29 271
Algemeen kader herziening Wetboek van Strafvordering

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2006

1. Inleiding

Ten vervolge op de brief van mijn ambtsvoorganger van 9 november 2005 (Kamerstukken II 2005/06 29 271, nr. 3) over de voortgang van de herziening van het Wetboek van Strafvordering geef ik hieronder een overzicht van de meest relevante ontwikkelingen op dit terrein. Het betreft een overzicht van de wetsvoorstellen waarover u vorig jaar werd bericht en een korte aanduiding van de werkzaamheden die voor het komende jaar zijn gepland. Als bijlage is gevoegd een overzicht van onderwerpen op het terrein van de strafvordering, die in het verband van de Europese Unie aan de orde zijn.

2. Voortgang wetsvoorstellen

Ten aanzien van de wetsvoorstellen die in de hiervoor vermelde brief van mijn ambtsvoorganger zijn genoemd is aanzienlijke voortgang geboekt.

– Het wetsvoorstel OM-afdoening is op 4 juli door de Eerste Kamer aanvaard en tot wet verheven: de Wet van 7 juli 2006, Stb. 330 (Kamerstukken 29 849). Hiermee hangt nog een zeer omvangrijk amvb- en uitvoeringstraject samen. De voorbereiding daarvan is in volle gang. Het bestaande Transactiebesluit 1994 zal op den duur worden vervangen door het Besluit OM-afdoening. De inwerkingtreding van de wet is thans voorzien in 2007; noodzakelijke voorwaarde daartoe is het gereedkomen van een geautomatiseerd systeem dat het huidige COMPAS moet vervangen.

– Het wetsvoorstel versterking positie slachtoffers is sinds februari 2006 gereed voor mondelinge behandeling in uw Kamer (kamerstukken 30 143). Ik vertrouw erop dat de Tweede Kamer de behandeling nog kan afronden vóór de Tweede Kamerverkiezingen.

– Het wetsvoorstel stroomlijning hoger beroep (kamerstukken 30 320) is aanhangig bij de Eerste Kamer. De mondelinge behandeling is voorzien op 3 oktober a.s.

– Het wetsvoorstel positie van de deskundige is in concept aan de vaste adviesorganen voorgelegd. De adviezen zijn verwerkt en ik streef ernaar het in oktober 2006 aan de Ministerraad voor te leggen.

– Schadevergoeding voor de toepassing van dwangmiddelen; overeenkomstig de motie Weekers c.s. (kamerstukken 30 164, nr. 19) is dit onderwerp met zeer hoge prioriteit in voorbereiding genomen. Te verwachten is dat toezending van het conceptwetsvoorstel aan de adviesorganen brgin volgend jaar zal plaats vinden.

– Identiteitsvaststelling bij verdachten en veroordeelden: in aansluiting op de pilot identiteitsvaststelling in de strafrechtelijke keten die in september jl. van start is gegaan en de introductie van het biometrisch paspoort is een regeling in voorbereiding genomen die ertoe strekt identificatie van verdachten en veroordeelden – in de strafrechtelijke keten mogelijk te maken aan de hand van vingerafdrukken. Het wetsvoorstel regelt het doel, gebruik en de opslag van deze gegevens. Ik streef ernaar dit conceptwetsvoorstel in de eerste helft van 2007 voor consultatie aan de gebruikelijke adviesinstanties toe te zenden.

– Uitbreiding DNA-onderzoek: bij de totstandkoming van de nota over de toekomstverkenning die in de brief van mijn ambtsvoorganger werd aangekondigd is vertraging opgetreden; ik verwacht nu deze begin 2007 voor consultatie toe te zenden. De voorbereiding van een wetsvoorstel met betrekking tot de mogelijkheid van verwantschapsonderzoek zal naar alle waarschijnlijkheid medio 2007 ter hand worden genomen.

– De herstructurering van het vooronderzoek zal worden verdeeld over verschillende wetsvoorstellen. Eerder is toegezegd aan het onderdeel dat de herpositionering van de rechter-commissaris en het gerechtelijk vooronderzoek omvat, prioriteit te geven. Uitgangspunt daarbij is de versterking van de positie van de rechter-commissaris, zij het dat niet gestreefd wordt naar terugkeer naar een eerdere situatie, waarin deze invloed had op de totstandkoming van de vervolgingsbeslissing en leider was van het gerechtelijk vooronderzoek. Aan de bestaande positie van de officier van justitie als leider van het vooronderzoek wordt niet getornd; wel is er reden om met het oog op de functie van het vooronderzoek als voorbereiding en fundament van het eindonderzoek de invloed van de rechter-commissaris te versterken. Daarbij gaat het niet primair om een uitbreiding van diens bevoegdheden, maar om de versterking van het feitelijk functioneren en de uitvoering van de bestaande taak door deze duidelijker te omschrijven en in een nieuwe systematiek te plaatsen. De Raad voor de rechtspraak heeft in dit verband reeds de wens tot versterking van het rechter-commissariaat te kennen gegeven in zijn notitie «In het belang van een goede strafrechtspraak». Bij de bespreking van het verbeterprogramma van politie, openbaar ministerie en NFI in uw Kamer in de verschillende AO’s heeft een aantal woordvoerders de wens uitgesproken om te komen tot een prominentere rol van de rechter-commissaris in het vooronderzoek. In dit verband werd evenwel benadrukt dat het ging om intensievere betrokkenheid van de rechter-commissaris opdat deze zijn bestaande wettelijke taken beter kon uitoefenen. Het betreft in het bijzonder de beoordeling van vorderingen van het openbaar ministerie tot de toepassing van ingrijpende onderzoekshandelingen en bijzondere opsporingsbevoegdheden, het uitvoeren van onderzoekshandelingen op verzoek van de verdediging in het kader van de mini-instructie en het horen van bijzondere getuigen op verzoek van het openbaar ministerie: bedreigde getuigen, getuigen die vanwege gezondheidsredenen niet op de terechtzitting willen/kunnen verschijnen, kwetsbare getuigen als minderjarigen of slachtoffers van zedendelicten. Opdracht tot verhoor van deze getuigen kan ook worden gegeven door de rechtbank of het hof. Naar aanleiding van de hierboven genoemde notitie van de Raad voor de rechtspraak heeft mijn ambtsvoorganger de Raad bericht dat de wens tot versterking van het rechter-commissariaat wordt onderschreven. Hierbij is aan de Raad voorgesteld om thans parallel aan het wetgevingstraject te bezien welke maatregelen op korte termijn binnen het bestaande wettelijk kader kunnen worden getroffen met het oog op kwalitatieve en kwantitatieve versterking. Voor zover daarbij bijzondere knelpunten blijken kan dit leiden tot het formuleren van wensen die in het conceptwetsvoorstel kunnen worden vervuld.

3. Nieuwe onderwerpen

In het komende jaar zal voorshands de meeste aandacht uitgaan naar en capaciteit worden ingezet voor de wetsvoorstellen in het kader van de herstructurering van het vooronderzoek.

Ter uitvoering van het verbeterprogramma van politie, openbaar ministerie en NFI is voorts beleid vastgesteld ten aanzien van de audio- en videoregistratie van het politieverhoor, terwijl voorts een Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (onder leiding van prof. mr. Y. Buruma) is ingesteld die het College van procureurs-generaal adviseert over het voordragen van afgesloten strafzaken voor herziening. Op de langere termijn zal op basis van de opgedane ervaringen moeten worden bezien of wettelijke regeling van het gebruik van geluids- en beeldbanden in het strafproces nodig is, mede gelet op de wensen van uw Kamer met betrekking tot het onderzoek naar de mogelijkheden voor de aanwezigheid van de advocaat bij het politieverhoor. Over de wijze van uitvoering van de moties die op 12 april 2006 over deze onderwerpen zijn ingediend (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 VI, nrs. 135 en 138) heb ik u bij brief van 25 augustus 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 VI, nr. 178) ingelicht.

Ten slotte zal mede op basis van de rapportage van de Evaluatiecommissie afgesloten strafzaken worden bezien of de regeling van het buitengewone rechtsmiddel van herziening aanpassing behoeft, zoals is aangekondigd in mijn brief van 7 februari 2006, waarbij het rapport over het functioneren van de Criminal Cases Review Commission in het Verenigd Koninkrijk van prof. dr. C. Brants werd aangeboden (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 VI, nr. 114).

4. Europese ontwikkelingen

De Europese Commissie heeft zich in het kader van de uitwerking van het Haags Programma ter versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie (2004) op het standpunt gesteld dat de vaststelling van strafvorderlijke minimumregels wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie zal vergemakkelijken. Blijkens het (concept)regeringsstandpunt over het Groenboek inzake het vermoeden van onschuld (Kamerstukken II 2005/06, 22 112, nr. 455) staat de Nederlandse regering positief ten opzichte van aandacht in de EU voor de fundamentele rechten in het strafproces. Wel zijn kanttekeningen gemaakt met betrekking tot de rechtsgrond, de subsidiariteit en de verhouding tot het EVRM. Het Verdrag inzake de Europese Unie (VEU) bevat immers geen rechtsreekse grondslag voor harmonisatie op het terrein van het strafprocesrecht; instelling van minimum-normen kan aan de orde komen indien dat ter verbetering van de strafrechtelijke samenwerking noodzakelijk zou zijn. In het bestaan van afwijkende strafprocessuele systemen in de lidstaten behoeft als zodanig op grond van het VEU geen wijziging te worden gebracht voor zover de strafrechtelijke samenwerking daardoor niet wordt bemoeilijkt. Kaderbesluiten die noodzakelijk zijn voor de verbetering van de strafrechtelijke samenwerking moeten voorts worden getoetst aan het subsidiariteitsbeginsel.

Als bijlage bij deze brief is een korte samenvatting opgenomen van strafvorderlijke ontwikkelingen die in EU-verband zijn ingezet. Over de inhoud en voortgang van de desbetreffende Kaderbesluiten en Groenboeken wordt u door middel van de toezending van de BNC-fiches (Kamerstukken II, 22 112) en de geannoteerde agenda en verslagen van de JBZ-vergaderingen (Kamerstukken II, 23 490) op de hoogte gehouden.

Ik hoop u met het bovenstaande een adequaat overzicht te hebben verschaft van de relevante ontwikkelingen op dit terrein.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

BIJLAGE I

EU-ontwikkelingen

In procedure zijn:

– Het Kaderbesluit Europees Bewijsverkrijgingsbevel heeft nu nog een relatief beperkte betekenis, omdat het gaat om bestaand bewijs dat nauwkeurig moet worden aangeduid voordat een bevel in een ander land kan worden uitgevoerd. Implementatie vergt aanvulling van het Wetboek van Strafvordering in de afdeling wederzijdse erkenning; de inmiddels geïmplementeerde bepalingen van het Kaderbesluit bevriezing ten behoeve van confiscatie zullen daar weer voor een deel in opgaan. Vaststelling van het Kaderbesluit wordt voor het eind van dit jaar voorzien.

– Het Kaderbesluit procedurele rechten van verdachten had volgens de oproep in het Haags Programma in 2005 moeten worden afgerond. Het betreft regels betreffende de toegang tot rechtsbijstand, tolken en consulaire bijstand voor vreemdelingen en bejegening van (kwetsbare/jeugdige) getuigen. De onderhandelingen zijn nog niet afgerond. Gaandeweg is de reikwijdte van het concept-Kaderbesluit beperkt. Uit de definitieve tekst zal moeten blijken of implementatie in het Wetboek van Strafvordering nodig is.

Uitgebracht is:

– het Groenboek over het vermoeden van de onschuld in april 2006. De voorgenomen reactie van de Nederlandse regering is bij brief van 26 juli 2006 aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer toegezonden (Kamerstukken II 2005/06, 22 112, nr. 455) en bij brief van 28 september 2006 (5444437/06/6) aan de Europese Commissie;

– het concept-Kaderbesluit dd 29 augustus 2006 (2006/0158 (CNS)) over de tenuitvoerlegging van een Europese toezichtsmaatregel in het vooronderzoek in lidstaten van de Europese Unie (als resultaat van een eerder Groenboek over alternatieven voor de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis).

Aangekondigd zijn:

– een Groenboek over minimumregels met betrekking tot bewijsvergaring (2006). Het gaat daarbij om voorstellen voor het vergaren en inzage van bewijs, toelaatbaarheid en uitsluiting van bewijs.

– een Groenboek over verstekvonnissen (2006). Binnen de Unie bestaan grote verschillen tussen de landen die geen verstekvonnissen kennen (o.a. het Verenigd Koninkrijk) en landen die ze wel kennen.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven