nr. 3
TOELICHTING
I. De redactie van deze bepaling is aangepast aan de formulering van het
gelijksoortige artikel 33 voor wat betreft commissies, in die zin dat ook
de Regering om bijeenroeping kan vragen. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk.
De bevoegdheid om de Voorzitter te verplichten de Kamer uit reces terug
te roepen is toegekend aan een vijfde deel, hetzelfde deel dat de Kamer volgens
het voorgestelde nieuwe artikel 54A kan verplichten tot een spoeddebat.
II. Deze bepaling legt de procedure vast die het Presidium bij brief van
10 oktober 2002 aan alle leden heeft meegedeeld. Volgens die brief zal de
Voorzitter een interventie bij de Regeling zoals hier bedoeld, niet toelaten
als het desbetreffende lid de mogelijkheid heeft om op korte termijn hetzelfde
verzoek in een commissie te doen of wanneer er een andere meer geëigende
procedure is.
III. Het is wenselijk om in het Reglement vast te leggen dat de leden
over een tweede instrument beschikken, naast de interpellatie om, met onderbreking
van de agenda, een debat te voeren. Voor het spoeddebat gelden niet de voorschriften
die het Reglement (in artikel 133) geeft voor de interpellatie: inzenden tevoren
van de vragen, extra termijn voor de aanvrager. Ook is de Kamer vrij om vóór
het spoeddebat een brief of notitie van het Kabinet te vragen. Deze brief
of notitie zullen dan echter niet in handen van een commissie worden gesteld,
tenzij de leden die het spoeddebat hebben aangevraagd die aanvraag intrekken.
In dat geval kan het debat nog steeds plaatsvinden maar dan pas ná
het onderzoek in de commissie zodat het niet meer kan gelden als toepassing
van deze nieuwe Reglementsbepaling.
Spoedebatten worden reeds nu vaak gehouden nadat leden hierom gevraagd
hebben bij de Regeling. De Kamer kan echter steeds (in meerderheid) het verzoek
afwijzen. Het is wenselijk dat een minderheid van een zekere omvang de gelegenheid
krijgt tot een plenair debat met het Kabinet zoals een minderheid reeds nu
bij voorhangprocedures de Kamer kan dwingen tot het behandelen van een wetsvoorstel
(bij ratificatie van verdragen) of een concept AMvB. Gekozen is
voor een aantal van dertig leden aansluitend op de regeling die meestal bij
voorhangprocedures geldt.
IV. Het is nuttig om plenair aandacht te besteden aan de bevindingen van
delegaties die hebben deelgenomen aan Europese vergaderingen zoals de COSAC,
een werkgroep van de COSAC, een vergadering georganiseerd door het EU-voorzitterschap
met de voorzitters van bepaalde vakcommissies of aan hoorzittingen in het
EP. De delegatievoorzitter kan mondeling terugkoppelen naar de Kamer, waarbij
hij aangeeft wat de inzet van de delegatie was, welke argumenten pro- en contra
zijn gewisseld en wat de eventuele conclusie van de vergadering was. De leden
kunnen desgewenst vragen stellen aan de delegatievoorzitter. De Kamer wordt
op deze wijze meer betrokken bij inzet en resultaat van deze bijeenkomsten.
V. Het huidige eerste lid van artikel 57 is overbodig omdat het vanzelf
spreekt dat de Voorzitter een spreker kan herinneren aan de bepalingen van
het Reglement en aan de noodzakelijke beknoptheid. Deze bevoegdheid vloeit
voort uit de opsomming van de taken van de Voorzitter in artikel 6. De aparte
vermelding van de bevoegdheden van de Voorzitter in het eerste lid van artikel
57 suggereert dat die bevoegdheden beperkt worden.
Ook het huidige tweede lid kan tot misverstand over de bevoegdheden van
de Voorzitter leiden. De voorgestelde bepaling is niet zozeer tot de Voorzitter
gericht als wel tot de andere leden en bevestigt de bestaande beleidslijn.
VI. De Grondwet (artikel 69) verhindert sinds 1983 niet meer het rantsoeneren
van de spreektijden van bewindslieden. In de praktijk gebeurt dit ook vaak.
Het Presidium stelt voor om deze praktijk nu ook in het Reglement te regelen.
VII. Het is wenselijk om over het al of niet toestaan van een interpellatie
geen onduidelijkheden laten bestaan. Daarom wordt voorgesteld dat een interpellatie
altijd wordt toegestaan indien gesteund door tenminste dertig leden.