nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2004
Tijdens het AO op 11 februari 2004 is toegezegd de Tweede Kamer nader
te informeren over het onderzoek van het Centraal Plan Bureau (CPB), de Adviesdienst
Verkeer en Vervoer (AVV) en het Milieu en Natuurplanbureau (MNP) naar de verwachte
effecten van het belastingplan 2004. Ook wil ik ingaan op informatie die hierover
eerder aan de Tweede Kamer is gezonden. Verder is toegezegd aan te geven welke
stappen ik voorzie om nader vorm en invulling te geven aan variabiliseren
van autolasten. Graag kom ik deze toezeggingen met deze brief na.
Tijdens het overleg met uw commissies op 11 februari jl. is gebleken dat
er enige onduidelijkheid bestond over de vraag of in de berekeningen van de
effecten van het belastingplan 2004 rekening is gehouden met het (niet) indexeren
van de onbelaste vergoeding voor woon-werkverkeer. Deze onduidelijkheid wil
ik graag wegnemen.
Uit de bijgevoegde brief van AVV en CPB1 blijkt
dat de AVV-modellen bij alle doorrekeningen als referentie nemen dat de fiscale
autokostenvergoeding in reële termen constant gehouden wordt. Het bevriezen
van de onbelaste vergoeding brengt, volgens de berekeningen van AVV, een halvering
van het geschetste congestie-effect met zich mee.
Op 7 november 2003 (TK 29 210 nr.49) heeft de Staatssecretaris van
Financiën u geïnformeerd over de voorlopige inzichten omtrent de
effecten van het belastingplan op mobiliteit en milieu. Daarbij is aangegeven
dat CPB, AVV en MNP nog bezig waren de effecten van het «autopakket»
door te rekenen. In die brief werden de voorlopige resultaten in kwalitatieve
zin uiteengezet. Omdat er op dat moment nog geen consistent beeld beschikbaar
was en de onderzoekers nog een aantal vragen moesten beantwoorden kon de Kamer
niet van meer informatie worden voorzien. De Kamer is overeenkomstig de eerdere
toezegging nader geïnformeerd op 6 februari jl. door toezending
van het CPB-rapport met een begeleidende brief, waarin het kabinet zijn beleidslijnen
aangeeft.
Het kabinet heeft in de brief van 6 februari jl. aangegeven dat door de
verwachte congestie-effecten van het belastingplan 2004 een extra noodzaak
is ontstaan voor variabilisatie van de autolasten. Zoals aangegeven zal zodra
ontwikkelingen in het buitenland het mogelijk maken een verschuiving van belastingen,
die de vaste kosten beïnvloeden, naar brandstofaccijnzen worden doorgevoerd.
Daarnaast beziet het kabinet verdergaande mogelijkheden tot variabilisatie
van de autolasten. We weten allemaal dat de discussie over een andere wijze
van betalen voor mobiliteit steeds weer opnieuw een lastige blijkt te zijn.
Toch wil ik deze discussie aangaan. De contouren hiervan wil ik neerleggen
in het eerste deel van de nota mobiliteit. Daarin wordt aandacht besteed aan
de verschillende uitgangpunten voor betalen naar gebruik en hoe deze zich
verhouden tot de huidige manier van betalen voor mobiliteit door verschillende
vervoerswijzen.
Deel 1 van de nota mobiliteit – het beleidsvoornemen – heeft
daarmee wat betreft «betalen naar gebruik» een «agendasettend»
karakter.
Juist omdat het om een weerbarstig vraagstuk gaat wil ik de tijd nemen
meerdere toekomstbeelden te bezien en daarover de discussie met maatschappelijke
organisaties en andere overheden aangaan. Het plan van Kamerlid Hofstra «Naar
een moderne en eerlijke heffing»zie ik dan ook als een serieuze ondersteuning
van de bovenstaande lijn en ik wil het plan als één van de toekomstbeelden
betrekken in de verdere uitwerking.
Tot slot streef ik er naar een om deel 3 van de nota Mobiliteithet kabinetsstandpunt –
in het najaar van 2004 uit te brengen. Ik verwacht dat dit standpunt richtinggevend
is voor de verdere vorm en invulling van betalen naar gebruik.
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs