29 265
Voorstel tot wijziging van enkele bepalingen in het Reglement van Orde inzake de procedure van wetgeving

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 25 november 2003

De vaste commissie voor de Werkwijze der Kamer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat het Presidium de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit voorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de fracties van CDA, PvdA, VVD, SP, D66, GroenLinks, ChristenUnie en SGP hebben enkele vragen en opmerkingen ten aanzien van het voorliggende voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde.

Artikel 91. Debat op hoofdlijnen

De leden van de CDA-fractie vragen waarom het houden van een debat op hoofdlijnen ook plaatsvindt indien slechts 30 leden daarom vragen. Deze leden zien een belangrijk verschil met het vragen van inlichtingen, dat in de voorstellen van het Presidium ook door een minderheid kan worden gevraagd. Een minderheidsrecht voor een debat op hoofdlijnen zou in de ogen van de leden van de CDA-fractie kunnen leiden tot misbruik. Verder vragen deze leden naar de gevolgen voor de belasting van de plenaire vergadering wanneer over veel wetsvoorstellen een debat op hoofdlijnen wordt gehouden. Heeft het Presidium dit overwogen? Is een debat op hoofdlijnen aan een spreektijdbeperking onderworpen? Wat is overigens de reden dat tot op heden zo weinig van dit instrument gebruik wordt gemaakt?

Het voorstel van het Presidium om vaker een debat op hoofdlijnen te houden heeft de instemming van de leden van de VVD-fractie. De bedoeling is dan wel dat het uiteindelijke wetgevingsproces aanzienlijk wordt bekort en niet weer een volledige herhaling wordt van het debat op hoofdlijnen. Per saldo moet deze aanpak leiden tot een cultuurverandering, maar ook tot meer efficiency.

De leden van de SP-fractie steunen het idee van een hoofdlijnendebat.

Zien de leden van de D66-fractie het goed dat na invoering van het voorliggende voorstel in het Reglement van Orde een hoofdlijnendebat over ieder wetsvoorstel mogelijk is indien 30 leden dat wensen?

De leden van de SGP-fractie erkennen dat het voeren van een hoofdlijnendebat voorafgaande aan een nader onderzoek van de commissie betekenis kan hebben. Zij zien echter niet in waarom de bestaande KAN-bepaling moet worden gewijzigd in een regel waarop uitzonderingen mogelijk zijn. Deze leden merken op dat er tamelijk veel wetsvoorstellen zijn die inhoudelijk technisch van aard zijn of om andere redenen geen aanleiding geven tot veel discussie. Alleen al om die reden ligt het volgens deze leden niet voor de hand om het voeren van een hoofdlijnendebat tot regel te verheffen. Graag vernemen zij de reactie van het Presidium hierop.

Artikel 93a. Rapporteur

Om onnodige inzet en energie te vermijden, achten de leden van de CDA-fractie een commissierapporteur een zinvol instrument. Wordt deze rapporteur ook voldoende ambtelijk bijgestaan om zo ook de kwaliteit van het wetgevingsproces te verbeteren? Kan ook ondersteuning van buiten worden gevraagd, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie kunnen de consequenties van het aanstellen van een rapporteur niet overzien en verzoeken de Voorzitter met een toelichting te komen. Wat is de betekenis van dit voorstel en hoe zijn de ervaringen hiermee in het buitenland?

De leden van de SGP-fractie vragen naar de achtergronden om de mogelijkheid van het benoemen van een rapporteur vast te leggen.

Artikel 103. Stemmen over amendementen

Waarom kan de Kamer niet afwijken van de mogelijkheid dat amendementen die binnen zes uur voor de stemmingen worden ingediend niet in stemming komen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie hebben met enige zorg kennisgenomen van het voorstel dat de Kamer alleen zou kunnen stemmen over amendementen die uiterlijk zes uur voor de aanvang van de stemming zijn ingediend. Het recht van amendement is een recht dat in de Grondwet is geregeld en deze leden aarzelen zeer of het mogelijk is dit recht in het Reglement van Orde te beperken. Ook menen deze leden dat de Kamer een amendement dat niet voldoende bestudeerd kon worden, altijd kan afwijzen of de behandeling van het betreffende wetsontwerp zou kunnen opschorten volgens de regels «in dubio abstine» of «haastige spoed is zelden goed». Deze leden onderstrepen overigens het belang dat amendementen tijdig worden ingediend. Zij kunnen zich echter ook veel gewijzigde amendementen herinneren die kort voor een stemming zijn ingediend en tot een wezenlijke verbetering van een wetsvoorstel bijdroegen. Deze leden verzoeken het Presidium dit voorstel in het licht van deze bedenkingen nader te overwegen.

De leden van de VVD-fractie gaan akkoord met dit voorstel.

Het voorstel om binnen zes uur voor de stemming geen amendementen meer toe te laten, heeft de steun van de leden van de GroenLinks-fractie. Wel wensen deze leden dat een verzoek om het uitstellen van de stemmingen om alsnog een amendement in te kunnen dienen in de regel gehonoreerd wordt, tenzij het gaat om wetten die voór 1 december door de Tweede Kamer afgehandeld dienen te zijn (de zogenaamde 1 december wetten).

De leden van de D66-fractie missen een onderbouwing bij het voorgestelde verbod om korter dan zes uur voor aanvang van de stemming een amendement in te mogen dienen. Aangezien het hier het recht op amendement van Tweede Kamerleden betreft, verzoeken deze leden het Presidium dit voorstel nader te onderbouwen. Geldt deze sluitingstermijn ook voor wijzigingen in al ingediende moties? Waarom is gekozen voor zes uur, zo vragen deze leden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat een meerderheid van de Kamer over een amendement dat later dan de voorgestelde zes uur voorafgaand aan de stemming is ingediend, kan besluiten het wél te behandelen zodat de stemming wordt uitgesteld óf kan besluiten het niet te behandelen zodat het amendement materieel wordt verworpen.

Deze leden vragen of het aanbeveling verdient om in het geval van een niet-tijdig ingediend amendement, naar analogie van de overige Presidiumvoorstellen, ook bij dit voorstel te werken met een minderheidsrecht. Als 30 leden de indiening van het niet tijdig ingediend amendement ondersteunen, wordt het amendement toch toegelaten en de stemming uitgesteld.

Artikel 119. Inhandenstelling

De leden van de VVD-fractie willen gaarne met collega's in debat over nota's van andere partijen of instellingen. Hiervoor kunnen wat deze leden betreft commissievergaderingen worden uitgeschreven, als uit de procedurevergadering blijkt dat de behoefte daartoe bestaat. Deze leden willen echter geen debatten in de plenaire zaal waarbij collega's plaatsnemen in «vak K». De huidige situatie waarbij andere functionarissen dan leden van het kabinet plaatsnemen in «vak K», wordt door de leden van de VVD-fractie met kracht van de hand gewezen en is hen een doorn in het oog.

Het voorstel om ook nota's van leden als initiatiefontwerpen te behandelen heeft in principe de steun van de leden van de GroenLinks-fractie. Wel willen deze leden weten aan welke vereisten deze nota's dienen te voldoen en in welke fase een eventueel regeringsstandpunt aan de orde kan komen. Aan regeringsnota's worden hoge eisen gesteld voordat een notaoverleg kan plaatsvinden. Het lijkt deze leden niet gewenst om in het begin de lat al zo hoog te leggen voor nota's van een fractie en/of een lid. Ook willen de leden van de fractie van GroenLinks weten hoe voorkomen kan worden dat de behandeling van een nota van (één van de) leden vertraagd wordt doordat een (coalitie-)meerderheid in een vaste Kamercommissie als een soort automatisme eerst een regeringsreactie willen voordat de behandeling verder ter hand wordt genomen. Deze leden wijzen erop dat een initiatiefwet haar beslag krijgt in het Staatsblad en zij vragen welke materialisatie er kan volgen uit een door de Kamer aanvaarde nota.

Aangegeven wordt dat de Voorzitter desgewenst kan besluiten tot een debat zonder aanwezigheid van de regering, bijvoorbeeld naar aanleiding van een breed besproken maatschappelijk vraagstuk. De leden van de SGP-fractie kunnen zich daar niet veel bij voorstellen. Zij wijzen erop dat de betrokkenheid van de Kamer in dergelijke gevallen ook op een andere manier tot uitdrukking kan worden gebracht en dat een debat over actuele maatschappelijke ontwikkelingen alleen zinvol is als de regering daarbij op haar beleid kan worden aangesproken. Zij vragen hierop een reactie van het Presidium.

Deze leden vragen welke relatie het in handen stellen en bespreken van stukken van leden van de Kamer zonder betrokkenheid van de regering heeft met de taken van het parlement. Deze leden vragen ook hoe het debatteren zonder de aanwezigheid van de regering zich verhoudt tot artikel 69 van de Grondwet.

De voorzitter van de commissie,

Weisglas

De adjunct-griffier van de commissie,

Franke


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), voorzitter, Van Heemst (PvdA), Van Gent (GL), Kant (SP), De Vries (CDA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66) en Griffith (VVD). Plv. leden: Huizinga-Heringa (CU), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Depla (PvdA), Vos (GL), Gerkens (SP), Smilde (CDA), Ormel (CDA), Kraneveldt (LPF), Van der Laan (D66) en Luchtenveld (VVD).

Naar boven