nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID DEZENTJÉ HAMMING
Ontvangen 23 september 2004
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel II wordt voor onderdeel A een onderdeel 0A ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 6:24 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.»
voor het eerste lid.
II
In artikel IV komt onderdeel M te luiden:
M
Artikel 28a komt te luiden:
Artikel 28a
1. De griffier van de Hoge Raad doet van het ingestelde beroep in cassatie
zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van het gerecht dat de aangevallen
uitspraak heeft gedaan.
2. De griffier van dit gerecht zendt een afschrift van de uitspraak en
de op de uitspraak betrekking hebbende gedingstukken die onder hem berusten,
onverwijld aan de griffier van de Hoge Raad.
III
In artikel IV, komt onderdeel N te luiden:
N
Artikel 28b komt te luiden:
Artikel 28b
1. Indien beroep in cassatie is ingesteld tegen een mondelinge uitspraak,
wordt de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke uitspraak,
tenzij het beroep in cassatie kennelijk niet-ontvankelijk is of de Hoge Raad
anders bepaalt. De vervanging geschiedt binnen zes weken na de dag waarop
de mededeling, bedoeld in artikel 28a, eerste lid, is gedaan. Het beroep in
cassatie wordt geacht gericht te zijn tegen de schriftelijke uitspraak.
2. Het gerecht dat de mondelinge uitspraak heeft gedaan, verzendt de vervangende
schriftelijke uitspraak gelijktijdig aan partijen en aan de griffier van de
Hoge Raad.
3. In afwijking van artikel 6:5, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene
wet bestuursrecht kan de indiener van het beroepschrift de gronden van het
beroep verstrekken of aanvullen tot zes weken na de dag waarop de schriftelijke
uitspraak aan hem is verzonden.
Toelichting:
Dit amendement strekt tot drie samenhangende verbeteringen in de cassatieprocedure.
In de eerste plaats strekt het ertoe dat het beroep in cassatie rechtstreeks
bij de Hoge Raad aanhangig moet worden gemaakt. Thans moet ingevolge artikel
6:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht het beroepschrift in cassatie
worden gericht aan het gerecht dat de aangevallen uitspraak heeft gedaan.
Dit zorgt voor vertraging: de Hoge Raad kan pas beginnen met de (in de praktijk
soms tijdrovende) heffing van griffierecht nadat het gerechtshof het dossier
heeft doorgestuurd. Dat duurt soms enkele maanden. Daarom wordt artikel 6:24,
tweede lid, Awb geschrapt en wordt in artikel 28a van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen geregeld dat de griffier van de Hoge Raad het betrokken gerechtshof
resp. de rechtbank van het ingestelde cassatieberoep op de hoogte brengt waarna
deze de uitspraak en de gedingstukken naar de Hoge Raad kunnen zenden.
In de tweede plaats strekt dit amendement ertoe dat ingeval van beroep
in cassatie tegen een mondelinge uitspraak, de voorgeschreven vervanging van
de mondelinge door een schriftelijke uitspraak plaats moet hebben binnen zes
weken. Dit is geregeld in de tweede volzin van artikel 28b, eerste lid, Awr.
In de derde plaats bepaalt dit amendement, dat degene die beroep in cassatie
instelt tegen een mondelinge uitspraak, dit beroep pas na ontvangst van de
vervangende schriftelijke uitspraak behoeft te motiveren (artikel 28b lid
3). De behoefte daaraan is evident, nu de vervangende schriftelijke uitspraak
meer informatie pleegt te bevatten dan de voorafgaande mondelinge uitspraak.
Het uitstel van de motivering leidt niet tot vertraging, want ook als het
beroep tegen de mondelinge uitspraak wel gemotiveerd was, zou de indiener
de gelegenheid moeten krijgen dit beroep naar aanleiding van de vervangende
schriftelijke uitspraak aan te vullen.
Dezentjé Hamming