Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2017
Bij brief van 26 januari 2017 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie
verzocht om een reactie op het bericht «Rechter omzeilt het taakstrafverbod». Daarbij
is gevraagd aan te geven welke mogelijkheden er zijn om te voorkomen dat de wet wordt
ondergraven en tevens aan te geven over welke soort delicten en om welke aantallen
het gaat. Hieronder treft u mijn reactie aan.
«Taakstrafverbod»
Op 19 januari 2017 berichtte het Algemeen Dagblad dat rechters steeds vaker het verbod
om alleen een taakstraf op te leggen proberen te omzeilen door bij ernstige delicten
een taakstraf te combineren met één dag celstraf.
Op 3 januari 2012 is artikel 22b Wetboek van Strafrecht in werking getreden (hierna
kortweg aangeduid als het «taakstrafverbod»). Hiermee is het uitgangspunt van de wetgever
bij het invoeren van de taakstraf gecodificeerd, te weten: dat de taakstraf een passende
sanctie is voor lichtere delicten.
Artikel 22b Sr regelt dat geen taakstraf kan worden opgelegd aan plegers van ernstige
zeden- en geweldsmisdrijven en recidivisten aan wie eerder een taakstraf is opgelegd
wegens een soortgelijk misdrijf in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane
delict. Daarvan kan alleen worden afgeweken als de taakstraf tezamen met een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf of een vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.
Soort delicten en aantallen
In het bericht van het Algemeen Dagblad wordt de suggestie gewekt dat in 2016 622
keer het «taakstrafverbod» is omzeild doordat de taakstraf in combinatie met één dag
celstraf is opgelegd. Het Algemeen Dagblad heeft zich in deze berichtgeving gebaseerd
op cijfers die door de Raad voor de rechtspraak zijn verstrekt. Als bijlage bij deze
brief treft u de cijfers aan zoals deze aan de krant zijn verstrekt1. Deze lijst van 622 zaken bevat echter een groot aantal strafbare feiten die niet
onder het «taakstrafverbod» vallen. Dat de rechter een taakstraf met één dag celstraf
oplegt, toont op zichzelf nog niet aan dat de rechter dit verbod heeft willen omzeilen.
Om een goed oordeel te kunnen geven over de praktijk van zowel de vervolging als de
berechting na de invoering van het «taakstrafverbod», is het van belang de feiten
goed op een rij te hebben. Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum
(WODC) is op dit moment bezig met een evaluatie van het «taakstrafverbod». Hierin
wordt de toepassing van het verbod onderzocht. Het onderzoek is naar verwachting medio
2017 klaar. Ik zal het rapport vervolgens met een inhoudelijke reactie naar uw Kamer
sturen.
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok