nr. 20
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 april 2006
Op 26 april heeft de Commissaris Jeugd- en jongerenbeleid, de heer
S.R.A. van Eijck, het eerste deel van zijn sturingsadvies aan het kabinet
aangeboden1. Diezelfde dag heeft de laatste bijeenkomst
plaatsgevonden van de bij de Jong-overeenkomst betrokken wethouders, gedeputeerden
en bewindslieden.
Hierbij doe ik u toekomen het sturingsadvies van de Commissaris Jeugd-
en jongerenbeleid evenals de door Berenschot opgestelde eindrapportage Jong-overeenkomst Gemeentelijke regie in de jeugdketen1. Vóór het zomerreces ontvangt u een uitgebreide kabinetsreactie
op beide notities. Hieronder vindt u – mede namens de bij Operatie Jong
betrokken bewindslieden – een eerste reactie.
Het kabinet is met Operatie Jong gestart om het kind centraal te stellen
en zo de uitval van jeugdigen zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij is gestart
met een jeugdagenda om 12 knelpunten aan te pakken. Binnenkort zal ik u informeren
over de voortgang op dit terrein. In aanvulling daarop heeft het kabinet de
Commissaris Jeugd- en jongerenbeleid gevraagd advies uit te brengen over de
vereenvoudiging en verbetering van de aansturing van het jeugdbeleid, waarvan
nu het eerste deel beschikbaar is gekomen. En tenslotte heeft het kabinet
eind 2004 geconstateerd dat het wenselijk is met de Jong-overeenkomst te bekijken
hoe de samenwerking in de uitvoering verbeterd kan worden. De resultaten hiervan
staan beschreven in de eindrapportage die nu beschikbaar is gekomen.
In het sturingsadvies staat dat gemeenten een belangrijkere rol moeten
gaan spelen in het jeugdbeleid. Inmiddels is daar enige ervaring mee opgedaan
omdat bij de Jong-overeenkomst de gemeenten zoveel mogelijk aan het roer zijn
gezet. Dat blijkt een goede keuze te zijn: als een wethouder de verantwoordelijkheid
krijgt voor het hele jeugdbeleid in zijn gemeente, dan werpt dat zijn vruchten
af. De bij de Jong-overeenkomst betrokken wethouders hebben dat getoond. De
betrokkenheid van wethouders voor «hun» jeugdigen
blijkt te werken. Het kabinet wil daarom gemeenten die daar klaar voor zijn
voorzien van het stempel«Jong-proof»: een gemeente die voldoet
aan bepaalde voorwaarden heeft haar jeugdzaken goed voor elkaar en is in staat
een belangrijke coördinerende rol in het jeugdbeleid te spelen. Het is
de bedoeling met een kleine groep gemeenten te beginnen en die groep gestaag
uit te breiden. Uiteindelijk moeten alle gemeenten die belangrijke rol kunnen
oppakken. Jong-proof wordt de norm voor alle gemeenten om naar toe te groeien!
Het concept «Jong-proof» wordt momenteel uitgewerkt. Ik heb daartoe
een aantal gemeenten (die opereren onder de naam Gideonsgemeenten) gevraagd
daarover met voorstellen te komen. Uiteraard houd ik uw Kamer hier goed van
op de hoogte.
Een ander punt uit het sturingsadvies dat de steun van het kabinet heeft
is het bundelen van gemeentelijke taken op het terrein van de opvoedondersteuning
en de jeugdgezondheidszorg in Centra voor Jeugd en Gezin. Het voornemen hiertoe
staat ook al aangegeven in de Nota Gezinsbeleid van het kabinet. Het kabinet
heeft recent besloten dit jaar 5,5 miljoen euro uit te trekken zodat dit jaar
voortvarend gestart kan worden met een aantal Centra voor Jeugd en Gezin in
Jong-proof gemeenten. Vanaf 2007 is hiervoor jaarlijks 13 miljoen euro
beschikbaar. Met deze middelen is het mogelijk om enkele honderden risicokinderen
en hun gezin hulp te bieden.
Ik ben ervan overtuigd dat op basis van het sturingsadvies, de lessen
uit de Jong-overeenkomst en het aanpakken van de 12 knelpunten van de jeugdagenda
het kind de komende tijd steeds meer centraal zal komen te staan. Het versterken
van de gemeentelijke rol en het bundelen van ondersteuning in Centra voor
Jeugd en Gezin vervullen daarbij een belangrijke rol. Provincie en rijk zullen
hoe dan ook belangrijke partners zijn de komende tijd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp