29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 297 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2016

Tijdens het algemeen overleg strafrechtelijke onderwerpen op 4 november 2015 heeft het lid Recourt (PvdA) bepleit om de duur van de inverzekeringstelling van minderjarige verdachten te beperken tot maximaal drie dagen en om alternatieven te ontwikkelen voor de inverzekeringstelling en het verblijf op het politiebureau. Ik heb tijdens het algemeen overleg toegezegd het pleidooi van het lid Recourt te betrekken bij mijn reactie op het rapport «Een nacht in de cel» van de Kinderombudsman. Deze reactie heb ik op 14 december 2015 aan de Kinderombudsman gezonden. In onderhavige brief geef ik deze reactie weer en ga daarnaast in op de duur van de inverzekeringstelling van minderjarigen. Hiermee doe ik de hierboven genoemde toezegging gestand.

Aanbevelingen Kinderombudsman

Ter verbetering van de huidige praktijk rond de inverzekeringstelling van minderjarigen heeft de Kinderombudsman in zijn rapport «Een nacht in de cel» de volgende aanbevelingen gedaan:

  • 1. Stel een standaard werkwijze vast voor zaken van minderjarigen waarin een inverzekeringstelling wordt overwogen. Maak daar onderdeel van dat op schrift, concreet en gespecificeerd de belangen van de minderjarigen worden afgewogen tegen de belangen binnen het strafrecht. Ook dienen daarbij alternatieven voor de inverzekeringstelling en/of het verblijf gedurende de nacht op het politiebureau worden onderzocht en afgewogen;

  • 2. Ontwikkel waar nodig alternatieven voor in verzekeringstelling en verblijf op een politiebureau (gedurende de nacht);

  • 3. Zorg in samenspraak met de advocatuur voor een verdere uitbreiding van de openingstijden van de piketcentrale en beschikbaarheid van de advocatuur.

Beleidsreactie

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de aanbevelingen van de Kinderombudsman. Hieronder ga ik achtereenvolgens in op de duur van inverzekeringstelling van minderjarigen en de drie aanbevelingen van de Kinderombudsman.

Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna IVRK) bepaalt dat minderjarigen in het strafrecht een aparte rechtspositie hebben. De Nederlandse overheid moet ervoor zorgen dat wetgeving, beleid en praktijk in overeenstemming worden gebracht met de vereisten in het verdrag. Volgens het IRVK kan de opsluiting van minderjarigen alleen toegepast worden als uiterste maatregel. Ik onderschrijf het belang van deze bepaling.

Met mij zijn het OM en de politie van mening dat bij de bejegening van minderjarige verdachten een zorgvuldige behandeling voorop dient te staan, waarbij rekening wordt gehouden met de kwetsbaarheid van minderjarigen. Het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht betekent dat beslissingen en handelingen richting de jeugdige verdachte, waaronder de toepassing van sancties en maatregelen, er op gericht zijn de ontwikkeling van deze jongere te stimuleren, de jongere te heropvoeden, te resocialiseren en te weerhouden van een verdere criminele activiteiten.

Duur inverzekeringstelling

De bijzondere positie van minderjarigen in het jeugdstrafrecht betekent dat ten aanzien van de verdachten die door de politie zijn aangehouden rekening gehouden dient te worden met de leeftijd. Het beleid van politie en OM is er op gericht om bij zaken waarin wordt overgegaan tot inverzekeringstelling, in overweging te nemen of inverzekeringstelling thuis of elders kan worden doorgebracht. Dit is zeker bij verdachten jonger dan 16 jaar aan de orde. Anderzijds kan het onderzoeksbelang er toe leiden dat een jeugdige toch een nacht in een politiecel moet doorbrengen.

Uitgangspunt is dat de verblijfsduur van minderjarigen in politiecellen niet langer moet duren dan strikt noodzakelijk. In de praktijk verblijven minderjarigen zelden langer dan drie dagen op het politiebureau, omdat zij tussentijds worden heengezonden of, na tussenkomst van de rechter-commissaris, in bewaring worden gesteld in een Justitiële jeugdinrichting. In die gevallen dat minderjarigen van ernstige strafbare feiten worden verdacht wil ik echter de mogelijkheid behouden dat het bevel tot inverzekeringstelling bij dringende noodzakelijkheid verlengd kan worden. Hierbij wordt het opsporingsbelang nadrukkelijk meegewogen.

Werkwijze inverzekeringstelling

In het Ketenwerkproces Jeugdstrafrecht zijn in samenspraak met partners uit de jeugdstrafrechtketen afspraken opgenomen over de inverzekeringstelling van minderjarige verdachten. In de praktijk wordt elke minderjarige verdachte binnen de eerste 6 uur na aanhouding gemeld bij de ZSM-tafel, waarbij politie, het OM en de Raad voor de Kinderbescherming zijn betrokken. De inverzekeringstelling verschijnt op de verdachtenmonitor en op deze manier wordt het proces bewaakt. Steeds vindt een zorgvuldige afweging plaats voordat tot een inverzekeringstelling wordt besloten.

Het OM en de politie verkennen met elkaar of behoefte is aan nadere afspraken omtrent het proces van inverzekeringstelling van minderjarige verdachten. Hierbij kan gedacht worden aan eerder overleg tussen de hulpofficier en de officier van justitie aan de hand van gezamenlijke criteria waarbij het belang van de minderjarige verdachte voorop staat. Ook wordt daarbij onderzocht hoe de belangenafweging bij het in verzekering stellen van minderjarigen beter inzichtelijk kan worden gemaakt.

Alternatieven inverzekeringstelling

Alternatieven voor de inverzekeringstelling op het politiebureau zijn overeenkomstig de wet (artikel 493, derde lid, Wetboek van Strafvordering) voorhanden. Deze afweging hangt af van de ernst van het feit, de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. In artikel 493, derde lid, Wetboek van Strafvordering is opgenomen dat tot het ondergaan van inverzekeringstelling elke daartoe geschikte plaats kan worden aangewezen. De inverzekeringstelling zou derhalve onder omstandigheden thuis kunnen plaatsvinden, tenzij het opsporingsbelang zich daartegen verzet.

Het signaal dat van alternatieven voor de inverzekeringstelling onvoldoende gebruik wordt gemaakt, neem ik serieus. Ik ben dan ook met de Kinderombudsman van mening dat hier meer aandacht voor nodig is. Mijn streven is om samen met de politie en het OM de toepassing van alternatieven voor inverzekeringstelling te bevorderen.

Overigens hecht ik eraan mede te delen dat wanneer een minderjarige in verzekering wordt gesteld, die periode zo effectief mogelijk wordt besteed. De minderjarige wordt verhoord, waarna hij/zij zo snel als mogelijk heengezonden wordt, dan wel wordt doorgeplaatst naar de meest geschikte justitiële jeugdinrichting.

Om het verblijf voor minderjarigen in politiecellen te verbeteren heeft de politie medio 2013 intern een aantal maatregelen ingevoerd (Kamerstuk 24 587, nr. 471). Zo wordt onder meer in de bejegening van minderjarigen rekening gehouden met hun leeftijd, verblijven minderjarige arrestanten niet samen met volwassenen in dezelfde cel en worden ze niet tegelijkertijd gelucht. Tevens mag er per kindgerichte cel slechts één minderjarige arrestant worden ingesloten, is er jeugdlectuur beschikbaar voor de minderjarige in de politiecel en krijgt de minderjarige de huisregels van het politiebureau in begrijpelijke taal.

Openingstijden van de piketcentrale

Met betrekking tot de derde aanbeveling van de Kinderombudsman stel ik allereerst vast dat in zijn rapport is vermeld dat de piketcentrale inmiddels is geopend tot 22:00 uur. Vanuit mijn departement is ten tijde van het onderzoek van Kinderombudsman aangegeven dat de tijden van de piketcentrale zouden zijn uitgebreid van 20:00 uur naar 22:00 uur. Deze informatie is onjuist gebleken. Hiervoor heb ik de Kinderombudsman mijn verontschuldigingen aangeboden. Aanbeveling 3 is aldus opgevat dat de Kinderombudsman de aanbeveling doet voor een verdere uitbreiding van de openingstijden van de piketcentrale en de beschikbaarheid van de advocatuur na 20:00 uur.

De piketafdeling van de Raad voor Rechtsbijstand geeft tussen 07.00 en 20.00 uur meldingen vanuit de politie voor consultatiebijstand voorafgaand aan het verhoor en consult na inverzekeringstelling aan advocaten door. De advocaat dient vervolgens binnen twee uur nadat de melding aan de piketcentrale heeft plaatsgevonden, op het politiebureau aanwezig te zijn om de verdachte consultatiebijstand te verlenen. Meldingen van de politie die buiten de periode van 07.00 tot 20.00 uur bij de piketcentrale binnenkomen, worden om 07.00 uur aan de advocaten doorgegeven. Deze werkwijze is in overeenstemming met de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor (Staatscourant 16 maart 2010, nr. 4003).

Een eventuele verruiming van de openingstijden van de piketcentrale zoals de Kinderombudsman voorstelt, staat niet op zichzelf. Ook bij deze verruiming moet de tijd van twee uur, die de advocaat heeft nadat de melding bij de piketcentrale heeft plaatsgevonden om op het politiebureau aanwezig te zijn, in acht genomen worden. Vervolgens moet de advocaat bij aankomst op het politiebureau in de gelegenheid gesteld worden om met zijn cliënt te overleggen alvorens een eventueel verhoor kan plaatsvinden. Dit komt er onder andere op neer dat de politie en het OM ook na de sluiting van de piketcentrale nog beschikbaar moeten zijn. Verder dient in acht genomen te worden dat op grond van artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering tussen 00:00 en 09:00 uur in beginsel geen verhoor door de politie kan plaatsvinden. Een verruiming van de openingstijden van de piketcentrale tot 24:00 uur is alleen daarom al niet mogelijk.

Voor een afweging om de openingstijden van de piketcentrale te verruimen van 20.00 uur naar 22.00 uur is van belang dat mij in de afgelopen periode ook mogelijk hieraan gelieerde knelpunten ten aanzien van meerderjarigen en in ZSM verband hebben bereikt. In de komende periode zal ik daarom samen met de politie, het OM, de advocatuur en de raad voor rechtsbijstand in breder verband bezien hoe deze knelpunten kunnen worden opgelost. Hierbij dient tevens goed bezien te worden of een verruiming van de openingstijden van de piketcentrale wel de aangewezen oplossing is voor de knelpunten of dat de oplossing hiervoor in het treffen van andere maatregelen ligt, hetgeen er op neerkomt dat deze analyse tijd vergt. De door de Kinderombudsman gesignaleerde knelpunten ten aanzien van minderjarigen en zijn aanbeveling op dit gebied zal ik hierbij betrekken.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven