29 255
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering strekkende tot aanpassing van de eisen te stellen aan de motivering van de bewezenverklaring bij een bekennende verdachte

nr. 8
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN GRIFFITH TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 7

Ontvangen 18 juni 2004

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd:

I

Punt 1 komt als volgt te luiden:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede na «ten laste gelegde» vervangen door: alsmede de vordering van de officier van justitie.

II

Na punt 1 wordt er een nieuw punt ingevoegd, luidende:

1a. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidend: Het vonnis geeft, indien de beslissing afwijkt van door de verdachte dan wel door de officier van justitie uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, in het bijzonder de redenen op die daartoe hebben geleid.

III

Na punt 2 wordt een nieuw punt ingevoegd, luidende:

3. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste en negende lid tot zevende en achtste lid.

Toelichting

«De legitimiteit van een rechterlijke uitspraak als uitkomst van een volgens de regels verlopen procedure wordt niet meer in alle gevallen als vanzelfsprekend en op voorhand aanvaard. Gebrek aan inzicht in het gewicht van de factoren die bij het vervolgingsbeleid of het nemen van de rechterlijke beslissing een rol hebben gespeeld of een gebrek aan overtuigingskracht van de motivering in het vonnis kunnen de geloofwaardigheid van de strafrechtspleging in het geding brengen. Tegen deze achtergrond mag van openbaar ministerie en rechter worden verwacht dat zij zich rekenschap geven van de invloed die van een beslissing of uitspraak kan uitgaan op het maatschappelijk debat», aldus de Minister van Justitie in zijn brief van 22 oktober 2003 over het algemeen kader herziening Wetboek van Strafvordering (29 271, nr. 1). De indieners van dit amendement delen deze opvatting.

Dit amendement heeft tot doel de motiveringsplicht van de rechter aan te scherpen. Meer dan thans het geval is moet een rechterlijke uitspraak in het licht van de discussie ter terechtzitting inzicht geven in de redenen die hebben geleid tot de aard en hoogte van de opgelegde straf of maatregel. Ook een vrijspraak moet in dat licht worden gemotiveerd, door in het vonnis aan te geven waarom de rechtbank het bewijs niet voldoende wettig en overtuigend acht. Dit kan bijvoorbeeld door in het vonnis aan te geven welk deel van de tenlastelegging niet bewezen wordt geacht.

Bij deze aanscherping past dat het vonnis, waaronder tevens begrepen het verkorte vonnis, tevens blijk geeft van de vordering van de officier van justitie. In het zeer uitzonderlijke geval dat de officier van justitie zijn vordering niet overlegt, geeft het vonnis van dit feit blijk.

Strafvordering 2001 bepleit de ontwikkeling naar een contradictoire strafprocedure. Het onderhavige wetsvoorstel geeft invulling aan deze richting door bij een bekennende verdachte de procedure te vereenvoudigen. Daar tegenover staat dat de door de verdediging en/of door de officier van justitie ingenomen en onderbouwde standpunten expliciet moeten worden besproken in het vonnis als ze niet worden gevolgd. Hieronder wordt mede begrepen het geval dat de rechtbank bij vonnis afwijkt van de gemotiveerde vordering van de officier van justitie, ook indien de straf lager is. Het gevolg hiervan is dat de bijzondere en beperkte motiveringsplicht voor straffen die zwaarder zijn dan door de officier van justitie is gevorderd, kan komen te vervallen.

Wolfsen

Griffith

Naar boven