29 263
Voorstel tot wijziging van enkele bepalingen in het Reglement van Orde inzake de plenaire vergadering en de interpellatie

nr. 3
TOELICHTING

I. De redactie van deze bepaling is aangepast aan de formulering van het gelijksoortige artikel 33 voor wat betreft commissies, in die zin dat ook de Regering om bijeenroeping kan vragen. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk.

De bevoegdheid om de Voorzitter te verplichten de Kamer uit reces terug te roepen is toegekend aan een vijfde deel, hetzelfde deel dat de Kamer volgens het voorgestelde nieuwe artikel 54A kan verplichten tot een spoeddebat.

II. Deze bepaling legt de procedure vast die het Presidium bij brief van 10 oktober 2002 aan alle leden heeft meegedeeld. Volgens die brief zal de Voorzitter een interventie bij de Regeling zoals hier bedoeld, niet toelaten als het desbetreffende lid de mogelijkheid heeft om op korte termijn hetzelfde verzoek in een commissie te doen of wanneer er een andere meer geëigende procedure is.

III. Het is wenselijk om in het Reglement vast te leggen dat de leden over een tweede instrument beschikken, naast de interpellatie om, met onderbreking van de agenda, een debat te voeren. Voor het spoeddebat gelden niet de voorschriften die het Reglement (in artikel 133) geeft voor de interpellatie: inzenden tevoren van de vragen, extra termijn voor de aanvrager. Ook is de Kamer vrij om vóór het spoeddebat een brief of notitie van het Kabinet te vragen. Deze brief of notitie zullen dan echter niet in handen van een commissie worden gesteld, tenzij de leden die het spoeddebat hebben aangevraagd die aanvraag intrekken. In dat geval kan het debat nog steeds plaatsvinden maar dan pas ná het onderzoek in de commissie zodat het niet meer kan gelden als toepassing van deze nieuwe Reglementsbepaling.

Spoedebatten worden reeds nu vaak gehouden nadat leden hierom gevraagd hebben bij de Regeling. De Kamer kan echter steeds (in meerderheid) het verzoek afwijzen. Het is wenselijk dat een minderheid van een zekere omvang de gelegenheid krijgt tot een plenair debat met het Kabinet zoals een minderheid reeds nu bij voorhangprocedures de Kamer kan dwingen tot het behandelen van een wetsvoorstel (bij ratificatie van verdragen) of een concept AMvB. Gekozen is voor een aantal van dertig leden aansluitend op de regeling die meestal bij voorhangprocedures geldt.

IV. Het is nuttig om plenair aandacht te besteden aan de bevindingen van delegaties die hebben deelgenomen aan Europese vergaderingen zoals de COSAC, een werkgroep van de COSAC, een vergadering georganiseerd door het EU-voorzitterschap met de voorzitters van bepaalde vakcommissies of aan hoorzittingen in het EP. De delegatievoorzitter kan mondeling terugkoppelen naar de Kamer, waarbij hij aangeeft wat de inzet van de delegatie was, welke argumenten pro- en contra zijn gewisseld en wat de eventuele conclusie van de vergadering was. De leden kunnen desgewenst vragen stellen aan de delegatievoorzitter. De Kamer wordt op deze wijze meer betrokken bij inzet en resultaat van deze bijeenkomsten.

V. Het huidige eerste lid van artikel 57 is overbodig omdat het vanzelf spreekt dat de Voorzitter een spreker kan herinneren aan de bepalingen van het Reglement en aan de noodzakelijke beknoptheid. Deze bevoegdheid vloeit voort uit de opsomming van de taken van de Voorzitter in artikel 6. De aparte vermelding van de bevoegdheden van de Voorzitter in het eerste lid van artikel 57 suggereert dat die bevoegdheden beperkt worden.

Ook het huidige tweede lid kan tot misverstand over de bevoegdheden van de Voorzitter leiden. De voorgestelde bepaling is niet zozeer tot de Voorzitter gericht als wel tot de andere leden en bevestigt de bestaande beleidslijn.

VI. De Grondwet (artikel 69) verhindert sinds 1983 niet meer het rantsoeneren van de spreektijden van bewindslieden. In de praktijk gebeurt dit ook vaak. Het Presidium stelt voor om deze praktijk nu ook in het Reglement te regelen.

VII. Het is wenselijk om over het al of niet toestaan van een interpellatie geen onduidelijkheden laten bestaan. Daarom wordt voorgesteld dat een interpellatie altijd wordt toegestaan indien gesteund door tenminste dertig leden.

Naar boven