Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 29270 nr. 104 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 29270 nr. 104 |
Vastgesteld 21 juli 2015
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 27 mei 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie over reclassering.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Ypma
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts
Voorzitter: Van Oosten
Griffier: Hessing-Puts
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Helder, Keijzer, Kooiman, Van Oosten en Rebel,
en Staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 14:00 uur.
De voorzitter: Ik heet de Staatssecretaris en de collega's welkom. Dit AO is gepland van 14.00 uur tot 17.00 uur. Als voorzitter zie ik het als mijn taak de eindtijd scherp te bewaken. Er is een spreektijd van vijf minuten per fractie afgesproken. Ik stel voor het aantal interrupties te beperken tot twee met twee vervolgvragen, voor zover daartoe een wens bestaat.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Voor dit algemeen overleg staan verschillende onderzoeken en rapporten over de isd-maatregel op de agenda. Voor de eventuele kijkers thuis: «isd» staat voor «inrichting voor stelselmatige daders». Uit een van de onderzoeken blijkt dat nagenoeg alle bij isd betrokken professionals aangeven dat de verlenging van de isd-maatregel een meerwaarde heeft bij het oplossen van de problematiek van veelplegers. Een van de conclusies van een ander onderzoek is dat voor stelselmatige daders de isd-maatregel effectiever is in het reduceren van criminaliteit en recidive dan de standaard korte vrijheidsstraffen.
Het is geen geheim dat mijn fractie altijd voorstander is geweest van de isd-maatregel. Op diverse werkbezoeken heb ik er alleen maar lof over gehoord van de mensen die ermee te maken hebben. Een afdelingshoofd, dus niet de minste, zei bijvoorbeeld: kregen we deze veelplegers maar eerder hier, dan was er veel meer mogelijk geweest. Uit verschillende onderzoeken komt duidelijk naar voren dat de isd-maatregel een succes is. Hoe denkt de Staatssecretaris over het opleggen van deze maatregel aan jeugdigen vanaf 12 jaar? Dit is nu niet mogelijk op grond van artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht.
Het is mooi dat uit onderzoek blijkt dat een verlenging van de maatregel met één jaar of met slechts één jaar – het is maar hoe je het bekijkt – al gunstig uitpakt. De Staatssecretaris geeft in zijn brief aan dat in de eerste helft van dit jaar informatie naar de Kamer wordt gestuurd over de mogelijkheid van een verlenging van de isd-maatregel. Op dit moment mag die maximaal twee jaar duren. Wanneer komt deze informatie naar de Kamer? De eerste helft van dit jaar is al bijna verstreken en het zomerreces staat bijna voor de deur.
Voormalig Staatssecretaris Teeven heeft enige tijd geleden aangegeven dat rechters de isd-maatregel nauwelijks opleggen, omdat ze deze te zwaar vinden. Hierover maakt mijn fractie zich zorgen. Ik heb net aangehaald dat de maatregel succesvol is. Hoe kan het dan dat in 2013 slechts zeven jongeren deze maatregel opgelegd hebben gekregen, terwijl het aantal actieve veelplegers juist in deze groep zeer groot is? In een brief van de Staatssecretaris staat niet voor niets dat in 2009 door het incapacitatie-effect – in gewoon Nederlands: ze zijn opgesloten – in de periode dat een actieve veelpleger was opgesloten naar schatting gemiddeld 5,4 strafzaken en 8,6 strafbare feiten per persoon zijn voorkomen.
Het is tijd voor actie, zelfs de hoogste tijd. Welke maatregelen neemt de Staatssecretaris om de verkeerde beeldvorming, zoals de voormalige Staatssecretaris het noemde, bij rechters te veranderen, zodat ze deze maatregel vaker opleggen in de daarvoor geschikte gevallen? Ik heb gelezen dat de Staatssecretaris meent dat een aangepaste richtlijn de beeldvorming zal veranderen. Mijn fractie vindt dat hij dit beter moet onderbouwen en deelt vooralsnog dat standpunt niet. Het advies van mijn fractie is dat de rechters eens persoonlijk moeten gaan kijken bij de isd-inrichtingen, bijvoorbeeld bij de penitentiaire inrichting in Vught. Naar mijn mening verandert de verkeerde beeldvorming wel degelijk als rechters praten met de professionals op de werkvloer. Het gevolg kan dan zijn dat de maatregel vaker wordt opgelegd.
Het is bekend dat mijn fractie de taakstraf als hoofdstraf wil afschaffen. Als bijkomende straf is een taakstraf echter prima. De taakgestraften kunnen hun taakstraf dan groepsgewijs uitvoeren. We kunnen het een chain gang noemen. Als voorbeeld noem ik graag een project in Rotterdam-Zuid dat onlangs is gestart. Hierbij voeren jongeren tussen de 12 en 18 jaar hun taakstraf uit voor de ogen van hun buurtgenoten of populair gezegd: ze prikken papier in de eigen wijk. Dat is bedoeld als een vernederende ervaring. Dit zijn niet mijn woorden, maar ik lees ze op dit punt wel graag. Een en ander zou een afschrikwekkend effect hebben. Hoe denkt de Staatssecretaris hierover? Als hij hier positief over denkt, is hij dan bereid het project landelijk in te voeren? Afsluitend merk ik op dat het project verdacht veel lijkt op wat mijn partij in het laatste verkiezingsprogramma heeft staan. Het is altijd leuk en goed om te constateren dat oplossingen die mijn fractie voorstaat, zij het lokaal en zij het wat later, toch uitgevoerd kunnen worden.
Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. De Staatssecretaris geeft in zijn brief van 30 maart jl. aan dat jaarlijks ongeveer 32.000 ex-gedetineerden en 200 voormalig tbs-gestelden terugkeren in de samenleving. De CDA-fractie wil in eerste instantie een compliment geven aan de vrienden, familie en werkgevers, die deze mensen weer ontvangen en proberen mee te werken aan hun terugkeer in de samenleving, maar uiteraard ook aan de medewerkers van de reclassering, het Openbaar Ministerie (OM), de gevangenissen en tbs-klinieken en de maatschappelijke organisaties, die goed werk doen. We hebben de afgelopen jaren ook een aantal gevallen gezien waarin de terugkeer leidde tot grote spanningen. De CDA-fractie is dan ook erg blij met de afspraken die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, het Leger des Heils, het OM, de Stichting Verslavingsreclassering GGZ en Reclassering Nederland gemaakt hebben om die terugkeer goed te laten verlopen. Een compliment daarvoor.
We hebben een aantal vragen over de uitwerking. Er wordt aangegeven dat het OM de burgemeester raadpleegt bij terugkeer naar een woning die zich in de directe omgeving van het slachtoffer of de nabestaanden bevindt. Dit ligt vooral in de rede bij zeden- en geweldsdelicten waarbij de impact op het slachtoffer groot was en is. Het OM kan de burgemeester dan verzoeken om informatie over het slachtoffer. Een en ander kan ertoe leiden dat de betrokken delinquent niet kan terugkeren naar zijn eigen woning. De gemeente spant zich dan in om huisvesting elders mogelijk te maken. Wat gebeurt er bij een verschil van mening hierover? Uit de overeenkomst lijkt opgemaakt te kunnen worden dat de informatie van de burgemeester en de wens van het slachtoffer of de nabestaanden niet altijd doorslaggevend zijn. Klopt dit en zo ja, in welke gevallen is dit aan de orde? Hoe wenselijk is het dat het OM de ruimte heeft om in een dergelijk geval tot plaatsing in de desbetreffende woning, dus dichtbij slachtoffer of nabestaanden, te besluiten? Zorgt zo'n beslissing juist niet voor extra olie op het vuur? We horen ook graag wat de rol van het OM is. Uit de genoemde werkafspraken blijkt dat het OM de burgemeester raadpleegt. Heeft het OM eigenstandig de verantwoordelijkheid om contact te onderhouden met het slachtoffer, bijvoorbeeld via het Informatiepunt Detentieverloop, zodat men contact kan opnemen met het slachtoffer of de nabestaanden wanneer het eind van de straf in zicht komt? Juist door in een vroeg stadium hierover in gesprek te gaan, kan men voorkomen dat er een conflict ontstaat. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?
De reclasseringsorganisaties hebben de vaste Kamercommissie geschreven: «Gezien de aanhoudende druk op het werk zien de drie reclasseringsorganisaties zich genoodzaakt om het personeel na een flinke periode van bovenmatige inzet, in bescherming te nemen en tevens te waken over de kwaliteit van het uit te voeren werk. Er is daarom een vorm van wachtrijbeheer in voorbereiding». Dat is natuurlijk een heel mooi woord voor wachtlijst. «De consequentie daarvan is dat zaken geprioriteerd zullen gaan worden en dat de niet-geprioriteerde toezichten niet tijdig kunnen worden opgepakt.» Wat betekent dit voor het lik-op-stukbeleid? Inmiddels liggen er ongeveer 60 dagen tussen het opleggen van een werkstraf en het eerste gesprek daarover. Volgens mij is dit zelfs naar meer dan 80 dagen gestegen. Deze signalen zijn niet nieuw. De CDA-fractie heeft dit punt al ingebracht bij de laatste begrotingsbehandeling. Het invullen van financiële afspraken door de reclassering begint dit jaar concreet zijn tol te eisen. Kan de Staatssecretaris voorbeelden geven? Wanneer is er bijvoorbeeld sprake van een geprioriteerde vorm van toezicht en wanneer niet? Kan hij inzicht geven in de aantallen hiervan? Kan hij ingaan op het punt dat het de reclasseringswerker aan tijd ontbreekt om een bijdrage te leveren aan de doorontwikkeling van nieuw beleid? Is hij voornemens de reclasseringsorganisaties in 2016 financieel meer lucht te geven? Het CDA heeft daarvoor voorstellen gedaan. Misschien is de bereidheid hiertoe nu ook bij het kabinet aanwezig.
Op initiatief van de SP en het CDA vond vorige week in de Kamer een hoorzitting plaats over de problematiek en de toename van het aantal verwarde personen. De verslavingsreclassering gaf aan dat het aantal verwarde personen binnen het strafrecht toeneemt. Men wees erop dat het strafrecht geen goede oplossing biedt, omdat er te weinig opties zijn om bij lichte vergrijpen over te gaan tot het geleiden naar reguliere ggz-zorg. Bovendien deed men twee aanbevelingen. Er moet een aansluiting komen tussen de zorg en ZSM-tafels (Zo Spoedig, Slim, Simpel, Selectief en Samen Mogelijk), bijvoorbeeld in de vorm van opvang van verwarde personen naar Haags model. Er moeten bovendien voldoende plaatsen beschikbaar komen in woonbegeleidingsprojecten. Dat is nu namelijk niet het geval en is een effect van bezuinigen op de zorg zonder na te denken over de consequenties van de uitvoering daarvan. Dit bleek glashelder uit het laatste rapport van de Algemene Rekenkamer. Dat is toch een extra motivatie om hierin daadwerkelijk te bewegen, en niet alleen maar een onderzoek verrichten. De problematiek is immers helder.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Toen ik dit debat aan het voorbereiden was, dacht ik: hoe kan het toch zijn dat een VVD die altijd zei dat er niet op veiligheid bezuinigd moet worden, dat uiteindelijk toch doet? Ik mis mijn partner in crime, of beter gezegd mijn partner tegen crime, de Partij van de Arbeid, die staat voor het bestrijden van de recidive. Waarom maakt de Staatssecretaris de weloverwogen keuze om wachtlijsten bij de reclassering te laten ontstaan? Mevrouw Keijzer gaf het ook al aan. De reclassering geeft in haar brief aan dat ze een boete krijgt als het aantal werkstraffen dat doorlopen moet worden, niet wordt gehaald. Ze is hierdoor genoodzaakt om de adviezen minder grondig te onderbouwen. Dat heeft natuurlijk consequenties, bijvoorbeeld ter rechtszitting. Ook het toezicht wordt minder grondig uitgevoerd en mogelijk moet ze gaan werken met wachtrijbeheer, wat inderdaad een verkapt woord voor wachtlijsten is. Dit moet gewoon een grapje zijn. Ik krijg graag tekst en uitleg van de Staatssecretaris hierover. Ik kan me niet voorstellen dat hij wil dat boeven een paar maanden moeten wachten op goed toezicht. Ik hoor graag hoe hij denkt een wachtlijst op toezichttaken te voorkomen.
De bezuinigingen treffen niet alleen de reclassering. Ook het OM heeft te lijden onder de bezuinigingsdrift van het kabinet. De inspectie constateert bij de reclassering in Limburg dat het OM erg achterloopt met de administratie en de verwerking van zaken. Wat doet de Staatssecretaris om dit forse probleem op te lossen?
Bij de isd-maatregel, waarover collega Helder al gesproken heeft, krijgen de daders niet alleen straf in de vorm van een detentie van twee jaar, maar ook behandeling. Aan dit laatste schort het vaak. Ook de rechters hebben de opmerking gemaakt dat de behandeling vaak onvoldoende aansluit. Naar ik meen zou de Staatssecretaris hierover in gesprek gaan met de rechtspraak. Wat zijn de uitkomsten van dit gesprek? Niet alleen de rechters, maar ook de inspectie constateert dat het aanbod van dagprogramma's nog steeds niet op alle locaties op orde is. De inspectie adviseert om het aantal erkende gedragsinterventies te verbreden. Gek genoeg gaat de Staatssecretaris hierop niet in. Dat snap ik niet, want het is een heel goed punt van de inspectie. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?
De Staatssecretaris gaat bekijken of de isd-maatregel niet verlengd kan worden. Het is een beetje het kip-of-eiverhaal. Naar mijn idee moeten we eerst bekijken hoe de behandeling verbeterd kan worden. Professionals in het veld zeggen dat ze veel meer hebben aan de mogelijkheid om een voorwaardelijk deel te kunnen plakken aan de twee jaar isd-maatregel dan aan een verlenging hiervan, zodat ze iets meer in handen hebben om op te kunnen leggen aan deze mensen.
Ik sluit graag aan bij de opmerkingen van mevrouw Keijzer over verwarde personen. Het klopt dat heel veel zaken op de ZSM-tafel verwarde personen betreffen. Dat is de Staatssecretaris ook bekend. De reclassering of de politie wil zelf heel graag kunnen doorverwijzen naar bijvoorbeeld de zorg als er geen strafrechtelijke mogelijkheid is om de desbetreffende persoon aan te pakken. Het probleem is dat dit niet kan zonder strafrechtelijke titel. Wil de Staatssecretaris bekijken op welke manier hij dit probleem kan oplossen? Ik sluit me aan bij de opmerking van mevrouw Keijzer dat het aantal zorgplekken een groot probleem is.
Ik heb ooit gevraagd om te kijken naar zedendelinquenten die terugkeren in de maatschappij. De Staatssecretaris geeft aan dat hij graag wil kijken naar ex-gedetineerden en tbs-gestelden en ik zie een hele waslijst aan instanties die hij heeft geraadpleegd. Ik mis op die lijst de burgemeesters, de reclasseringsorganisaties en de politie. Heeft de Staatssecretaris hen ook gevraagd hoe ze denken dat er omgegaan moet worden met zedendelinquenten en ex-tbs'ers en waar ze tegenaan lopen? Wat doet de Staatssecretaris daarin?
Mijn collega Van Nispen en mevrouw Berndsen van D66 hebben een motie ingediend bij de behandeling van de Voetbalwet waarin gevraagd werd om relschoppers naast een straf, ook agressietherapie of een verslavingsbehandeling op te leggen. Deze motie is aangenomen. Ik ben nieuwsgierig naar de uitvoering daarvan.
Mevrouw Rebel (PvdA): Voorzitter. De reclassering levert een essentiële bijdrage aan de veiligheid in onze samenleving. In de afgelopen maanden, sinds ik woordvoerder op dit dossier ben, heb ik meerdere gesprekken met medewerkers gevoerd en ben ik mee geweest op werkbezoek. Ik ben onder de indruk van de betrokkenheid van de mensen die werken bij de reclassering. Ik zie ook dat de rek eruit is. De scherpe afspraken voor 2015 en de laatste tranche van de taakstelling die voor 2016 voorligt, vragen veel van de drie reclasseringsorganisaties. Dit brengt mij bij mijn eerste punt.
In hun brief geven de drie reclasseringsorganisaties aan dat ze het voornemen hebben om, gezien de enorme druk, te gaan werken met wachtrijbeheer. Evenals mijn collega's Keijzer en Kooiman krijg ik graag een toelichting van de Staatssecretaris op de manier waarop hij tegen wachtrijbeheer aankijkt. Hoe moeten we dit precies zien? Is hij hierover in gesprek met de reclasseringsorganisaties? Is het mogelijk om afspraken te maken om de werkdruk, waarvan wordt aangegeven dat die hoog is, te verlagen? Graag krijg ik een reactie in aansluiting op de punten die mevrouw Kooiman en mevrouw Keijzer al gemaakt hebben.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben altijd blij wanneer ik weer wat oude geluiden van de PvdA over de recidivebestrijding hoor. Accepteert de PvdA ook geen wachtlijsten bij toezichtzaken?
Mevrouw Rebel (PvdA): Het moet heel helder zijn dat we vinden dat wachtlijsten bij toezicht, advies en uitvoering onwenselijk zijn. We zien ook dat de drie organisaties te maken hebben met een forse taakstelling. Aan het einde van mijn betoog kom ik nog op het punt van de regeldruk. We hebben vragen over de manier waarop de regeldruk wordt ervaren en het feit dat er veel meer vrijheid blijkt te zijn. Daarop wil ik de Staatssecretaris nog bevragen. We zien natuurlijk het liefst ook geen wachtlijsten of wachtrijen, zoals ze nu genoemd worden, bij toezicht. Desalniettemin moet naar onze mening de prioriteit vooral liggen bij het voorkomen van wachtrijen bij de uitvoering.
Mevrouw Kooiman (SP): Er zijn al heel wat experimenten geweest om de werkdruk te verminderen. Er is een project-Van Velzen, een vroegere collega van mij, geweest. Mevrouw Rebel geeft geen duidelijk antwoord op mijn vraag. Ze kan de vraag met een simpel ja of nee beantwoorden. Accepteert de PvdA wachtlijsten op toezichtzaken?
Mevrouw Rebel (PvdA): Alleen maar ja of nee zeggen is een beetje kort door de bocht. Nee, we willen ze liever niet. De realiteit is echter dat we er gezien de taakstelling wel mee te maken hebben. De drie reclasseringsorganisaties hebben door de intensieve samenwerking wel een aantal slagen kunnen maken met betrekking tot de effectiviteit. Ik zal straks nog aan Staatssecretaris vragen waarin hij eventueel nog een meerwaarde ziet. Mijn antwoord is dus: nee, liever niet. Gezien de brief waarin de organisaties hun zorgen uiten, is het wel zaak om te bekijken op welke manier we wachtrijen kunnen voorkomen, zowel in toezicht als in advies als in uitvoering.
Mevrouw Helder heeft al een aantal vragen over de isd-maatregel gesteld. De voorganger van de Staatssecretaris op dit dossier heeft in zijn brief van 16 oktober 2014 een mooie term genoemd. Hij vond dat de isd-maatregel niet meer gezien moest worden als een ultimum remedium maar als een optimum remedium. Dat is nog niet helemaal geland. Er is al aan gerefereerd, maar hoe staat het met de in de brief voorgestelde plannen om voorlichting te geven aan de ketenpartners over de mogelijkheden van de isd-maatregel? Hoe staat het met de pilots? Vanochtend twitterde een partijgenoot van de Staatssecretaris in Amsterdam hierover. Kan de Staatssecretaris hierover wat meer duidelijkheid geven?
In het kader van de isd-maatregel en eventuele mogelijkheden om die uit te breiden naar jongvolwassenen, wijs ik op een oud voorstel van mijn collega Marcouch om jongvolwassen recidivisten een onderwijstraject te geven tijdens de duur van de maatregel. Juist voor hen is een toekomstvisie, en dus ook een startkwalificatie, van groot belang om recidive te voorkomen. Ik kan me voorstellen dat bijvoorbeeld in het kader van een behandeltraject een startkwalificatie gekoppeld wordt aan de duur van de isd-maatregel. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiertegen aan? Is hij bereid de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken? Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Helder over de verkenning die de Staatssecretaris zou uitvoeren en waarover hij de Kamer in de eerste helft van dit jaar, dat wil zeggen voor aanstaande maandag, zou informeren.
We hebben ook brieven over het stelsel gekregen. We begrijpen het standpunt van de Staatssecretaris om het stelsel vooralsnog niet te veranderen. Onze mening is: never change a winning team. We hebben de afgelopen periode al genoeg veranderingen gezien waarbij snelheid vaak niet gecombineerd werd met zorgvuldigheid. We begrijpen en delen het standpunt dat we nu geen wijzigingen in het stelsel moeten doorvoeren. We zien ook dat de drie reclasseringsorganisaties grote stappen in de samenwerking hebben gezet. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier de samenwerking nog verder gestalte kan krijgen? Op welk moment is een herevaluatie van het stelsel volgens hem weer aan de orde?
Het is van groot belang om zorg te dragen voor de start in de samenleving na de detentie. De reclassering heeft al aangegeven hierbij in een eerder stadium betrokken te willen worden, namelijk tijdens de detentie. Een ander punt hierbij is de rol van de reclassering bij het functioneren van ex-gedetineerden in de maatschappij met betrekking tot inkomen, huisvesting, relatie en visie op de manier waarop hun leven eruit moet zien, uiteraard zonder criminele carrière. Daarbij hoort ook een stabiele geestelijke gezondheid. Hoe is het gesteld met de samenwerking tussen de reclassering, de gemeente en de geestelijke gezondheidszorg (ggz)? Kan er voldoende maatwerk geleverd worden in deze samenwerking? Heeft de Staatssecretaris hierover contact met zijn collega van VWS?
De verslavingsreclassering ziet in toenemende mate verwarde mensen bij de ZSM-tafels en geeft aan dat ze graag de mogelijkheid krijgt om deze desgewenst te verwijzen naar de reguliere ggz. Collega's Kooiman en Keijzer noemden het al. Graag hoor ik reactie van de Staatssecretaris op dat verzoek. Ziet hij mogelijkheden daartoe? Zo ja, op welke termijn kan hij de Kamer daarover informeren?
Mevrouw Kooiman had het net over de motie-Van Velzen. In een heel oude brief van 2012 die ook bij de enorme stapel stukken zat, werd aangegeven dat uit een scan naar voren was gekomen dat reclasseringswerkers in beginsel voldoende ruimte ervaren, maar onvoldoende op de hoogte waren van alle mogelijkheden. De handelingsruimte die een reclasseringswerker ervaart, bleek kleiner te zijn dan de ruimte die hij feitelijk heeft. De drie reclasseringsorganisaties zouden de informatievoorziening aan hun medewerkers verbeteren. Kan de Staatssecretaris hierop nog een toelichting geven? Is dit gebeurd? Zo ja, kan de scan dan herhaald worden om te bezien of de ruimte nu optimaal benut wordt?
Voorzitter: Helder
De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Ik ben nog nieuw in dit dossier en het viel me op dat er flink wat papierwerk door de molen gaat. Ter voorbereiding op dit debat heb ik me behoorlijk moeten inlezen. Ik vond deze introductie wel aardig, want ik ben niet de enige die nieuw is en zich hierover mag buigen. Dat geldt ook voor de persoon rechts van mij, de nieuwe bewindspersoon. Als ik de brieven en stukken, die dateren van 2013 tot nu, doorlees, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er ontzettend veel werk is en wordt verzet. Ik krijg in ieder geval een overwegend positieve indruk als ik al deze documenten beschouw. Ik realiseer me echter heel goed dat de financiële uitdagingen, waarover mevrouw Kooiman en mevrouw Keijzer net spraken en waarop mevrouw Rebel een eerste reactie gaf, natuurlijk ook aanwezig zijn. We zullen er ongetwijfeld op enig moment nog over komen te spreken. Wil de Staatssecretaris ons deelgenoot maken van zijn eerste indrukken van – ik noem het natuurlijk veel te breed – het dossier Reclassering, voor zover hij dat kan?
Ik heb vier concretere vragen. Op de valreep van dit AO hebben we nog een brief ontvangen. Daaraan waren een aantal bijdragen gekoppeld, die niet in mijn map zitten omdat ik het mezelf bespaard heb deze nu mee te nemen. De brief heb ik met aandacht gelezen. Daarin valt mij in ieder geval op dat er in Nederland drie instanties actief zijn in de sfeer van reclassering. Ook andere documenten in mijn map gaan daarover en mevrouw Rebel noemde het net ook al. Eerder zijn er op verzoek van het CDA vragen gesteld over een eventuele vierde partner. Ik heb de brief van de ambtsvoorganger van de Staatssecretaris op dit punt goed gelezen. Die brengt me niettemin tot de vraag of er hier en daar geen efficiencyvoordelen te behalen zijn als bijvoorbeeld dubbelingen niet meer aan de orde zijn. Zoals gezegd, ik ken de brief van de ambtsvoorganger. Toch stel ik de vraag of de Staatssecretaris die nu naast me zit, hierop nader kan ingaan. In de brief van gisteren lees ik tussen de diverse alinea's een passage waarin de Staatssecretaris schrijft over het maken van afspraken met reclasseringsorganisaties over het tijdig leveren van adviezen. De woorden «het maken van afspraken» triggeren mij om te vragen aan wat voor soort afspraken ik dan moet denken. Kan de Staatssecretaris dit verder toelichten? Zijn er wellicht al resultaten geboekt? Het is natuurlijk heel kort dag sinds gisteren, maar die brief was vast al eerder in de maak, of in ieder geval waren de documenten waarnaar de brief verwijst, al in de maak.
Ik vind het bijzonder interessant dat in een brief van een veel eerdere datum de gezonde ambitie wordt weergegeven om recidiverisico's verder te beperken en de maatschappelijke veiligheid te vergroten, dit in het bijzonder in relatie tot de ontwikkeling van werkgestraften en ondertoezichtgestelden. Ik ben per ongeluk vergeten te noteren welke specifieke brief in dit palet van brieven het betrof. Inmiddels zie ik dat de bedoelde brief van april vorig jaar is. De bewindspersoon schrijft daarin dat het zijn oprechte ambitie is om een en ander ook te gaan doen. Ik ben benieuwd of er in de tussentijd stappen zijn gezet die voor ons interessant zijn om te vernemen. De ambitie wordt in ieder geval door mijn fractie gedeeld en ik kan me voorstellen dat velen in deze zaal die delen.
Ten slotte maak ik in navolging van diverse collega's een opmerking over de isd-maatregel. Misschien kies ik een net iets andere invalshoek. We hebben een brief ontvangen over de uitvoeringspraktijk Lessen voor de toekomst. Daarin wordt aangegeven dat zal worden bekeken langs welke weg we kunnen komen tot een totaalaanpak met betrekking tot isd-maatregelen en isd'ers. Die totaalaanpak komt dan in plaats van de afzonderlijke maatregelen. Er werd nog opengelaten op welke manier deze specifieke aanbeveling overgenomen wordt. Het lijkt me interessant, maar ik kan alle consequenties nog niet overzien. Is hiermee verdergegaan? Is de aanbeveling overgenomen? Wat valt er over te melden?
Mevrouw Kooiman (SP): De vraag die ik aan mevrouw Rebel stelde, stel ik nu ook aan de VVD-fractie. Accepteert de VVD dat er wachtlijsten op toezichtzaken ontstaan? Dat lijkt mij niet wenselijk, maar dat wil ik graag ook van de VVD-fractie horen.
De heer Van Oosten (VVD): Ik vond het antwoord van mevrouw Rebel niet onaardig. Het is natuurlijk heel onwenselijk wanneer we nog meer in een situatie van wachtrijbeheer geraken, zoals de instanties vrezen. Overigens zitten we natuurlijk voor een deel al in die situatie. Als ik alle stukken lees, heb ik echter nog niet ogenblikkelijk de vrees dat het tot dit doemscenario zal komen. Ik ben geïnteresseerd in de vragen die ik mevrouw Kooiman op dat punt heb horen stellen en de antwoorden van de Staatssecretaris. In dat opzicht sluit ik me aan bij de vragen van mevrouw Kooiman.
Mevrouw Kooiman (SP): Als men het inspectierapport leest dat bij de laatste stukken zat – ik bedoel de stukken waarvan de heer Van Oosten de bijlagen maar niet heeft meegenomen – blijkt daaruit inderdaad dat het aantal werkstraffen toeneemt en daarmee de werkdruk van de reclasseringsmedewerkers. Ze hebben te veel werk voor het budget dat ze ontvangen. Daarom heeft de voormalige Staatssecretaris een boete opgelegd als het afgesproken aantal werkstraffen niet wordt gehaald. Dat betekent natuurlijk dat de reclassering taken moet laten vallen. Dat lijkt me niet wenselijk. Het lijkt me bijvoorbeeld niet wenselijk om boeven drie maanden te laten wachten op toezicht op hun reclasseringstraject. Ik wil gewoon een helder antwoord. Ik ben het zat dat de heer Van Oosten er een beetje omheen blijft draaien. Ik wil gewoon weten wat de VVD-fractie vind. Wil de VVD wel of niet een wachtlijst bij toezichtzaken?
De heer Van Oosten (VVD): Mevrouw Kooiman neemt te snelle stappen. Volgens mij was mijn antwoord klip-en-klaar. De situatie die mevrouw Kooiman schetst, vind ik ook onwenselijk. Daarom ben ik geïnteresseerd in de reactie van de Staatssecretaris waar ze zelf om heeft gevraagd. Laten we wel wezen: we hebben de Staatssecretaris niet voor niets voor dit soort uitdagingen aangesteld. Ik ben dus erg geïnteresseerd in de antwoorden die hij zal geven.
De voorzitter: Er viel even een opmerking buiten de microfoon, maar ik sluit me er wel bij aan: de heer Van Oosten zei dat hij niet alle brieven kon citeren in een spreektijd van vijf minuten. Ik vrees dat dit de Staatssecretaris ook niet gaat lukken, maar we hebben de tijd tot 17.00 uur. De heer Van Oosten mag vanaf nu verder de voortgang bewaken.
Voorzitter: Van Oosten
De voorzitter: Die wil ik zeker scherp bewaken.
De vergadering wordt van 14.30 uur tot 14.40 uur geschorst.
De voorzitter: Ik kijk voorzichtig naar de Staatssecretaris. Hij heeft zichzelf een scherpe tijd opgelegd. Ik herinner mijn collega's er nog even aan dat we aan het begin van deze sessie twee interrupties per fractie hebben afgesproken.
Staatssecretaris Dijkhoff: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik ben blij dat ze naast het stellen van terechte vragen, het maken van opmerkingen en het geven van kritiek, veel tijd hebben besteed aan het roemen van de mensen die in het veld werkzaam zijn. Dat is zeer op zijn plaats. Iedereen doet zijn best om de extra taakstelling te verwerken en tegelijkertijd het dagelijkse werk goed te doen; dit met het oog op de resocialisatie van mensen die hun straf hebben uitgezeten en het uitvoeren van de taakstraffen. Er wordt veel goed werk verricht. Dat is mijn eerste indruk, waarnaar de heer Van Oosten vroeg. Daarom heb ik op dit dossier vertrouwen in de samenwerking met de organisaties om alles in goede banen te leiden, eventuele tijdelijke fricties snel te overkomen en weer tot goede uitvoeringspraktijken te komen. Ik hoef niet ver te reizen om de complimenten over te brengen aan de betrokkenen op de tribune. Ik zal me ervoor inspannen om ze aan alle betrokkenen over te brengen, want die complimenten zijn terecht.
Er zijn veel vragen gesteld, ook over de breedte van het spectrum. Verschillende onderwerpen springen eruit. Ik zal de vragen per onderwerp beantwoorden. Daarna kom ik bij de beantwoording van de losse vragen.
Het eerste onderwerp betreft wat minder de uitvoering, maar het stelsel zelf. Ik kijk er toch vooral met een pragmatische blik naar. Ik heb geen voorkeur voor een bepaald stelsel om de praktijk naar te richten. Het komt er vooral op aan om eventuele knelpunten op te lossen. Efficiencywinst kan gemaakt worden door een stelselwijziging of door samenwerking. Vooral dat laatste gebeurt, door praktisch samen te werken, processen te stroomlijnen en ervoor te zorgen dat de verschillende organisaties, zoals in dit geval, goed op elkaar zijn aangesloten en samenwerken. Daarin zijn al veel slagen gemaakt. Het is goed die te koesteren en verder in de praktijk uit te voeren. Als de behoefte bestaat om over te gaan tot een stelselwijziging, moet die voor een groot deel van onderaf komen. Het lijkt me nu niet het juiste moment om van bovenaf een discussie hierover te voeren, vooral omdat een en ander in de praktijk eigenlijk goed functioneert. Als er veel dingen mis waren, hadden we kunnen zeggen dat het op stelselniveau anders moet. We hadden dan waarschijnlijk ook een andere eerste termijn gehad. We benutten de mogelijkheden om meer efficiencywinst te behalen aardig door de manier waarop we nu samenwerken. Partijen hebben hun blikken goed op elkaar gericht.
We lopen risico's als we een grote veranderslag op de organisaties leggen. Die risico's moeten we vermijden. In dit land worden in de strafrechtketen, ook in de veiligheidshoek, op vele terreinen al zaken gewijzigd. Daarop is al gewezen. Het is al genoeg werk om zorg te dragen voor een goede uitvoering hiervan, zodat die wijzigingen goed landen. Ook van andere partijen die met de reclasseringsorganisaties samenwerken, horen we geen geluiden dat we eens flink aan het stelsel moeten sleutelen.
Mevrouw Rebel vroeg om de mogelijkheden tot samenwerking in het oog te houden en niet te denken: dat is een slagje en dat is goed. Ze vroeg deze permanent in de gaten te houden. Ik neem dit punt van aandacht mee naar het overleg met de medewerkers van de reclasseringsorganisaties en zorg ervoor dat het een onderwerp van gesprek blijft. Ik ben het met mevrouw Rebel eens. Als er nog winst zit in samenwerking, niet alleen met betrekking tot de efficiency, maar ook met betrekking tot het delen van ervaringen en het duidelijk aangeven van alle mogelijkheden, moeten we die boeken in het belang van de samenleving.
De voorzitter: Ik zie dat de Staatssecretaris naar een ander blokje overgaat. Met een andere pet op wil ik hem graag een heel korte vraag stellen. De Staatssecretaris heeft het over eventueel te behalen efficiencyvoordelen. Ik begrijp hem heel goed. Een stelselwijziging zoals die in de loop der tijd af en toe wordt opgebracht, lijkt nu niet aan de orde te zijn en is nu bovendien niet gewenst. De Staatssecretaris heeft natuurlijk met regelmaat gesprekken met de drie reclasseringsinstanties. Kan de Staatssecretaris het onderwerp «efficiency», het voorkomen van onnodige en onwenselijke dubbelingen, geagendeerd houden, zodat we er op voorhand bij zijn als de situatie aan deze tafel anders wordt en we ineens allemaal de stap zetten en zeggen dat het wel moet gebeuren? Het is een beetje lange vraag geworden.
Staatssecretaris Dijkhoff: Dat kan ik zeker toezeggen. Ik begrijp dat de heer Van Oosten denkt: we hebben die rapporten gezien; waarom dan niet één organisatie? Ik kan hierin een eind met hem meegaan. Als we nu nog geen reclassering hadden – dan hadden we overigens heel veel andere problemen – en een stelsel moesten oprichten, zouden we daaraan kunnen denken. Vanuit de huidige praktijk werk ik liever toe naar een goede samenwerking in de praktijk, die al voorzien is en gerealiseerd wordt met betrekking tot huisvesting en diensten als opleidingen en audits. Daarin kunnen we efficiencyslagen maken. Er zal zeker aandacht zijn en blijven voor het maken van nog meer slagen, gezien het belang dat de organisaties zelf hebben om binnen het bestaande kader en budget zo veel mogelijk primaire taken uit te voeren.
Ik sprak al even over de kaders. De kaders hebben te maken met een taakstelling. We hebben vaker over dit onderwerp gesproken, onder andere bij de begrotingsbehandeling. Ik verwacht dat het ook bij de komende begrotingsbehandeling een thema zal zijn. Het inboeken van een efficiencykorting gaat niet onopgemerkt. Er bestaat altijd een spanning tussen de beschikbare financiële kaders en de vraag naar al die goede reclasseringsproducten. De kunst is om de juiste balans te vinden, zodat het werk kan doorgaan en we de bezuinigingen kunnen behalen die nodig zijn om de rest van het land in goede banen te kunnen leiden.
Over het voorgaande traject hebben we al gesproken. De discussie betrof de vraag of we nu minder gaan doen. De reclasseringsorganisaties hebben aangegeven dat ze, als het dan toch moet, liever een aanpassing in de tariefstelling krijgen, zodat ze wel de productie kunnen leveren. Ze hebben het niet zelf zo bedacht; we hebben het toen op die manier vormgegeven. We hebben ook geconstateerd dat we het niet moeten laten bij «dit nu even doen». Voor de langere termijn is besloten tot een onderzoek naar de toekomstige vraag, de te verwachten ontwikkeling daarin en de bestaande mogelijkheden om een en ander op te vangen, als blijkt dat de vraag zal toenemen. We verwachten dat de resultaten van dat onderzoek het komende najaar beschikbaar zijn. Alles wat we hiervan al weten, nemen we natuurlijk mee bij het denken over de begroting voor 2016. Natuurlijk informeer ik de Kamer nader over de situatie en de uitkomsten van het onderzoek. Tijdens het AO over het gevangeniswezen is al toegezegd dat de Kamer voor de begrotingsbehandeling geïnformeerd zal worden. Het lijkt me logisch dat deze toezegging wordt gehandhaafd.
Mevrouw Kooiman (SP): Kan de Staatssecretaris aangeven wat hij precies gaat onderzoeken? Onderzoekt hij of er nu wel of niet wachtlijsten moeten ontstaan bij de toezichtzaken? Het is mij niet duidelijk wat er onderzocht wordt en of die wachtrijen daadwerkelijk ontstaan.
Staatssecretaris Dijkhoff: Dat hangt een beetje af van het tijdpad. Ik zei net dat de uitkomsten van het onderzoek voor de begrotingsbehandeling in het najaar komen. Daaraan kunnen we de komende maanden dus nog geen consequenties verbinden. Dat onderzoek is bedoeld om te bekijken hoe de reclassering in Nederland zich op de middellange termijn ontwikkelt. Zit er een stijging in bepaalde zaken? Zien we trends in de ontwikkeling, zodat we niet ad hoc per jaar moeten kijken naar de gevolgen? Om het stelsel werkbaar te houden en te voorkomen dat er wachtlijsten ontstaan, moeten we in een eerder stadium nadenken over eventuele trends. We mogen niet te laat ingrijpen. We moeten dus zicht hebben op de ontwikkelingen en de verwachtingen en op basis daarvan besluiten of het nodig is werkwijzen of budgetten aan te passen.
Dit is een AO over stukken die al lang op de plank liggen. Het is ook een AO over stukken waarover ik de commissie helaas nog niet kan informeren. De cijfers van de reclasseringsorganisaties over de eerste vier maanden verwacht ik binnenkort, maar ik heb ze nu nog niet. Ik kan dus geen consequenties verbinden aan de huidige situatie. Ik heb de desbetreffende brief natuurlijk ook gelezen. De reclasseringsorganisaties werken serieus en ik neem ze ook serieus. Ze schrijven prachtig geformuleerd dat er wachtrijbeheer in voorbereiding is en er staan nog een aantal clausules in de brief. Het is echter een serieus signaal en we bekijken dan ook welke consequenties het eventueel op de kortere termijn moet hebben. Er is natuurlijk een afspraak over de aantallen waarop het budget gebaseerd is. Het zou me verbazen als er wachtrijen ontstaan binnen die aantallen. Als de oorzaak van de wachtrijen is dat de aantallen anders zijn dan geprognosticeerd, moet dat binnenkort blijken en moet ik me erover buigen. Het is nu te vroeg om daarover veel te kunnen zeggen.
Mevrouw Kooiman (SP): De reclasseringsorganisaties trekken nu al aan de bel en geven aan dat ze voorzien dat ze het niet redden. Ze hebben een korting gekregen, gratis en voor niks. Het betreft een efficiencykorting van 4,5%, terwijl hun taken alleen maar uitgebreid werden. De Staatssecretaris heeft het zien aankomen. Hij kon zien dat het problemen zou kunnen opleveren. De reclasseringsorganisaties schrijven het nu: dit wordt een probleem. Ik wil niet wachten tot er weer een onderzoekje afgerond is. Ik wil een duidelijk antwoord van de Staatssecretaris. Wat gaat hij doen tegen de wachtlijsten?
Staatssecretaris Dijkhoff: Ik ben blij met deze vraag, want nu kan ik meteen wat zaken rechtzetten. Voor dit acute probleem wacht ik niet op de uitkomsten van het onderzoek dat ik noemde, dat overigens geen onderzoekje is. Dit onderzoek liep al, los van die kreet uit de brief. Ik boog me in al over de vraag welke ontwikkelingen er in de komende jaren zullen zijn en of er veranderingen nodig zijn, zodat we niet over drie jaar constateren dat het gehele reclasseringswerk in Nederland van aard veranderd is, terwijl we met oude systemen en budgetten werken. Dat wil ik juist voor zijn. We kunnen immers zien aankomen dat wijzigingen in de strafrechtketen effect hebben op de reclassering.
Los daarvan is er nu een signaal afgegeven. Ik kan me voorstellen dat het afgegeven signaal nog wat abstract is, omdat de cijfers waaruit we een en ander kunnen opmaken, nog niet beschikbaar zijn. Zo vat ik het signaal ook op. Ik verwacht zeer binnenkort de cijfers van de reclasseringsorganisaties over het eerste kwartaal. Ik kan me zomaar voorstellen dat het signaal dat nu in algemene zin is afgegeven, in relatie staat tot die informatie. Als ik die heb, kan ik me concreter buigen over de vraag wat er aan de hand is en wat er mogelijk is, voor 2016 of voor nu. Ik neem het signaal serieus. Ik ben er extra alert door en ga ik het gesprek aan. Binnenkort word ik door de reclasseringsorganisaties geïnformeerd over de onderliggende cijfers. Het feit dat ik die nu nog niet heb, heeft met de timing te maken.
Mevrouw Rebel (PvdA): Mijn vraag heeft betrekking op de prognose die de Staatssecretaris net noemde. Ik ben ondertussen even heel diep in mijn geheugen aan het graven naar wat ik me nog herinner van het AO Gevangeniswezen. Kan de Staatssecretaris eventueel een visie op dat punt geven? Uit de enorme stapel stukken die we hier bespreken, bleek namelijk dat werkstraffen vaak effectiever zijn dan korte gevangenisstraffen. Als we nadenken over een scenario waarin werkstraffen frequenter worden toegepast, is het interessant om te bekijken of we daarop niet een deel van de financiering moeten afstemmen. Ik bedoel dan het deel dat we eventueel door het voorkomen van gevangenisstraffen en recidivering vrijspelen. Ik doe dus een oproep aan de Staatssecretaris om wat langer na te denken over een visie voor de langere termijn en daardoor te voorkomen dat er een prognose voor een te korte termijn gegeven wordt.
Staatssecretaris Dijkhoff: Zeker. Mevrouw Rebel geeft in fraaie bewoordingen weer wat al onderdeel is van het genoemde lopende onderzoek. Alles wat mevrouw Rebel noemt, is erin opgenomen, juist om te voorkomen dat we ontwikkelingen niet aan zien komen. Er zijn twee processen. Het eerste betreft de vraag: wat is er nu aan de hand en moeten we daarop interveniëren? Het tweede betreft de langere termijn: wat komt er op ons af en wat is de meest wenselijke manier om een en ander voor de komende jaren in te richten?
Mevrouw Keijzer en mevrouw Kooiman vroegen hoe ik aankijk tegen de zin in de brief van de reclasseringsorganisaties over de voorbereiding van het wachtrijbeheer. Ik zei het net al. Ik zie het als een signaal. We zagen de trends aankomen en er waren al afspraken gemaakt over de manier waarop we de productie, om het zo maar te noemen, dit jaar zouden opvangen. We hebben afgesproken om via een tariefverlaging ruimte te scheppen voor een grotere productie. We kunnen het allemaal ook anders formuleren, maar hierop komt het wel neer. Men kan meer doen binnen hetzelfde budget door het tarief per product aan te passen. Het is op deze manier vormgegeven in overleg met de reclassering, omdat het een prettiger manier was dan de manier die oorspronkelijk was afgesproken. Het is toentertijd ook met de Kamer afgesproken. Binnen de beschikbare kaders moeten de afspraken gehonoreerd worden. Als er een andere reden is waardoor wachtrijbeheer nodig is, moeten we die binnenkort in de cijfers terugzien en dan moeten we ons erover buigen.
De voorzitter: Misschien kan mevrouw Keijzer haar vraag herhalen, want die was voor de mensen op de tribune niet te verstaan.
Mevrouw Keijzer (CDA): Het heeft een beetje te maken met ... Ik weet er geen net woord voor. Ik kan het dus eigenlijk niet zeggen, maar ik doe het wel. Ik heb een beetje een bullshitradar. Als ik dit soort teksten hoor, denk ik altijd: wat zegt ie nou? De Staatssecretaris zegt eigenlijk dat er bezuinigd is. Er wordt van uitgegaan dat men dan efficiënter werkt, dus met minder geld meer doet. Zo gaat het altijd. Ik vind het fijn om het dan ook gewoon zo te zeggen. «Wachtrijbeheer» betekent gewoon «wachtlijsten». Dat is ook logisch. Men heeft minder geld, men kan dus minder doen, mensen staan dus langer in de wacht. Zoals ik net ook al zei: het duurt inmiddels 84 dagen voordat iemand die een werkstraf opgelegd heeft gekregen, een eerste gesprek heeft.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
Mevrouw Keijzer (CDA): Ziet de Staatssecretaris dit ook? Is het niet fijner als hij dit ook als zodanig benoemt? Dan weten we in ieder geval wat we aan het doen zijn. Wil hij niet liever dat dit op een andere manier verloopt? De huidige effectiviteit van bijvoorbeeld het lik-op-stukbeleid en werkstraffen holt natuurlijk achteruit. Er zit immers veel te veel tijd tussen het plegen van het delict en wat mensen daarvan uiteindelijk voelen.
Staatssecretaris Dijkhoff: Ik ben begonnen met duidelijk te spreken over de bezuiniging. Het laatste element van mijn antwoord was niet bedoeld om die bezuiniging omfloerst te omschrijven, maar om duidelijk te maken op welke manier die is vormgegeven en zich verhoudt tot de huidige ontwikkeling en de waarschuwing dat de organisaties zich voorbereiden op een situatie waarin wachtlijsten bestaan. Volgens mij was er op geen enkel onderdeel sprake van uitwerpselen van een mannelijk rund. Het ontstaan van wachtlijsten is zeker onwenselijk. Daarom gaf ik zojuist aan dat we voor nu twee trajecten hebben. Wat is de oorzaak van het signaal dat afgegeven wordt? Ik verwacht dat ik op grond van de cijfers zeer snel kan beoordelen wat er aan de hand is en of we daaraan iets moeten doen. Om ervoor te zorgen dat het de komende jaren goed blijft lopen, doen we bovendien voor de langere termijn onderzoek naar de veranderingen in de reclassering en naar de manier waarop we ons daarop moeten aanpassen, zodat we niet achteraf hoeven bij te sturen.
De voorzitter: Als u een vervolgvraag stelt, vraag ik u die kort te formuleren.
Mevrouw Keijzer (CDA): We hebben toch geen onderzoek nodig om te zien dat de tijd tussen het opleggen van een werkstraf en de eerste intake daarvoor van 64 dagen in 2013 is gestegen naar 87 dagen in 2014? En een intake is maar een van de dingen die de reclassering doet. We stellen het zo toch een beetje uit? We zien dat het misgaat; we zien dat de effectiviteit daalt. Waarom bezuinigt het kabinet niet op een andere manier? Het CDA heeft daarvoor voorstellen gedaan, met dekking, zoals men van het CDA mag verwachten.
Staatssecretaris Dijkhoff: Voor de cijfers die mevrouw Keijzer noemt, is geen onderzoek nodig. Die hebben we al. Ik probeer het nog een keer te verhelderen. We hebben het over twee aparte dingen. Misschien ben ik te enthousiast over het feit dat we al vooruitkijken naar de dingen die op ons afkomen. Daarover gaat het onderzoek. Voor dit moment verschuil ik me daar niet achter, evenmin als voor de begroting voor volgend jaar. Nu houden we in de gaten wat er gebeurt. We hebben een brief ontvangen met een signaal in algemene zin. Ik kan me zomaar voorstellen dat dit signaal te maken heeft met de cijfers over de eerste vier maanden, die we heel binnenkort van de reclasseringsorganisaties krijgen. We bekijken dan meteen wat er aan de hand is en wat we eraan moeten doen, eventueel ook voor de begroting voor volgend jaar. Ik heb die cijfers nu niet; ik kan er dus ook niets over zeggen. Het is niet zo dat we in de tussentijd niets doen. Met betrekking tot de ketenstrafrechtelijke handhaving en de ZSM wordt al gewerkt aan de versnelling van de werkprocessen om de tussenliggende tijden te verkorten. De lange tussenliggende tijden kunnen immers ook liggen aan de stroperigheid van het proces. Ook het sneller voeren van de intakegesprekken valt hierbinnen. We zitten niet stil. We zijn bezig met wat er nu gebeurt. Daarnaast laten we vast onderzoeken wat er nog op ons af zal komen. We zitten dus niet te wachten op dingen, maar we doen dingen tegelijkertijd.
De isd-maatregel is terecht veel geroemd. We zijn begonnen met deze maatregel en we zien dat die vruchten afwerpt. Het is goed de maatregel te verbeteren en te optimaliseren, omdat we nog steeds te maken hebben met een groot recidiveprobleem, ondanks alle successen van de maatregel zelf. De isd-maatregel werkt beter dan alle andere dingen die we tot onze beschikking hebben. We willen natuurlijk graag nog veel betere scores, voor zover dat mogelijk is met deze menselijke problematiek. Daarom blijven we er hard aan werken. Er wordt veel onderzoek naar gedaan. De Kamer heeft verschillende onderzoeksrapporten ontvangen. We zijn meteen met de aanbevelingen aan de slag gegaan. We zitten niet stil. Er wordt een plan van aanpak geschreven voor meerjarige pilots op verschillende locaties. Daarmee zetten we met name in op de aanpak van high impact crimes door jongvolwassen veelplegers. Het veld toont veel enthousiasme en commitment om aan deze pilots deel te nemen.
Het ministerie organiseert in het gehele land bijeenkomsten voor het Openbaar Ministerie en de rechters om informatie te verstrekken over de isd-maatregel, de beeldvorming hierover recht te zetten of nog meer begrip hiervoor te verwerven. Zo'n conferentie is niet direct gericht op het werkveld, maar het enthousiasme blijkt achteraf altijd aanzienlijk gestegen, evenals het begrip voor en het aantal positieve reacties op de maatregel. Mevrouw Helder gaf het ook al aan. Wij verkrijgen dan weer veel informatie over de manier waarop een en ander verder ontwikkeld kan worden. Het werkt dus twee kanten op. De isd-werkconferentie is op 9 juni. Hiervoor zijn alle ketenpartners en de advocatuur uitgenodigd. Ik zal zelf ook een deel van de dag aanwezig zijn. Hiermee wil ik niet pretenderen dat dit een opkomstverhogend effect zal hebben. Ik ben er, omdat ik het zelf ook van belang vind dat we doorgaan om de samenwerking een impuls te geven, de mogelijkheid te bieden om kennis en ervaringen uit te wisselen en te bekijken of hieruit ideeën ter verbetering uitkomen.
Een van die ideeën, die net geopperd werd door mevrouw Helder en waarnaar ook mevrouw Rebel vroeg, is om de isd-maatregel aan jeugdigen vanaf 12 jaar op te leggen.
Mevrouw Rebel (PvdA): De 12-jaargrens laat ik bij mevrouw Helder. Wij hebben het over jongvolwassenen. Deze nuancering wil ik graag gemaakt hebben.
Staatssecretaris Dijkhoff: In mijn beleving vroeg mevrouw Rebel hiernaar, terwijl mevrouw Helder erom vroeg. We buigen ons er nog over. Ook in het AO over jeugdgroepen is dit punt aan de orde gekomen. Als het jeugdgroepen betreft, valt het onder de Minister. Als de jeugdige het in zijn eentje doet, buig ik me erover. De Minister en ik buigen ons over deze vraag. We denken er nog over na. Een brief hierover is in voorbereiding. Die krijgt de Kamer nog voor de zomer.
Uit onderzoek blijkt dat een verlenging van de isd-maatregel positieve effecten kan hebben. De kosten-batenanalyse hiervan heeft ertoe geleid dat we een aanvullende verkenning naar de mogelijkheden en financiële implicaties van de verlenging uitvoeren. Die verkenning loopt nu. Het OM en de rechters zijn betrokken, ook tijdens de bijenkomsten die we daarover hebben. Omdat we in de voorfase, bij de verkenning, al veel partijen willen betrekken en daardoor met diverse agenda's te maken hebben, gaat een en ander iets minder snel dan gehoopt. De verkenning moet in de tweede helft van dit jaar afgerond zijn. We zullen de Kamer informeren over de modaliteiten ervan. Ook het punt van de voorwaardelijke verlenging kunnen we daarin aanstippen.
Er waren verschillende vragen over het onderwerp «verwarde personen».
De voorzitter: Ik attendeer mevrouw Rebel erop dat dit haar tweede interruptie is.
Mevrouw Rebel (PvdA): Daarvan ben ik me bewust. De Staatssecretaris gaat over naar een volgende blokje, maar ik had nog een vrij specifieke toevoeging over isd in het kader van de tbo-maatregel (terbeschikkingstelling aan het onderwijs), zoals voorgesteld door mijn collega Marcouch. Komt die vraag nog aan de orde?
De voorzitter: Deze interruptie wordt dan door de vingers gezien. Het blijkt inderdaad dat die vraag nog voorzien moet worden van een antwoord. Dat volgt nu.
Staatssecretaris Dijkhoff: Ik dank de voorzitter dat hij zo coulant tegen de leden is, want dan hoef ik me niet schuldig te voelen. Ook de startkwalificatie en het verplichte onderwijs zijn onderdeel van de verkenning. De startkwalificatie kan ook een element van verlenging zijn. Dit nieuwe element past goed in de verkenning van de manier waarop we hiermee omgaan, evenals het ter beschikking aan het onderwijs stellen. Is een en ander te combineren en zal dit vruchten afwerpen? Die elementen nemen we dus in de verkenning mee.
Het probleem rond verwarde personen kent vele facetten. Dat kwam goed naar voren in de hoorzitting die de Kamer georganiseerd heeft. Die vormde een aanleiding voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie om aansluiting bij het Ministerie van VWS te zoeken om dit probleem samen te bezien en zo praktisch mogelijk op te lossen. Hierbij betrekken we alle aspecten waaronder ook begeleid wonen. Niettegenstaande het signaal van de knelpunten, koopt V en J hiervoor al meer in dan budgettair was voorzien. We doen dus niet alleen wat we in een eerder stadium bedacht hadden dat nodig was. Er is meer nodig en daarom kopen we nu meer in. Mevrouw Kooiman gaf terecht aan dat ook de titels een lastig punt vormen. We zijn bezig om de rechtsposities met VWS te harmoniseren en te stroomlijnen, zodat we mensen zo snel mogelijk de benodigde zorg kunnen geven, als het tenminste geen straf betreft.
Mevrouw Keijzer gaf al aan dat verwarde personen vaak ter sprake komen bij de ZSM-tafels. De ZSM-tafel is een goede vindplaats, om het zo maar te zeggen. Die is eigenlijk bedoeld om passend te straffen. Zo is het tenminste begonnen, maar in de praktijk is het uitgebreid en gaat het vaak over passende interventies bij mensen die een relatief licht vergrijp hebben begaan. Dat kunnen natuurlijk ook verwarde personen zijn. Als het maatschappelijk beter en logischer is om deze personen naar de ggz te geleiden, moeten we dat ook doen. Dat gebeurt in de praktijk ook echt. Daar is wel degelijk oog voor.
De voorzitter: Ik attendeer ook mevrouw Keijzer erop dat dit haar tweede interruptie is.
Mevrouw Keijzer (CDA): Ik weet me de vorige nog te herinneren.
Wat de Staatssecretaris zegt, klopt formeel, maar is tegelijkertijd te gemakkelijk. Als je bezig bent met het afstoten van ggz-bedden, doe je dat – en dat kan ook – als je weet dat de ambulante zorg geregeld is. Tegelijkertijd zie je dat gemeenten door de snelheid van alle hervormingen daar nog niet klaar voor zijn en dat er dus onvoldoende ambulante ggz-zorg is. Als een verward persoon bij een ZSM-tafel besproken wordt, kun je hem wel doorverwijzen, maar als er niets is om naar door te verwijzen, hebben politie en justitie een groot probleem waaraan ze heel veel tijd kwijt zijn. Wil de Staatssecretaris in overleg gaan met zijn collega's van VWS om dat onderwerp nu eens echt te adresseren? Hij moet dan niet komen met een onderzoek. Nogmaals, we weten wel hoe het zit. Het overleg moet vooral gaan over de vraag hoe we dit probleem oplossen.
Staatssecretaris Dijkhoff: Ik noemde net al wat we, samen met VWS, doen met betrekking tot het gelijktrekken van de rechtsposities en wat we al doen met betrekking tot het inkopen van extra capaciteit. Daarnaast is het ook een probleem op lokaal niveau. Het ZSM schuift het niet weg. Het haalt de ggz juist aan tafel. Het meest geëigende kanaal lijkt op dit moment om het via de Veiligheidshuizen te laten lopen. Dat hoor ik ook van de werkvloer. In veel gevallen zit de ggz daar al aan tafel. In ZSM-verband zijn we niet bezig te bekijken hoe we dit probleem kunnen wegschuiven, maar hoe we de verbinding met de gemeentelijke zorgketen kunnen maken, al dan niet via het Veiligheidshuis. Aan de ZSM-tafel moeten we geen briefje geven met de boodschap «gaat u zich maar ergens anders melden». Aan die tafel moet ervoor gezorgd worden dat de meest passende zorginterventie wordt gebruikt. Dat moet niet alleen op papier gebeuren, zoals mevrouw Keijzer terecht opmerkt, maar het moet ook daadwerkelijk geëffectueerd worden.
Mevrouw Keijzer (CDA): Als wethouder heb ik weleens bij zo'n Veiligheidshuis gezeten. Daar wordt bekeken naar wat op een gegeven moment het beste is voor de persoon in kwestie. Als de gemeente dat vervolgens niet heeft ingekocht, als er onvoldoende geld voor is of als het niet meer op het netvlies staat door alle hervormingen die de gemeenten de afgelopen tijd over zich heen gekregen hebben, is het nettoresultaat uiteindelijk wel dat iemand weggaat met een briefje.
De voorzitter: Wat is de vraag?
Mevrouw Keijzer (CDA): De vraag is iedere keer dezelfde. Wat doet de Staatssecretaris om politie, justitie en reclassering, waarvoor hij verantwoordelijk is, te ontlasten? Die organisaties zitten met het probleem van verwarde personen, waarvoor geen oplossing komt. Nogmaals, wil deze Staatssecretaris vanuit zijn verantwoordelijkheid voor politie en justitie in gesprek gaan met VWS, zodat er daadwerkelijk een warme overdracht komt? Het maakt me niet uit of de Minister of Staatssecretaris het doet.
Staatssecretaris Dijkhoff: Zeker. Ik gaf al aan we dat gesprek met VWS al voeren. Dat leidt ertoe dat we bezig zijn om praktische knelpunten heel concreet samen op te lossen en dat we de link tussen de zorgketen en de veiligheidsketen niet alleen op ministerieel niveau, maar ook op gemeentelijk niveau leggen. Het gaat er niet om dat we een keer in de Veiligheidshuizen vergaderen. We moeten de zorgketen concreter en sneller aan de ZSM-structuur koppelen. Als daaruit knelpunten met betrekking tot capaciteit voortkomen, moet er daar op teruggekomen worden en komt het ook via VWS weer aan de orde. We zijn er dus mee bezig. Ik heb niet de indruk dat er niets gebeurt en dat er geen oplossing komt. Samen met VWS wordt er op alle niveaus hard aan gewerkt.
De voorzitter: De Staatssecretaris is aan het einde van dit blokje. Mevrouw Kooiman wil haar laatste interruptie doen.
Mevrouw Kooiman (SP): Dat klopt. Ik kan ook tellen.
Ik ben blij dat de Staatssecretaris kijkt naar de mogelijkheid dat in ieder geval de reclassering kan doorverwijzen naar bijvoorbeeld de zorg. Het onderzoek hiernaar loopt. Ik geloof in samenspraak met VWS. Ik ben natuurlijk heel erg nieuwsgierig wanneer de Kamer hierover meer informatie kan verwachten.
Staatssecretaris Dijkhoff: Het is altijd fijn als het kabinet met één mond spreekt, maar we hebben helaas meer dan één agenda. Bij dit onderzoek is VWS betrokken. Ik kijk even of we in de tweede termijn concreter kunnen worden dan «dit jaar».
De voorzitter: Hierop komt de Staatssecretaris dus nog terug. Mevrouw Rebel stak ook haar vinger op voor haar tweede interruptie. Dat is het nu wel.
Mevrouw Rebel (PvdA): Ik ben me ervan bewust dat dit echt mijn tweede interruptie is.
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de wens van de verslavingsreclassering om te kunnen indiceren voor de reguliere ggz?
Staatssecretaris Dijkhoff: Bedoelt mevrouw Rebel dit in algemene zin, buiten de ZSM-tafels om?
Mevrouw Rebel (PvdA): We zien nog problemen bij de toeleiding naar de reguliere ggz als de verslavingsreclassering op de ZSM-tafel aanwezig is. Ik realiseer me dat de Staatssecretaris deze vraag mogelijk moet bespreken met zijn collega van VWS. Ik krijg graag een reactie dat hij deze vraag specifiek wil meenemen.
Staatssecretaris Dijkhoff: We zijn al bezig om de rechtstitels te stroomlijnen zodat de processen in zorg en veiligheid duidelijker zijn en deze twee werelden minder gescheiden zijn. We willen het meer probleemgericht bekijken. Het heeft sterk onze voorkeur als de zorg dicht op het ZSM-proces zit. We zorgen ervoor dat de titels gelijk lopen zodat het geen brij wordt en we de mensen sneller de interventie die hen toekomt, kunnen geven. Het is eigenlijk heel duidelijk. We hebben gevallen waarmee we juridisch gezien niets kunnen, maar waarbij het ook raar is om te zeggen: gaat u maar weer. Ook als er sprake is van een licht delict, is het soms duidelijk dat zorg een veel geëigender interventiemiddel is dan straf. In dat geval moeten we als eerste met zorg aan de slag gaan. Dat vereist wel dat we de zorgsector aan tafel hebben.
Mevrouw Rebel (PvdA): Het laatste deel van het antwoord van de Staatssecretaris geeft precies aan waar het probleem van de verslavingsreclassering zit. Het is een belangrijk punt om mee te nemen en ervoor te zorgen dat een strafrechtelijke titel, die vaak wordt opgeworpen als barrière voor behandeling, geen belemmering vormt voor de reguliere ggz.
Staatssecretaris Dijkhoff: Mevrouw Helder had een vraag over taakstraffen en een project in Rotterdam. Daarin voeren de taakgestraften hun werkstraf uit in hun eigen wijk, waardoor ze tonen dat ze in de fout zijn gegaan. Ik ben erg te spreken over de creativiteit van de reclasseringsorganisaties bij het vinden van werkstrafprojecten. Het genoemde aspect wordt in toenemende mate meegenomen. Voor een deel van de doelgroep kan het een extra corrigerend effect hebben en is het erg effectief. Als men het niet al van elkaar weet, ben ik zeker bereid om organisaties te informeren over dit project. Ik heb vernomen dat het bij andere gemeenten populair is om een goed lopend project na te volgen.
Ik kom bij de vragen over de terugkeer in de maatschappij van delinquenten, met name van zedendelinquenten. Daarbij zat de volgende spannende vraag. Het is leuk en goed dat er overleg is, maar wat gebeurt er als partijen het niet eens zijn? Geen enkele partij hakt dan de knoop door. Het past goed binnen de Nederlandse bestuurlijke verhoudingen dat men een overleg heeft en samen komt tot een passende oplossing, als mensen het in eerste instantie niet eens zijn. In de kern is de terugkeer in de maatschappij een gezamenlijke verantwoordelijkheid. In principe keert men terug naar de gemeente waar men vandaan komt. Dat is de standaard, maar de uitzonderingen zijn bekender. Als de standaardoplossing niet mogelijk is, moet er gezamenlijk naar een oplossing gezocht worden. Men kan niet alleen maar zeggen: het kan niet hier. De burgemeester, de reclassering en het OM moeten zich inspannen om een passende oplossing te vinden. We moeten de omgevingsanalyse vroegtijdig delen en de zienswijze van de burgemeester daarin meenemen, zodat een burgemeester niet op het laatste moment met het probleem geconfronteerd wordt. Op die manier wordt er recht gedaan aan ieders positie en wordt iedereen de mogelijkheid geboden zich uit te spreken. Het is van tevoren duidelijk dat er niemand is die, ongeacht het advies, altijd de knoop doorhakt. Zo werkt het. Volgens mij is dit de ideale manier. Ik snap dat er een conflict kan ontstaan, maar ik wil de prikkel om er gezamenlijk uit te komen, zo lang mogelijk behouden. In de heel uitzonderlijke gevallen dat het niet lukt, wil ik pas dan bekijken wat er moet gebeuren. Overigens hebben die gevallen zich nog niet vaak voorgedaan. Ik wil niet nu al zeggen wie de knoop mag doorhakken als partijen hun zin niet krijgen. Dat is immers niet bevorderlijk voor de te voeren gesprekken.
Ik kom bij de vragen over recidive en recidiverisico's. De heer Van Oosten gaf aan dat hij mooie ambities had gezien, maar in een al wat oudere brief. Hij vroeg of er gewacht is met het omzetten van deze ambities in daden tot het moment waarop de Kamer deze brief zou bespreken. Het antwoord daarop is nee. In het onderzoek wordt gesproken van een dalende trend in de recidive, maar dat is geen reden om genoegzaam en voldaan stil te zitten. De gegevens van de reclassering worden inmiddels standaard opgenomen in de recidivemonitor van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. Daarnaast is in beeld gebracht welke factoren een rol spelen bij de prevalentie van recidive onder reclassenten om beter zicht te krijgen op de gehele problematiek. Ik vrees dat er nu een bepaalde radar in de Kamer afgaat. In feite spelen heel veel zaken een rol. Was het maar zo dat een of twee factoren altijd doorslaggevend zijn, want dan zou men zich daarop het eerst kunnen richten. Zo ligt het echter niet. Om de recidive verder terug te brengen, hebben we inzicht nodig in de dingen die er nog meer spelen en de samenhang daartussen. Dat zijn geen knoppen; de recidive neemt niet in één keer af wanneer je het palletje verzet.
De uitkomsten van de monitor gebruiken we ook bij de vormgeving van het wetsvoorstel Langdurig toezicht. Daarmee beogen we om langer toezicht te kunnen houden, ook op voormalige tbs-gestelden en plegers van zware zeden- en geweldsmisdrijven die terugkeren in de maatschappij, om recidive te voorkomen. Dat is een deel van de zaken waarmee we bezig zijn. We doen ook onderzoek naar de verbetering van de isd-maatregel. Een van de redenen voor de aanpassingen is om de recidive verder terug te dringen. Dat verwachten we dan ook.
De laatste vraag, die ik nog voor me heb liggen, is van mevrouw Helder en betreft rechters die op bezoek moeten gaan bij isd-behandelaars om hun beeld recht te zetten. Ik heb eerder aangegeven wat we actief kunnen doen. Ik kan de rechters niet op bezoek sturen. Ze zijn bij dezen wel van harte welkom. Mocht een rechter nog steeds een beeld hebben van een isd, dat niet zo positief en enthousiast is als dat van een breed spectrum in de Kamer, dan kan een werkbezoek zeker verhelderend werken.
De voorzitter: De collega's hebben behoefte aan een tweede termijn. Ik stel de spreektijd vast op twee minuten per fractie.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik was inderdaad al bezig de laatste vraag te noteren voor de tweede termijn. Wat doet de Staatssecretaris om de beeldvorming van de rechters over de isd-maatregel bij te stellen? Stuurt hij ze, met inachtneming van de onafhankelijkheid, de werkvloer op? Het antwoord heb ik dus net gekregen en ik ben er wel blij mee. Rechters hebben inmiddels in het kader van de permanente opleiding een soort verplichting tot een maatschappelijke stage. Daar zou zo'n bezoek mooi inpassen. Ik snap wat de Staatssecretaris heeft gezegd. De rechterlijke macht is onafhankelijk, maar van mijn fractie mag hij de rechters wel wat meer enthousiasmeren. Dan noemen we het een maatschappelijke stage. Wil de Staatssecretaris dit voorstel meenemen?
De verkenning naar een eventuele verlenging van de isd-maatregel loopt nog. Ik zei al dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat. Ik wacht de uitkomsten dus af. Ik had er een motie voor in mijn mapje zitten, maar die laat ik er nog even in zitten. Mijn vraag over de isd-maatregel is beantwoord.
De Staatssecretaris zei dat hij erg te spreken is over de creativiteit van de reclasseringsorganisaties bij het vinden van relevante projecten voor taakgestraften en dat de uitvoering van de taakstraf in de wijk soms de aangewezen «straf» kan zijn. Met dit antwoord ben ik wel blij, zeker omdat hij zeer bereid is dit project naar andere instanties uit te dragen. Wil hij de Kamer hierover periodiek informeren bij de voortgangs-AO's?
Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. De Staatssecretaris is nog niet ingegaan op de vraag van de CDA-fractie over de eigenstandige verantwoordelijkheid van het OM om contact op te nemen met het slachtoffer in geval een ex-gedetineerde terugkeert in de samenleving. Daarover hoor ik graag nog iets. De Staatssecretaris zegt dat het goed is dat er onderling overleg is over de plek waarnaar iemand teruggaat en gaat wonen. Ik ben benieuwd wie uiteindelijk de knoop doorhakt. Kan de Staatssecretaris daarover nog het een en ander zeggen?
De Staatssecretaris komt op een gegeven moment met de cijfers van de reclassering om inzicht te kunnen geven in het ontstaan van eventuele wachtlijsten. Wanneer krijgt hij die cijfers? Ik kan me voorstellen dat er in de boezem van het kabinet inmiddels gewerkt wordt aan de begroting voor 2016. Het CDA had grote problemen met de begroting van V en J voor 2015. We hebben dan ook tegengestemd. Zeker met de komst van twee nieuwe frisse bewindspersonen van VVD-huize vinden we het heel belangrijk dat er meer geld komt, juist voor die veiligheid en voor justitie. Hierbij die oproep gedaan hebbende vraag ik graag een VAO aan. Ik ben namelijk nog niet helemaal tevreden met het antwoord van de Staatssecretaris op de vraag wat hij doet met het punt van verwarde personen.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. De grootste zorg van de SP-fractie betreft de bezuinigingen bij de reclassering. Ik begin mijn inbreng in AO's over de reclassering eigenlijk altijd standaard met: ik maak me zorgen, want mogelijk komen er straks wachtlijsten of neemt de adviesfunctie af. Ik heb meegedraaid met reclasseringsmedewerkers. Een aantal collega's, onder wie mevrouw Rebel, heeft dit ook gedaan. De Staatssecretaris gaat het waarschijnlijk ook nog doen. Ik hoor van die medewerkers dat ze gewoon te veel werk hebben. Ze kunnen het niet meer aan. De werkdruk neemt toe. Ik vind het heel netjes van hen dat ze bij voorbaat aangeven dat ze zich genoodzaakt zien wachtlijsten op te bouwen. De Staatssecretaris wil eerst nog bezien of dit inderdaad nodig is, omdat hij de cijfers nog niet heeft. Kan hij aangeven wanneer hij de Kamer hierover informeert? Is hij voornemens de Kamer in ieder geval te informeren voordat er wachtrijbeheer ontstaat?
Ik ben erg blij dat de Staatssecretaris de mogelijkheden van een voorwaardelijk deel in de isd-maatregel gaat onderzoeken.
De Staatssecretaris zou in tweede termijn nog terugkomen op de indicatie door de reclassering naar zorg. Mijn collega Rebel vroeg hier ook naar.
Er is al een aantal VAO's aangekondigd met betrekking tot nieuwe bezuinigingen. Ik hoop dus dat de Staatssecretaris mijn vragen naar tevredenheid kan beantwoorden.
Mevrouw Rebel (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris, die nog maar kort op dit dossier zit, voor zijn uitgebreide beantwoording na het doorploegen van de vele rapporten waarnaar de voorzitter ook al verwees. Ik ben blij met de pragmatische blik van de Staatssecretaris op het huidige stelsel. Het is goed om in gesprek te blijven met de drie reclasseringsorganisaties, zeker over de spanning tussen de beschikbare financiën en goede reclasseringsproducten, zoals hij het zo mooi verwoordt. Dat is echt een punt van aandacht. We realiseren ons dat er hierover afspraken bestaan. De reclasseringsorganisaties kunnen een en ander met efficiencyslagen misschien nog net aan. Dit punt moet echter heel goed gemonitord worden om het ontstaan van wachtlijsten te voorkomen, ervoor te zorgen dat reclasseringsmedewerkers niet omvallen en om op lange termijn niet de kwaliteit verloren te laten gaan door op korte termijn te behalen winsten. Dat laatste is misschien wel mijn belangrijkste punt van zorg. Daarom is het heel belangrijk om de prognose of de visie die de Staatssecretaris heeft toegezegd, af te wachten. Ik realiseer me heel goed dat dit punt hierin opgenomen wordt.
Ik ben blij met de toezegging dat de startkwalificatie meegenomen wordt in het onderzoek naar de isd-maatregel. Ik mis nog een antwoord op mijn vraag over de handelingsruimte en de scan waarover in een brief uit 2013 werd geschreven. Ik realiseer me dat dit lang geleden is. Mogelijk is het ook lang geleden dat die brief gezien is. In de brief staat dat er met de drie reclasseringsorganisaties zou worden gekeken naar een betere voorlichting over de volledig te benutten ruimte voor reclasseringsmedewerkers. Kan de Staatssecretaris hierop nog een korte toelichting geven? Als reclasseringsmedewerkers zich bewust zijn van de ruimte die ze kunnen nemen, draagt dit mogelijk bij aan een minder grote werkdruk en daarmee aan het voorkomen van eventuele wachtlijsten.
Voorzitter: Helder
De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden op mijn vragen. Ik ben in het bijzonder blij met zijn toezegging om dit punt periodiek op de agenda te zetten. Dat geeft iedere keer toch weer even een kritische blik. We hebben nu drie reclasseringsorganisaties. Mogelijk worden het er in de toekomst vier, maar voorlopig houd ik het even op drie. In hoeverre wordt op de best mogelijke manier het werk uitgevoerd, gegeven de financiële uitdagingen waar we gelijktijdig ook voor staan? Ik denk dat het verstandig is dit punt op de agenda te houden.
Voorzitter: Van Oosten
Staatssecretaris Dijkhoff: Voorzitter. Mevrouw Helder heeft zelf in de richting van de rechters nog eens benadrukt dat het kennisnemen van de manier waarop de isd loopt een zeer nuttige invulling van een maatschappelijke stage kan zijn. Nieuwe informatie over creatieve oplossingen, nieuwe trends of afgeronde pilots zullen we zeker aan de Kamer doen toekomen, als we weer over reclassering spreken.
Mevrouw Keijzer had een vraag over het OM en het slachtoffer. Het OM neemt in haar contacten de belangen van het slachtoffer mee. Die belangen vormen vaak de doorslaggevende factor. Het betreft immers de rust en veiligheid van de slachtoffers of, in ergere gevallen, de nabestaanden van de slachtoffers. Hun belangen staan natuurlijk bovenaan het lijstje bij de beoordeling van de mogelijkheid en wenselijkheid van terugkeer van de dader naar de gemeente of de woning. Daarnaast worden de belangen van de bevolking en van degene die moet resocialiseren, meegewogen. Het belang van het slachtoffer is dus zeker een belangrijke factor. Nogmaals, er is niet bij voorbaat een orgaan dat de knoop doorhakt. Tot nu toe is niet gebleken dat daaraan behoefte bestaat. Het was altijd vrij simpel. Het probleem was vroeger juist dat het OM niet genoeg met de burgemeester sprak als het een beslissing moest nemen, zodat de gemeenschap niet wist wat er gebeurde. Daarom is de stap gezet om het overleg te verbeteren en het een gezamenlijke beslissing te laten zijn. Vooralsnog heb ik geen signalen gekregen die erop wijzen dat dit een probleem oplevert, waardoor we bij voorbaat zouden moeten zeggen wie er beslist bij stakende stemmen. Deze materie is heel ingewikkeld. Wanneer een standpunt in een overleg niet bij voorbaat gedeeld wordt, komt men juist door het samenspel soms tot oplossingen. Noem het een derde optie die voor iedereen goed werkt bij terugkeer in de samenleving. Juist het uitgangspunt van gezamenlijkheid blijkt tot nu toe in de praktijk heel goed te werken. Daaraan wil ik dan ook vasthouden.
De voorzitter: Mevrouw Keijzer heeft een tweede interruptie. We hebben twee interrupties per fractie afgesproken. We zijn in de tweede termijn en we zitten ruim in de tijd, maar ik maak er toch even een korte opmerking over.
Mevrouw Keijzer (CDA): Het is maar net hoe je het organiseert. Bij VWS beginnen we in de tweede termijn altijd opnieuw te tellen.
Ik heb een verhelderende vraag. Neemt het OM altijd contact op met de slachtoffers? Ik vraag hiernaar, omdat ik hoor dat mensen zich vaak overvallen voelen. Als je al ver van tevoren aangeeft dat een bepaalde mijnheer of mevrouw vrijkomt en vraagt wat men ervan vindt, kan dat vaak de onrust of de boosheid over het feit dat men er niet bij betrokken wordt, wegnemen. Dat kan niet altijd. Soms willen mensen het niet en daarbij kan ik me ook van alles voorstellen. Het gaat mij met name om de zorgvuldigheid van het OM.
Staatssecretaris Dijkhoff: Op dit moment is de praktijk dat het OM contact opneemt als slachtoffers of nabestaanden hebben aangegeven dat te willen weten. We nemen dit onderdeel ook mee in het wetsvoorstel Langdurig toezicht, waarin we het willen verankeren en versterken en willen vastleggen op welke manier we ermee om moeten gaan. Tot nu toe werkt het dus op die manier.
Mevrouw Kooiman vroeg wanneer ik de Kamer kan informeren over de aantallen. Mevrouw Keijzer vroeg ook al wanneer die cijfers komen. De cijfers over de eerste vier maanden verwacht ik elk moment. Dan weet de commissie natuurlijk nog niet wanneer ze precies komen, maar dat weet ik zelf ook niet. Normaal gesproken komen ze rond deze tijd van het jaar, maar ze waren er niet voor dit AO. Ik heb ze nog niet, dus ik weet het verder ook niet. De verwachting is dat ze snel komen en dat we daarna een gesprek met de reclasseringsorganisaties hebben over de vraag wat het signaal in de praktijk betekent. We kunnen dan ook bekijken of en wanneer we er iets aan moeten doen. Ik zal de Kamer hierover vóór, en dus niet bij, de begrotingsbehandeling informeren.
De voorzitter: Mevrouw Kooiman heeft een interruptie. Voor haar geldt dezelfde opmerking als die ik naar mevrouw Keijzer heb gemaakt.
Mevrouw Kooiman (SP): Als de cijfers rond deze tijd kunnen komen en er daarna een gesprek over is met de reclassering, hoeven we natuurlijk niet te wachten tot de begrotingsbehandeling. Ik weet graag eerder of er wachtlijsten ontstaan. Op grond van het antwoord van de Staatssecretaris neem ik een beslissing om al dan niet een VAO aan te vragen en hierover een motie in te dienen. Kan de Staatssecretaris voor het zomerreces aangeven of de reclasseringsorganisaties moeten gaan werken met wachtlijsten?
Staatssecretaris Dijkhoff: Ik haal het wel om voor 1 augustus nadere informatie te geven. Voor het zomerreces kan ik nu nog niet toezeggen.
Mevrouw Kooiman (SP): Het heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat mijn collega's al een VAO hebben aangevraagd. In de zomer kan ik niet handelen, tenzij ik de Kamer terugroep van reces. Ik zie heel positieve reacties op de tribune, maar ik wil het natuurlijk eerder weten en voorkomen dat ik de Kamer moet terugroepen. Als de Staatssecretaris aangeeft dat dit niet mogelijk is, denk ik dat we elkaar in een VAO ontmoeten.
Mevrouw Helder (PVV): Het antwoord dreef toch een beetje af van de vraag die ik in eerste instantie gesteld had, namelijk of de Staatssecretaris bereid is om landelijk in te voeren dat taakstraffen zo veel mogelijk in de eigen wijk worden uitgevoerd. Hij antwoordde in eerste termijn dat hij erg te spreken was over de creativiteit van de reclasseringsorganisaties. Op mijn vraag of de Kamer hierover periodiek geïnformeerd kon worden, was zijn antwoord dat de Kamer het hoort als er nieuwe pilots zijn. De vraag was of de Staatssecretaris ervoor wil zorgen dat de pilot waarin taakstraffen zo veel mogelijk in de eigen wijk worden uitgevoerd, landelijk uitgerold wordt. Wil hij die vraag nog beantwoorden? Anders sluit ik me ook aan bij het verzoek om een VAO, maar dan voor een ander onderwerp.
Staatssecretaris Dijkhoff: Ik ben enthousiast over de pilot, maar met het voorbehoud dat het voor een bepaalde groep effectief kan zijn. «Voor het hele land zo veel mogelijk» gaat me te ver. Ik wil de pilot onder de aandacht brengen, maar ik wil niet verordonneren dat de taakstraf in zo veel mogelijk gevallen in de wijk uitgevoerd moet worden.
Mevrouw Helder (PVV): Dit antwoord komt een beetje in de goede richting. Het probleem zit dus eigenlijk meer in de vraag wat je onder «zo veel mogelijk» verstaat. Als er toch een VAO komt, vind ik het mooi om daarover dan nog even kort te spreken.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben gretig vandaag, maar de Staatssecretaris had beloofd om in de tweede termijn terug te komen op de vraag wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de mogelijkheid dat de reclassering zorg indiceert. Dat was een vraag van mevrouw Rebel en mijzelf.
De voorzitter: Dat is waar. Het is niet mogelijk die vraag nu te beantwoorden. Er wordt nog naar gekeken. Tussentijds wil ik als voorzitter inventariseren of er een VAO nodig is of dat de commissie meent dat de antwoorden toereikend zijn. Het is aan de commissie om dat te bepalen. Mevrouw Keijzer zegt dat een VAO nodig is.
Mevrouw Keijzer (CDA): Jazeker. Ik heb het al gehad over de verwarde personen, maar ook de wachtlijsten zijn voor mij een onderwerp waarover we verder moeten spreken.
De voorzitter: Het VAO zal worden ingepland. Ik kijk nu voorzichtig naar de Staatssecretaris of het antwoord op de vraag van mevrouw Kooiman langzamerhand gegeven kan worden.
Staatssecretaris Dijkhoff: We zijn er erg hard mee bezig in nauwe samenwerking met VWS. Mijn streven is om kort na het reces de Kamer nader te informeren over een aantal van de onderwerpen. Ik zal me ervoor inspannen om dit onderdeel daarbij mee te nemen. Ik heb geen hotline en ik kan het dus niet namens een ander zeggen, maar mijn streven is kort na het reces.
De voorzitter: We zijn aan het einde van dit AO gekomen. De Staatssecretaris heeft zo-even een toezegging gedaan. Voor het overige zijn er hier en daar wat aanvullingen. Die hebben de collega's ongetwijfeld goed beluisterd. Een VAO wordt nader vastgesteld met als eerste spreker mevrouw Keijzer. Ik dank de Staatssecretaris en zijn staf en de aanwezigen op de tribune en daarbuiten voor hun aanwezigheid en de collega's voor hun actieve bijdrage.
Sluiting 15:40 uur.
Volledige agenda
1. Gebundelde beleidsreactie IVenJ-rapporten over de sanctietoepassing
Kamerstuk 24 587, nr. 572 – Brief regering d.d. 15-01-2014
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
2. Inspectiebericht vervolgonderzoek «De uitvoering van de ISD-maatregel» van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ)
Kamerstuk 31 110, nr. 14 – Brief regering d.d. 22-07-2013
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
3. Inspectierapport «doorlichting Stichting Exodus Den Bosch»
Kamerstuk 24 587, nr. 502 – Brief regering d.d. 05-04-2013
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
4. Aanbieding van het inspectierapport doorlichting SVG reclassering Limburg van de Inspectie Veiligheid en Justitie
Kamerstuk 29 270, nr. 87 – Brief regering d.d. 16-09-2013
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
5. Toezeggingen en moties sanctietoepassing
Kamerstuk 29 270, nr. 86 – Brief regering d.d. 25-06-2013
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
6. Beleidsreactie rapport «Recidive na een reclasseringscontact»
Kamerstuk 29 279, nr. 196 – Brief regering d.d. 03-04-2014
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
7. Aanbieding van het opgemaakte rapport «Recidive na reclasseringscontact»
Kamerstuk 29 279, nr. 198 – Brief regering d.d. 12-05-2014
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
8. Onderzoeksrapporten over de maatregel Inrichting Stelselmatige Daders
Kamerstuk 31 110, nr. 16 – Brief regering d.d. 16-10-2014
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
9. Eindrapportage onderzoek verkenning uitvoeringspraktijk ISD voor
jongvolwassenen
Kamerstuk 31 110, nr. 17 – Brief regering d.d. 17-10-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
10. Stelsel volwassenenreclassering
Kamerstuk 29 270, nr. 93 – Brief regering d.d.18-11-2014
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
11. Aanbieding informatie over stelsel volwassenenreclassering
29 270, nr. 96 – Brief regering d.d. 20-03-2015
Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok
12. Terugkeer ex-gedetineerden en tbs'ers in de maatschappij
Kamerstuk 29 270, nr. 97 – Brief regering d.d. 30-03-2015
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29270-104.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.