29 250
Wijziging van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met de evaluatie van die wet

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 25 augustus 2003 en het nader rapport d.d. 15 oktober 2003, aangeboden aan de Koningin door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2003, no. 03.002205, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met de evaluatie van die wet.

Het voorstel strekt tot wijziging van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank (WVI). Het is een gewijzigde versie van een voorstel dat in november 2000 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal werd ingediend.2

De wijzigingen ten opzichte van het eerste voorstel zijn voornamelijk van wetstechnische en uitvoeringstechnische aard. Voorts is voor één lid van de Raad van Toezicht de benoemingsprocedure gewijzigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen te verplichten de belangenorganisaties van studenten te horen. Verder wordt de taak van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) opnieuw omschreven.

De Raad van State maakt kanttekeningen bij de leesbaarheid van de toelichting, de taakomschrijving van de IB-Groep, en over de afstemming met andere wetten.

Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 26 mei 2003, nr. 03.002205, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 25 augustus 2003, nr. W05.03.0190/III, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State geeft U in overweging een besluit te nemen nadat met het advies rekening zal zijn gehouden.

1. Leesbaarheid van de toelichting

De toelichting bij het huidige voorstel gaat slechts in op de wijzigingen die zijn aangebracht ten opzichte van het eerste voorstel. Met betrekking tot de wijzigingen die in dat voorstel waren opgenomen, bevat de toelichting slechts een transponeringstabel; voor het overige verwijst deze naar de toelichting bij het oorspronkelijke voorstel en de toelichtingen bij de eerste en tweede nota van wijziging.3

De Raad acht deze opzet onwenselijk omdat met het oog op de toegankelijkheid van wetgeving een toelichting zoveel mogelijk zelfstandig leesbaar dient te zijn. Spreiding over meer documenten maakt de toelichting ontoegankelijk en lastig te lezen.1

Het college adviseert de toelichtingen bij het eerste wetsvoorstel, respectievelijk de nota's van wijziging en de huidige toelichting samen te voegen tot één zelfstandig leesbare toelichting.

De Raad adviseert de toelichtingen bij wetsvoorstel 27 227 en de huidige toelichting samen te voegen tot één zelfstandig leesbare toelichting.

De reden om in de memorie van toelichting niet die van het ingetrokken wetsvoorstel 27 527 op te nemen, was maximaal duidelijk te doen zijn dat sprake is van eenzelfde wetsvoorstel. Alleen waar van actualisering en toevoeging sprake was, was dat in de voorliggende memorie van toelichting aangegeven. Deze werkwijze beoogde een snelle behandeling door het parlement te bewerkstelligen. Gezien de verwijzingen naar de oorspronkelijke toelichting was de toegankelijkheid gewaarborgd. Niettemin heb ik oog voor de zelfstandige leesbaarheid. Daarom heb ik de relevante passages van de oorspronkelijke memorie van toelichting en de nota's van wijziging opgenomen in de voorliggende memorie van toelichting.

2. Omschrijving van de taak van de IB-Groep

Artikel I, onder A, van het voorstel bevat wijzigingen in de taakomschrijving van de IB-Groep in artikel 3, onder a en b, WVI. Ingevolge het huidige artikel 3, onder b, van deze wet is de IB-Groep belast met de uitvoering van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), met betrekking tot het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO), en de beperking van inschrijving op grond van de beschikbare onderwijscapaciteit (loting en numerus fixus) of de behoefte van de arbeidsmarkt. Het voorgestelde artikel 3 belast de IB-Groep echter in het algemeen met de uitvoering van de WHW. De toelichting bevat voor deze uitbreiding geen motivering.

Naar het oordeel van de Raad is de gekozen taakomschrijving te ruim; deze kan ten onrechte de indruk wekken dat de IB-Groep met de uitvoering van de gehele WHW is belast. Voorts staat de gekozen formulering op gespannen voet met het uitgangspunt dat de taakomschrijving van een zelfstandig bestuursorgaan nauwkeurig in de wet wordt vastgelegd.2

Het college adviseert de taken van de IB-Groep in het kader van de WHW nauwkeurig te omschrijven.

De Raad is van oordeel dat de taakomschrijving inzake de WHW te ruim is.

De WHW bevat de taakomschrijving van de IB-Groep. Zo bepaalt artikel 6.13 dat de IB-Groep is belast met de aanleg, het beheer en de bekendmaking van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs en met het verstrekken van informatie uit het register. Daarbij past mijns inziens zeer wel de vermelding in artikel 3 van de WVI dat de IB-Groep is belast met de uitvoering van de WHW.

's Raads oordeel heeft mij echter wel aanleiding gegeven in de memorie van toelichting de reden van de verruiming ten opzichte van het CROHO en de loting uiteen te zetten.

3. Afstemming met andere wetten

Het voorgestelde artikel 3, onder a, WVI, belast de IB-Groep met de erkenning van diploma's van beroepsopleidingen en opleidingen in het hoger onderwijs van andere lidstaten van de Europese Unie. Ingevolge artikel 6 van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's en artikel 8 van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen (de algemene wetten erkenning EG) is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de bevoegde autoriteit die erkenning verleent.

Het voorstel leidt dus tot een doublure die niet zal zijn beoogd. Het college adviseert deze wetten op elkaar af te stemmen en de erkenningsbevoegdheid op één grondslag te baseren.

De Raad merkt op dat door het in voorgestelde artikel 3 toekennen van de bevoegdheid aan de IB-Groep om een EG-verklaring inzake de toelating tot een gereglementeerd beroep in het kader van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen en de erkenning van diploma's in het kader van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's, een doublure ontstaat, aangezien de artikelen 8 onderscheidenlijk 6 van die wetten de minister bevoegd verklaren.

Dat er sprake is van een doublure, ontgaat mij. Immers, de minister heeft bedoelde bevoegdheid reeds in 1995 gemandateerd aan de IB-Groep. Daarmee voert de IB-Groep (tevens) genoemde wetten uit. De opmerking van de Raad heeft mij echter aanleiding gegeven voor een andere benadering te kiezen, aangezien mandaat aan een zelfstandig bestuursorgaan een niet juiste rechtsfiguur is. Ingevolge het tweede lid van genoemde artikelen 8 en 6 zal ik bevorderen dat de IB-Groep bij algemene maatregel van bestuur als bevoegde autoriteit wordt aangewezen. Maar ook in die constructie blijft de IB-Groep deze wetten uitvoeren, net zoals dat het geval is bij de andere in artikel 3 genoemde wetten.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele kanttekeningen heb ik overgenomen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 25 augustus 2003, no. W05.03.0190/III, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Memorie van toelichting

– In de toelichting de inhoud van amendement nr. 9 en de bezwaren van de minister vermelden, ter verduidelijking van de reden voor intrekking van het oorspronkelijke voorstel.

– In de toelichting bij artikel I, onder G, aangeven, indien nodig door middel van voorbeelden, wat onder prestatie- en kwaliteitsdoelen wordt verstaan.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II 2000/01, 27 527, nr. 1–2.

XNoot
3

Kamerstukken II 2000/01, 27 527, nr. 6 en nr. 8.

XNoot
1

Zie advies bij Inkomstenbesluit Militairen, Stb.1996, 27 (bijvoegsel Stcrt. 13 februari 1996, nr. 31), en aanwijzing 212 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar).

XNoot
2

Zie aanwijzing 124g Ar.

Naar boven