Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2016
Met deze brief reageer ik op het verzoek uit de Regeling van werkzaamheden van vandaag
(Handelingen II 2015/17, nr. 4, Regeling van Werkzaamheden) om te reageren op het
bericht in het Algemeen Dagblad (AD) van afgelopen zaterdag. Te lezen valt dat een
kwart van de taakstraffen mislukt en dat vervangende celstraffen niet altijd zouden
worden uitgevoerd. Ik zal ook ingaan op de reactie van het Openbaar Ministerie en
op de uitspraken van de directeur van Reclassering Nederland in een uitzending van
Nieuwsuur.
Het is correct dat circa 75 procent van de in 2015 bij de reclassering uitgestroomde
taakstraffen is afgerond, zoals het AD stelt. Bij de overige 25 procent is de taakstraf
nog niet afgerond. Dit wil echter niet zeggen dat 25 procent van de veroordeelden
de hun opgelegde straf ontloopt.
Uit cijfers van zowel het Openbaar Ministerie als mijn departement blijkt dat van
de ruim 30.000 taakstraffen die in Nederland worden opgelegd, circa 93 procent binnen
24 maanden na oplegging wordt geëxecuteerd. Dat betekent dat de taakstraf wordt voltooid
of is omgezet in een vervangende hechtenis. Dit percentage wijkt af van de in het
AD genoemde cijfers. Het AD schaart ten onrechte de lopende taakstraffen én de voltooide
vervangende celstraffen onder de mislukte taakstraffen, terwijl deze taakstraffen
alsnog worden afgerond of betrokkene wel degelijk een straf heeft ondergaan, maar
dan een vervangende celstraf.
De reclassering kan beslissen een taakstraf retour te sturen aan het OM wanneer een
taakgestrafte niet reageert op een oproep of zich niet aan de regels houdt. Als deze
wordt omgezet in een vervangende celstraf geldt als uitgangspunt dat de executie van
deze celstraf zo spoedig mogelijk geschiedt. Dit kan relatief snel, omdat in het merendeel
van de gevallen al door de rechter is bepaald dat een omzetting volgt op het moment
dat de gestrafte zich niet aan de regels houdt. Vervolgens wordt een arrestatiebevel
uitgevaardigd zodat de politie tot aanhouding van de veroordeeld kan overgaan.
Op dit moment is sprake van een aantal nog openstaande vervangende celstraffen. De
komende periode wil ik benutten om deze groep taakgestraften te analyseren om de aard
en omvang van deze doelgroep inzichtelijk te maken en op grond hiervan te bepalen
of specifieke interventies nodig zijn.
Van de slechts 7 procent van de opgelegde taakstraffen die nog niet zijn uitgevoerd
is, zoals het Openbaar Ministerie ook heeft bericht, bekend dat een gedeelte vastzit
vanwege een ander strafbaar feit of dat de strafoplegging nog niet onherroepelijk
is. De rest staat gesignaleerd en wordt actief gezocht, maar is (nog) niet gevonden.
Op basis van het aantal afgeronde taakstraffen concludeer ik dat taakgestraften niet
zomaar hun straf kunnen ontlopen, en dat ten minste 93 procent van de taakgestraften
een straf ondergaat conform vonnis.
Tot besluit wil ik graag aandacht besteden aan de uitspraken van de directeur van
Reclassering Nederland over het grensoverschrijdende gedrag van taakgestraften richting
reclasseringswerkers. Hier kan ik kort over zijn. Dergelijk gedrag is onacceptabel.
Ik vind dat de directeur van Reclassering Nederland zich hierover helder heeft uitgelaten
in de uitzending van Nieuwsuur van afgelopen zaterdag. Benadrukt werd dat reclasseringswerk
een moeilijk vak is en dat er gewerkt wordt met een complexe doelgroep, maar dat dit
niet betekent dat intimidatie, bedreiging of fysiek geweld wordt getolereerd. Het
is dan ook goed dat de reclasseringsorganisaties zich beschermen tegen wangedrag van
taakgestraften door hun personeel op te leiden om met agressieve cliënten om te gaan
en grenzen aan te geven, en daarnaast te stimuleren om agressief gedrag te melden
en daarvan aangifte te doen.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff