nr. 3
TOELICHTING
I. De vaste commissie voor EU-zaken is belast met:
– het voeren van overleg met het Kabinet;
– het attenderen van de vaste commissies op (pré-)wetgevingsdocumenten;
– het opstellen van een lijst van prioritaire Europese thema's per
vaste commissie;
– het actualiseren van specifieke fiches;
– het adviseren en ondersteunen van vaste commissies bij de organisatie
van werkbezoeken aan Brussel;
– het informeren van leden en leden van het Europese Parlement over
de Europaoverleggen.
II. Het rondetafelgesprek waar de leden van een commissie op voet van
gelijkheid overleggen met genodigden wordt als bevredigender ervaren dan de
hoorzitting: tweerichtingsverkeer in plaats van éénrichtingsverkeer.
III. en X. Hoewel begrotingen de vorm van een wetsvoorstel hebben is het
duidelijker om de hieraan gewijde overleggen als zodanig aan te duiden. Het
nieuwe artikel 39 a leidt tot een nieuwe vorm van begrotingsbehandeling waarbij
de uitgangspunten zijn:
– Commissies verrichten het voorbereidend onderzoek (het stellen
van schriftelijke vragen) van «hun» begroting, en overleggen daarover
in het openbaar met het kabinet;
– Na ontvangst van de antwoorden op de schriftelijke vragen houdt
elke commissie een begrotingsoverleg;
– Het op de cijfers gerichte begrotingsonderzoek wordt geïntegreerd
in dat overleg;
– De begrotingsoverleggen beginnen om 11.00 uur en duren tot uiterlijk
23.00 uur, zodat elke fractie meer spreektijd kan hebben dan nu beschikbaar
is voor de plenaire begrotingsbehandeling.
Uiteraard moeten de data voor de begrotingsoverleggen zo worden gekozen
dat de te behandelen begrotingen «elkaar niet bijten». Zo mogelijk
hoeft in de periode van begrotingsbehandeling op woensdag niet plenair te
worden vergaderd, waardoor ruimte ontstaat voor een derde begrotingsoverleg
in één week.
IV. De aankondiging van een hoorzitting in de Staatscourant wordt als
overbodig ervaren.
V. Bedoeld wordt de door de Griffier aangewezen plaatsvervangend griffier
(zie artikel 15 tweede lid).
VI. Procedurevergaderingen van commissies moeten als regel openbaar moeten
zijn (zoals bepleit in een motie vorig jaar ingediend bij de behandeling van
de Raming, stuk 28 336 nr. 16). De Kamer kan hierop algemene uitzonderingen
maken door met toepassing van het eerste lid van artikel 37 bepaalde commissies
aan te wijzen zoals de Commissie voor de Inlichtingenen Veiligheidsdiensten.
Verder kan de commissie zelf per keer een uitzondering maken, door toepassing
van het huidige derde lid van artikel 37.
VII. en XI. Wetgevingsoverleg en Nota-overleg worden door een commissie
aangevraagd. Het is dan overbodig nog te bepalen dat het Presidium die commissie
hoort.
VIII. Het wetgevingsoverleg moet worden beschouwd als een gelijkwaardige
vervanging van het plenair debat over een wetsvoorstel. Dat betekent dat,
net als bij het plenaire debat, de leden niet beperkt horen te worden in hun
spreektijd maar dat wel van hen mag worden gevraagd om ter wille van de planning
hun spreektijden aan te geven. Dit punt is bij de plenaire behandeling van
de Raming voor 2003 o.a. door de heer Rouvoet aan de orde gesteld.
IX, X en XII. Elke vorm van overleg met stenografisch verslag wordt in
een apart artikel van het Reglement geregeld. Bij elke vorm van overleg dient
de bevoegdheid tot het indienen van moties te worden toegekend. De verwijzing
naar artikel 66 maakt o.a. het vereiste van ondersteuning door vier andere
leden van toepassing. Hiermee wordt het eerste lid van het bestaande artikel
43 overbodig. Het tweede lid van het huidige artikel 43 is verwarrend omdat
de Kamer bij de bepaling van de agenda niet let op het al of niet verschenen
zijn van het verslag. Daarom kan ook die bepaling vervallen.
XIII. Het voorstel opent de mogelijkheid dat commissies op een vast tijdstip
periodiek een verzameloverleg houden. Dit geeft leden enige zekerheid voor
hun agenda's. Niet urgente punten kunnen worden «opgespaard» voor
zo'n verzameloverleg. Als leden het verzameloverleg verder gebruiken voor
specifieke punten die alléén voor hen of hun fractie van belang
zijn, kan het tevens bijdragen tot doelmatigheid. De invoering van deze vorm
van overleg is o.a. bepleit in de brief van de Voorzitter van de fractie van
D66 aan het Presidium van 27 mei 2002.
XIV. De plenaire begrotingsbehandeling wordt vaak bijgewoond door weinig
leden. Dit zijn de woordvoerders voor de onderscheiden fracties, tevens lid
van de commissie die het aangaat. Het plenaire debat dient te worden toegespitst
op de hoofdlijnen, en vooral op de discussiepunten tijdens het begrotingsoverleg
(bij voorkeur vertaald in amendementen en moties), niet op detailpunten. Dit
streven is neergelegd in het nieuwe artikel 43.
XV. Artikel 44 kan vervallen omdat de Kamer in de praktijk niet de hand
daaraan houdt.
XVI. Het is niet nodig in artikel 45 alle vormen van overleg met stenografisch
verslag expliciet te noemen.