29 280
Herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer

29 210
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004)

nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2004

Tijdens het AO op 11 februari 2004 is toegezegd de Tweede Kamer nader te informeren over het onderzoek van het Centraal Plan Bureau (CPB), de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) en het Milieu en Natuurplanbureau (MNP) naar de verwachte effecten van het belastingplan 2004. Ook wil ik ingaan op informatie die hierover eerder aan de Tweede Kamer is gezonden. Verder is toegezegd aan te geven welke stappen ik voorzie om nader vorm en invulling te geven aan variabiliseren van autolasten. Graag kom ik deze toezeggingen met deze brief na.

Tijdens het overleg met uw commissies op 11 februari jl. is gebleken dat er enige onduidelijkheid bestond over de vraag of in de berekeningen van de effecten van het belastingplan 2004 rekening is gehouden met het (niet) indexeren van de onbelaste vergoeding voor woon-werkverkeer. Deze onduidelijkheid wil ik graag wegnemen.

Uit de bijgevoegde brief van AVV en CPB1 blijkt dat de AVV-modellen bij alle doorrekeningen als referentie nemen dat de fiscale autokostenvergoeding in reële termen constant gehouden wordt. Het bevriezen van de onbelaste vergoeding brengt, volgens de berekeningen van AVV, een halvering van het geschetste congestie-effect met zich mee.

Op 7 november 2003 (TK 29 210 nr.49) heeft de Staatssecretaris van Financiën u geïnformeerd over de voorlopige inzichten omtrent de effecten van het belastingplan op mobiliteit en milieu. Daarbij is aangegeven dat CPB, AVV en MNP nog bezig waren de effecten van het «autopakket» door te rekenen. In die brief werden de voorlopige resultaten in kwalitatieve zin uiteengezet. Omdat er op dat moment nog geen consistent beeld beschikbaar was en de onderzoekers nog een aantal vragen moesten beantwoorden kon de Kamer niet van meer informatie worden voorzien. De Kamer is overeenkomstig de eerdere toezegging nader geïnformeerd op 6 februari jl. door toezending van het CPB-rapport met een begeleidende brief, waarin het kabinet zijn beleidslijnen aangeeft.

Het kabinet heeft in de brief van 6 februari jl. aangegeven dat door de verwachte congestie-effecten van het belastingplan 2004 een extra noodzaak is ontstaan voor variabilisatie van de autolasten. Zoals aangegeven zal zodra ontwikkelingen in het buitenland het mogelijk maken een verschuiving van belastingen, die de vaste kosten beïnvloeden, naar brandstofaccijnzen worden doorgevoerd.

Daarnaast beziet het kabinet verdergaande mogelijkheden tot variabilisatie van de autolasten. We weten allemaal dat de discussie over een andere wijze van betalen voor mobiliteit steeds weer opnieuw een lastige blijkt te zijn. Toch wil ik deze discussie aangaan. De contouren hiervan wil ik neerleggen in het eerste deel van de nota mobiliteit. Daarin wordt aandacht besteed aan de verschillende uitgangpunten voor betalen naar gebruik en hoe deze zich verhouden tot de huidige manier van betalen voor mobiliteit door verschillende vervoerswijzen.

Deel 1 van de nota mobiliteit – het beleidsvoornemen – heeft daarmee wat betreft «betalen naar gebruik» een «agendasettend» karakter.

Juist omdat het om een weerbarstig vraagstuk gaat wil ik de tijd nemen meerdere toekomstbeelden te bezien en daarover de discussie met maatschappelijke organisaties en andere overheden aangaan. Het plan van Kamerlid Hofstra «Naar een moderne en eerlijke heffing»zie ik dan ook als een serieuze ondersteuning van de bovenstaande lijn en ik wil het plan als één van de toekomstbeelden betrekken in de verdere uitwerking.

Tot slot streef ik er naar een om deel 3 van de nota Mobiliteithet kabinetsstandpunt – in het najaar van 2004 uit te brengen. Ik verwacht dat dit standpunt richtinggevend is voor de verdere vorm en invulling van betalen naar gebruik.

Mede namens de Staatssecretaris van Financiën.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven