29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 624 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2020

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van 31 oktober 2020 ontvangt u hierbij een reactie van het kabinet op het bericht «Poolse justitie werkt niet meer mee met Nederland».

De regering heeft kennis genomen van het bericht waarin wordt aangegeven dat de nationale aanklager in Polen een bevel heeft uitgevaardigd aan Poolse officieren van justitie om een bijzonder grondige analyse te maken van Europese aanhoudingsbevelen (EAB’s) uit Nederland op het bestaan van weigeringsgronden. Dit roept vragen op in het licht van het beginsel van wederzijds vertrouwen dat geldt tussen de EU-lidstaten, waarop het kaderbesluit inzake het Europees aanhoudingsbevel gebaseerd is. In principe moet dan ook elk EAB ten uitvoer worden gelegd, tenzij sprake is van een weigeringsgrond of wanneer in een zeer uitzonderlijke situatie sprake is van schending van de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, neergelegd in artikel 6 VEU. In een dergelijk geval dient deze beoordeling plaats te vinden volgens het stappenplan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in zijn rechtspraak uiteengezet heeft, waarbij een dialoog tussen de betrokken rechterlijke instanties van beide lidstaten een belangrijk onderdeel is.

Het bevel lijkt een directe reactie te zijn op de prejudiciële vragen die gesteld zijn door de Internationale rechtshulpkamer in Amsterdam aan het HvJEU inzake de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht in relatie tot het uitvaardigen van een EAB. Zoals in onze brief van 6 oktober jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 619) aangegeven, wordt uw Kamer hierover nader geïnformeerd zodra er een uitspraak is van het HvJEU.

Het is echter niet primair aan Nederland, maar aan de Europese Commissie als onafhankelijk hoedster van de verdragen om EU-lidstaten aan te spreken indien zij in strijd handelen met het Europees recht, waaronder het kaderbesluit EAB. Nederland zal waar mogelijk en opportuun in Europees en bilateraal verband aandacht vragen voor dit onderwerp.

Het kaderbesluit EAB is van zeer groot belang voor de praktijk en de justitiële samenwerking binnen de EU. We houden de gevolgen van het bevel van de Poolse nationale aanklager voor de praktijk in Nederland nauwlettend in de gaten.

Het Openbaar Ministerie heeft mij reeds laten weten op de gebruikelijke wijze, conform het kaderbesluit EAB, door te gaan met het laten uitvaardigen van EAB’s via de rechter-commissaris als uitvaardigende justitiële autoriteit.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven