29 271
Algemeen kader herziening Wetboek van Strafvordering

nr. 4
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld d.d. 21 maart 2006

Binnen de vaste commissie voor Justitie1 hebben enkele fracties de behoefte de minister van Justitie over de brief inzake de voortgang van de herziening van het Wetboek van Strafvordering (29 271, nr. 3) enkele nadere vragen en opmerkingen voor te leggen. Bij brief van 20 maart 2006 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Bemmel

Inhoud

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

– Inleiding

– Nieuwe onderwerpen

II Reactie van de minister

– Inleiding

– Nieuwe onderwerpen

I VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voortgangsbericht. Zij kunnen zich op hoofdlijnen vinden in de geschetste voornemens en de prioritering daarvan. Zij zijn in het bijzonder verheugd dat de minister van zins is ook wetgevende aandacht te besteden aan het onderwerp schadevergoeding wegens de toepassing van dwangmiddelen, mede in het licht van denaar de mening van deze leden verstrekkendevoorstellen tot verruiming van de bevoegdheden inzake opsporing en vervolging van terroristische misdrijven. Inhoudelijke opvattingen over de in het voortgangsbericht aangestipte onderwerpen reserveren zij voor de behandeling van de desbetreffende voorstellen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voortgangsbericht van de herziening van het Wetboek van Strafvordering. Zij hechten aan een voortvarende aanpak van de knelpunten in de strafvordering omdat dit bijdraagt aan een effectieve aanpak van de criminaliteit. Zij vragen de minister daarom een inschatting te maken van de afrondingsdatum van de verschillende nog lopende projecten.

De leden van de GroenLinks-fractie danken de minister voor zijn brief, waarin hij de voortgang schetst op het terrein van de herziening van het Wetboek van Strafvordering. Deze leden hebben in het debat rondom de Schiedamse parkmoord onder meer ervoor gepleit om de rol van de advocatuur in politieverhoren en de rol van de rechter-commissaris aanmerkelijk te versterken. Voor de beoordeling van dit voortgangsbericht voelen deze leden de behoefte aan een nadere uiteenzetting over de mogelijke consequenties die de aanbevelingen van de Commissie-Postumus en de door het kabinet gegeven interpretatie van de aanbevelingen voor de herzieningsoperatie van het Wetboek van Strafvordering hebben.

Nieuwe onderwerpen

De leden van de VVD-fractie realiseren zich met de minister dat dwangmiddelen worden ingezet tegen naar later blijkt onschuldige mensen. Ook los van de ontwikkelingen rond de terrorismebestrijding is het wenselijk een regeling in het leven te roepen die dergelijke mensen in de gelegenheid stelt om op efficiënte wijze een vordering tot schadevergoeding aanhangig te maken. Zij waarderen daarom die prioriteit die de minister aan dit onderwerp geeft. Zij vragen of de minister denkt aan een regeling vergelijkbaar met de voeging in strafzaken. Is de minister voornemens een onderscheid te gaan maken tussen gevallen waarbij het Openbaar Ministerie en/of de politie onrechtmatig heeft gehandeld door misbruik te maken van bevoegdheden en gevallen waarbij dit niet zo is? Is voor de aanstaande regeling nog relevant of de vordering al dan niet complex is? Voorts kijken de leden van de VVD-fractie met belangstelling uit naar de nota over uitbreiding van het DNA-onderzoek. Zij wijzen de minister ook op het debat in de Kamer bij de begrotingsbehandeling van Justitie waarin onder andere deze leden hebben aangegeven een verdere verruiming toe te juichen. Zal de minister in de nota ook ingaan op de uitbreidingsrichting zoals voorgestaan door deze leden?

II REACTIE VAN DE MINISTER

Graag spreek ik mijn dank voor de grotendeels instemmende reacties op het voortgangsbericht van de leden van de aan het woord zijnde fracties. Het doet mij genoegen dat de voorgelegde planning en prioriteitstelling op brede steun in Uw Kamer kan rekenen. In het navolgende ga ik graag op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen in.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie geven te kennen dat zij een regeling van schadevergoeding wegens de toepassing van dwangmiddelen met belangstelling tegemoet zien. Het betreft hier een complex onderwerp op het snijvlak van administratief en privaatrecht (het leerstuk van vergoeding voor de rechtmatige overheidsdaad en de aansprakelijk van de Staat voor het optreden van politieambtenaren) en het strafrecht op het punt van de normering van toegepaste bevoegdheden. In het antwoord op hierna gestelde vragen van de leden van de VVD-fractie ga ik hierop verder in.

De leden van de VVD-fractie hechten aan een voortvarende aanpak van de herziening van het Wetboek van Strafvordering, vooral in het licht van een effectieve bestrijding van de criminaliteit. Zij vragen om een schatting te maken van de duur van de verschillende projecten. Ik stel voorop dat de aanvang van de herziening van het wetboek in de eerste plaats voortvloeit uit de doordenking van de grondslagen van de strafvordering. De resultaten daarvan zijn neergeslagen in het onderzoeksproject Strafvordering 2001 onder leiding van de hoogleraren Groenhuijsen en Knigge. In het Algemeen kader herziening strafvordering (Kamerstukken II, 2003/04, 29 271, nr. 1) heb ik aangegeven dat de herziening niet alleen in het teken zal staan van effectieve bestrijding van de criminaliteit, maar ook rekening zal houden met het belang van een behoorlijke rechtspleging, waarin de bevoegdheden van de overheid duidelijk zijn omschreven en de verantwoordelijkheid van de burger in zijn verschillende hoedanigheden als verdachte, slachtoffer, getuige of derde-belanghebbende wordt afgebakend. Een ander belang dat met de herziening wordt gediend is het verschaffen van duidelijkheid aan de burger over de loop van het strafgeding en het verschaffen van een inzichtelijk instrumentarium aan de degenen die belast zijn met de praktijk van de strafrechtspleging.

Ik releveer allereerst nog de actuele stand van zaken ten aanzien van de reeds in behandeling zijnde wetsvoorstellen:

– Het wetsvoorstel OM-afdoening is in juni door de Tweede Kamer aanvaard (kamerstukken 29 849). Het voorstel wordt thans behandeld door de Eerste Kamer; de afronding van deze behandeling wordt nog voor het zomerreces tegemoet gezien. Daarna volgt een voor een deel reeds in gang gezet omvangrijk amvb- en uitvoeringstraject. Bij de datum van inwerkingtreding zal rekening moeten worden gehouden met de verwerkingscapaciteit van de geautomatiseerde systemen het OM en het CJIB. Thans is de inwerkingtreding voorzien op 1 februari 2007;

– Het wetsvoorstel versterking positie slachtoffers (kamerstukken 30 143) is gereed voor mondelinge behandeling in uw Kamer; inwerkingtreding is beoogd op 1 januari 2007.

– Het wetsvoorstel stroomlijning hoger beroep (kamerstukken 30 320) is eveneens gereed voor mondelinge behandeling in uw Kamer.

Het aangekondigde wetsvoorstel over de positie van de deskundige is inmiddels in concept gereed en zal op korte termijn /is voor consultatie toegezonden aan de vaste adviesinstanties. Ik streef ernaar een wetsvoorstel voor de zomer aan de Ministerraad te zenden met het oog op advisering door de Raad van State. Het zal dan na de zomer gereed zijn voor indiening bij uw Kamer.

De werkzaamheden aan de herstructurering van het vooronderzoek zullen, zoals aangekondigd, zeker nog twee tot drie jaar in beslag nemen en waarschijnlijk in een volgende kabinetsperiode worden ingediend. Het gaat om en groot project waarin allereerst een hernieuwde afweging en afbakening van de belangen van de verschillende procesdeelnemers en het belang van het onderzoek en de waarheidsvinding moet worden gemaakt. Primaire aandacht gaat daarbij uit naar de positie van de rechter-commissaris. Daarna zullen de verschillende onderzoekshandelingen opnieuw moeten worden gerangschikt en in de nieuwe systematiek worden ingepast en waar nodig herschreven. Het zal naar mijn verwachting waarschijnlijk vier tot zes wetsvoorstellen betreffen. Over een eerste voorstel voor verdere verdeling en aanpak zal nog voor de zomer een expertmeeting worden belegd. Van het resultaat daarvan zal ik in het volgende voortgangsbericht verslag doen.

De leden van de GroenLinks-fractie zien in de reactie van het Kabinet op de aanbevelingen van de Commissie Posthumus aanleiding voor de vraag of daaraan gevolgen worden verbonden voor de herzieningsoperatie van het Wetboek van Strafvordering. In het debat met uw Kamer is toegezegd dat prioriteit wordt gegeven aan het wetsvoorstel over de positie van de deskundige in het kader van Strafvordering 2001. Daaraan is, zoals hiervoor vermeld, gevolg gegeven. In de tweede plaats heb ik toegezegd opdracht te geven voor een opdracht over het functioneren van de Criminal Cases Review Commission en een standpunt in te nemen over de instelling van een vergelijkbare Commissie in Nederland. Bij brief van 7 februari 2006 heb ik u dit rapport van prof. mr. C. Brants aangeboden met een voorlopig standpunt terzake. Ik geef er de voorkeur aan na de instelling van de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken waarover ik u zeer onlangs berichtte (PM datum uitgaande brief) eind 2007 de ervaringen van de Commissie te bezien in verband met de beoordeling van de wenselijkheid van aanpassing van de regeling van de herziening in het Wetboek.

Ten aanzien van de herstructurering van het vooronderzoek en de positie van de rechter-commissaris merk ik op dat de voor een deel gewijzigde opvattingen van uw Kamer over de positie van de rechter-commissaris bij de voorbereiding van de verschillende wetsvoorstellen betrokken zal worden. Datzelfde geldt voor de positie van de raadsman bij het politieverhoor bij de uitwerking van de bestaande voorstellen tot het toekennen van een consultatierecht aan de verdachte voorafgaand aan zijn politieverhoor.

Nieuwe onderwerpen

Ik dank de leden van de VVD-fractie voor de waardering die deze leden uitspreken voor de prioriteit die ik aan het onderwerp schadevergoeding voor de toepassing van dwangmiddelen heb toegekend. Over de inhoud daarvan kan ik deze leden meedelen dat dit waarschijnlijk voor een belangrijk deel zal worden gebaseerd op het uiterst gedegen werk van mr. N.J.M. Kwakman die over dit onderwerp een dissertatie schreef (Schadecompensatie in het strafprocesrecht, Groningen 2003) en in aansluiting daarop ook het desbetreffende onderdeel uit het onderzoeksproject Strafvordering 2001 voor zijn rekening nam (deel IV Schadevergoeding in het strafprocesrecht, blz. 513–600). Dat betekent dat er aanleiding is voor het opnemen van een algemene schadevergoedingsregeling in het Wetboek, waarvan het uitgangspunt is dat de overheid ervoor dient te waken dat burgers niet onnodig worden belast met schadeveroorzakend overheidsoptreden. De vraag of er sprake is van rechtmatig overheidsoptreden of onrechtmatige overheidsdaad zal vooral bij de beoordeling van de vergoedingsgrondslag aan de orde komen.

Met betrekking tot de eerder toegezegde nota over de toekomst van het DNA-onderzoek, waar deze leden met belangstelling naar uitzien, kan ik meedelen dat daarin ook zeker aandacht zal uitgaan naar de door deze leden geuite wensen tot uitbreiding van de toepassing van dit onderzoek.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GL), Rouvoet (CU), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Visser (VVD), Azough (GL), Van Egerschot (VVD), Meijer (PvdA) en Vacature (SP).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Lambrechts (D66), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van Schijndel (VVD), Karimi (GL), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).

Naar boven