29 240
Veiligheid op school

30 420
Emancipatiebeleid

nr. 41
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2009

Inleiding

Ieder kind en iedere jongere verdient een school waar ze zich thuis voelen en waar ze graag komen. Een sfeer waarin zij zich veilig en prettig voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. De school moet dan ook een veilige plek zijn. Niet alleen voor het kind of de jongere, maar ook voor ouders, docenten en ander personeel. Veiligheid is en blijft een noodzakelijke voorwaarde voor kwalitatief goed onderwijs. Gelukkig voelen de meeste leerlingen en docenten zich veilig op school.

Kinderen en jongeren ontwikkelen zich niet alleen op school, maar doen dit op verschillende plekken in de samenleving, zoals thuis, in de buurt, bij vrienden en bij de sportvereniging. Samenwerking en afstemming tussen school, buurt, gemeente, politie, ouders en andere partners zijn dan ook essentieel om te komen tot een veilig klimaat in en rond het onderwijs.

OCW investeert vanaf 2004 structureel bijna € 90 miljoen extra in sociale veiligheid op scholen voor primair, voortgezet en speciaal onderwijs. Deze middelen worden ingezet voor preventieve, curatieve, repressieve en ondersteunende veiligheidsmaatregelen. Eind 2007 is er een aantal nieuwe maatregelen bijgekomen. Dit zijn de invoering van een verplichte registratie van incidenten, het inrichten van kwaliteitsteams veiligheid die scholen op maat kunnen adviseren en het verbeteren van de informatievoorziening over de veiligheidsinstrumenten. Begin dit jaar heb ik u een uitgebreide brief (2008–2009, 29 240, nr. 30) gestuurd over de stand van zaken van deze maatregelen. In die brief heb ik u ook geïnformeerd over de maatregelen voor veiligheid van onderwijspersoneel, de aanbevelingen van het «Actieprogramma aanpak agressie en geweld tegen onderwijspersoneel» en de feitelijke veiligheidssituatie in het onderwijs, gebaseerd op bevindingen en trends uit diverse monitoren en analyses. Met de nu voorliggende brief informeer ik u met name over het aangescherpte veiligheidsbeleid.

Bij de aanpak van het onderwijsveiligheidsbeleid werk ik nauw samen met mijn collega-bewindspersonen van OCW. Deze brief stuur ik dan ook mede namens minister Plasterk en staatssecretaris Dijksma. Het beleid wordt vormgegeven in afstemming met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie.

Inhoud brief en leeswijzer

In hoofdstuk 1 vindt u een analyse van de veiligheidssituatie op scholen. In hoofdstuk 2 worden de voortgang en resultaten van het aangescherpte veiligheidsbeleid beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de stand van zaken van het overige veiligheidsbeleid. In hoofdstuk 4 vindt u de stand van zaken van de publiekscampagne «Veilige Publieke Taak», het antipestbeleid en de toezeggingen. In de bijlage bied ik de Tweede Kamer de «reboundmonitor 2007–2008» aan.

Met deze brief beschouw ik de volgende toezeggingen aan uw Kamer als afgedaan:

• de toezegging de Kamer te informeren over de basisvaardigheden voor het omgaan met agressie en geweld in lerarenopleidingen (2008–2009, 29 240, nr. 30);

• het informeren van de Kamer over de resultaten van het overleg met de providers over digitaal pesten (2008–2009, 29 240, nr. 30);

• het informeren van uw Kamer over de inzet van buurt- en wijkagenten in scholen (2008–2009, 29 240, nr. 30);

• het informeren van de Kamer over de voortgang van de invoering van de verplichte incidentenregistratie, waaronder incidenten op het terrein van (homo)discriminatie (2008–2009, 30 420, nr. 140).

1. Analyse veiligheidssituatie

Hieronder schets ik de belangrijkste bevindingen en trends die blijken uit het Onderwijsverslag van Onderwijsinspectie 2007–2008 en uit de Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008. Over de sociale veiligheidsmonitor in het voortgezet (speciaal) onderwijs 2006–2008, de IRIS-jaaranalyse 2007–2008 en de quickscan Personeels- en mobiliteitsonderzoek bent u reeds geïnformeerd (2008–2009, 29 240, nr. 30). Nieuwe gegevens over de veiligheid in het primair, speciaal en voortgezet (speciaal) onderwijs komen in 2010 weer beschikbaar.

Onderwijsverslag 2007–2008

Uit het Onderwijsverslag 2007–2008 blijkt dat op scholen in de verschillende sectoren weinig veranderingen zijn in de gegevens over incidenten in vergelijking met vorig jaar. In het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs zijn opnieuw minder scholen waar fysiek geweld tussen leerlingen en personeel voorkomt. De toename van digitaal pesten heeft zich niet voortgezet. «Wit» extremisme blijkt in het voortgezet onderwijs opnieuw vaker voor te komen dan religieus extremisme of andere vormen van radicalisering. In het voortgezet speciaal onderwijs zijn de problemen met loverboys wijder verspreid geraakt.

De onderwijsinspectie constateert dat het veiligheidsbeleid de laatste jaren meer vorm heeft gekregen op scholen. Er is vaker sprake van expliciet veiligheidsbeleid en registratie van incidenten en er is meer aandacht voor regels en omgang met incidenten. De meeste leerlingen en docenten voelen zich veilig op school.

In 2010 voert de inspectie een verkennend themaonderzoek uit naar het veiligheidsbeleid in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs naar het vormgeven en daadwerkelijk uitvoeren van het veiligheidsbeleid, het preventieve karakter ervan en welke thema’s de aandacht krijgen. Aspecten zoals incidentenregistratie, de rol van leerlingbegeleiding en thema’s als loverboys, drank en drugsgebruik en geweld op school worden in dit onderzoek meegenomen. Ook wordt gekeken naar effecten van preventief veiligheidsbeleid op die scholen. De resultaten zijn in de zomer van 2010 bekend en worden ook in het Onderwijsverslag 2009–2010 meegenomen.

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008

De Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector wordt eens in de twee jaar uitgevoerd en bestaat uit drie onderdelen: een vragenlijst voor deelnemers, voor het personeel en een onderzoek naar het beleid. De monitor wordt uitgevoerd in opdracht van de MBO Raad. Ten opzichte van de voorgaande jaren zijn er weinig veranderingen en voelen veruit de meeste deelnemers en het personeel zich, ondanks dat er af en toe incidenten plaatsvinden, veilig.

Deelnemers: Circa 19 000 deelnemers van 93 locaties van 15 mbo-instellingen hebben aan het onderzoek deelgenomen. Uit de monitor blijkt dat ruim 95% van de deelnemers zich veilig voelt in de lokalen en de openbare ruimten. Ongeveer 90% voelt zich veilig op het schoolterrein en in de omgeving van de school. Dit is in alle opzichten een verbetering ten opzichte van voorgaande jaren. Ongeveer 8% van de deelnemers maakt zich schuldig aan een of meer vormen van psychisch-fysiek geweld. Dit is een vermindering ten opzichte van voorgaande jaren. Onder deze vorm van geweld worden pesten, discriminatie, bedreiging, lichamelijk en verbaal geweld verstaan. Deelnemers maken zich het meest schuldig aan pesten en discriminatie. Rond 10% van de deelnemers was een of meerdere keren slachtoffer van psychisch-fysiek geweld. Dit percentage lijkt ten opzichte van de vorige meting in 2006 lijkt niet verder te dalen.

Personeel: Ongeveer 8 500 medewerkers van bijna 200 locaties van 15 mbo-instellingen hebben aan het onderzoek deelgenomen. Van de docenten voelt 97% zich veilig in les- en werkruimten en 96% van de overige medewerkers ervaart de werkplek als veilig. Het percentage medewerkers dat zich op het schoolterrein en in de omgeving van de school veilig voelt, ligt tussen de 92 en 95%. Dit verschilt niet van de meting van 2006. Het percentage van psychisch-fysiek geweld waarmee het personeel te maken heeft komt in 2008 uit op 7,2%. Dit ligt op hetzelfde niveau als de meting in 2006. Pesten en discriminatie zijn de meest voorkomende vormen van psychisch-fysiek geweld. Hoewel de onderwijsdeelnemers verantwoordelijk zijn voor de meeste agressie tegen het personeel, zijn daders ook te vinden onder collega’s en leidinggevenden en onder familie, vrienden en kennissen van deelnemers.

2. Aangescherpt sociaal veiligheidsbeleid

Verplichte registratie van incidenten

In mijn brief van januari 2009 heb ik een eerste aanzet gegeven van de uitwerking van de verplichte registratie van incidenten. Registratie dient onderdeel te zijn van een breder veiligheidsbeleid van scholen en is een instrument om het veiligheidsbeleid te ondersteunen en te evalueren. Het registreren van incidenten helpt scholen om beter inzicht te krijgen in de eigen veiligheidssituatie en levert bovendien het landelijke beeld van de omvang en aard van de incidenten in het onderwijs. De geregistreerde gegevens blijven te allen tijde eigendom van de school. De inspectie kan vanuit haar toezichthoudende taak inzage in de schoolgegevens krijgen. Ook ligt het voor de hand dat de school de gegevens bespreekt met andere betrokkenen zoals de medezeggenschapsraad, de gemeente en de politie. De verplichte incidentenregistratie moet eenvoudig zijn en niet teveel administratieve lasten voor de scholen met zich meebrengen. Een verplichte registratie van zwaardere incidenten en een vrijwillige registratie van lichte incidenten past hier goed bij.

Om tot eenduidige definities van incidenten te komen, heb ik mij laten adviseren door het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS), verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De door ITS uitgewerkte definities van incidenten zijn voor een eerste toets op helderheid en werkbaarheid voorgelegd aan de sectororganisaties, de Inspectie van het Onderwijs en een aantal scholen in de verschillende onderwijssectoren. De definities worden nu in twintig pilots in de praktijk getoetst.

De pilots dienen inzicht te geven in wat in de praktijk wel en niet werkt. Hiertoe behoort ook de toets of de categorieën van incidenten zoals omschreven in mijn brief van januari (2008–2009, 29 240, nr. 30) werkbaar zijn. Het gaat dan om de volgende incidenten: fysiek geweld dat letsel tot gevolg heeft, fysiek geweld waarbij wapens zijn gebruikt, wapenbezit, seksueel misbruik en seksuele intimidatie, grove pesterijen, discriminatie (waaronder homodiscriminatie), bedreigingen, vernieling of diefstal van goederen, bezit van, handel in of gebruik van drugs. De definities worden verder door de deelnemende scholen getoetst op eenduidigheid en duidelijkheid. Ook wordt gekeken hoe de registratie zo min mogelijk belasting voor de scholen oplevert. Uitgangspunt daarbij is dat het registreren van een incident maximaal drie minuten mag duren. Daarnaast hebben de pilots als doel om inzicht te krijgen in wat er binnen de school nodig is voor het goed registreren van incidenten. De pilots worden uitgevoerd in het primair-, voortgezet- en speciaal onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs. Een aantal scholen heeft (veel) ervaring met het registreren van incidenten, andere (helemaal) geen. Aan de pilot doen scholen mee uit de stad en scholen op het platteland. De sectororganisaties, de Inspectie van het Onderwijs en de Algemene Onderwijsbond zijn nauw betrokken bij de pilots.

Het streven is om de registratie van incidenten in het schooljaar 2011–2012 in te voeren. Het juridische traject hiervoor is inmiddels gestart. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in het najaar van 2010 aan uw Kamer aangeboden.

Kwaliteitsteams veiligheid

De «kwaliteitsteams veiligheid» bestaan uit deskundigen op het terrein van sociale veiligheid. Deze teams bezoeken scholen, op verzoek van schooldirecties, samenwerkingsverbanden van scholen of colleges van bestuur en voeren op locatie een quickscan uit op het sociale veiligheidsbeleid en de uitvoering daarvan. Ze geven scholen tips voor het verbeteren van de veiligheid en informatie over ondersteunende veiligheidsinstrumenten. Het ondersteuningstraject duurt gemiddeld vier maanden. In 2008 is gestart met de ondersteuning in het voortgezet onderwijs en het praktijkonderwijs. In 2009 is uitgebreid naar het primair en speciaal onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.

De kwaliteitsteams hebben in het primair onderwijs 123 trajecten uitgevoerd. De scholen in het primair onderwijs hebben vooral advies gevraagd over de aanpak van pesten en agressief gedrag van ouders. Ook de invloed van omgevingsfactoren op de veiligheid, zoals vandalisme, hangjongeren op het schoolplein, inbraak en de verkeersveiligheid rond de school, zijn vaak aanleiding voor een adviesvraag. Naast de ondersteuning op maat hebben de kwaliteitsteams vooral aandacht besteed aan de bewustwording van sociale veiligheid bij alle betrokkenen.

In het voortgezet onderwijs zijn 92 trajecten in het vmbo en 163 trajecten in het praktijkonderwijs gestart. In het voortgezet onderwijs liep de focus uiteen van incidenten van (cyber)pesten, drugs, alcohol tot agressiviteit, vechtpartijen en loverboys. Bij deze incidenten zijn leerlingen onderling, medewerkers of personen van buitenaf betrokken. Naast het uitvoeren van quickscans is een aantal regionale werkconferenties georganiseerd en zijn workshops over schoolveiligheid gegeven op aanvraag van schoolbesturen, samenwerkingsverbanden en gemeenten. Ook in deze sector hebben de kwaliteitsteams naast de ondersteuning op maat vooral aandacht besteed aan de bewustwording van sociale veiligheid.

In het speciaal onderwijs zijn 28 trajecten gestart. Naast de ondersteuning op maat is deze sector in regionale conferenties ook geïnformeerd over de (mogelijke) verbinding met gemeentelijke partners en met partners van regulier onderwijs. In deze sector blijkt vooral de combinatie van permanente aandacht voor sociale veiligheid en de aandacht voor zorgleerlingen van belang.

In het middelbaar beroepsonderwijs hebben de kwaliteitsteams 12 trajecten uitgevoerd. Een aantal mbo-instellingen in de grote steden geeft aan dat naast incidenten op school er onveiligheid uit de omgeving de school binnenkomt. Confrontaties tussen verschillende groeperingen zijn een toenemend probleem. Ook in deze sector is, naast de vaak intensieve ondersteuning op maat, veel aandacht besteed aan het bewustworden van en het informeren over de sociale veiligheid.

Zowel in het primair- als het voortgezet onderwijs zijn de bevindingen, inclusief praktische tips, opgenomen in brochures. Zo kan de kennis gedeeld worden met scholen die niet door de kwaliteitsteams bezocht zijn. Voor het speciaal onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs worden volgend jaar dergelijke brochures opgesteld.

Na afname van de quickscan wordt gestart met een licht dan wel een intensief traject. In het primairen het voortgezet onderwijs gaat het meestal om een lichte traject dat met een advies aan de school afgesloten kan worden. In het intensieve traject (met name in het speciaal onderwijs en het middelbaar beroeps onderwijs) wordt na de quickscan de school verder ondersteund bij het uitvoeren van de adviezen. Van de tot nu toe bezochte scholen heeft 90% de adviezen en praktische handreikingen van de kwaliteitsteams opgepakt en tonen de scholen zich tevreden tot zeer tevreden over de ondersteuning.

De scholen die zich aanmelden voor een ondersteuningstraject komen uit het hele land, maar de aanmeldingen uit Zeeland en de noordelijke provincies blijven achter. Hier zet ik in 2010 dan ook extra op in.

Ook in 2010 blijf ik extra investeren in het verbeteren van sociale veiligheid op scholen. Dit betekent dat de kwaliteitsteams extra aandacht besteden aan het op locatie adviseren van scholen, samenwerkingsverbanden van scholen en colleges van bestuur. Daarnaast vraag ik de kwaliteitsteams ook daar waar nodig (bestuurlijke) afspraken met gemeenten en politie te stimuleren.

Toegankelijke informatie over veiligheid

Op de website van het door OCW gesubsidieerde Centrum School en Veiligheid (CSV, www.schoolenveiligheid.nl) staan informatie, actualiteiten en praktisch toepasbare instrumenten over sociale veiligheid in het onderwijs. In 2009 zijn de website van CSV en de onderliggende sites van Project Preventie Seksuele Intimidatie (PPSI), Sociale competenties, Pestweb en Gayandschool vernieuwd, zodat het materiaal beter toegankelijk is voor scholen. Daarnaast zijn nieuwe informatiebladen ontwikkeld die aansluiten bij actuele thema’s zoals veiligheidsplannen, leerlingenbemiddeling, homodiscriminatie, seksualisering, agressie tegen onderwijspersoneel en digitaal pesten. Ik ga in 2010 verder met deze ondersteuning via het CSV, om de beschikbare expertise en instrumenten voor alle betrokkenen toegankelijk te houden.

3. Bestaand sociaal veiligheidsbeleid in het onderwijs

Elk samenwerkingsverband van scholen heeft een reboundvoorziening. Hiermee is een dekkend aanbod gerealiseerd. De groei van het aantal jongeren dat deelneemt aan «rebound» en gebruik maakt van de extra ZMOK-plaatsen binnen het programma «Op de rails» laat zien dat deze voorzieningen voldoen aan de vraag. Het is positief dat een steeds groter deel van de jongeren na een traject met succes terugkeert naar het regulier onderwijs. Zonder deze extra begeleiding zou de kans groot zijn dat deze jongeren uitvallen uit het onderwijs. Daarnaast groeien en verbeteren de leerlingbegeleiding en de interne zorg op scholen gestaag. Ik blijf hierin investeren, zodat voorzieningen als de «rebound» en «Op de rails» kunnen blijven bestaan.

Leerlingbegeleiding

Het vroegtijdig signaleren en snel en effectief aanpakken van problemen kan voorkomen dat deze escaleren en dat onveilige situaties ontstaan. Sinds 2005 ontvangen alle scholen in het voortgezet onderwijs extra geld voor de leerlingbegeleiding. Een deel van de Weer samen naar School-verbanden (Wsns) ontvangen extra middelen voor het schoolmaatschappelijk werk. Dit blijft de begeleiding van risicoleerlingen op scholen in het primair-, en voortgezet onderwijs een impuls geven, zo blijkt ook uit de jaarlijkse ZAT-monitoren waarover u in juni 2009 bent geïnformeerd (2008–2009, 31 001, nr. 70).

Reboundvoorzieningen

Uit de Reboundmonitor 2007–20081 blijkt dat in het schooljaar 2007–2008 alle 82 samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs een operationele reboundvoorziening hebben. In 2005–2006 was dit nog 54% en in 2006–2007 96%. Het doel van de reboundvoorziening is om jongeren – na een periode in de reboundvoorziening – te laten terugkeren in het regulier onderwijs. In 2007–2008 keert 42% van de jongeren terug op de eigen school, dat is 5% hoger dan het vorige schooljaar. Totaal keert bijna 90% terug in het onderwijs. Het aantal jongeren dat in het schooljaar 2007–2008 een reboundvoorziening bezocht, groeide van 2818 naar minimaal 3124, een toename van 11%.

Om samenwerkingsverbanden en scholen te ondersteunen en de kwaliteit van de reboundvoorzieningen te vergroten, continueer ik het «Ondersteuningsarrangement rebound» dat het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) uitvoert.

1000 extra plaatsen bij het ZMOK

Het aantal jongeren dat aan het programma «Op de rails» deelneemt, neemt toe. In het schooljaar 2008–2009 hebben 1756 jongeren deelgenomen aan «Op de Rails». In het schooljaar 2007–2008 waren dit 1641 en in 2006–2007, 1150 jongeren. Na afronding van het programma gaan jongeren zowel naar het regulier onderwijs (41%) als naar het (voortgezet) speciaal onderwijs (47%). In 2006 was dit respectievelijk 21 en 67%. 12% van de jongeren vindt een baan of gaat in detentie.

4. Overig

In dit hoofdstuk wil ik u graag informeren over de publiekscampagne Veilige Publieke Taak, het antipestbeleid, het project hard-of-hart en de aan u gedane toezeggingen.

Campagne Veilige Publieke Taak onderwijs

In 2010 start de campagne die gericht is op directie, bestuur en onderwijsmedewerkers in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Het doel van de campagne is om het bewustzijn en de «sense of urgency» bij onderwijsinstellingen op het gebied van agressie en geweld verder te vergroten. In deze campagne wordt uitgedragen dat de onderwijsmedewerker zijn werk veilig moet kunnen uitvoeren. Deze campagne sluit goed aan bij de activiteiten van de kwaliteitsteams veiligheid en het Centrum School en Veiligheid en past ook in het rijksbrede programma Veilige Publieke Taak.

Aanpak van (digitaal) pesten

Pesten is een vorm van onveiligheid die heel hardnekkig kan zijn en grote gevolgen kan hebben voor het slachtoffer. Elke vorm van pesten is onacceptabel. Daarom start ik, in aanvulling op reeds bestaande initiatieven, een aantal nieuwe activiteiten om scholen te ondersteunen in hun aanpak. Veel scholen voeren een anti-pestbeleid, hebben een protocol tegen pesten, besteden aandacht aan burgerschap, sociale competenties en geven weerbaarheidstrainingen. Scholen bepalen zelf hoe zij hier invulling aangeven. Het CSV geeft via Pestweb hulp en ondersteuning bij pesten en bij het opzetten van een antipestbeleid op school. Ook leerlingen en ouders kunnen met hun vragen bij Pestweb terecht. Het Platform veiligheid van de MBO Raad ontwikkelt momenteel een pestprotocol voor het middelbaar beroepsonderwijs.

Jongeren pesten niet alleen face-to-face maar ook via internet, waar het toezicht van ouders en docenten minimaal is. Uit het Onderwijsverslag blijkt dat de groei van digitaal pesten zich niet heeft doorgezet, maar op een zelfde niveau blijft als het schooljaar ervoor. Digitaal pesten vindt meestal buiten school en buiten schooluren plaats. De rol van anderen wordt dan ook steeds belangrijker. Het is daarom goed dat de ministers van Economische Zaken en Justitie internetveiligheid en digitaal pesten aanpakken. Om een extra impuls te geven aan de veiligheid op het internet wordt in december 2009 het Platform Internetveiligheid opgericht dat is ondergebracht bij een agentschap van EZ. Dit wordt het platform voor het kabinet om met de providers te overleggen over de aanpak van internetonveiligheid.

Ondanks dat digitaal pesten vooral buiten de schoolmuren plaatsvindt, kan het wel degelijk invloed hebben op het schoolklimaat. Regelmatig treffen daders en slachtoffers van digitaal pesten elkaar immers op school. Via onder andere Kennisnet en het Mediawijsheid Expertisecentrum is informatie beschikbaar over veilig internetten en het tegengaan van digitaal pesten. De oudervereniging Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) ziet de belangrijke rol van ouders bij de aanpak van digitaal pesten en is met het project «Cyberouders» gestart. Het programma Digivaardig & Digibewust, het Mediawijsheid Expertisecentrum en het ministerie van OCW subsidiëren dit project. De doelstelling is om op basisscholen een «cyberouder» aan te stellen, die een veilige(r) digitale werk- en leeromgeving voor alle kinderen nastreeft, op school én thuis. Naast het aanstellen van «cyberouders» worden op minimaal 300 locaties ouderavonden over veilig internetgebruik en digitaal pesten georganiseerd.

Ik vind het belangrijk om naast de ondersteuning op het gebied van (digitaal) pesten aandacht te geven aan de effectiviteit van het anti-pestbeleid. In 2009 heeft het SCO-Kohnstamm Instituut, in het kader van kortlopend onderzoek van de Landelijke Pedagogische Centra, een onderzoek verricht naar het anti-pestbeleid op basisscholen. Daaruit komt naar voren dat een goede communicatie tussen leerkrachten, leerlingen en ouders, elkaar kennen en elkaar aanspreken op pesten kenmerkend lijken te zijn voor een effectieve aanpak van pesten. Verder blijkt dat er voldoende methoden beschikbaar zijn en dat scholen goed in staat zijn om de methode te kiezen die bij de school past. Via het CSV en de Kwaliteitsteams worden scholen op deze bevindingen gewezen.

In februari 2010 wordt een tweede ronde opengesteld van het actieprogramma Onderwijs Bewijs. Het doel is om via wetenschappelijke experimenten in het primair- en voortgezet onderwijs kennis te maken met wat werkt en niet werkt in het onderwijs. Een van de nieuwe thema’s is de aanpak van gedragsproblemen en pesten.

Project Hard-of-hart

Het project Hard-of-hart is een e-learningprogramma dat met subsidie van OCW is ontwikkeld voor studenten, docenten en medewerkers in het mbo en bestaat uit een serie samenhangende gedragstrainingen om de sociale veiligheid binnen de instellingen te bevorderen. Er worden bijvoorbeeld videofilms gebruikt om normen en waarden in beeld te brengen en te zorgen dat deze op scholen beklijven. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de manier waarop docenten en andere medewerkers studenten kunnen aanspreken (op hun gedrag) en hoe om te gaan met conflicten. Er zijn trainingen ontwikkeld voor docenten en medewerkers van mbo-instellingen om hen inzicht te geven in hoe eigen gedrag kan bijdragen aan een sociaal veilig schoolklimaat. Aan studenten geeft Hard-of-hart handvatten om zich te ontwikkelen tot sociaal vaardige mensen, zowel op school als in de maatschappij. Het programma is onlangs voor alle mbo-instellingen gratis beschikbaar gesteld. Dit programma zal naar verwachting door veel mbo-instellingen gebruikt gaan worden en een positieve invloed hebben op de sociale veiligheid binnen de mbo-instellingen.

Toezeggingen

Het informeren van uw Kamer over de basisvaardigheden voor het omgaan met agressie en geweld in lerarenopleidingen (2008–2009, 29 240, nr. 30)

Leraren moeten voldoen aan bekwaamheidseisen. Die eisen worden ontwikkeld door de beroepsgroep zelf. De Stichting Beroepskwaliteit Leraren heeft hier de regie over. Alle lerarenopleidingen voor alle sectoren leveren afgestudeerden af die voldoen aan de zeven vereiste competenties zoals die zijn opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren. Met deze zeven competenties worden alle wezenlijke aspecten van lerarenbekwaamheid goed in kaart gebracht. Hiertoe behoren ook het omgaan met agressie en geweld. Deze basisvaardigheden komen met name in de inter-persoonlijke en pedagogische competenties naar voren. Een specifiek onderdeel van de inter-persoonlijke competentie is confronteren en verzoenen. Een pedagogisch competente leraar is bijvoorbeeld in staat een plan van aanpak op te stellen of een benadering te kiezen waardoor een goede en veilige leeromgeving ontstaat. Gedurende de stage wordt in de praktijk ervaring opgedaan met alle aspecten van bekwaamheid. Ook specifieke vragen over agressie en geweld kunnen aan de orde komen.

Het informeren van uw Kamer over de inzet van buurten wijkagenten in scholen (2008–2009, 29 240, nr. 30)

De politie heeft met de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie afgesproken dat de gebiedsgebonden politie wordt versterkt. Dit houdt in dat er in de periode 2008–2011 500 wijkagenten bij komen en dat de korpsen (op verzoek van gemeenten) gegevens op wijkniveau leveren voor een gemeentelijke wijkscan.

In de werkafspraken tussen het kabinet en de politie is vastgelegd welke rol de politie speelt op het gebied van schoolveiligheid. Als een school met problemen te maken krijgt die zij zelf niet meer aankan, bijvoorbeeld problemen in relatie met wapens, drugs of loverboys, kan zij daarvoor de netwerkpartners zoals politie en gemeente inschakelen. De politie gaat pas over tot een meer structurele inzet als de problemen waar de school mee geconfronteerd wordt stelselmatig de verantwoordelijkheid van de school overstijgen.

Tot slot

Het veiligheidsbeleid heeft de laatste jaren meer vorm gekregen in alle sectoren. De meeste kinderen en jongeren (ongeveer 93%) en personeelsleden (ongeveer 94%) voelen zich veilig op school. Dat neemt niet weg dat er ook kinderen, jongeren en personeelsleden zijn die zich onveilig voelen. Dit onderstreept het grote belang van blijvende aandacht en inzet voor het vergroten van de veiligheid in het onderwijs. Ik blijf scholen daarom ondersteunen bij hun verantwoordelijkheid voor een veilig schoolklimaat. Over de voortgang en de effecten hiervan informeer ik u eind 2010 opnieuw.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven