29 281
Invoering van de bachelor-masterstructuur in het Hoger Onderwijs

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2009

Tijdens het wetgevingsoverleg van 8 december 2008 (Kamerstuk 31 700 VIII, nr. 138) heb ik u toegezegd voor 1 februari 2009 te komen met een voorstel voor titulatuur voor graden in het hbo.

De huidige titulatuur wordt door het hbo als een knellend probleem ervaren. In de eerste plaats gaat het hier om Nederlandse studenten die naar het buitenland gaan voor een vervolgstudie of om te werken (bijna 20% van de afgestudeerden in het hbo). In de tweede plaats betreft het buitenlandse studenten die naar Nederland komen om hier te studeren en teruggaan naar hun eigen land (ca. 60% van de buitenlandse studenten studeert aan een hogeschool). Zij willen graag een internationaal bruikbare titel.

Tegelijkertijd is het voor de internationale herkenbaarheid van het Nederlandse hoger onderwijs belangrijk dat hoger beroepsopleidingen en wetenschappelijke opleidingen duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn.

Voor mij staat dan ook voorop dat een voorstel voor aanpassing van de bestaande titulatuur aan twee inhoudelijke eisen tegemoet dient te komen:

• De internationale bruikbaarheid van de titulatuur voor hbo-afgestudeerden (zowel Nederlandse als buitenlandse);

• Recht doen aan het binaire onderscheid tussen hoger beroepsopleidingen en wetenschappelijke opleidingen.

Over titulatuur in het hbo loopt al een discussie sinds de invoering van de bachelor-masterstructuur in 2002. Deze discussie heeft ertoe geleid dat de toenmalige staatssecretaris Mark Rutte een internationale commissie, de Commissie Abrahamsen, heeft ingesteld om over dit dilemma te adviseren. Het rapport van deze commissie laat het volgende zien:

• Er bestaat geen internationaal geldend model voor het gebruik van titulatuur. Daarvoor verschillen de onderwijssystemen te sterk.

• Wel is het internationaal gebruikelijk dat de graad past bij de inhoud van de opleiding. Dit betekent dat de toevoegingen of Arts en of Science doorgaans voorbehouden zijn aan programma’s die tot op zekere hoogte gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek.

• Er is aanleiding om de titulatuur voor het Nederlandse hbo te herzien.

Op dit terrein zijn sindsdien geen stappen meer gezet. Ik heb vorig jaar afspraken gemaakt met de HBO-raad over de naamgeving van hogescholen in het buitenland. Voor een Nederlandse hogeschool wordt de naam University of Applied Sciences (UAS) gehanteerd. Deze naam is in Europa in korte tijd gangbaar geworden als aanduiding voor instellingen die hoger onderwijs met een professionele oriëntatie aanbieden en draagt daardoor bij aan internationale transparantie en herkenbaarheid van hogescholen.

In het verlengde daarvan stel ik nu voor te verkennen of de graden Bachelor of Applied Arts en Bachelor of Applied Sciences, en de bijbehorende afkortingen BAA en BASc, een bruikbare invulling zijn voor de hbo-titulatuur. Deze toevoegingen sluiten aan op de internationale naamgeving van de hogeschool, University of Applied Sciences.

Ik zal een kleine commissie van gezaghebbende personen vragen mijn voorstel voor de toevoegingen of Applied Arts of of Applied Sciences te toetsen aan de eerder in deze brief genoemde criteria (binaire karakter, internationale herkenbaarheid). Ik heb de voorzitters van de AWT en de Onderwijsraad en de algemeen directeur van de Nuffic bereid gevonden deze taak op zich te nemen. De commissie zal zich buigen over twee vragen:

• Draagt het bovengenoemde voorstel bij aan een internationaal beter bruikbare titulatuur voor hbo-afgestudeerden?

• Doet het voorstel recht aan het binaire onderscheid tussen het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs?

Ik verwacht u voor 1 april 2009 te kunnen informeren over het advies van deze commissie.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Naar boven