29 264
Voorstel tot wijziging van enkele bepalingen in het Reglement van Orde inzake commissies

nr. 3
TOELICHTING

I. De vaste commissie voor EU-zaken is belast met:

– het voeren van overleg met het Kabinet;

– het attenderen van de vaste commissies op (pré-)wetgevingsdocumenten;

– het opstellen van een lijst van prioritaire Europese thema's per vaste commissie;

– het actualiseren van specifieke fiches;

– het adviseren en ondersteunen van vaste commissies bij de organisatie van werkbezoeken aan Brussel;

– het informeren van leden en leden van het Europese Parlement over de Europaoverleggen.

II. Het rondetafelgesprek waar de leden van een commissie op voet van gelijkheid overleggen met genodigden wordt als bevredigender ervaren dan de hoorzitting: tweerichtingsverkeer in plaats van éénrichtingsverkeer.

III. en X. Hoewel begrotingen de vorm van een wetsvoorstel hebben is het duidelijker om de hieraan gewijde overleggen als zodanig aan te duiden. Het nieuwe artikel 39 a leidt tot een nieuwe vorm van begrotingsbehandeling waarbij de uitgangspunten zijn:

– Commissies verrichten het voorbereidend onderzoek (het stellen van schriftelijke vragen) van «hun» begroting, en overleggen daarover in het openbaar met het kabinet;

– Na ontvangst van de antwoorden op de schriftelijke vragen houdt elke commissie een begrotingsoverleg;

– Het op de cijfers gerichte begrotingsonderzoek wordt geïntegreerd in dat overleg;

– De begrotingsoverleggen beginnen om 11.00 uur en duren tot uiterlijk 23.00 uur, zodat elke fractie meer spreektijd kan hebben dan nu beschikbaar is voor de plenaire begrotingsbehandeling.

Uiteraard moeten de data voor de begrotingsoverleggen zo worden gekozen dat de te behandelen begrotingen «elkaar niet bijten». Zo mogelijk hoeft in de periode van begrotingsbehandeling op woensdag niet plenair te worden vergaderd, waardoor ruimte ontstaat voor een derde begrotingsoverleg in één week.

IV. De aankondiging van een hoorzitting in de Staatscourant wordt als overbodig ervaren.

V. Bedoeld wordt de door de Griffier aangewezen plaatsvervangend griffier (zie artikel 15 tweede lid).

VI. Procedurevergaderingen van commissies moeten als regel openbaar moeten zijn (zoals bepleit in een motie vorig jaar ingediend bij de behandeling van de Raming, stuk 28 336 nr. 16). De Kamer kan hierop algemene uitzonderingen maken door met toepassing van het eerste lid van artikel 37 bepaalde commissies aan te wijzen zoals de Commissie voor de Inlichtingenen Veiligheidsdiensten. Verder kan de commissie zelf per keer een uitzondering maken, door toepassing van het huidige derde lid van artikel 37.

VII. en XI. Wetgevingsoverleg en Nota-overleg worden door een commissie aangevraagd. Het is dan overbodig nog te bepalen dat het Presidium die commissie hoort.

VIII. Het wetgevingsoverleg moet worden beschouwd als een gelijkwaardige vervanging van het plenair debat over een wetsvoorstel. Dat betekent dat, net als bij het plenaire debat, de leden niet beperkt horen te worden in hun spreektijd maar dat wel van hen mag worden gevraagd om ter wille van de planning hun spreektijden aan te geven. Dit punt is bij de plenaire behandeling van de Raming voor 2003 o.a. door de heer Rouvoet aan de orde gesteld.

IX, X en XII. Elke vorm van overleg met stenografisch verslag wordt in een apart artikel van het Reglement geregeld. Bij elke vorm van overleg dient de bevoegdheid tot het indienen van moties te worden toegekend. De verwijzing naar artikel 66 maakt o.a. het vereiste van ondersteuning door vier andere leden van toepassing. Hiermee wordt het eerste lid van het bestaande artikel 43 overbodig. Het tweede lid van het huidige artikel 43 is verwarrend omdat de Kamer bij de bepaling van de agenda niet let op het al of niet verschenen zijn van het verslag. Daarom kan ook die bepaling vervallen.

XIII. Het voorstel opent de mogelijkheid dat commissies op een vast tijdstip periodiek een verzameloverleg houden. Dit geeft leden enige zekerheid voor hun agenda's. Niet urgente punten kunnen worden «opgespaard» voor zo'n verzameloverleg. Als leden het verzameloverleg verder gebruiken voor specifieke punten die alléén voor hen of hun fractie van belang zijn, kan het tevens bijdragen tot doelmatigheid. De invoering van deze vorm van overleg is o.a. bepleit in de brief van de Voorzitter van de fractie van D66 aan het Presidium van 27 mei 2002.

XIV. De plenaire begrotingsbehandeling wordt vaak bijgewoond door weinig leden. Dit zijn de woordvoerders voor de onderscheiden fracties, tevens lid van de commissie die het aangaat. Het plenaire debat dient te worden toegespitst op de hoofdlijnen, en vooral op de discussiepunten tijdens het begrotingsoverleg (bij voorkeur vertaald in amendementen en moties), niet op detailpunten. Dit streven is neergelegd in het nieuwe artikel 43.

XV. Artikel 44 kan vervallen omdat de Kamer in de praktijk niet de hand daaraan houdt.

XVI. Het is niet nodig in artikel 45 alle vormen van overleg met stenografisch verslag expliciet te noemen.

Naar boven