nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag,
28 april 2005
In het Algemeen Overleg van 24 februari 2005 over Operatie Jong (29 284/28 447/30 009,
nr. 7) werden vragen gesteld naar aanleiding van het rapport van de Algemene
Rekenkamer over zwerfjongeren (verder genoemd: AR-rapport). Ik heb beloofd
u hierover via een brief te informeren.
Dit keer was het onderzoek van de Algemene Rekenkamer beperkt van opzet.
Het onderzoek richtte zich op het aantal zwerfjongeren in Nederland en inzet
van de centrumgemeenten en provincies inclusief grootstedelijke regio's.
Omvang en waar zwerfjongeren zich bevinden
Het aantal zwerfjongeren wordt in het AR-rapport geschat op minimaal 3 184
en maximaal 4 994. Het betreft een optelling van schattingen van centrumgemeenten.
Waar deze jongeren zich bevinden is te vinden in bijlage 1 van het rapport,
dat in uw bezit is.
Het AR-rapport wekt de indruk dat alle jongeren die de gemeenten hebben
geteld dakloos zouden zijn. Dit is niet zo; ook jongeren die zijn opgevangen,
kunnen meegeteld zijn1. Het rapport geeft daarnaast
geen beeld van de werkelijke behoefte van deze groep.
Wat er wordt gedaan
Primair zijn centrumgemeenten en provincies verantwoordelijk voor de opvang
en hulpverlening aan zwerfjongeren. In het AR-rapport wordt geconstateerd
dat centrumgemeenten en provincies hun inzet voor de doelgroep geïntensiveerd
hebben en dat dit leidt tot toename van opvang en hulpverlening, zowel op
dit moment als in de nabije toekomst. Daarnaast wordt aangegeven dat de conclusies
uit het vorige rapport blijven staan en dat een extra inspanning
noodzakelijk blijft, gericht op de groei van het aantal voorzieningen voor
deze doelgroep.
Zoals ik al in mijn reactie aan de Algemene Rekenkamer – die ook
is samengevat in het rapport – heb laten weten, ben ik van mening dat
hieruit een groeiend verantwoordelijkheidsbesef blijkt en een goede inzet
van zowel centrumgemeenten als provincies om tot een sluitende keten te komen
voor deze doelgroep. Dit komt overeen met mijn verwachtingen naar aanleiding
van het rapport van 2003.
Er is vanuit de Kamer aangedrongen op een dossieronderzoek over zwerfjongeren.
Ook dit vind ik primair de verantwoordelijkheid voor gemeenten en provincies.
Gemeente Rotterdam zal in de loop van 2005 een dergelijk dossieronderzoek
afronden onder de titel Het cv van zwerfjongeren.
Ik verwacht dat dit onderzoek onder meer inzicht zal geven hoe beter voorkomen
kan worden dat jongeren gaan zwerven.
Mijn beleid is erop gericht om uitval van jongeren zo veel mogelijk te
voorkomen. Via Operatie Jong investeer ik in de jeugdketen. Het kabinet heeft
extra middelen voor het jeugdbeleid uitgetrokken. Hoewel dit geen geoormerkte
middelen voor zwerfjongeren zijn, kan deze groep profiteren van de extra voorzieningen
voor jeugdzorg en preventie die hiermee gerealiseerd kunnen worden. Met een
goed sluitende jeugdketen wordt de uitval van jeugdigen tegengegaan en verwacht
ik dat het aantal zwerfjongeren op den duur zal afnemen. Een voorbeeld hiervan
is het creëren van zorgnetwerken op scholen. Hiermee kunnen jongeren
die dreigen uit te vallen vroegtijdig worden gesignaleerd.
In het landelijk beleidskader is opgenomen dat provincies in het bijzonder
aandacht dienen te besteden aan de problematiek van zwerfjongeren in het kader
van de aansluiting met het gemeentelijk jeugdbeleid. Ik toets de provinciale
kaders daarop.
Cijfers
Ik wil de groep zwerfjongeren goed in beeld houden. Zij zijn voor mij
één van de graadmeters voor de vraag in hoeverre een sluitende
jeugdketen is gerealiseerd.
Voor informatievoorziening gebruikten partijen verschillende definities.
Ik heb onlangs met alle betrokken partijen afgesproken dat zowel binnen de
maatschappelijke opvang als de jeugdzorg dezelfde definitie voor zwerfjongeren
wordt gehanteerd1. Door middel van de nieuwe definitie
kan ik beter volgen hoe het met deze groep gaat. Hiermee komt de groep beter
in beeld, zowel wat betreft de omvang als de opvang en zorg die zij gebruiken.
Ik verwacht dat de geüniformeerde informatie de komende jaren duidelijk
zal maken hoeveel zwerfjongeren gebruikmaken van de maatschappelijke opvang
en jeugdzorg.
In 2005 wordt in de registratie van de jeugdzorg al gestandaardiseerde
informatie over zwerfjongeren verzameld. Die gegevens worden in 2006 gepubliceerd.
De maatschappelijke opvang zal vanaf 2006 geüniformeerde gegevens
opleveren. Deze gegevens worden in de Monitor Maatschappelijke Opvang in 2007
gepubliceerd.
Slot
Ik deel de mening dat aandacht voor voldoende voorzieningen voor deze
doelgroep constant nodig is. Gezien de huidige ontwikkelingen heb ik er vertrouwen
in dat de centrumgemeenten en de provincies dit ook zullen waarmaken.
Door de verbeterde informatievoorziening over deze doelgroep kan ik de
vinger aan de pols houden om te kijken of gemeenten en provincies inderdaad
in toenemende mate hun verantwoordelijkheid voor zwerfjongeren nemen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp