Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2012
Met deze brief reageer ik op het verzoek van de algemene commissie voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 7 december jl. om een reactie te geven op
het position paper 2012 van de Netherlands-African Business Council (NABC). De NABC
doet in haar paper «Kansen benutten en ontwikkeling bevorderen» een aantal aanbevelingen.
Deze worden samengevat in twee pijlers: (1) versterk de economische functie op de
Nederlandse ambassades en (2) vergroot de rol van de private sector bij de uitvoering
van de bilaterale ontwikkelingsprogramma’s en stroomlijn het OS-bedrijfsleveninstrumentarium.
De aanbevelingen komen voort uit handels- en investeringsmissies die de NABC organiseert
naar Afrika, waar altijd nauw wordt samengewerkt met de ministeries van BZ en EZ (Den
Haag en ambassades). Daarnaast zijn ze gebaseerd op conclusies die de NABC trok naar
aanleiding van de internationale conferentie Africa Works! op 29 en 30 oktober jl. De overheid heeft de organisatie van de conferentie financieel
en inhoudelijk ondersteund. Door de intensieve en langjarige samenwerking met de NABC
komen de aanbevelingen daarom voor mij niet als een verrassing. Ik beschouw ze als
een ondersteuning van mijn beleid, dat ik tijdens de aankomende begrotingsbehandeling
graag nader toelicht.
Ik ben het eens met de stelling van de NABC dat de Afrikaanse markt zich momenteel
snel ontwikkelt. Het continent wordt steeds interessanter voor Nederlandse bedrijven.
Het achterliggende decennium bedroeg de economische groei in Afrika gemiddeld 5% per
jaar. Ook de komende jaren zullen de groeicijfers van Afrikaanse landen, in het bijzonder
die in Sub-Sahara Afrika, tot de hoogste ter wereld behoren. Zoals de NABC schrijft
bevinden zes van de tien wereldwijd snelst groeiende economieën zich in Afrika. De
ontwikkelingen in Afrika leiden tot een toenemende vraag naar kennis, producten en
diensten waar Nederland goed in is. Het is zaak die kansen te grijpen.
Egypte, Ethiopië, Ghana, Kenia, Nigeria en Zuid-Afrika behoren tot de focuslanden
met een brede economische prioriteit. Voor deze landen zal de overheid extra veel
aandacht besteden aan het vergroten van de kansen en het wegnemen van belemmeringen
voor het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door een focus op economische taken
van onze ambassades ter plaatse. Ook zullen in de komende jaren opnieuw economische
missies op politiek niveau aan deze landen in de reisagenda worden opgenomen. Tegelijk
zullen de ambassades in de andere landen in de regio ook aandacht blijven besteden
aan economische diplomatie. Zo organiseerde de ambassade in Kinshasa in oktober een
succesvolle handelsmissie naar de DRC en de Republiek Congo en legde een brede delegatie
van de Tanzania Petroleum Development Corporation begin december op Nederlands initiatief
een bezoek af aan Nederland om te zien wat ons land mogelijk te bieden heeft bij de
ontwikkeling van de Tanzaniaanse gassector. Oftewel, economische diplomatie in Afrika
is een belangrijk onderdeel van ons beleid.
Uit de ervaringen van het bedrijfsleven blijkt tegelijk dat het nog verre van eenvoudig
is om zaken te doen in Afrika. Het ondernemingsklimaat is immers in bijna alle Afrikaanse
landen nog steeds slecht. Daar hebben alle bedrijven, Nederlandse en Afrikaanse, onder
te lijden. Dit is een terrein waar binnen de bilaterale ontwikkelingssamenwerking
en het OS-bedrijfsleveninstrumentarium aandacht aan wordt geschonken: de tweede pijler
van de aanbevelingen van de NABC.
In de afgelopen jaren is binnen het beleid van ontwikkelingssamenwerking fors geïnvesteerd
in de verbetering van het ondernemingsklimaat. De NABC spreekt haar waardering uit
over de samenwerking met het bedrijfsleven op de focusgebieden Voedselzekerheid en
Water en bij diverse faciliteiten van het bedrijfslevenprogramma. Bij de uitwerking
van het bestaande beleid is al nauw samengewerkt met het bedrijfsleven. De samenwerking
kan natuurlijk altijd beter en dat heeft zeker mijn aandacht. De suggesties die de
NABC doet worden hierbij meegenomen. Ik nodig hen graag uit om deel te nemen aan de
gesprekken die ik met onder andere het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties
zal hebben over de vormgeving en invulling van het revolverende fonds. Ik hoop uw
Kamer in het voorjaar nader te kunnen informeren over de uitkomst van dit proces.
De Minister voor Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen