29 284
Jeugdagenda

29 800 XVI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2005

Op 22 november 2004 hebben wij u bij brief geïnformeerd over de achtergronden en het voornemen om in het kader van Operatie Jong een Jong-overeenkomst af te sluiten tussen enkele gemeenten, enkele provincies/stadsregio's en het Rijk (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 284, nr. 5).

Op 8 april jl. is deze Jong-overeenkomst aangegaan door dertien gemeenten, vier provincies/stadsregio's en het Rijk. Namens het Rijk is de overeenkomst ondertekend door de Ministers voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, van Financiën, Justitie, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor Vreemdelingenzaken en Integratie en ondergetekende. Bij deze brief vindt u ter kennisname een kopie van de overeenkomst, met als onderdeel daarvan de concrete (regie)vragen die per deelnemende gemeente beantwoord zullen worden1.

Door alle ondertekenaars is tijdens de bijeenkomst op 8 april aangegeven hoe belangrijk zij het vinden om met de afgesproken samenwerking te komen tot beter jeugdbeleid en daarmee tot minder uitval van jeugdigen. Daarbij gaf iedereen aan dat we moeten komen tot concrete verbetering tijdens het jaar dat de Jong-overeenkomst loopt en dat we daarnaast moeten komen tot concrete voorstellen hoe na dat jaar verdere en ook landelijke verbetering is te bereiken. Dit laatste bijvoorbeeld door aanpassing van het wettelijk en financieel kader. Wij verwachten daarom veel van de Jong-overeenkomst en zullen uw Kamer in het najaar over de voortgang en tussentijdse conclusies berichten.

Wijze van uitvoering van de motie Koser Kaya c.s.

Mede gezien de inhoudelijke raakvlakken informeer ik u met deze brief tevens over de wijze waarop de bij de behandeling van de VWS-begroting 2005 door uw kamer aangenomen motie Koser Kaya c.s. (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 800 XVI, nr. 59) over een actieplan jeugdzorg in uitvoering is genomen. De motie kent drie aspecten die ik achtereenvolgens in deze brief belicht.

Actieplan aanpak verkokering jeugdzorg

Het eerste aspect van de motie betreft het verzoek een actieplan te maken dat aangeeft hoe de verkokering in de jeugdzorg wordt aangepakt. Eerder heb ik u in reactie op deze motie bericht dat het kabinet nog in 2004 in het kader van Operatie Jong zou aangeven hoe deze verkokering wordt aangepakt (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 800 XVI, nr. 77). Hieraan is invulling gegeven met de hierboven genoemde brief van 22 november 2004 en de daarbij gevoegde plannen van aanpak van de twaalf thema's van de (jeugd)agenda van Operatie Jong. De bijgevoegde Jong-overeenkomst completeert deze plannen van aanpak.

Financiële stromen

Het tweede aspect van de motie betreft de vraag hoe de financiële stromen in de jeugdzorg lopen. Daarvoor is de Jong-overeenkomst relevant: zij is immers onder andere bedoeld om conclusies te trekken ten aanzien van het financieel instrumentarium. Dit gebeurt vanuit de vraag hoe te komen tot een meer resultaatgerichte samenwerking door instanties en overheden in de jeugdketen om uitval van jeugdigen beter te voorkomen.

Meer specifiek is relevant het door het ministerie van Financiën uitgevoerde onderzoek in de vorm van een casestudy bij bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. Hieruit blijkt dat een aantal knelpunten met de invoering van de Wet op de jeugdzorg worden opgelost. Zo is bijvoorbeeld aparte verantwoording van extra financiële middelen niet meer nodig, omdat de verantwoording van reguliere en extra middelen met de nieuwe wet is geharmoniseerd. Ook is door de nieuwe wet een einde gekomen aan de versnippering van geldstromen vanuit het Rijk.

Uit de casestudy blijkt dat een aantal knelpunten echter nog resteert. De ruimte die de Wet op de jeugdzorg de bureaus jeugdzorg biedt om taken uit te voeren die op het niveau van het gemeentelijk jeugdbeleid liggen, heeft er ten aanzien van het onderzochte bureau jeugdzorg toe geleid dat er sprake is van ongeveer veertig versnipperde geldstromen vanuit (deel-) gemeenten en sterk uiteenlopende verantwoordingstrajecten. Het ministerie van Financiën gaat in samenwerking met de regio Amsterdam een single audit model ontwikkelen waarmee dit knelpunt aangepakt kan worden. Een tweede knelpunt in de casestudy betreft de twee verschillende financieringssystematieken voor de doeluitkering bureau jeugdzorg vanuit de ministeries van VWS en Justitie. Hoewel er sprake is van één geldstroom vanuit het Rijk voor het bureau jeugdzorg, is deze geldstroom een bundeling van deelbudgetten waarvan de hoogte op basis van verschillende systematieken wordt bepaald. Deze verschillende systematieken kunnen in de praktijk belemmeren dat tussen (deel)budgetten geschoven wordt; ook zou zich een probleem van afwenteling voor kunnen doen. Deze laatste aspecten worden bezien in het kader van de uitvoering van de motie Soutendijk, die zich overigens ook richt op de financieringsstromen op het terrein van het zorgaanbod (Eerste Kamer, 2003–2004, 28 168, F).

In het kader van Operatie Jong en de uitvoering van de motie Soutendijk zult u goed op de hoogte worden gehouden over de verdere aanpak van knelpunten op het terrein van financiële stromen in de jeugdzorg. Ten aanzien van Operatie Jong heeft u onlangs een voortgangsrapportage ontvangen. Over de uitvoering van de motie Soutendijk ontvangt u de resultaten eind 2006.

Doelstellingen om overhead en bureaucratie terug te dringen

Het derde aspect van de motie betreft de vraag naar zichtbare en afrekenbare doelstellingen om overhead en bureaucratie terug te dringen en toegankelijkheid te verbeteren. Onlangs hebben de Minister van Justitie en ondergetekende u geïnformeerd over de verrichtingen van de jeugdzorgbrigade en onze reactie hierop (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 815, nr. 26). In die brief wordt onder andere de werkwijze van de jeugdzorgbrigade geschetst, die samengevat het volgende betreft: zoveel mogelijk het veld ingaan, signalen over bureaucratie verzamelen en aanbevelingen doen over het aanpakken van gesignaleerde knelpunten. Een dergelijke werkwijze wordt ook in het kader van Operatie Jong gehanteerd: samen met de praktijk knelpunten, ook op het terrein van bureaucratie en slechte toegankelijkheid, opsporen en aanbevelingen doen over hoe deze knelpunten aangepakt moeten worden. Een voorbeeld hiervan is het thema «Harmoniseren indicatiestellingen» van de (jeugd)agenda van Operatie Jong. Overigens is niet alleen het Rijk aan zet om overhead en bureaucratie terug te dringen en toegankelijkheid te verbeteren. In het kader van Operatie Jong wordt namelijk ook gestuit op overhead en bureaucratie die niet veroorzaakt wordt door het Rijk, maar door de mede-overheden of instellingen. Met Operatie Jong wordt hun aandacht hierop gevestigd, waarbij er op wordt aangedrongen overhead en bureaucratie zoveel mogelijk terug te dringen.

De jeugdzorgbrigade en Operatie Jong zijn complementair. De jeugdzorgbrigade gaat in de jeugdzorg af op signalen als de onbegrijpelijke taal van aanvraagformulieren, het vier keer in korte tijd moeten invullen van hetzelfde onderzoek en het verschuilen achter protocollen. Operatie Jong gaat ook af op deze signalen, maar zoekt naar oplossingen in de gehele jeugdketen. Tussen de jeugdzorgbrigade en Operatie Jong zijn werkafspraken gemaakt: zij zullen elkaar voorzien van signalen en in die gevallen waar overlap dreigt in de activiteiten afstemming zoeken.

Conclusie

Met de Jong-overeenkomst is een belangrijke stap gezet op weg naar beter jeugdbeleid en daarmee minder uitval van jeugdigen. De overeenkomst vormt samen met de plannen van aanpak van de twaalf thema's van de (jeugd)agenda van Operatie Jong de wijze waarop het kabinet verkokering van het jeugdbeleid aanpakt, het eerste aspect van de motie Koser Kaya cs. In het kader van Operatie Jong is en wordt ook aandacht besteed aan zicht op financiële stromen in de jeugdzorg, het tweede aspect van de motie. Hierbij is ook de uitvoering van de motie Soutendijk van belang. Het derde aspect van de motie, doelstellingen om overhead en bureaucratie terug te dringen en toegankelijkheid te verbeteren, wordt opgepakt met de jeugdzorgbrigade en krijgt in het kader van Operatie Jong ook aandacht.

Mede namens de Ministers voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, van Financiën, Justitie, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven