebben met het onderhouden van bete- kenisvolle relaties (ontleend aan «sluitend plan van aanpak sociaal kwetsbare jongeren in Fryslan»)
ProbleemanalyseJaGeen nieuwe analyseGeen (wel inzicht in problematiek)Ja, een onderzoeksbureau heeft een onderzoek gedaan naar dak- en thuislozen in Leeuwarden, Noord en Zuidwest Friesland (april 2003)
Specifiek zwerfjongerenbeleidNeeNee, geen specifiek beleid, wel specifieke activiteitenJaJa
Toekomstplannen voor zwerfjongerenSteunpunten en samenwerkingUitbreiding aantal plaatsen in pension«Een huis voor jongeren», e.a. Ja, oprichten van een pension in najaar 2003 

1 In mei 2003 is gevraagd naar bekendheid met de doelstellingen van het Ministerie van VWS t.a.v. zwerfjongeren. * De bedragen voor 2002 en 2003 zijn gelijk.

ProvincieGroningen
CentrumgemeenteGroningen
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
 Groningen20–25Geen nieuwe schatting
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 CentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
Preventieve activiteitenGroningenBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
SignaleringGroningenVoldoendeGeen nieuwe ontwikkelingen
CrisisopvangGroningenJaGeen nieuwe ontwikkelingen
JongerenpensionGroningenGeenGeen nieuwe ontwikkelingen
Specifieke begeleidingstrajectenGroningenJaGeen nieuwe ontwikkelingen
VervolgtrajectenGroningenJa Geen nieuwe ontwikkelingen
Vangen instellingen jeugdzorg in deGroningenNeeDe jeugdzorg kent begeleid
regio ook zwerfjongeren op?  wonen projecten. Aantal jongeren onbekend
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 23.559 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 23.661 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongeren€ 0€ 0 
Financiële middelen centrumgemeenteSpecifieke uitkering MO/VB 2002*Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002*Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Groningen€ 574.560€ 129.600Uitbreiding bestaande opvang (t.b.v. Antilliaanse jongeren)Idem 2002
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeente
 September 2001Mei 2003September 2001Mei 2003
RijksbeleidEr is geen rijksbeleidEr is geen rijksbeleid voor zwerfjongerenOnduidelijkIs bekend
Definitie zwerfjongerenNeeNeeJongeren tot 23 jaar, die geen stabiele woonomgeving meer hebben: niet langer dan drie maanden op hetzelfde adres verblijven. Daartoe worden ook jongeren gerekend, die nog wel thuis wonen, maar geen affectieve relatie meer hebben met ouder/verzorgersJongeren tot 23 jaar, die geen stabiele leefomge- ving (meer) hebben: niet langer dan drie maanden op hetzelfde adres verblij- ven
ProbleemanalyseGeen, beperkt zicht in problematiekBeperkt, gegevens van gemeentenGeen (wel inzicht in problematiek)Geen (wel inzicht in problematiek)
Specifiek zwerfjongerenbeleidNeeNeeNeeNee
Toekomstplannen voor zwerfjongerenNeeNeeBeperkt, geld is gebruikt voor opvang voor Antilliaanse jongerenNee
ProvincieDrenthe
CentrumgemeenteAssen en Emmen
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
 Assen115
 Emmen142 (in de opvang)
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 CentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
Preventieve activiteitenAssenJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 EmmenJa 
SignaleringAssenOnvoldoende 
 EmmenMatig 
CrisisopvangAssenJa 
 EmmenJa 
JongerenpensionAssenNee 
 EmmenNee 
Specifieke begeleidingstrajectenAssen 
 EmmenBeperkt 
VervolgtrajectenAssen 
 Emmen 
Vangen instellingen jeugdzorg in deAssenBeperktOnbekend
regio ook zwerfjongeren op?EmmenOnbekend
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 18.710 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 19.118 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongeren€ 0€ 0 
Financiële middelen centrumgemeenteSpecifieke uitke- ring MO/VB 2002*Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002*Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Assen€ 2.339.381€ 41.400GereserveerdGereserveerd, plannen worden nog ontwikkeld
Emmen€ 3.735.741€ 21.000GereserveerdGereserveerd, voorstel is om gelden in een preventietraject in te zetten
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeente
 September 2001Mei 2003September 2001Mei 2003
RijksbeleidNiet helderJaAssen: onduidelijkEmmen: onduidelijkNeeNee
Definitie zwerfjongerenNeeJongeren zonder vaste woon- of verblijfplaatsAssen: wel definitieFormeel geen definitie, gaan uit van thuisloze jongeren tot 23 jaar die geen vaste verblijfplaats hebben
   Emmen: neeGeen definitie
ProbleemanalyseNeeNeeAssen: neeNog niet, wel samen met (opvang) instellingen stappen ondernomen om aard en omvang in beeld te krijgen
   Emmen: neeNee
Specifiek zwerfjongerenbeleidNeeNee, omdat de groepAssen: neeWil beleid t.a.v. zwerfjongeren ontwikkelen
  niet als zodanig herkenbaar isEmmen: neeNog niet geformuleerd
Toekomstplannen voor zwerfjongerenNeeNeeAssen: neeOntwikkeling van beleid t.a.v. zwerfjongeren
   Emmen: neePlan ontwikkeld voor preventief traject, samen- werking MO, reclassering en jeugdzorg
ProvincieOverijssel
CentrumgemeenteAlmelo, Deventer, Enschede en Zwolle
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
 Almelo825–60
 Deventer2062
 Enschede87–206100
 Zwolle15–25145
   (De provincie schat het totale aantal op 350–600)
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 CentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
Preventieve activiteitenAlmeloJaUitbreiding leerplichtambtenaren, begeleiding naar het onderwijs en naar de arbeidsmarkt
 DeventerJaOprichting jeugdnetwerk, projec- ten rond schooluitval
 EnschedeJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 ZwolleJa, preventieaanpak is in ontwikkeling
SignaleringAlmeloVoldoendeEr wordt gewerkt aan een nieuwe structuur voor preventie en signalering
 DeventerVoldoendeOntwikkeling jeugdnetwerken
 EnschedeVoldoendeUitbreiding T-team
 ZwolleMatigGeen nieuwe ontwikkelingen
CrisisopvangAlmeloBeperktOpvang bij bestaande instellingen van Jeugdhulpverlening; per 1-6-2003 kunnen Almelose jongeren gebruik maken opvang in Enschede
 DeventerBeperktUitbreiding sociaal pension/beschermd wonen
 EnschedeJaTijdelijke extra opvang
 ZwolleBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
JongerenpensionAlmeloNeeGeen nieuwe ontwikkelingen
 DeventerNeeGeen nieuwe ontwikkelingen
 EnschedeNeePer 1-6-2003 nieuw pension
 ZwolleNeeGeen nieuwe ontwikkelingen
Specifieke begeleidingstrajectenAlmeloNeeGeen nieuwe ontwikkelingen
 DeventerJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 EnschedeJaProject jeugdpsychiatrie, mensen van T-team kunnen snel doorverwijzen
 ZwolleBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
VervolgtrajectenAlmeloNeeNergens nieuwe ontwikkelingen
 DeventerJa 
 EnschedeBeperkt 
 Zwolle 
Vangen instellingen jeugdzorg in deAlmeloBeperktJa, centrale loketfunctie is
regio ook zwerfjongeren op?  in voorbereiding
 DeventerBeperkt
 EnschedeJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 ZwolleBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 46.332 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 46.575 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongeren€ 85.000€ 85.000  
Financiële middelen centrumgemeenteSpecifieke uitke- ring MO/VB 2002*Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002*Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Almelo€ 1.459.958€ 30.300€ 29.600 t.b.v. onderzoekUitbreiding T-team
Deventer€ 1.990.408€ 30.000Gereserveerd, er worden plannen ontwikkeldGereserveerd
Enschede€ 3.320.501€ 62.700Moeilijk te specificeren, ook voor signalerings-functieMoeilijk of niet aan te geven
Zwolle€ 4.274.543€ 79.500Deels gereserveerd, deels voor signaleringGereserveerd
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeente
 September 2001Mei 2003September 2001Mei 2003
RijksbeleidNiet helderBekend met het rijksbeleidAlmelo: onduidelijkBekend met rijksbeleid
   Deventer: onduidelijkOnvoldoende mee bekend
   Enschede: onduidelijkKwantitatieve doelstellingen niet bekend
   Zwolle: onduidelijkKwantitatieve doelstellingen niet bekend
Definitie zwerfjongerenNeeThuisloze jongeren tussen de 12 en 25 jaarAlmelo: definitie Korf cs.1 Jongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar, die in een meervoudige achterstandsituatie verkeren en geen vaste woon- of verblijfplaats hebben of hierin terecht dreigen te komenDefinitie Korf cs
   Deventer: definitie Korf csDefinitie Korf cs
   Enschede: definitie Korf csDefinitie Korf cs
   Zwolle: definitie Korf csJongeren tussen de 15 en 25 die geen woon- of verblijfplaats hebben of verblijven in kort of lang- durige opvang voor thuisloze jongeren
ProbleemanalyseNeeJaAlmelo: geen probleemanalyseJa
   Deventer: wel probleemanalyseJa
   Enschede: wel pro- bleemanalyseJa
   Zwolle: wel probleemanalyseJa
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
Specifiek zwerfjongerenbeleidNeeJa, intensiveert beleids- matige aandacht, kennis- uitwisseling, aanpak thuislozen-teams, levert inhoudelijke en finan- ciële bijdrage aan initiatieven van centrumgemeentenAlmelo: neeVoorkomen en aanpakken d.m.v. intensief ambulante begeleiding, waar nodig kortdurende opvang dan wel doorverwijzing naar hulpverlenings- en zorg- instellingen
   Deventer: nee, behalve Coach projectGeen specifiek beleid voor zwerfjongeren. Wel beleid op uitval in zijn algemeenheid
   Enschede: neeGeen specifiek zwerfjongerenbeleid
   Zwolle: neePlan van aanpak opvang zwerfjongeren in concept. Beleid is gericht op beperking van instroom, bevordering van uitstroom en geen uitbreiding van opvangplaatsen
Toekomstplannen voor zwerfjongerenNeeOnderzoek gericht op zwerfjongeren zoals vertrektraining, methode vroegtijdige signalering en hulpverleningAlmelo: neeBeleidsintensivering begeleiding en opvang van zwerfjongeren i.h.k.v. het provinciale grote-stedenbeleid
   Deventer: neeBeginstadium plan m.b.t. vorm van begeleid wonen
   Enschede: neeGeen nieuw beleid en of plannen
   Zwolle: neeTijdelijke projectmede- werker voor de aanpak in de Noordwest-Veluwe, invoeren van methodiek t.b.v. T-teams

1 Het volgende station: Zwerfjongeren in Nederland (1999). D. Korf, S. Diemel. H. Riper & T. Nabben. Uitgevoerd bij het Criminologisch Instituut Bonger van de Universiteit van Amsterdam, in opdracht van het Ministerie van VWS.

ProvincieFlevoland
CentrumgemeenteAlmere
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
 Almere70–150Officiële inventarisatie maximaal 50, volgens ambulant jongerenwerk veel hoger
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 CentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
Preventieve activiteitenAlmereBeperktGeen ontwikkelingen
SignaleringAlmereMatigUitbreiding ambulant jongerenwerk
CrisisopvangAlmereJaUitbreiding capaciteit: 10 extra plaatsen voor dakloze jongeren bij het Leger des Heils
JongerenpensionAlmereNeeNee
Specifieke begeleidingstrajectenAlmereJaUitbreiding capaciteit
VervolgtrajectenAlmereNeeGeen ontwikkelingen
Vangen instellingen jeugdzorg in deAlmereBeperktOnbekend
regio ook zwerfjongeren op?   
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 19.572 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 19.612 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongeren€ 0,–€ 100.000,– (per jaar, 3 jaar lang) voor een voorziening van het Leger des Heils, mede ten behoeve van de hulpverlening aan zwerfjongeren
Financiële middelen centrumgemeenteSpecifieke uitkering MO/VB 2002*Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002*Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Almere€ 1.982.546€ 41.400CrisisopvangCrisisopvang
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeente
 September 2001Mei 2003September 2001Mei 2003
RijksbeleidNiet helderBeperkt, niet de kwantitatieve doelen, wel in algemene zinNiet helderOnvoldoende bekend
Definitie zwerfjongerenNeeNee(Ruime) definitieNee / VWS definitie
ProbleemanalyseNeeNeeNeeNee
Specifiek zwerfjongerenbeleidNeeGeen specifiek beleidGeen beleid, wel specifieke activiteitenJa
Toekomstplannen voor zwerfjongerenNeeNeeIn de pijplijn, maar plannen zijn nog niet openbaarNee
ProvincieUtrecht
CentrumgemeenteAmersfoort en Utrecht
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
 Amersfoort2535 (minimaal)
 Utrecht100–120100–200
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 CentrumgemeenteSeptember 2001Mei 2003
Preventieve activiteitenAmersfoortJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 UtrechtBeperkt 
SignaleringAmersfoortMatigNergens nieuwe ontwikelingen
 UtrechtVoldoende 
CrisisopvangAmersfoortBeperktNergens nieuwe ontwikkelingen
 UtrechtJa 
JongerenpensionAmersfoortNeeGeen nieuwe ontwikkelingen
 UtrechtNeeHeeft voornemen om te komen tot een pension speciaal voor zwerfjongeren
Specifieke begeleidingstrajectenAmersfoortBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
 UtrechtJaJa, verbetering expertise
VervolgtrajectenAmersfoortNeeNergens nieuwe ontwikkelingen
 UtrechtBeperkt 
Vangen instellingen jeugdzorg in de regio ook zwerfjongeren op?AmersfoortUtrechtJaBeperktNergens nieuwe ontwikkelingen
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 47.245 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 47.576 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongeren€ 92.795€ 92.795 en incidenteel € 70.000
Financiële middelen centrumgemeentenSpecifieke uitkering MO/VB 2002*Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002* Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002 Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Amersfoort € 2.669.371€ 51.900 € 43.152 voor tijdelijke opvang; restant onbekendReservering voor nog te ontwikkelen plannen
Utrecht€ 7.921.729 € 150.600 Gereserveerd voor pension en woonproject Idem 2002
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeenten
 September 2001 Mei 2003 September 2001 Mei 2003
RijksbeleidWordt niet naar gekeken. Focus provincie is regionale zorg op maatIn beperkte mate bekend Amersfoort: onduidelijk Bekend met rijksbeleid
   Utrecht: onduidelijkBekend met rijksbeleid
Definitie zwerfjongerenJa (Korf cs)Niet expliciet. Provincies kan zich vinden in de definitie die de gemeente Utrecht hanteert Amersfoort: ja (SGBO) SGBO definitie
   Utrecht: ja (SGBO)SGBO definitie
ProbleemanalyseJa Geen nieuwe analyseAmersfoort: beperkt Utrecht: beperkt Geen nieuwe ontwikkelingen
   Utrecht: beperktJa, haalbaarheidsstudie door SSH t.b.v. concept Maaszicht (resultaten nog niet bekend)
Specifiek zwerfjongerenbeleidGeen beleid, wel activiteiten Geen specifiek beleid; de opvang en begeleiding van zwerfjongeren maakt deel uit de jeugdzorgAmersfoort: geen beleid Nee
   Utrecht: beperkt beleid / activiteitenGemeente geeft circa € 1,2 miljoen uit t.b.v. signalering en opvang zwerfjongeren
Toekomstplannen voor zwerfjongerenJa, om de gaten in de opvang te dichten Realiseren van adequaat voorzieningenaanbod voor alle jeugdigen, dus ook voor zwerfjongeren Amersfoort: jaEr zijn plannen om een beleid te ontwikkelen
   Utrecht: nee Voornemen te komen tot een pension
ProvincieNoord-Holland
CentrumgemeentenAlkmaar, Den Helder, Haarlem, Hilversum en Hoorn. N.B.: Amsterdam, Purmerend en Zaanstad vallen onder het Regionaal Orgaan Amsterdam Jeugdzorg Advies & Ondersteuning (zie aldaar)
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenten September 2001 Mei 2003
 Alkmaar3030
 Den Helder100–12540
 Haarlem110–250Geen nieuwe schatting
 Hilversum29Niet noemenswaardig
 Hoorn5070
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 Centrumgemeenten September 2001 Mei 2003
Preventieve activiteitenAlkmaarJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 Den HelderBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
 HaarlemJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 HilversumBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
 HoornBeperktMet particuliere bronnen gefinancierd project bemoeizorg jongeren
SignaleringAlkmaarMatigGeen belangrijke nieuwe ontwikkelingen
 Den HelderMatigGeen nieuwe ontwikkelingen
 HaarlemMatigExtra interventie-medewerker
 HilversumMatigGeen nieuwe ontwikkelingen
 HoornOnvoldoendeGeen nieuwe ontwikkelingen
CrisisopvangAlkmaarNietNergens nieuwe ontwikkelingen
 Den HelderBeperkt  
 HaarlemBeperkt 
 HilversumJa 
 HoornVoldoende 
JongerenpensionAlkmaarNeeNergens nieuwe ontwikkelingen
 Den HelderNee  
 HaarlemJa  
 HilversumNee 
 HoornNee 
Specifieke begeleidingstrajectenAlkmaarBeperktEr is een nieuw begeleidingsproject gestart
 Den HelderBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
 HaarlemJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 HilversumJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 HoornBeperktEr zijn plannen in ontwikkeling voor intensievere begeleiding binnen het project begeleid wonen en de algemene crisisopvang
VervolgtrajectenAlkmaarNeeNergens nieuwe ontwikkelingen
 Den HelderNee  
 HaarlemNee  
 HilversumJa 
 HoornNee 
Vangen instellingen voor jeugdzorg in de regio ook zwerfjongeren op?AlkmaarBeperktNee
 Den HelderBeperktNee
 HaarlemBeperkt
 HilversumbeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
 HoornBeperktJa
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 50.052 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 50.151 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongeren€ 0 € 0
Financiële middelen centrumgemeentenSpecifieke uitkering MO/VB 2002* Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002* Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Alkmaar€ 2.199.029€ 29.400Alkmaar: gegaan naar de maatschappelijke opvang St. OnderdakIdem 2002
Den Helder€ 972.033€ 17.700Den Helder: gereserveerd, nog geen plannenIdem 2002
Haarlem€ 2.818.059€ 57.600Haarlem: toevoeging t.b.v. exploitatietekort Spaarnezicht (alg. crisisopvang)Idem 2002
Hilversum€ 2.162.316€ 28.800Hilversum: exploitatie sociaal pensionIdem 2002
Hoorn€ 1.106.010€ 21.600Hoorn: preventie Gereserveerd voor opvang
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeenten
 September 2001 Mei 2003 September 2001Mei 2003
RijksbeleidGlobaal kennis van genomen. Provincie meent geen taak te hebben t.a.v. zwerfjongeren NeeAlkmaar: onduidelijkBekend
   Den Helder: onduidelijkOnbekend
   Haarlem: onduidelijkNiet echt bekend
   Hilversum: onduidelijkBekend
   Hoorn: onduidelijkBekend
Definitie zwerfjongerenNee Nee Alkmaar: neeJongeren van 12–23 jaar zonder vaste woon- of verblijfplaats of die het risico lopen tot die groep te gaan behoren
   Den Helder: neeJongeren die niet meer thuis verblijven en niet over eigen huisvesting beschikken 0–30 jaar
   Haarlem: ruime definitieDefinitie van Korf cs
   Hilversum: neeNee
   Hoorn: ruime definitieJongeren die langer dan zes maanden geen vaste verblijfplaats hebben en het niet redden
ProbleemanalyseNee, geen inzicht NeeAlkmaar: neeNee, niet gericht op zwerfjongeren
   Den Helder: beperktNieuwe probleemanalyse
   Haarlem: beperktGeen nieuwe analyse
   Hilversum: beperktGeen nieuwe analyse
   Hoorn: beperktGeen nieuwe analyse
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
Specifiek zwerfjongerenbeleidNee Nee, valt onder jeugdzorg, anders versnippering in diverse doelgroepenAlkmaar: neeNee
   Den Helder: neeNee (nog in voorbereiding)
   Haarlem: jaHet gemeentelijke beleid is gericht op de opvang in Spaarnezicht
   Hilversum: neeNee
   Hoorn: wel activiteitenGeen specifiek beleid, wel activiteiten
Toekomstplannen voor zwerfjongerenNee Nee Alkmaar: neeAccent op preventie leggen
   Den Helder: neePlan realisatie van een opvangvoorziening
   Haarlem: neeEr is geen aanleiding tot nieuwe ontwikkelingen
   Hilversum: neeGeen nieuwe ontwikkelingen
   Hoorn: begeleidingstrajectenOvername financiering door provincie per 1-1-2005 van het Jongeren Opvangcentrum Hoorn; plus plannen voor begeleid wonen en de algemene crisisopvang
ProvincieZuid-Holland
CentrumgemeentenDordrecht, Gouda en Leiden
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenten September 2001 Mei 2003
 Dordrecht70–10070–120
 Gouda20–45Onbekend
 Leiden8Niet substantieel
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 Centrumgemeenten September 2001 Mei 2003
Preventieve activiteitenDordrechtJaProject Entree
 GoudaJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 LeidenJa Geen nieuwe ontwikkelingen
SignaleringDordrechtVoldoendeProject Entree (bij T-team)
 GoudaMatigGeen nieuwe ontwikkelingen
 LeidenOnvoldoendeGeen nieuwe ontwikkelingen
CrisisopvangDordrechtJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 GoudaJa 
 LeidenJa 
JongerenpensionDordrechtNeeNergens nieuwe ontwikkelingen
 GoudaNee 
 LeidenNee 
Specifieke begeleidingstrajectenDordrechtJaProject Entree
 GoudaBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
 LeidenBeperkt Geen nieuwe ontwikkelingen
VervolgtrajectenDordrechtNeeNergens nieuwe ontwikkelingen
 GoudaNee 
 LeidenBeperkt 
Vangen instellingen voor jeugdzorg in de regio ook zwerfjongeren op?DordrechtNeeNiet bekend
 GoudaBeperktNiet bekend
 LeidenOnbekendNiet bekend
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 54.953 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 55.465 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongeren€ 0 € 0
Financiële middelen centrumgemeentenSpecifieke uitkering MO/VB 2002* Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002* Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Dordrecht € 4.743.539 € 50.100 Preventie en signalering Preventie en signalering
Gouda € 1.300.557€ 24.000 Gereserveerd Gereserveerd
Leiden€ 3.808.422 € 67.200 Gereserveerd Gereserveerd
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeenten
 September 2001 Mei 2003 September 2001Mei 2003
RijksbeleidHelder Helder / bekend Dordrecht: onduidelijkNu wel bekend, maar kwantitatieve doelstellingen waren onbekend
   Gouda: onduidelijkNiet bekend
   Leiden: onduidelijkNiet bekend
Definitie zwerfjongerenJa: Jongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar, die in een meervoudige achterstandsitua- tie verkeren en geen vaste woon- of verblijf- plaats hebben of hierin terecht dreigen te komen (definitie Korf cs) Ja (Korf cs)Dordrecht: jaOude definitie, tot 23 jaar en langer dan 3 maanden thuisloos. Sinds 2000 mag de 3 maandentermijn wat korter zijn.
   Gouda: jaGeen eigen definitie. Voorkeur voor term kwetsbare jongeren.
   Leiden: neeJongeren tussen de 18 en 27 jaar
ProbleemanalyseBeperktJa, in juli afgerond Dordrecht : jaJa
   Gouda: beperktBezig met onderzoek
   Leiden: geenBeperkt onderzoek
Specifiek zwerfjongerenbeleidJa, inclusief activiteiten (w.o. T-team) Ja, inclusief activiteitenDordrecht: nee, maar wel activiteitenGeen apart beleid voor zwerfjongeren, wel beleid voor dak- en thuislozen
   Gouda: neeEr is nog geen duidelijk beeld over de problematiek
   Leiden: neeGeen specifiek beleid
Toekomstplannen voor zwerfjongerenJa (bijv. Foyer de Jeunesse en gezamenlijke aanpak thuisloze Antilliaanse jongeren) Ja, onderzoek en indien nodig T-Team in Leiden en Gouda. Entreeproject in Dordrecht gericht op het voorkómen van zwerfgedragDordrecht: neeUitbreiding Foyer de Jeunesse. Verdere ontwik- kelingen afhankelijk van de project Entree en het effect daarvan op het T-team
   Gouda: neeNee
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
   Leiden: neePlannen voor een werk- hotel voor risicojongeren om die via combinatie van woning, opleiding en baangarantie weer op het juiste spoor krijgen
ProvincieZeeland
CentrumgemeenteVlissingen
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenteSeptember 2001 Mei 2003
 Vlissingen 22Niet ingevuld (Humanitas noemt een aantal van 50 zwerfjongeren in de Bevelanden)
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 Centrumgemeente September 2001 Mei 2003
Preventieve activiteitenVlissingenBeperkt Geen nieuwe ontwikkelingen bij de voorzieningen
SignaleringVlissingen Onvoldoende 
CrisisopvangVlissingen Ja (beperkt)  
JongerenpensionVlissingenNee  
Specifieke begeleidingstrajectenVlissingen Ja  
VervolgtrajectenVlissingen Nee  
Vangen instellingen jeugdzorg in de regio ook zwerfjongeren op?Vlissingen Nee 
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 14.692 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 14.743 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld provincie specifiek voor zwerfjongeren€ 0,– € 0,–
Financiële middelen centrumgemeenteSpecifieke uitkering MO/VB 2002* Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002* Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Vlissingen € 4.055.822 € 51.300Gereserveerd voor subsidie aan Humanitas, project «Op eigen benen» Idem 2002
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeente
 September 2001 Mei 2003 September 2001Mei 2003
RijksbeleidNiet duidelijkBekend Onduidelijk Niet ingevuld
Definitie zwerfjongerenEr is in beleidsnotities geen definitie gehan- teerd. Door het PSJ is wel een definitie vastge- steld. Daar kan zo nodig op worden terug- gevallen Jongeren (tot ca. 25 jaar) zonder vaste woon- of verblijfplaats Nee (andere benadering) Nee
ProbleemanalyseNee Nee Beperkt, want analyse vanuit andere benadering. Namelijk, er zijn jongeren met problemen en welke hulp hebben zij nodig Geen nieuwe ontwikkelingen
Specifiek zwerfjongerenbeleidNee, en ook geen activiteiten Geen nieuwe ontwikkelingen Nee Nee
Toekomstplannen voor zwerfjongerenNeeNee Geen concrete plannen gemeente. Wel wensen bij MO instelling Er wordt meegewerkt aan een pilot-project «Op eigen benen» dat in Goes zal worden gerealiseerd. Bij succes: vergelijkbare projecten op Walcheren en Zeeuws Vlaanderen
ProvincieNoord-Brabant
CentrumgemeentenBergen op Zoom, Breda, Den Bosch, Eindhoven, Helmond, Oss en Tilburg  
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenten September 2001Mei 2003
 Bergen op Zoom50-6050-60
 Breda60-9060-90
 Den Bosch75-100100-125
 Eindhoven10-15020-30 (100-150 risicojongeren)
 Helmond20Circa 20
 Oss150Geen schatting gegeven
 Tilburg90-100Circa 100
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 Centrumgemeenten September 2001 Mei 2003
Preventieve activiteitenBergen op ZoomBeperktGeen ontwikkelingen
 BredaBeperktJa, verbeteringen straathoekwerk
 Den BoschJaGeen specifieke ontwikkelingen
 EindhovenJaGeen ontwikkelingen
 HelmondJaNadere invulling van jeugdpreventieteams
 OssJa(Nog) geen nieuwe ontwikkelingen
 TilburgJaGeen ontwikkelingen
SignaleringBergen op ZoomMatigGeen ontwikkelingen
 BredaMatigGeen ontwikkelingen
 Den BoschVoldoendeKwaliteitsimpuls straathoekwerk
 EindhovenVoldoendeInzet interventiemedewerkers
 HelmondOnvoldoendeUitbreiding straathoekwerk
 OssVoldoendeGeen ontwikkelingen
 TilburgVoldoendeGeen ontwikkelingen
CrisisopvangBergen op ZoomJaGeen ontwikkelingen
 BredaJa (vanaf 18 jaar)Geen ontwikkelingen
 Den BoschJa (beperkt)Geen ontwikkelingen
 EindhovenJaGeen ontwikkelingen
 HelmondJa (beperkt)Er is sprake van een wachtlijst
 OssJaGeen ontwikkelingen
 TilburgJaGeen ontwikkelingen
JongerenpensionBergen op ZoomNeeSamen met Breda wordt in Breda een pension opgezet (plan 2003)
 BredaNeeSamen met Bergen op Zoom wordt in Breda een pension opgezet (plan 2003)
 Den BoschJaGeen ontwikkelingen
 EindhovenNeeGeen ontwikkelingen
 HelmondNeeGeen ontwikkelingen
 OssNeeGeen ontwikkelingen
 TilburgJaGeen ontwikkelingen
Specifieke begeleidingstrajectenBergen op ZoomBeperktGeen ontwikkelingen
 BredaNeeGeen ontwikkelingen
 Den BoschJaJa, na evaluatie betere afspraken
 EindhovenJaGeen ontwikkelingen
 HelmondJaExtra plaatsen woonbegeleiding en vertrektrainingen
 OssJaGeen ontwikkelingen
 TilburgJaGeen ontwikkelingen
VervolgtrajectenBergen op ZoomNeeGeen ontwikkelingen
 BredaNeeGeen ontwikkelingen
 Den BoschBeperktGeen ontwikkelingen
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 EindhovenNiet vanuit de gemeente, maar wel vanuit Leger des Heils
 HelmondJa, voortkomend uit woonbegeleiding
 OssNeeGeen ontwikkelingen
 TilburgGeen ontwikkelingen
Vangen instellingen jeugdzorg in de regio ook zwerfjongeren op?Bergen op ZoomBeperktVraag is niet beantwoord
 BredaNeeOnzeker of het gaat om zwerfjongeren
 Den BoschBeperktVraag is niet beantwoord
 EindhovenNeeNiet bekend of het gaat om zwerfjongeren
 HelmondNee
 OssJaIs onbekend
 TilburgNeeNee
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 94.934 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 95.491 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongerenCirca € 450.000Circa € 450.000
Financiële middelen centrumgemeentenSpecifieke uitkering MO/VB 2002* Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002* Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002 Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Bergen op Zoom € 1.538.329 € 32.700 Nieuwe opvang (in Breda) Nieuwe opvang (in Breda)
Breda € 4.264.579 € 56.700 Nieuwe opvang Nieuwe opvang
Den Bosch € 2.601.609 € 41.400 GereserveerdGereserveerd
Eindhoven € 5.462.282 € 92.400Gereserveerd Gereserveerd
Helmond € 2.288.838 € 25.200 Begeleiding Begeleiding
Oss € 1.965.703€ 40.200 Onderzoek Gereserveerd
Tilburg€ 5.271.616 € 66.300 Knelpunten MO Knelpunten MO
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeenten
 September 2001 Mei 2003 September 2001Mei 2003
RijksbeleidHelder Slechts globaal bekend Bergen op Zoom: niet duidelijkNiet bekend
   Breda: niet duidelijkNiet bekend
   Den Bosch: niet duidelijkBekend
   Eindhoven: niet duidelijkNiet bekend
   Helmond: niet duidelijkWel bekend, maar niet de specifieke kwantitatieve doelstellingen
   Oss: niet duidelijkWel bekend
   Tilburg: niet duidelijkNiet bekend
Definitie zwerfjongerenJa (tot 25 jaar) Geen specifieke definitie Bergen op Zoom: jaJa, tussen 15-25 jaar met meervoudige problemen en zwerfgedrag
   Breda: neeJa, tussen 15 en 23 jaar met meervoudige proble- men en drie maanden zonder vaste woon- en verblijfplaats
   Den Bosch: jaDak- en thuislozen conform definitie van de Gezondheidsraad tussen 16-25 jaar
   Eindhoven: jaJongeren die langdurig zwerven en geen dak boven hun hoofd hebben (er is discussie over leeftijdsgrens)
   Helmond: jaJonger dan 23 jaar en dakloos in de laatste 3 maanden.
   Oss: neeGeen definitie
   Tilburg: jaJongeren tussen 17 en 23 jaar, waar thuis geen plaats voor is
ProbleemanalyseJa (beperkt) Nee Bergen op Zoom: neeNee
   Breda: neeBeperkt
   Den Bosch: jaJa
   Eindhoven: neeJa, werkgroep is bezig
   Helmond: neeNee, nog in voorbereiding
   Oss: neeNee
   Tilburg: jaGeen nieuwe analyse
Specifiek zwerfjongerenbeleidJa Nee, algemene doelstellingen van jeugdzorg zijn van toepassing Bergen op Zoom: neeGeen specifiek beleid, wel als activiteit nieuw pension
   Breda: neeJa, d.m.v. pension en daaraan gekoppeld traject
   Den Bosch: jaJa
   Eindhoven: neeNee
   Helmond: wel activiteitenEr is een project zwerfjongeren
   Oss: wel activiteitenNee
   Tilburg: jaOptimale aandacht voor zwerfjongeren binnen de MO
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
Toekomstplannen voor zwerfjongerenJa, inclusief plan van aanpak Stimuleren van samenwerking Bergen op Zoom: ja (dit is meer initiatief van instellingen dat (nog) niet door de gemeente is overgenomen)Pension gaat in 2003 open
   Breda: jaPension gaat in 2003 open
   Den Bosch: jaOplossen van knelpunten
   Eindhoven: jaNader onderzoek en inventarisatie van lopende projecten
   Helmond: jaNee
   Oss: jaStudie of gerichte activi- teiten voor jongeren haalbaar zijn
   Tilburg: jaNee
ProvincieLimburg
CentrumgemeentenHeerlen, Maastricht en Venlo
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenten September 2001 Mei 2003
 Heerlen150200
 Maastricht117Nog te ontvangen
 Venlo137Geen schatting gemaakt
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 Centrumgemeenten September 2001 Mei 2003
Preventieve activiteitenHeerlenBeperktJa, o.a. project vroegtijdig schoolverlaters
 MaastrichtBekerpt, aandacht voor algemeen preventief beleid
 VenloNeeBeperkt, jeugdprogramma Achilles
SignaleringHeerlenVoldoende2 extra veldwerkers
 MaastrichtMatigGeen nieuwe ontwikkelingen
 VenloMatigGeen nieuwe ontwikkelingen
CrisisopvangHeerlenJaUitbreiding
 MaastrichtJaUitbreiding
 VenloJaGeen uitbreiding
JongerenpensionHeerlenJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 MaastrichtNeeEr komt een voorziening met 10 bedden in december 2003
 VenloNeeGeen nieuwe ontwikkelingen
Specifieke begeleidings-trajectenHeerlenBeperktGeen ontwikkelingen
 MaastrichtBeperktUitbreiding
 VenloBeperktGeen ontwikkelingen
VervolgtrajectenHeerlenNeeUitbreiding
 MaastrichtBeperktGeen ontwikkelingen
 VenloNeeGeen ontwikkelingen
Vangen instellingen jeugdzorg in de regio ook zwerfjongeren op?HeerlenBeperktJa
 MaastrichtBeperktJa
 VenloNeeJa
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 65.192 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 65.455 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongerenCirca € 200.000 plus aandeel in kosten crisisopvang (ook voor andere jongeren) circa € 400.000 Naar verwachting vergelijkbaar met 2002
Financiële middelen centrumgemeentenSpecifieke uitkering MO/VB 2002* Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002* Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002 Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Heerlen € 4.095.384 € 43.500Opgenomen in algemene maatschappelijke opvang (vooral t.b.v. crisisopvangplaatsen) Idem 2002
Maastricht € 3.887.811€ 62.100 Overgedragen aan de provincie, t.b.v. zwerfjongeren tot 18 jaar Idem 2002
Venlo € 3.515.994 € 57.600 Opgenomen in budget maatschappelijke opvang Idem 2002
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 ProvincieCentrumgemeenten
 September 2001 Mei 2003 September 2001 Mei 2003
RijksbeleidTen deleBrieven zijn bekend, feitelijke kwantitatieve doelstellingen nietHeerlen: onduidelijkGlobaal
   Maastricht: onduidelijkGlobaal
   Venlo: onduidelijkJa, ook de kwantitatieve doelstellingen zijn bekend
Definitie zwerfjongerenNee Niet specifiek, spreken liever over jongeren met acute zorg- en onderdakvraagHeerlen: jaJa, Korf cs
   Maastricht: neeJa, Korf cs
   Venlo: neeJongeren tussen 0 en 23 jaar die dak- of thuisloos zijn
ProbleemanalyseJa, maar inzicht in aard problematiek is beperkt Ja, beperktHeerlen: nee, maar wel inzicht in de problematiekNee, probleem bekend
   Maastricht: nee, wel signalenJa
   Venlo: neeNee
Specifiek zwerfjongerenbeleidNee, wel activiteiten Binnen het jeugdbeleid is er aandacht voor zwerfjongeren Heerlen: nee, maar wel activiteitenJa
   Maastricht: nee, maar wel activiteitenBinnen het beleid maatschappelijke opvang is ook aandacht voor zwerfjongeren
   Venlo: nee, maar wel activiteitenNee, wel meegenomen in ketenbenadering MO
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
Toekomstplannen voor zwerfjongerenJa, structurele financiering van Mijnzicht en middelen voor (stimulering) integrale aanpak Bevorderen structurele samenwerking tussen onderwijs, jeugdzorg en andere voorzieningen Heerlen: neeEr komt minder geld beschikbaar
   Maastricht: neeDuidelijkheid over omvang problematiek verkrijgen
   Venlo: plannen voor begeleid wonen (bij uitstroom uit instellingen)Geen specifieke plannen
Provincie/regioRegionaal Orgaan Amsterdam (ROA) Jeugdzorg Advies & Ondersteuning
CentrumgemeentenAmsterdam, Purmerend en Zaanstad
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenten September 2002 Mei 2003
 Amsterdam350–500300–500
 Purmerend2–813–30 (eigen schatting a.d.h.v. jaarverslag 2002 Algemeen Opvangcentrum Purmerend)
 Zaanstad15–2515–25
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 Centrumgemeenten September 2001 Mei 2003
Preventieve activiteitenAmsterdamJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 PurmerendJa 
 ZaanstadJa 
SignaleringAmsterdamVoldoendeGeen nieuwe ontwikkelingen
 PurmerendMatigUitbreiding straathoekwerk, jongeren informatiepunt en een ambulante voorziening
 ZaanstadMatigUitbreiding taken Leger des Heils
CrisisopvangAmsterdamJaNieuwe voorziening (Maagdenhuis) ter vervanging van Bertold Brecht)
 PurmerendBeperktStichting Algemene Opvang is ook zwerfjongeren gaan opvangen
 ZaanstadJaUitbreiding Leger des Heils met drie opvangplaatsen
JongerenpensionAmsterdamJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 PurmerendNee 
 ZaanstadNee 
Specifieke begeleidingstrajectenAmsterdamJaNee
 PurmerendBeperktOnbekend
 ZaanstadBeperktUitbreiding capaciteit bij Leger des Heils en De Passant (vrijwilligersorganisatie)
VervolgtrajectenAmsterdamJaNergens nieuw ontwikkelingen
 Purmerend 
 ZaanstadNee 
Vangen instellingen jeugdzorg in de regio ook zwerfjongeren op?AmsterdamJaNee
 PurmerendBeperktOnbekend
 ZaanstadBekendOnbekend
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 71.148 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 71.312 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van grootstedelijke regio specifiek voor zwerfjongerenCijfers niet ontvangen Cijfers niet ontvangen
Financiële middelen centrumgemeentenSpecifieke uitkering MO/VB 2002* Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002* Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Amsterdam € 23.235.513 € 491.700 Bedrag is besteed aan incidentele kosten in het kader van de algemene maatschappelijke opvang; bestaande projecten voor zwerfjongeren waren al uit eigen middelen van de gemeente gefinancierd Gereserveerd voor structurele bijdrage aan uitbreiding opvang zwerfjongeren en andere bestaande projecten t.b.v. zwerfjongeren
Purmerend € 715.333 € 15.000 Toegevoegd aan de stichting algemene opvang PurmerendIdem 2002
Zaanstad € 1.547.360 € 19.500Bedrag is volledig besteed aan Bureau Jeugdzorg en exploitatie opvang Leger des Heils (algemeen maatschappelijke opvang) Idem 2002
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 Grootstedelijke regioCentrumgemeenten
 September 2001Mei 2003 September 2001 Mei 2003
RijksbeleidNiet duidelijk. Rijk moet kaders stellen. Wachten nog steeds op implementatieprogramma nieuwe Wet op de jeugdzorg De doelen van VWS zijn niet bekend Amsterdam: onduidelijkNiet bekend met doelstellingen in VWS-begroting
   Purmerend: onduidelijkBekend
   Zaanstad: duidelijkBekend
Definitie zwerfjongerenJaJa: drie maanden geen vast onderdak, niet ouder dan 23, geen mogelijkheden binnen de reguliere hulpverlening, op minimaal drie leefgebieden problemen, afkomstig uit Amsterdam of geen binding eldersAmsterdam: jaTot 23 jaar, langer dan drie maanden zwervend
   Purmerend: jaJongeren tot 25 jaar die niet meer thuis (kunnen) wonen, hun onderkomen dreigen te verliezen en/of niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
   Zaanstad: jaTussen de 15 en 24 jaar, die gedurende drie maanden geen vaste verblijfplaats hebben en op minimaal drie verschil- lende plaatsen hebben geslapen
ProbleemanalyseJa, en inzicht in aard problematiekGeen nieuwe analyse Amsterdam: beperktOnderzoek buitenslapers
   Purmerend: neeJa, inventarisatie dak- en thuislozen (zwerfjongeren niet als specifieke groep benoemd)
   Zaanstad: jaJa, onderzoek naar zwerfjongerenopvang in Zaanstreek/Waterland
Specifiek zwerfjongerenbeleidJa (en activiteiten) Ja, vooral gericht op afstemming een aansluiting van geheel van zorgvormenAmsterdam: nee (taak ROA)verwijst naar ROA
   Purmerend: neeGeen specifieke zwerfjongerenbeleid
   Zaanstad: jaJa
Toekomstplannen voor zwerfjongerenVeel toekomstplannen voor zorgverbetering (convenant; samenwerking). Op korte termijn zullen gaten beter zichtbaar worden Bij de verdere ontwikkeling spelen o.a.: onderlinge afstemming in het aanbod van hulpverlening, afstemming met de Soc. Dienst, woningcorpo- raties, opvang zwangere zwerfmeidenAmsterdam: neeVerbetering kwaliteit en samenwerking tussen organisaties
   Purmerend: ja (uitbreiding capaciteit bij bestaande ROA jeugd- hulpverleningsinstellin- gen)Verdere uitbreiding van de opvang. ook voor zwerf- jongeren en het creëren van een inloop voor zwerfjongeren
   Zaanstad: ja (uitbreiding capaciteit bij bestaande ROA jeugdhulpverlenings-instellingen)Intensivering van de samenwerking tussen hulpverlenende instanties en verdere uitbreiding van de opvang
Provincie/regioHaaglanden
CentrumgemeentenDen Haag en Delft
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeentenSeptember 2001 Mei 2003
 Den Haag100–500100–500
 Delft30–4330–50
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 Centrumgemeenten September 2001 Mei 2003
Preventieve activiteitenDen HaagJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 DelftBeperkt 
SignaleringDen HaagVoldoendeNergens nieuwe ontwikkelingen
 DelftOnvoldoende 
CrisisopvangDen HaagJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 DelftBeperktUitbreiding met 10 plaatsen
JongerenpensionDen HaagJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 DelftNee 
Specifieke begeleidingstrajectenDen HaagJaGeen nieuw ontwikkelingen
 DelftNeeIn kader van crisisopvang nu ook begeleiding
VervolgtrajectenDen HaagBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
 DelftNeeIn kader van sluitende aanpak ook aandacht voor nazorg
Vangen instellingen jeugdzorg in de regio ook zwerfjongeren op?Den HaagJaJa
 DelftNeeJa
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 37.873 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 37.965 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van grootstedelijke regio specifiek voor zwerfjongerenJa, binnen het reguliere aanbod; moeilijk te kwantificeren. Idem 2002
Financiële middelen centrumgemeentenSpecifieke uitkering MO/VB 2002* Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002* Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Den Haag € 10.756.107 € 205.800 Is besteed aan kwaliteits- impuls bij voorzieningen voor algemene maat- schappelijke opvang Idem 2002
Delft € 1.481.988 € 29.100 Crisisopvang Idem 2002
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 Grootstedelijke regioCentrumgemeenten
 September 2001 Mei 2003 September 2001 Mei 2003
RijksbeleidNiet duidelijk Bekend met het beleid van VWS Den Haag: niet helderMinisterie heeft beleid mondeling toegelicht, maar verder heeft dit geen vervolg gekregen
   Delft: niet helderNiet bekend met rijksbeleid
Definitie zwerfjongerenJa (ruime definitie) Is onderwerp van discussie Den Haag: jaTussen de 12 en 23, met meervoudige problematiek en geen vaste woonplaats
   Delft: jaJongeren die dakloos zijn
ProbleemanalyseNee, ook geen inzicht in aard problematiek Beperkt Den Haag: neeNee
   Delft: beperktGeen nieuwe analyse
Specifiek zwerfjongerenbeleidGeen beleid, wel activiteiten Het beleid voor de Jeugdzorg is ook van toepassing op zwerfjongeren. Dit beleid verkeert in een oriëntatiefase Den Haag: neeZit nog in een startfase
   Delft: neeGeen doelstellingen, maar wel acties gericht op de opvang van zwerfjongeren
Toekomstplannen voor zwerfjongerenNeeHeroriëntatie afstoten verblijffunctie ten gunste van de hulpverlening Den Haag: geen concrete plannenGeen nieuwe ontwikkelingen; er zijn wel enkele particuliere initiatieven
   Delft: geen concrete plannenGeen concrete plannen
Provincie/regioGrootstedelijke Regio Rotterdam
CentrumgemeentenRotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen
Aantal zwerfjongerenCentrumgemeenten September 2001Mei 2003
 Rotterdam133–700300–700
 Spijkenisse1–22zie Rotterdam
 VlaardingenOnvoldoendeGeen nieuwe ontwikkelingen
FUNCTIES/VOORZIENINGEN
 Centrumgemeenten September 2001 Mei 2003
Preventieve activiteitenRotterdamJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 SpijkenisseJa 
 VlaardingenJa 
SignaleringRotterdamVoldoendeUitbreiding T-team
 SpijkenisseMatig1 veldwerker erbij
 VlaardingenOnvoldoendeGeen nieuwe ontwikkelingen
CrisisopvangRotterdamJaGeen uitbreiding plaatsen, wel aanvulling financiering
 SpijkenisseJaGeen nieuwe ontwikkelingen
 VlaardingenJa (ontoereikend)Geen nieuwe ontwikkelingen
JongerenpensionRotterdamJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 SpijkenisseNee 
 VlaardingenNee 
Specifieke begeleidingstrajectenRotterdamJaUitbreiding aantal plaatsen
 SpijkenisseNeeGeen nieuwe ontwikkelingen
 VlaardingenBeperktGeen nieuwe ontwikkelingen
VervolgtrajectenRotterdamJaNergens nieuwe ontwikkelingen
 SpijkenisseNee 
 VlaardingenBeperkt 
Vangen instellingen jeugdzorg in de regio ook zwerfjongeren op?RotterdamJa (beperkt)
 SpijkenisseJa
 VlaardingenNeeJa
FINANCIËLE GEGEVENS
Doeluitkering Jeugdhulpverlening aan provincie (x € 1.000)2002 € 56.003 structureel, inclusief OVA, is betaald 2003 € 56.135 structureel, exclusief OVA, verplichting
 20022003
Geld van provincie specifiek voor zwerfjongerenJa, maar cijfers zijn niet ontvangen Ja, maar cijfers zijn niet ontvangen
Financiële middelen centrumgemeentenSpecifieke uitkering MO/VB 2002* Waarvan toevoeging voor zwerfjongeren 2002* Besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2002Voorgenomen besteding toevoeging voor zwerfjongeren in 2003
Rotterdam € 17.216.077 € 323.100 Moeilijk toe te rekenen, deels voor financiering van bestaande opvang, deels ook voor begelei- dingstrajecten bij Leger des Heils Idem 2002
Spijkenisse € 2.045.219 € 30.600 Financiering van alge- mene maatschappelijke opvang Idem 2002
Vlaardingen € 1.363.187 € 21.000 Niet besteed Nog geen voornemens
INFORMATIE OVER GEVOERD BELEID
 Grootstedelijke regioCentrumgemeenten
 September 2001 Mei 2003 September 2001 Mei 2003
RijksbeleidNiet duidelijk Kwantitatieve doelstellingen niet echt bekendRotterdam: niet helderNiet bekend
   Spijkenisse: niet helderNiet bekend
   Vlaardingen: niet bekendBekend
Definitie zwerfjongerenJa (ruime definitie) Definitie Korf cs Rotterdam: ja, Korf csJa, Korf cs
   Spijkenisse: ja, SGBODak- en thuisloze jongere tot 18 jaar (al wordt hulp verleend tot en met 23 jaar)
   Vlaardingen: summierGeen definitie
ProbleemanalyseJa, en ook inzicht in aard problematiek Nee Rotterdam: jaJa
   Spijkenisse: beperktGeen specifiek onderzoek
   Vlaardingen: neeNee
Specifiek zwerfjongerenbeleidJa, en ook activiteiten Ja, ook aandacht voor zwerfjongeren; volgend en flankerend aan de centrumgemeenten Rotterdam: jaJa, er is een beleidskader
   Spijkenisse: nee, wel activiteitenOntwikkelen van beleid bevindt zich nog in oriën- terende fase
   Vlaardingen: neeMoet nog worden uitgewerkt
Toekomstplannen voor zwerfjongerenNeeGeen specifieke plannen Rotterdam: ja (aanvullende financiering van voorzieningen uit Dijkstalgelden)Ontwikkelen cliëntvolgsysteem; specifieke opvang Antilliaanse jongeren (is afzonderlijk geld voor ontvangen)
   Spijkenisse: ja (uitbreiding opvang en 3-fasen model)Breed zorgwerknet, meer opvangplaatsen, meer preventie
   Vlaardingen: neeNee

BIJLAGE 4

SAMENVATTEND OVERZICHT MET CONCLUSIES, AANBEVELINGEN, DE REACTIE VAN DE MINISTER VAN VWS VAN HET ONDERZOEK OPVANG ZWERFJONGEREN MAART 2002

ConclusieAanbevelingenReactie minister VWS
Beleid en wet- en regelgeving  
Er zijn geen duidelijke beleidsdoelen geformuleerd voor de opvang van en hulpverlening aan zwerf- jongeren. Het Rijk heeft nog onvoldoende inhoud gegeven aan het richtinggevend kader voor zwerfjongeren. Het Rijk heeft voor deze groep noch in kwantitatieve noch in kwalitatieve zin richting gegeven aan de beleidsuitwerking. Hetzelfde geldt voor de bewaking van de grenzen en het prestatieniveau. De minister van VWS dient een richtinggevend kader uit te werken voor doelgroepen met specifieke problemen van wie bekend is dat ze zich voor de hulpverlening op het snijvlak van diverse beleidsterreinen bevinden. Daarbij dient te worden aange- geven welk type voorzieningen en vervolg- trajecten nodig zijn, welk kwaliteitsniveau gewenst is en welke overheden en overheidsinstellingen daarvoor verantwoordelijk zijn. De minister geeft in haar reactie aan dat zij algemene beleidsdoelen heeft geformuleerd, niet specifiek toegesneden op bepaalde (sub)doelgroepen. Dat is een bewuste keuze. In haar beleid streeft de minister naar een gedecentraliseerd specifiek vraaggericht stelsel. Het uitgangspunt is maatwerk voor ieder individu waarmee ook (zwerf)jongeren met multicomplexe problematiek passende hulp krijgen. De aanbeveling om een richtinggevend kader te ontwikkelen neemt de minister ter harte (zie: Regierollen)
   
Regierollen  
Het slechts op hoofdlijnen uitwerken van wettelijke taken biedt voor Rijk, provincies en centrumgemeenten onvoldoende houvast voor het oplossen van de zwerfjongerenproblematiek. Deze verdient een nadere expliciete uitwerking. Veel voorzieningen voor zwerfjongeren liggen op het grensvlak van jeugdhulpverlening en maatschappelijke opvang. Bij de zwerfjongerenpensions is de keuze tussen deze twee niet gemaakt, zodat in het midden blijft tot welke domein deze pensions behoren en welke overheid er verantwoordelijk voor is. Dit heeft vaak tot gevolg dat niemand verantwoordelijkheid neemt en dat er geen of onvoldoende financiering beschikbaar is. Het volgen, signaleren en analyseren van algemene ontwikkelingen rond zwerfjongeren in de maatschappelijke opvang, evenals het stimuleren van nieuw beleid en het zorgdragen voor een landelijke infrastructuur is voor het ministerie op dit moment in onvoldoende mate mogelijk. Duidelijk is dat de ministeriële verantwoordelijkheid bij gedecentraliseerd beleid onvoldoende is vormgegeven.De minister dient bij het oplossen van de problematiek van zeer specifieke doelgroepen, zoals zwerfjongeren, zorg te dragen voor een duidelijke verantwoordelijkheidsstructuur. Als de verantwoordelijkheid is verdeeld over meerdere overheidslagen, dient de minister aan te geven op welke wijze de continuïteit voor alle betrokkenen wordt gewaarborgd. De minister dient de ontwikkeling van een geschikte aanpak van de problemen van deze groep jongeren te stimuleren, zodanig dat een sluitende zorgketen ontstaat. Hiervoor dient de minister duidelijke termijnen dan wel tijdpaden aan te geven. De minister dient te stimuleren: (1) dat regulier overleg tussen provincies en centrumgemeenten tot stand komt, (2) dat overleg tussen centrumgemeenten onderling gevoerd wordt over de benodigde voorzieningen in hun regio, (3) dat overleg tussen centrumgemeente en de gemeenten in «hun verzorgingsgebied» tot stand komt en te toetsen of centrumgemeenten zich houden aan hun wettelijke verplichting om dit overleg te houden, (4) dat de besluitvorming door gemeenten, provincies en instellingen transparant wordt gemaakt door vastlegging van de genomen besluiten, (5) dat centrumgemeenten en provincies een tijdpad verbinden aan de realisatie van plannen, (6) dat samenwerkingsprojecten (integrale aanpak) worden geïnitieerd. De minister stelt dat de Rijksoverheid systeemverantwoordelijk is voor het gehele stelsel van zorg. De uitvoering is gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten omdat op regio- naal/lokaal niveau de problematiek in samen- hang aangepakt kan worden. Overheden dienen een integraal beleid te ontwikkelen voor de hulp en opvang van kwetsbare mensen zoals zwerfjongeren. Nog niet in alle centrumgemeenten en provincies is dit het geval. Daarom acht de minister de suggestie om een richtinggevend kader te ontwikkelen zinvol. Dit richtinggevend kader kan opgenomen worden in het landelijk beleidskader jeugd- zorg. Op basis hiervan maken provincies een provinciaal beleidskader. Onderdeel daarvan vormen afspraken tussen gemeenten en provincies op de terreinen, waar beide overheden verantwoordelijkheden hebben, zoals bij de aanpak van zwerfjongeren. Daarnaast onderzoekt de minister hoe zij de betrokken overheden kan ondersteunen bij het ontwikkelen van een integraal beleid.
Financiering en verantwoording  
De uitgaven voor zwerfjongeren kunnen vanuit verschillende beleidskaders worden bekostigd. De meeste uitgaven voor zwerfjongeren zijn niet als zodanig geoormerkt. Het valt over het algemeen niet goed te traceren hoeveel geld er ten behoeve van zwerfjongeren wordt besteed. De extra ter beschikking gestelde middelen zijn nog niet aangewend. De minister dient een richtinggevend kader uit te werken voor de financiering van beleid voor specifieke doelgroepen. De minister dient een transparant systeem van kostprijsberekening te ontwikkelen op basis waarvan onder meer prestaties van instellingen en overheden kunnen worden vergeleken. De minister deelt de aanbeveling met betrekking tot het ontwikkelen van een transparant systeem van kostprijsberekening, hoewel niet op doelgroepniveau. Op alle terreinen die raken aan het onderzoek, worden financieringssystematieken ontwikkeld die hiervoor zorgdragen.
   
Informatievoorziening  
De informatievoorziening en verantwoording aan de minister over de gerealiseerde prestaties en bereikte effecten aangaande zwerfjongeren is onvoldoende geregeld. De decentrale overheden kunnen de minister hier geen adequaat inzicht in geven. De beschikbare informatie uit registratiesystemen is onvoldoende betrouwbaar en actueel. Het biedt onvoldoende inzicht in de vraag, het aanbod (capaciteit en programma's) en het resultaat op korte en lange termijn. Hierdoor is het maken van adequaat beleid en de gerichte inzet van middelen niet goed mogelijk.De minister dient op hoofdlijnen informatie te verzamelen over de omvang en sprei- ding van het landelijke probleem. Verder dient zij zich te laten informeren welke ontwikkelingen zich voordoen en of het bestaande rijksbeleid en de ingezette middelen afdoende zijn. De minister dient duidelijk vast te stellen welke informatie zij hiervoor van wie nodig heeft. De minister dient minimumeisen te formuleren voor de te leveren beleids- en verantwoordingsinformatie en de aanle- vering van die gegevens verplicht te stellen. Het is van groot belang dat er een landelijk eenduidig informatiesysteem komt dat de zwerfjongere (en eventueel andere doel- groepen) volgt vanaf het moment dat ze in beeld komen.Over het cliëntvolgsysteem merkt de minister op dat dat zij geen registratiesysteem gaat opzetten voor specifieke doelgroepen. Regi- stratiesystemen in bijvoorbeeld de maatschappelijke opvang, de jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg zullen in de toekomst meer informatie over jongeren opleveren. Hiervoor bespreekt de minister met alle betrokken partijen welke informatiebehoefte zij vanuit haar eigen verantwoordelijkheid heeft en op welke wijze die kan worden ingevuld. Daarbij wordt ook afstem- ming van definities in acht genomen over deze terreinen heen. Verder gaat de minister eventuele informatiebehoefte met betrekking tot trends via evaluatieonderzoek in beeld brengen. Dit is minder kostbaar en kan antwoord geven op de specifieke vragen van dat moment.
   
Hulpverlening  
Er is een breed draagvlak voor de opvatting dat een sluitende keten van voorzieningen (van preventie tot nazorg) essentieel is. Slechts bij vijf centrumgemeenten is een sluitende keten aangaande preventie, signalering, een jongerenpension en begeleidingstrajecten in enige vorm aanwezig. De specifieke voorzieningen gericht op zwerfjongeren zijn in ieder geval onvoldoende aanwezig.Het Rijk, provincies en gemeenten dienen meer oog te hebben voor de gesignaleerde tekortkomingen op het gebied van de preventie, laagdrempelige voorzieningen, vervolghuisvestingsmogelijkheden, de aanpak van de hulpverlening en de onder- linge samenwerking die noodzakelijk is. Ook de personeelsproblematiek vraagt om aandacht. Verder dienen de projecten voor jonge zorgmijders te worden gestimuleerd. Het Rijk, provincies en gemeenten dienen alert te zijn op onacceptabele wachtlijsten en de toegang tot de basisvoorzieningen te garanderen, een en ander in het licht van de specifieke eisen die de jongerenproblematiek stelt. De minister streeft naar een sluitende keten waarbij partijen zorgen dat uitval voorkomen wordt en dat zonodig tijdig adequate hulp wordt geboden. De minister deelt de constatering dat de keten nog lang niet overal optimaal functio- neert. Op verschillende terreinen is al het initiatief genomen voor overleg en afspraken tussen de verschillende ketenpartners. Om voor een goede aansluiting tussen de schakels van de hulpverlenings- en opvangketen te zorgen, gaat de minister met zowel financiers als landelijke vertegenwoordigers van de veldpartijen nog dit jaar bespreken hoe deze keten in de praktijk beter vorm kan krijgen en welke rol het Rijk kan spelen als het gaat om de realisatie hiervan.

BIJLAGE 5

SAMENVATTEND OVERZICHT MET CONCLUSIES, AANBEVELINGEN, DE REACTIE VAN DE BEWINDSPERSONEN VAN VWS VAN HET ONDERZOEK OPVANG ZWERFJONGEREN 2003

ConclusiesAanbevelingenReactie bewindspersonen VWS
Zwerfjongeren en hulpverlening  
Er is nog steeds onvoldoende aandacht voor samenhangende activiteiten voor zwerfjongeren op het terrein van preventie, signalering, eerste (crisis)opvang, begeleidingstrajecten, vervolgtrajecten en nazorg. De zogenoemde sluitende keten (van preventie tot nazorg) bleek in negen (was in 2001 vijf) van de 43 centrumgemeenten aanwezig te zijn. De Algemene Rekenkamer trekt – voorzichtig – de conclusie dat het aantal zwerfjongeren in de periode september 2001 tot mei 2003 is gegroeid. Er is sprake van een stijging van het minimaal geschatte aantal zwerfjongeren met 500 (van 2692 naar 3184). De maximumschatting (van 4623 naar 4 649) wijzigt nauwelijks. De stijging is vooral te zien bij jongeren in de leeftijdscategorie tot achttien jaar en bij vrouwen.De komende jaren is nog een extra inspan- ning gericht op (het inhalen van) de zwerfjongerenproblematiek onontkoombaar in afwachting van het gaan functioneren van de beoogde sluitende keten gericht op jongeren met problemen meer in het algemeen.De bewindspersonen verwachten, gezien het groeiende verantwoordelijkheidsbesef voor deze problematiek op lokaal en regionaal niveau, dat centrumgemeenten, provincies en grootstedelijke regio's extra inspanningen zullen leveren, die leiden tot concrete resultaten.
   
Gemeenten  
In de periode september 2001 tot mei 2003 is een grotere bewustwording gekomen van de zwerfjongerenproblematiek. De positieve ontwikkeling in de aanpak van zwerfjongerenproblematiek wordt ook door ander onderzoek bevestigd.
Van het extra aan de gemeenten ter beschikking gestelde bedrag van € 3 miljoen is ruim € 1 miljoen direct ten goede gekomen aan het opvangbeleid en de uitbreiding van voorzieningen voor zwerfjongeren. Ruim € 1 miljoen is «opgenomen» in het algemene budget van maatschappelijke opvang. Het derde deel van het extra geld, ook circa € 1 miljoen, is nog gereserveerd (de helft hiervan is bestemd voor redelijk concrete plannen ten behoeve van zwerfjongeren). De bewindspersonen zien daarom geen aanleiding om over te gaan tot een afzonderlijke specifieke uitkering voor zwerfjongeren.
De centrumgemeenten, die in specifieke hulpverleningsactiviteiten voor zwerfjongeren investeren, doen dat vooral in preventie en signalering, terwijl de rest van de keten nog onderbelicht blijft. Er was een tekort aan opvangplaatsen en het aantal nieuw gerealiseerde opvangplaatsen (68) houdt geen pas met de vraag, mede gezien de stijging in het aantal zwerfjongeren. De voorzieningengroei blijft in tempo achter bij de vraag en het tekort aan opvangvoorzieningen wordt evidenter.  
Provincies en grootstedelijke regio's  
De meeste provincies hebben geen specifiek zwerfjongerenbeleid, maar er wordt wel enige financiële steun gegeven aan de hulpverlening voor zwerfjongeren. De zwerfjongeren vallen als «risicojongeren» voor de provincies en grootstedelijke regio's binnen het reguliere beleid voor de jeugdzorg. De meeste provincies en grootstedelijke regio's zetten zich in om overleg tot stand te brengen tussen bestuurders en uitvoerenden op regionaal en lokaal niveau om zo de aansluiting van de provinciale jeugdzorg met het lokale jeugdbeleid te realiseren. De wisselwerking tussen provincies en gemeenten krijgt meer gestalte.De provincies en grootstedelijke regio's dienen in alle gevallen in samenwerking met de gemeenten goed onderzoek te doen naar het zich voordoen van de zwerfjongerenproblematiek. De provincies dienen hun regierol in te vullen bij het realiseren van voorzieningen die aansluiten bij de behoefte. Het verzamelen van adequate informatie bij de gemeenten is voor de provincie van belang om het bureau jeugdzorg goed te laten functioneren en een adequate regionale jeugdzorg te ontwikkelen. De bureaus jeugdzorg dienen zorg te dragen voor een laagdrempelige toegang en een vindplaatsgerichte aanpak voor de zwerfjongeren.De reactie van de bewindspersonen is opgenomen onder vervolgacties bewindspersonen: regierollen.
   
Vervolgacties bewindspersonen VWS  
Beleid en wet- en regelgeving  
Het (voort)bestaan van de zwerfjongerenproblematiek toont aan dat er nog geen sprake is van een sluitende hulpverleningsketen, ook niet in de jeugdzorg en maatschappelijke opvang. De bewindspersonen hebben gekozen voor een bestuurlijk akkoord, waarin het realiseren van een sluitende keten voor alle (risico)jeugdigen gewenst is.Aangezien de groep zwerfjongeren nog steeds tussen wal en schip valt, zijn maatregelen op maat nodig. 
   
Regierollen  
Er zijn verschillende initiatieven door het ministerie genomen om te komen tot een betere afstemming van jeugdhulpverlening, maatschappelijke opvang en aanpalende terreinen. Het wetsontwerp Wet op de jeugdzorg, de ontwikkeling van het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg en de operatie Jong met een integrale interdepartementale aanpak bevatten bouwstenen voor een sluitende keten. Het is nog te vroeg om een uitspraak te doen over de effectiviteit van deze activiteiten. De afstand tussen gemeenten, provincies en het ministerie is groot. Zowel voor de kwantitatieve doelstellingen als voor de operatie Jong geldt dat voor de gemeenten en provincies die activiteiten niet leven. De nieuwe Wet op de jeugdzorg bevat instrumenten waardoor het veld beter kan voorzien in aanbod dat aansluit bij de specifieke vraag van de individuele jongere. Dit zal preventief werken als het gaat om het ontstaan van zwerfjongerenproblematiek. Wetgeving alleen is onvoldoende. Het is de verantwoordelijkheid van de verschillende deelsectoren om dit ook in de praktijk vorm te geven. De bewindspersonen onderschrijven de conclusie dat er te weinig communicatie is over (inter)departementale initiatieven met regionale en lokale partners. Zij zullen in de toekomst alerter hierop zijn.
   
Financiering en verantwoording  
Een onderzoek naar de kostprijsberekening is niet gerealiseerd. Nog zal moeten blijken of de uitwerking van de kostprijs-systematiek leidt tot een transparant systeem, waarin gerealiseerde prestaties vergeleken kunnen worden.   
   
Informatievoorziening  
De informatievraag van het ministerie op basis waarvan de realisatie van de doelstellingen wordt gemeten, is niet specifiek genoeg.Aandacht voor informatievoorziening, die inzicht kan bieden in de gerealiseerde prestaties en bereikte effecten op lokaal niveau.De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zullen bij de ontwikkeling van de informatievoorziening van zowel de maatschappelijke opvang als van de jeugdzorg betrokken worden.
Hulpverlening  
De minister legt de regie voor het realiseren van hulpverleningsvoorzieningen voor zwerfjongeren nadrukkelijk op lokaal niveau.Het pakket aan zorg dient beter op elkaar afgestemd te zijn. Daarbij is het van belang om de behoefte aan opvangplaatsen op lokaal en regionaal niveau in beeld te brengen. Duidelijkheid over de daarvoor benodigde financiering en de verantwoording over de aanwending past daarbij.Het kabinet vindt een sluitende keten voor de jeugd van essentieel belang. Naast extra middelen in het hoofdlijnenakkoord voor jeugdzorg en preventie stelt het kabinet een jeugdagenda (operatie Jong) op voor de komende vier jaar met als doel een verbeterde aansluiting binnen de keten en zo min mogelijk uitval van jeugdigen. De zwerfjongerenproblematiek zal de komende jaren een goede graadmeter zijn in hoeverre deze doelstellingen ook daadwerkelijk gerealiseerd worden.

BIJLAGE 6

AFKORTINGENLIJST

ABWAlgemene Bijstandswet
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BZK(Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
ESFEuropees Sociaal Fonds
GGDGemeentelijke gezondheidsdienst
GGZGeestelijke gezondheidszorg
IBOInterdepartementaal beleidsonderzoek
IPOInterprovinciaal Overleg
MO-groepMaatschappelijke Ondernemersgroep
MO/VBMaatschappelijke opvang / Verslavingsbeleid
NPZNederlands Platform Zwerfjongeren
OCW(Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OGGZOpenbare geestelijke gezondheidszorg
OVAOverheidsbijdrage arbeidskostenontwikkeling
PGBPersoonsgebonden budget
RMCRegionale Meld- en Coördinatiefunctie
SZNStichting Zwerfkinderen Nederland
SZW(Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid
T-teamThuislozen-team
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten
VWS(Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XNoot
1

In Nederland hebben 43 gemeenten de taak om te zorgen voor maatschappelijke opvang voorzieningen, waaronder ook voorzieningen voor zwerfjongeren vallen. Deze gemeenten worden centrumgemeenten genoemd.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 313, nr. 2 (vragen en antwoorden bij de voorjaarsbrief Zorg 2002).

XNoot
3

Van alle onderzoeken van de Algemene Rekenkamer vindt ongeveer één jaar na publicatie een controle plaats op het nakomen van toezeggingen van de betrokken bewindspersoon. Voor de effectmeting wordt uitgegaan van de oordelen en de aanbevelingen die in het rapport zijn opgenomen. Sinds april 1999 wordt in elk rapport een tabel opgenomen met conclusies, aanbevelingen en toezeggingen van de minister. Deze tabel vormt het uitgangspunt voor de controle na één jaar – zie bijlage 4.

XNoot
4

Zichtpensions zijn op zwerfjongeren gerichte opvanginstellingen.

XNoot
5

Jeugdzorg omvat, naast de jeugdhulpverlening, ook de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen, de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen en de jeugdbescherming.

XNoot
6

Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 400, nr. 16.

XNoot
7

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 313, nr. 2 (vragen en antwoorden bij de voorjaarsbrief Zorg 2002) en Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2002, 28 000 XVI, nr. 40.

XNoot
8

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 168, nrs. 1–2.

XNoot
9

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 168, nr. 10 (derde nota van wijziging) en 28.

XNoot
10

Op 7 oktober 2003 heeft de Eerste Kamercommissie van VWS het voorlopig verslag uitgebracht en wacht op de memorie van antwoord.

XNoot
11

De Maatschappelijk Ondernemers Groep is de branche-organisatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang.

XNoot
12

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 606, nr. 8.

XNoot
13

Nader uitgewerkt in de notitie «Verduidelijking gemeentelijke taken op het terrein van opvoed-, opgroei-, en gezinsondersteuning geschakeld aan de jeugdzorg» van de Werkgroep Gemeentelijke taken (juni 2003).

XNoot
14

Overigens is in de Wet op de Jeugdhulpverlening in artikel 1b onder 3 en 4 wel het volgende opgenomen: wanneer de aanvraag is ingediend vóór iemand achttien jaar is of binnen een halfjaar na beëindiging van de behandeling die was aangevangen vóór de leeftijd van 18, dan is uitloop van jeugdzorg mogelijk. Dit wijzigt niet in de nieuwe wetgeving.

XNoot
15

Rapport «Hulpverlening aan zwerfjongeren in Nederland», mei 2003. De minister heeft op 9 september 2003 dit rapport aan de Tweede Kamer aangeboden. De minister kondigde aan na de publicatie van het onderhavige rapport van de Algemene Rekenkamer met een reactie te komen.

XNoot
16

Het rapport van het Trimbos-instituut noemt hiervoor onder meer de volgende bronnen: Ploeg J. van der, E. Scholte: Homeless Youth, Working with children en Adolescents, 1997; Sleegers J. e.a.: Mental health problems among homeless adolescents, 1997; Korf D. J. e.a.: Het volgende station. Zwerfjongeren in Nederland, 1999; Noom M., M. de Winter: Op zoek naar verbondenheid, 2001; Bottenberg M. e.a.: Zwerfjongeren in de provincie Gelderland, 2001.

XNoot
17

Gehanteerde criteria zijn ernstige psychische problemen, verslaving, illegale verblijfsstatus, gezondheidsproblemen, agressief gedrag, zwakbegaafdheid, zwangerschap, ernstige criminaliteit en leeftijd.

XNoot
18

Zwerfjongeren in Nederland: Wat moet er gebeuren? Aanbevelingen van het Nederlands Platform Zwerfjongeren, 10 december 2002.

XNoot
19

Bij het bepalen van dit aantal zijn de activiteiten van de centrumgemeenten voor hulpverlening/begeleiding en vervolgtraject/nazorg samen genomen. In de praktijk is het onderscheid moeilijk door de gemeenten aan te geven.

XNoot
20

Bedragen zijn afgerond op duizenden. Sommige gemeenten besteden het geld aan meerdere activiteiten, daarmee is het totaal aantal gemeenten noodzakelijkerwijs niet gelijk aan 43.

XNoot
21

In Leiden en Ede is dit geconstateerd op basis van een probleemanalyse.

XNoot
22

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 831, nrs. 1–2.

XNoot
23

RMC staat voor Regionale Meld- en Coördinatiefunctie.

XNoot
24

Zie ook in paragraaf 3.2 de exclusiecriteria die in het Trimbos-onderzoek worden genoemd.

XNoot
25

Breda, Bergen op Zoom en Leeuwarden.

XNoot
26

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 600 XVI, nr. 120.

XNoot
27

Het bedrag is exclusief € 168 miljoen voor de grootstedelijke regio's, omdat daarvan ook de bestedingen niet bekend zijn.

XNoot
28

De andere rapporten zijn Begeleiding en herplaatsing van voortijdige schoolverlaters (18 december 2001, publicatie in eigen beheer) en Preventie en bestrijding jeugdcriminaliteit (28 maart 2002, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 282, nrs. 1–2).

XNoot
29

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 600, hoofdstuk XVI, nr. 2, blz. 85 (beleidsartikel 3).

XNoot
30

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 265, nr. 4.

XNoot
31

4 keer vraag niet beantwoord, 16 keer ja.

XNoot
32

Niet dossierstuk vws 0201425, mededeling dat overleg langer tijd zal nemen.

XNoot
33

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 600 XVI, nr. 120.

XNoot
34

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 606, nr. 3.

XNoot
35

Eindrapport «Zwervend tussen het beleid. Ondersteuning van gedecentraliseerd zwerfjongerenbeleid», Research voor Beleid, augustus 2002.

XNoot
36

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 369, nr. 1.

XNoot
37

Zie ook de reactie van de minister van VWS op het rapport Tussen beleid en uitvoering. Lessen uit recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer blz. 55.

XNoot
38

Tweede Kamer, vergaderjaar, 2001–2002, 28 292, nr. 2. De nota is onder meer namens de staatssecretarissen van VWS en OCW aangeboden.

XNoot
39

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 VIII, nr. 123.

XNoot
40

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 265, nr. 4.

XNoot
41

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 168, nr. 27.

XNoot
42

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 600 XVI, nr. 2, blz. 84.

XNoot
43

Voortgangsrapportage Jeugdzorg, 2003–2006; aangeboden aan de Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 606, nr. 1.

XNoot
44

OGGZ = Openbare geestelijke gezondheidszorg.

Naar boven