Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29257 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29257 nr. 8 |
Vastgesteld 25 november 2004
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 heeft op 14 oktober 2004 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitvoering van de motie-Omtzigt/Depla over de wettelijke mogelijkheden om nabestaandenpensioen op te bouwen (29 257, nr. 7).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Omtzigt (CDA) schetst een kort historisch overzicht van het pensioenrecht voor echtgenoten van ambtenaren, verzekerd bij het ABP. Een wijziging in de Wet privatisering ABP is aanleiding voor de motie-Omtzigt/Depla. Nederlands grootste pensioenfonds halveerde het nabestaandenpensioen van de ene op de andere dag. De CDA-fractie is tevreden dat het ABP na dit besluit een vrijwillige bijverzekering heeft aangeboden tot aan het oude niveau.
De fractie is dankbaar dat de minister het plan heeft ingediend een wettelijk uitruilrecht in te voeren. Terecht waren en zijn er maatregelen om weduwen te beschermen. Het valt buiten de bevoegdheid van de Staat hiervan de hoogte vast te stellen. Naast de basisvoorziening via de ANW is de sociale partner vrij bij pensioenfondsen te kiezen of en hoe zij het nabestaandenpensioen vormgeven. Het is wrang dat sommige werknemers wel een ouderdomspensioen opbouwen, maar onvoldoende een nabestaandenpensioen. Dit kan het geval zijn bij een tweede huwelijk, wanneer de eerste echtgenote een deel van het recht op nabestaandenpensioen ontvangt. In deze en andere gevallen is het voor het CDA wenselijk dat de pensioengerechtigde kan afzien van een gedeelte van het recht op ouderdomspensioen en daarvoor in de plaats een nabestaandenpensioen kan inkopen. Dit recht moet wettelijk vastgelegd worden, net zoals het recht om het nabestaandenpensioen in te ruilen voor ouderdomspensioen is vastgelegd in artikel 2b van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Het is een omissie in de wet dat het recht op uitruil slechts één kant op is vastgelegd. Een aantal fondsen biedt deze mogelijkheid wel, maar niet alle. Het CDA stelt een wetswijziging voor waardoor iedereen die mogelijkheid heeft. Kan de minister toezeggen dat hij daadwerkelijk een nieuw artikel aan de Pensioenwet zal toevoegen waarin dit wordt vastgelegd?
Het bewustzijn van het recht op nabestaandenpensioen is zeer laag, mede door de geringe voorlichting die door de pensioenfondsen wordt verstrekt. Het CDA zou dit graag anders zien. De nieuwe Pensioenwet bevat al een voorstel om een jaarlijks pensioenoverzicht verplicht te maken. Deelt de minister de mening dat het bewustzijn van het recht op nabestaandenpensioen laag is, en welke mogelijkheid ziet hij om in het overzicht ook het recht op nabestaandenpensioen inzichtelijk te maken?
Door uitstel van dit debat is het VUT/prepensioen-levensloopplan al eerder ingediend, waardoor pensioenfondsen worden verplicht per 1 januari 2006 opgave te doen van opgebouwde prepensioenrechten. De heer Omtzigt vraagt de minister hieraan de verplichting toe te voegen tot opgave van het opgebouwde nabestaandenpensioenrecht. De levensloopvoorziening kan worden uitgevoerd door verzekeraars, door banken en desgewenst door verzekeraars die in het bezit zijn van pensioenfondsen, mits deze BTW-plichtig zijn, maar niet rechtstreeks door pensioenfondsen.
Mevrouw Verbeet (PvdA) memoreert dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het voorjaar heeft laten weten dat hij het niet nodig vindt een wettelijk recht op het opbouwen van een nabestaandenpensioen in stand te houden. Dat zou zich niet verhouden tot het Nederlandse pensioenstelsel, omdat Nederland geen pensioenplicht kent. Haar partij vindt dat de regering er oog voor moet hebben dat het met de inkomenspositie van vrouwen boven 65 jaar niet goed is gesteld. De overheid heeft er alle belang bij dat ook vrouwen na hun pensioen iets te besteden hebben, juist in het geval een vrouw weduwe wordt.
Bij 90% van de pensioenfondsen is sprake van een verplicht nabestaandenpensioen. Een recht op omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen bestaat bij veel pensioenfondsen wel, maar de PvdA wil dit wettelijk regelen. Hoewel het hier afspraken tussen werkgevers en werknemers betreft, heeft de overheid het recht hierop in te grijpen als een algemeen maatschappelijk belang in het geding is. De PvdA meent dat de inkomenspositie van oudere vrouwen overheidssturing rechtvaardigt. Door de forse ingrepen in het nabestaandenpensioen zullen oudere weduwen flink moeten inleveren. Veel vrouwen hebben helemaal geen pensioen opgebouwd, veel vrouwen zijn werkzaam in de thuiszorg waar geen pensioenvoorzieningen zijn getroffen, en veel vrouwen zullen hun pensioenopbouw verliezen als de plannen voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) doorgaan.
Uit CNV-onderzoek blijkt dat bij vijf van de elf grote pensioenfondsen deelnemers actief moeten aangeven dat zij in aanmerking willen komen voor het nabestaandenpensioen van hun overleden partner, omdat zij anders zelfs dit pensioen mis dreigen te lopen. In 1996 is het nabestaandenpensioen aanzienlijk versoberd onder argumentatie dat nabestaanden ook een beroep konden doen op andere voorzieningen, zoals het nabestaandenpensioen in de tweede pijler. Als ook deze voorziening onderuit wordt gehaald, komt er van compensatie weinig terecht.
Mevrouw Verbeet vraagt de minister naast het overnemen van het voorstel van de heer Omtzigt ook, actiever voor te lichten over de consequenties van de keuzen die mensen maken voor hun latere inkomenspositie. Zij vindt dat de minister ook de pensioenfondsen hierop moet aanspreken en dat de overheid actiever op sleutelmomenten in het leven van mensen voorlichting dient te geven. Zij stelt hierbij voor een van de komende Postbus 51-acties te gebruiken voor het informeren van de mensen over de Pensioenkijker.
Een quick scan in de eigen omgeving maakt duidelijk dat de kennis van de eigen pensioenpositie en het nabestaandenpensioen vrij gering is. De mensen begrijpen de informatie vaak niet of hebben niet veel zin zich erin te verdiepen en gaan ervan uit dat het wel goed geregeld zal zijn. Veel mannelijke Kamerleden bijvoorbeeld hebben niet helder dat zodra zij Kamerlid-af zijn, er geen nabestaandenpensioen voor de gehuwde partner is geregeld.
De minister zegt toe, de omruilmogelijkheid op te nemen in de nieuwe Pensioenwet. In de teksten en de memorie van toelichting zal hij ingaan op diverse aspecten die van belang zijn. In de praktijk bestaat de mogelijkheid vaak al en de regering heeft tot op heden gemeend dat hierbij daarom geen probleem ligt. Nu blijkt dat het voor de Kamer van belang is deze mogelijkheid wettelijk vast te leggen, komt de regering hieraan tegemoet.
Het voorstel van het CDA om voorlichting over het nabestaandenpensioen en het omruilrecht te koppelen aan het wetsvoorstel inzake VUT/prepensioen en levensloop wil de minister niet volgen. Het lijkt hem niet verstandig deze zaken op deze wijze met elkaar te verbinden. Het wetsvoorstel heeft duidelijk een andere inhoud. Wel wijst hij de Kamerleden erop dat in de nieuwe Pensioenwet een bepaling wordt opgenomen waardoor pensioenfondsen verplicht worden jaarlijks een opgave te doen van het pensioen, inclusief het nabestaandenpensioen.
De minister neemt wel het voorstel over, expliciet in de wet op te nemen dat deze verplichting tevens betrekking heeft op het nabestaandenpensioen. Als er sprake is van een invaliditeitspensioen, geldt ook daar voor de informatieverplichting.
Mevrouw Verbeet heeft toegevoegd dat de overheid ook verantwoordelijkheid draagt in de informatievoorziening. Deze verantwoordelijkheid heeft al vaak ter discussie gestaan. De minister ziet hierin een bescheiden verantwoordelijkheid voor de overheid. Het principe dat wordt gehanteerd, is dat de informatieplicht volgt op de regelmacht. Als er overeenstemming over bestaat dat het aanvullend nabestaandenpensioen een zaak is die sociale partners, werkgevers of werknemers zelf moeten regelen, rust bij hen ook de informatieplicht. Dit is een fundamenteel punt. Wat in de regelmacht van de sociale partners ligt, hoort niet in het voorlichtingsdomein van de overheid thuis.
De overheid heeft de mogelijkheid een wettelijke bepaling te maken waarin een actieve informatieplicht wordt geregeld. De overheid heeft met subsidie bijgedragen aan de totstandkoming van de Pensioenkijker. Daarnaast heeft de overheid Postbus 51-spotjes aan dit onderwerp besteed, zonder veel effect overigens. De reden daarvoor komt overeen met de bevindingen van mevrouw Verbeet. Wat onderzoek steeds aanwijst, is dat algemene kennis van pensioenen een kwestie is van de zaak vertrouwen of niet. Wat men vaak niet weet, is hoe de regeling in elkaar zit en wat dat voor eenieder betekent. Voor veel mensen ontstaat deze behoefte vooral op de sleutelmomenten in het leven.
In het verlengde van dit feit zijn volgens de minister twee zaken van belang. Als er behoefte aan informatie is, mag het niet te lang duren voordat die informatie beschikbaar is. De Pensioenkijker of een website kan hieraan bijdragen. Ten tweede zal bij het in of uit het arbeidsproces stappen ook helder moeten zijn welke rechten zijn opgebouwd.
Samenvattend ziet de minister een bescheiden verantwoordelijkheid voor de overheid. Ook de introductie van een nieuwe wet geeft de mogelijkheid tot het verstrekken van extra informatie. Binnen het wettelijk nabestaandenpensioen heeft de overheid een actieve zorgplicht die door de Sociale Verzekeringsbank goed wordt uitgevoerd. Daar waar het om de inhoud en betekenis gaat in de sfeer van het aanvullende nabestaandenpensioen, hanteert hij het adagium «informatieplicht volgt regelmacht».
De heer Omtzigt (CDA) dankt de minister voor de toezegging, waarmee een stap voorwaarts is gezet naar een goed nabestaandenpensioen. Dat geldt ook voor de jaarlijkse opgave en het feit dat de minister het invaliditeitspensioen noemt. Hij gaat ervan uit de minister goed te begrijpen dat bij het pensioenoverzicht wat betreft het nabestaandenpensioen onderscheid zal worden gemaakt tussen nabestaandenpensioen voor en na 65 jaar, met informatie of het pensioen op risico- of op kapitaalbasis is. Als de informatieplicht bestaat, ook voor een fonds dat geen nabestaandenpensioen heeft, is hij heel tevreden dat de wet er komt. Hij begrijpt dat de minister het nabestaandenpensioen niet wil koppelen. Toch vraagt hij met klem hoe ervoor kan worden gezorgd dat mensen in 2006 op de hoogte kunnen zijn van het feit dat zij geen of onvoldoende nabestaandenpensioen opbouwen.
Als bij het sleutelmoment van het overlijden van de partner blijkt dat er geen nabestaandenpensioen is, is het te laat. De heer Omtzigt hoopt dat ervoor kan worden gezorgd dat de sleutelmomenten daar liggen waar nog ruimte is om te zorgen voor een goed nabestaandenpensioen.
Mevrouw Verbeet (PvdA) vult aan dat in deze situatie het vertrouwen dat het wel goed zit juist zo risicovol is. Sleutelmomenten moeten inderdaad naar voren worden gehaald, maar het gaat haar om meer dan het informeren over het nabestaandenpensioen. Als vrouwen ervoor kiezen helemaal te stoppen met werken, stellen zij zich zeer afhankelijk op van de partner voor het inkomen na het vijfenzestigste jaar. Dit feit moet veel beter gecommuniceerd worden. De regering heeft al een grote bijdrage geleverd aan het pensioenbewustzijn de laatste maanden en een Postbus 51-campagne over dit onderwerp zou hieraan nog eens extra ondersteuning kunnen geven. Daarbij moeten de vrouwen de doelgroep zijn, mannen bewegen daar zelf wel in mee. Het lijkt haar een nuttige inzet van dit middel om vrouwen, met name jonge vrouwen, op het belang te wijzen te weten waar zij aan toe zijn als ze 65 jaar zullen zijn.
De minister constateert dat in de tweede termijn de aandacht zich toespitst op de informatieplicht en de mogelijkheden van voorlichting op sleutelmomenten. Postbus 51-acties zijn kostbaar en hij ziet hiervoor niet de meerwaarde van dit middel. Duidelijk is dat de overheid wil bevorderen dat meer informatie beschikbaar komt op sleutelmomenten en dat daarnaast verdere bewustwording wordt gestimuleerd. De Pensioenkijker is een project waarin de overheid en de vakbonden participeren. Het is een goed initiatief. De minister zegt toe de werkgevers nogmaals op te roepen hier ook aan deel te nemen, zowel inhoudelijk als materieel. Hij ziet dus een bescheiden verantwoordelijkheid. Hij benadrukt dat hij met de Kamer voor een gezamenlijk doel staat en zal onderzoeken hoe zo trefzeker mogelijk kan worden omgegaan met het hanteren van informatievoorziening.
De informatieplicht over het prepensioen waar nu over wordt gedacht, gaat over de stand van zaken per januari 2006, omdat op dat moment het regime wijzigt en mensen dus moeten weten wat hun situatie per die datum is. Vervolgens is het jaarlijkse informatieoverzicht van belang dat door de pensioenfondsen wordt verstrekt. Daarmee moet informatie over alle pensioenvormen worden gegeven.
Dit stuk is eerder gepubliceerd onder kamerstuknr. 29 257, nr. 18, dat hiermee komt te vervallen.
Samenstelling:
Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).
Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Schippers (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29257-8-h1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.