29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 191 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Ontvangen ter Griffie op 9 april 2014.

Het besluit tot het doen van een aanwijzing kan niet eerder worden genomen dan op 10 mei 2014.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2014

Deze brief bevat de zakelijke inhoud van de aanwijzing die ik van plan ben op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te geven in verband met de erkenning van sportgeneeskunde als geneeskundig specialisme.

Overeenkomstig artikel 8 van de WMG ga ik tot het geven van de aanwijzing niet eerder over dan nadat dertig dagen zijn verstreken na verzending van deze brief.

Op verzoek van het College Geneeskundig Specialismen (CGS) van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (KNMG) heb ik ingestemd met het Besluit Sportgeneeskunde. Die instemming betekent dat het specialisme sportgeneeskunde en de bijbehorende opleidingseisen wettelijk worden erkend en de titel sportarts wettelijk wordt beschermd op grond van de Wet BIG. De ingangsdatum van het CGS-besluit erkenning van het specialisme sportgeneeskunde en titel sportarts is 1 juli 2014. De Registratiecommissie Specialismen van de KNMG richt een afzonderlijk register in voor sportgeneeskundigen/sportartsen.

In het CGS-besluit wordt aangegeven welke terreinen van de zorg het specialisme sportgeneeskunde bestrijkt. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) geeft een duiding van de werkzaamheden op die terreinen, waarbij onder andere wordt bezien hoe die zorg zich verhoudt tot zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet dan wel de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Op de in het CGS-besluit aangegeven terreinen wordt een sportarts bekwaam geacht de desbetreffende prestaties uit te voeren en deze daarna logischerwijze in rekening te kunnen brengen. Omdat het gaat om zorg in de zin van Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) dient de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) prestatiebeschrijvingen en tarieven vast te stellen die behoren bij de prestaties sportgeneeskunde.

Ik ben voornemens na verloop van de voorhangperiode de NZa een aanwijzing te geven regels en beleidsregels vast te stellen voor het specialisme sportgeneeskunde.

Daarbij dient voor wat betreft prestatiebeschrijvingen, tariefsoorten en tariefhoogte voor zover mogelijk uit te worden gegaan van vergelijkbare bestaande prestatiebeschrijvingen, tariefsoorten en tariefhoogten. Bij de voorbereiding betrekt de NZa de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) en het CVZ.

Voor wat betreft de financiering van de vervolgopleiding tot sportarts tref ik voorbereidingen om dat per 1 januari 2016 onder beschikbaarheidfinanciering van de Wet Marktordening Gezondheidzorg (WMG) te brengen. Dit vereist aanpassing van het Besluit Beschikbaarheidbijdrage WMG en het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG. Dat vergt verder een aanwijzing van de NZA met een voorhangprocedure bij de Kamers. Het vergt ook nadere afspraken met de Stichting Beroepsopleiding Sportgeneeskunde over deze overgang. Op grond hiervan acht ik een ingangsdatum van 1 januari 2016 haalbaar en verantwoord.

Een afschrift van deze brief stuur ik aan de NZa en de VSG.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven