29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 690 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2021

Inleiding

Wie is veroordeeld, moet zijn straf ondergaan. Van de opgelegde vrijheidsstraffen wordt het overgrote deel dan ook snel en efficiënt uitgevoerd. Hiermee laten we als samenleving zien dat we ongeoorloofd gedrag niet tolereren en misdaad niet loont. Ook bieden we genoegdoening aan de samenleving, en aan slachtoffers en nabestaanden in het bijzonder.

Dit laat onverlet dat een naar mijn mening nog te groot aantal veroordeelden zich tot voor kort, alle inspanningen ten spijt, aan hun straf wist te onttrekken. Dit vond en vind ik onaanvaardbaar. Daarom heb ik in 2017 het programma «Onvindbare veroordeelden» in het leven geroepen. Zo doen we er alles aan om te voorkomen dat veroordeelden onvindbaar worden en – als ze dat toch worden – gaan we onvermoeid door om hen op te sporen.

Het aantal veroordeelden dat nog een gevangenisstraf moet uitzitten is mede door de inspanningen van het programma de afgelopen jaren gedaald. Sinds het begin van het programma is het totaal aantal onvindbare veroordeelden afgenomen van 10.749 naar 7.922. Dit is goed nieuws. Als veroordeelden hun straf ontlopen, raakt dit namelijk de kern van onze rechtsstaat. Hoewel er nog een fors aantal straffen open staan, moet ik constateren dat het overgrote deel van de veroordeelden van dit restant zich in het buitenland bevindt, hetgeen tenuitvoerlegging moeilijker maakt. Door het succes van het programma heb ik vorig jaar besloten het programma te verlengen en aan te scherpen.1

Nu is het tijd om de balans op te maken. De afgelopen jaren zijn er door het programma uitstekende resultaten behaald. Zo is de grote voorraad aan openstaande zaken van veroordeelden die nog een onvoorwaardelijke onherroepelijke gevangenisstraf moesten uitzitten stuk voor stuk doorgelicht. Met de goede uitkomsten hiervan op zak is de werkwijze van het programma vorig jaar verbreed naar andere straffen en maatregelen. Dit heeft er toe geleid dat sinds de start van het programma in totaal 22.988 dossiers zijn doorgenomen.

Met het einde van het programma in zicht zijn het afgelopen jaar nog enkele veelbelovende initiatieven gestart, waaronder op het gebied van verbeterde en veilige informatie-uitwisseling over veroordeelden en het gebruik van een risico-taxatie instrument. De tenuitvoerlegging van straffen is daarmee meer dan voorheen een volwaardige pijler geworden naast de opsporing, vervolging en berechting.

Door de succesfactoren van de aanpak onderdeel te maken van de reguliere werkprocessen in de keten, kan het programma «Onvindbare veroordeelden» in december 2021 eindigen. De uitvoeringsorganisaties uit de keten zullen zich daarna blijvend inzetten voor het verder voorkomen en terugdringen van de groep die zich tracht te onttrekken aan een straf. Elke vrij rondlopende veroordeelde blijft er namelijk één te veel.

In deze brief licht ik eerst de concrete resultaten van het gehele programma toe. Daarna ga ik in op de resultaten van de vorig jaar aangekondigde aanscherping. Daarbij betrek ik de vraag hoe bepaalde succesfactoren binnen de keten worden voortgezet.

Resultaten

Ik wil dat alle veroordeelden hun straffen uitzitten. Met het programma «Onvindbare veroordeelden» is de voorraad openstaande vrijheidsstraffen dan ook flink gereduceerd. Deze daling, en de geleerde lessen uit het programma, brengen met zich mee dat het opsporen van deze groep weer in de reguliere werkprocessen kan worden opgepakt. Een belangrijke pijler daarbij is het voorkomen dat veroordeelden naar het buitenland vluchten, waar het merendeel van de resterende groep onvindbare veroordeelden momenteel verblijft.

Lange vrijheidsstraffen

Het Fugutive Active Search Team (FAST) – een samenwerkingsverband van politie en het Openbaar Ministerie (OM) – spoort internationaal gesignaleerde veroordeelden met vrijheidsstraffen van meer dan 300 dagen op. Sinds 2016 hebben alle inspanningen van FAST tot 1 september 2021 geleid tot 762 aanhoudingen. Dit zijn er 259 meer dan genoemd in mijn vorige brief uit juni 2020.2

Kortere vrijheidsstraffen

Daarnaast zijn vanaf de start van het programma tot 1 september van dit jaar 1416 veroordeelden met vrijheidsstraffen van minder dan 300 dagen in Nederland opgespoord, aangehouden en ingesloten. Dit zijn er 453 meer dan genoemd in mijn vorige brief uit juni 2020.

Aanscherping aanpak

Omdat er nog altijd veroordeelden zijn die hun straf ontlopen heb ik het programma vorig jaar aangescherpt. Er is ingezet op het voorkomen dat veroordeelden zich aan hun straf onttrekken. Daarnaast is ingezet op het effectiever opsporen van veroordeelden. Als laatste is de scope verbreed naar andere straffen en maatregelen.

1. Voorkomen onttrekken aan straf

De veroordeelden die we niet kunnen vinden, zitten vrijwel allemaal in het buitenland. Dit gaat om 90% van de veroordeelden die zich onttrekken aan hun gevangenisstraf. Vrijwel allemaal zijn dit veroordeelden met een buitenlandse identiteit en/of ander geboorteland dan Nederland. Zodra veroordeelden naar het buitenland verdwijnen, is de kans klein dat de straf alsnog kan worden uitgevoerd. Een EU-land kan bijvoorbeeld weigeren een straf van minder dan 180 dagen over te nemen. Het is daarom cruciaal om te voorkomen dat veroordeelden naar het buitenland vluchten.

Vanuit het programma is daarom vorig jaar samen met het OM, de Rechtspraak en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) een risicotaxatie-instrument ontwikkeld om de kans op onttrekking te voorspellen. Is deze kans hoog, dan kan bijvoorbeeld worden besloten om via (super-)snelrecht de straf direct aansluitend ten uitvoer te leggen. Ook kan er worden gekozen voor een straf die kan worden overdragen aan het land van herkomst van de verdachte. Dit instrument is met pilots getoetst en ik ben nu met het OM in gesprek hoe deze werkwijze kan worden opgenomen in de reguliere werkprocessen.

Daarnaast wordt bezien of een bredere toepassing van (super)snelrecht kan bijdragen aan een effectieve sanctietoepassing. Verdere uitbreiding van de toepassing van dit recht is onderdeel van het Actieplan Strafrechtketen.3 Dit actieplan, dat binnen mijn ministerie wordt uitgevoerd door de strafrechtketen, ziet op versnelling van de doorlooptijden en versterking van de samenwerking in de keten.

2. Effectiever opsporen

Naast het voorkomen dat veroordeelden zich aan hun straf onttrekken, is er ingezet op het effectiever opsporen van onvindbare veroordeelden. Hieronder ga ik in op de belangrijkste resultaten:

  • Vanuit het programma is een multidisciplinair team opgezet. Dit team, bestaand uit het CJIB, Justid en politie, is het afgelopen jaar versterkt. Zij verrichten uitgebreid dossieronderzoek en voeren periodieke controles uit om onvindbare veroordeelden in beeld te brengen. Sinds het begin van het programma zijn in totaal 22.988 dossiers doorgenomen. Dit totaal bevat, naast dossiers met principale vrijheidsstraffen, ook dossiers met schadevergoedingsmaatregelen, ontnemingsmaatregelen, dna-v signalering en geldboetevonnissen. De politie wordt vervolgens van relevante informatie over actuele verblijfsadressen voorzien, waardoor de pakkans aanzienlijk toeneemt. De werkwijze wordt na het einde van het programma door het CJIB, Justid en de politie doorgezet.

  • In de Veiligheidsagenda 2019–2022 is afgesproken dat de politie in 2020 tenminste 40 procent van de door het programma aangeboden dossiers tot een aanhouding leidt. Vorig jaar is dit cijfer door de corona-pandemie logischerwijs niet gehaald. De politie heeft toen 26% van de aangeboden dossiers positief afgedaan. Voor de cijfers over 2021 geldt dat de jaarcijfers normaliter in het voorjaar middels het jaarverslag van mijn ministerie worden gepresenteerd. Ik vind het echter belangrijk uw Kamer te kunnen meenemen in de inhaalslag die de politie momenteel maakt. Daarom geef ik u de tussenstand op de voortgang in 2021: tot en met september 2021 heeft 75% van de aangeboden dossiers tot een aanhouding geleid.

  • Er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de registratie van gegevens over verblijfsplaats, bereikbaarheid en vindbaarheid van veroordeelden te verbeteren. Op basis hiervan stel ik voor een verbetering van deze registratie van gegevens van veroordeelden te realiseren binnen de strafrechtketen. Zo wordt bezien wat er nodig is om op een centrale plek in de strafrechtketen adressen te analyseren, bewerken en beheren.

  • Om privacygevoelige informatie zo veilig mogelijk te delen, is gekeken naar mogelijkheden om geavanceerde technologie toe te passen om de verblijfplaats te achterhalen van onvindbare veroordeelden. Dit heeft ertoe geleid dat het CJIB in de komende periode de mogelijkheden zal onderzoeken om Ma3tch toe te passen. Ma3tch is eerder onder verantwoordelijkheid van mijn ministerie ontwikkeld. Daarmee is het mogelijk bestanden te bevragen zonder dat persoonsgegevens worden gedeeld. Alleen indien een «match» optreedt, dat wil zeggen dat een persoon in meerdere bestanden voorkomt, kunnen concrete persoonsgegevens worden gedeeld. Op dit moment wordt Ma3tch toegepast in de internationale samenwerking ter bestrijding van witwassen en belastingfraude. Hiervoor is Ma3tch afgelopen januari zelf onderscheiden met de Privacy Award. Het CJIB wil met Ma3tch een proef starten met informatie over verkeersboetes (Wet-Mulder boetes), om zo matches te maken met de data van onvindbare veroordeelden.

  • In de zomer van 2020 heeft de aanpak «1-overheid» als pilot in Amsterdam gedraaid. Zodra mensen met een openstaande straf of DNA-signalering een dienst van de overheid wilden afnemen, bijvoorbeeld het verlengen van een paspoort, werd de politie op de hoogte gebracht en werd de veroordeelde waar mogelijk aangehouden. Uit deze pilot blijkt dat men tevreden is over deze werkwijze, maar er nog winst te behalen is in het digitaliseren van het proces. Inmiddels wordt naar dit voorbeeld een soortgelijke proef voorbereid in de gemeente Groningen.

  • Er is een proef uitgevoerd samen met België en Duitsland om informatie uit te wisselen over veroordeelden in Nederland met een straf van minder dan 120 dagen. Hierdoor zijn we bijvoorbeeld meer te weten gekomen over overlijden, detentie in die landen en verblijfsgegevens. Met de beschikbare verblijfsgegevens zijn veroordeelden opgeroepen om zich te melden. Enkele veroordeelden hebben hierdoor alsnog hun straf in Nederland uitgezeten.

  • Zoals aangegeven kunnen EU-landen de overname van straffen tot 180 dagen weigeren. Ik vind dit niet uit te leggen aan de slachtoffers en de samenleving. Het aanpassen van dergelijke wet- en regelgeving vraagt echter om een lange adem. Ik blijf mij dan ook in internationaal verband inzetten om dit mogelijk te maken. Zo neem ik deel aan de EU-brede evaluatie van de kaderbesluiten t.a.v. de wederzijdse erkenning van straffen en maatregelen. Mijn doel is om het overdragen van de uitvoering van straffen te vergemakkelijken, zodat mensen in hun thuisland hun straf uitzitten.

3. Verbreden scope naar andere straffen en maatregelen

Oorspronkelijk richtte het programma zich op vrijheidsstraffen. Het komt echter ook bij andere straffen of maatregelen voor dat veroordeelden aan hun straf weten te ontkomen. Daarom heb ik vorig jaar besloten de scope te verbreden naar veroordeelden die zich aan andere straffen en maatregelen onttrekken. Sinds het verbreden van de scope van het programma op 1 januari 2020 zijn een aanvullende 12.239 dossiers doorgenomen (waarmee het totaal aan doorgenomen dossiers in het programma op 22.988 dossiers komt).

Overig

Naast de voorgenoemde maatregelen in het teken van het programma werk ik aan een wetsvoorstel waarmee de tenuitvoerleggingstermijnen van sancties worden afgeschaft. Hierdoor zal het verstrijken van de tijd niet meer aan de tenuitvoerlegging van sancties in de weg staan en zal het voor veroordeelden dus niet meer lonen om zich aan hun sanctie te onttrekken.

Tot slot

De afgelopen vier jaar is flink geïnvesteerd in het vinden en verbeteren van de werkwijzen om onvindbare veroordeelden toch hun straf te laten ondergaan. Ik ben dan ook trots op de behaalde resultaten. Onderdelen uit het programma worden verder opgepakt en bestendigd.

De zoektocht naar onvindbare veroordeelden blijft daarmee, ook zonder het programma «Onvindbare veroordeelden», groot. Iedere veroordeelde die zijn straf ontloopt, is er immers één te veel. Ik blijf hier dan ook onverminderd aandacht voor houden.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 599.

X Noot
2

Kamerstuk 29 279, nr. 599

X Noot
3

Kamerstuk 29 279, nr. 628

Naar boven