29 256
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de decentralisatie van arbeidsvoorwaarden

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 10 december 2003

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Algemeen

Arbeidsvoorwaardenbeleid

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij stemmen van harte in met de doelstelling om ook de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van arbeidsvoorwaarden zoveel mogelijk op het niveau van de instellingen te leggen. De leden van deze fractie vragen of de convenantpartners de uitwerking van het convenant in het onderhavige wetsvoorstel ook allemaal onderschrijven.

Zij constateren vervolgens dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) nog voorwaarden worden gesteld. Deze leden vragen hoe dit past in het streven te komen tot deregulering. Houdt de minister niet onnodig invloed op de arbeidsvoorwaarden, zo vragen de leden van voornoemde fractie. Is in de andere onderwijssectoren ook gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het uitvaardigen van een AMvB? Worden de voorgestelde AMvB's ook ter kennis van de Kamer gebracht?

De leden vragen voorts of en hoe zij vroegtijdig geïnformeerd kunnen worden over het voornemen één van de wetsartikelen in werking te laten treden. Zij doelen met name op de decentralisatie van de secundaire en primaire arbeidsvoorwaarden.

Tot slot vragen de aan het woord zijnde leden of de regering kan toelichten welk toetsingskader van het kabinet hierbij geldt en wat de inhoud daarvan is.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De leden begrijpen de wetswijziging in het licht van de vertaling van het convenant decentralisatie hoofdstuk 1-c van het Rechtspositiebesluit Onderwijs, zoals eerder overeengekomen met sociale partners.

De leden hechten eraan op te merken dat passages uit de memorie van toelichting waarin mogelijkheden worden geschetst richting toekomst, slechts een vertaling zullen verkrijgen nadat artikel IX is geactiveerd.

Tegen de achtergrond van decentralisatie in het onderwijs, specifiek in het primair onderwijs, verzoeken de leden een notitie te ontwikkelen waarbij een heroriëntatie van bestuurlijke, politieke en zeggenschapsverhoudingen in het onderwijs wordt beschreven.

De leden van de LPF-fractie zijn een groot voorstander van een verdere decentralisatie van de zowel de primaire als de secundaire arbeidsvoorwaarden. Dit past in het streven naar meer autonomie voor de scholen. Indien scholen een aantrekkelijk werkklimaat willen bieden aan hun personeel, moeten zij in de gelegenheid zijn om een eigen personeelsbeleid met betrekking tot arbeidsvoorwaarden te voeren en eigen accenten te kunnen zetten. Er is bij veel scholen behoefte aan differentiatie en maatwerk. Daar willen de leden van deze fractie graag aan tegemoet komen. Dat decentralisatie zorgvuldig en daarom stapsgewijs dient te gebeuren, is voor de leden vanzelfsprekend. De leden van deze fractie beschouwen de voorliggende wetswijziging als een nieuwe stap en onderschrijven het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden wijzen erop dat het wetvoorstel feitelijk een uitwerking betreft van eerder gemaakte afspraken. Voornoemde leden zijn ermee ingenomen dat er nu een wettelijk kader ligt om de verschillende maatregelen, noodzakelijk voor verdere decentralisatie, al dan niet gefaseerd te kunnen uitvoeren.

De voorgenomen wetswijziging hangt ten nauwste samen met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs. Beide hebben vergroting van de autonomie van scholen op het oog en een vermindering van bureaucratische regels. Deze voorgenomen veranderingen hebben geleid tot veel discussie in het veld en in de Kamer, met onder andere uitstel van uitvoering tot gevolg. Het is al met al een complex traject geworden, wat de duidelijkheid voor het veld over de geldigheid van verschillende regelgevingen niet ten goede komt. Zoals aangegeven gelden officieel nog de afspraken uit het Rechtspositiebesluit Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra (WPO/WEC), maar in de praktijk wordt er gerekend met de verlofparagraaf uit de laatste CAO-afspraken. De leden van deze fractie vragen daarom om helderheid omtrent de geldigheid van de regelgeving.

Financiële gevolgen

De leden van de ChristenUnie wijzen er op dat zij belang hechten aan het gelijktijdig laten oplopen van de trajecten tot invoering van de lumpsum en de decentralisatie arbeidsvoorwaarden.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel III

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering nog de gemiddelde arbeidsduur zou willen vaststellen. Wordt hiermee niet getreden in de instellingsverantwoordelijkheid voor een doelmatige besteding van de gelden? Deze leden denken dat via de bekostiging van het budget al voldoende garanties geboden kunnen worden voor een doelmatige besteding.

De voorzitter van de commissie,

Cornielje

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), Voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Karimi (GL), Van Bommel (SP), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van der Laan (D66), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GL), Lazrak (SP), Tonkens (GL), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en De Grave (VVD).

Naar boven