29 237 Afrika-beleid

Nr. 134 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2011

Graag informeer ik u over mijn bezoek aan de Democratische Republiek Congo en Rwanda van 13 tot 17 februari 2011. Doel was een nadere kennismaking met zowel beide landen en de Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s aldaar als met de regionale problematiek van de Grote Meren.

Democratische Republiek Congo

Tijdens mijn gesprekken stonden de volgende onderwerpen centraal: de presidentsverkiezingen in november dit jaar, de mensenrechtensituatie, het investeringsklimaat en het belang van stabiliteit voor ontwikkeling.

Verkiezingen en mensenrechten

Tijdens mijn ontmoeting met de minister van Buitenlandse Zaken, Thambwe heb ik het belang onderstreept van vrije en eerlijke presidents- en parlementsverkiezingen, en de mensenrechtensituatie aan de orde gesteld. Minister Thambwe wees beschuldigingen van de oppositie van de hand dat de regering van zins zou zijn door wijzigingen in de kieswet de belangrijkste kandidaten van de oppositie uit te sluiten. Hij gaf mij de verzekering dat er na de herziening van de grondwet in januari jongstleden, waardoor de presidentsverkiezingen slechts in één ronde in plaats van twee zullen worden beslist, geen verdere inhoudelijke wijzigingen zijn voorzien. Ook garandeerde de minister de toegang van de oppositie tot alle media. Mijn suggestie om in EU-verband de mogelijkheid na te gaan van het sturen van verkiezingswaarnemers in een vroegtijdig stadium, werd verwelkomd. Bovenstaande onderwerpen kwamen eveneens aan de orde tijdens mijn gesprek met vertegenwoordigers van de belangrijkste oppositiegroeperingen.

Minister Thambwe deelde mijn zorgen over de mensenrechtensituatie en met name de intimidatie van mensenrechtenverdedigers en journalisten en het seksueel geweld tegen vrouwen. De situatie was volgens de minister de afgelopen vier jaar in vooral het westen van het land wel verbeterd. Als voorbeeld van de oprechte wil van de Congolese autoriteiten om een einde te maken aan straffeloosheid refereerde de minister aan de vervolging van negen legerofficieren (inmiddels veroordeeld tot lange gevangenisstraffen) wegens verkrachtingen op grote schaal in het oosten van het land.

Economische ontwikkeling en investeringsklimaat

In mijn gesprek met minister van Financiën Matata heb ik benadrukt dat duurzame vrede en stabiliteit niet mogelijk is zonder economische ontwikkeling. Nederland is graag bereid onder andere door inzet van het beschikbare economische hulpinstrumentarium hieraan een bijdrage te leveren. Op macro-economisch vlak heeft het land de afgelopen periode de nodige vooruitgang geboekt, zo bleek uit de presentatie van de minister. Wel heb ik mijn zorgen geuit over het huidige zaken- en investeringsklimaat en vooral het gebrek aan juridische zekerheid. In aansluiting hierop bracht ik een kort werkbezoek aan de Bralima brouwerij. Bralima/Heineken is de grootste Nederlandse investeerder en tegelijkertijd één van de grootste buitenlandse bedrijven in het land. De brouwerij spant zich in om lokale boeren meer dan voorheen bij het productieproces te betrekken. Mede met behulp van ontwikkelingssamenwerkingfondsen koopt Bralima nu de voor de bierproductie benodigde rijst van lokale boeren in plaats van op de wereldmarkt. De verwachting is dat dit jaar de volledig benodigde hoeveelheid rijst lokaal kan worden aangekocht.

Vrede en stabiliteit in oost Congo

Oost Congo is nog altijd één van de meest fragiele en instabiele gebieden ter wereld. Hoewel grootschalige gewelddadige conflicten vooralsnog tot het verleden behoren, is nog altijd sprake van grove mensenrechtenschendingen door de verschillende gewapende groepen en zijn er nog pockets of insecurity met alle gevolgen van dien voor de lokale bevolking. Tijdens mijn bezoek aan de oostelijke provincie Noord-Kivu heb ik gesproken met een groot aantal vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap en non-gouvernementele organisaties die actief zijn in oost Congo. Belangrijkste onderwerpen van gesprek waren de nog altijd precaire veiligheidssituatie, seksueel geweld tegen vrouwen, de relatie tussen grondstoffen en conflict en de door Nederland ondersteunde programma’s en projecten in dit deel van het land.

In mijn onderhoud met de Gouverneur van Noord Kivu, Paluku heb ik dan ook aangegeven dat Nederland ook in de komende jaren de nodige aandacht zal blijven besteden aan de bevordering van stabiliteit en veiligheid in oost Congo. Tegelijkertijd verwacht Nederland van de Congolese autoriteiten op zowel nationaal als lokaal niveau een proactieve en concrete bijdrage aan de strijd tegen straffeloosheid, disciplinering van de manschappen van het Congolese leger en de ontwikkeling van een goed functionerend en toegankelijk rechtssysteem.

Vervolgens bezocht ik een aantal met Nederlandse fondsen gesteunde projecten in deze provincie. In de eerste plaats bezocht ik een recent geopend politiebureau in Sake waarin het eerste geïntegreerde politiebataljon is gevestigd bestaande uit leden van de nationale politie en leden van voormalig gewapende groepen. Tevens heb ik mij laten informeren over een project in dezelfde plaats dat heeft gezorgd voor een opleving van de lokale economie door middel van rehabilitatie van de hoofdweg naar de markt en verhoging van de landbouwproductie. Tot slot bracht ik een aangrijpend bezoek aan het medisch centrum van de winnares van de mensenrechtentulp in 2008, Justine Masika, waar verkrachte vrouwen worden behandeld, opgevangen en begeleid bij inkomen genererende activiteiten.

Rwanda

In mijn gesprekken heb ik vooral de volgende boodschap willen overbrengen: enerzijds lof voor de sociaaleconomische vooruitgang en het effectieve bestuur van de overheid maar anderzijds zorg over de beperkte ruimte voor de politieke oppositie en inperking van de vrijheid van meningsuiting.

Gesprek met president Kagame

Tijdens mijn gesprek met de president heb ik de Nederlandse beleidsprioriteiten voor ontwikkelingssamenwerking uiteengezet waarbij het investeren in de economische zelfredzaamheid van het ontvangende land voorop staat. De president kon zich hierin geheel vinden. Immers, het is de ambitie van Rwanda in 2020 de status van middeninkomensland te bereiken en de hulpafhankelijkheid zoveel en zo snel mogelijk terug te dringen. Daarnaast heb ik bij de president de vrijheid van meningsuiting en het proces tegen mevrouw Victoire Ingabire aan de orde gesteld. In zijn reactie stelde de president dat hij zich ervan bewust was dat Rwanda nog veel fouten maakt.

De kritiek op Rwanda in het geval van mevrouw Ingabire was volgens de president echter onterecht. Het was naar zijn mening heel moeilijk om zich daartegen te verweren. Ik heb van mijn kant benadrukt dat een eerlijk proces tegen mevrouw Ingabire de beste manier voor Rwanda is om aan de buitenwereld te tonen dat er in Rwanda sprake is van een onafhankelijke rechtspraak. Tenslotte stelde de president dat hij zich inspant om de toegang van Rwandezen tot het internet te vergroten om zo bij te dragen aan beter geïnformeerde en mondiger burgers. Volgens hem deed geen enkel ander land in Afrika dergelijke investeringen in IT.

Justitiële samenwerking en vrijheid van meningsuiting

Tijdens mijn onderhoud met de Rwandese minister van Justitie Karugarama heb ik aandacht gevraagd voor de kritische vragen die in Nederland worden gesteld bij de – op zich bijzonder succesvolle – bilaterale justitiële samenwerking. Ik noemde als voorbeelden de recente veroordelingen van twee Rwandese journalisten. Ook gaf ik aan dat het aankomende proces tegen mevrouw Ingabire in Nederland zal worden beschouwd als een belangrijke lakmoestest.

De minister van Justitie stelde dat er mede dankzij Nederlandse hulp grote vooruitgang is geboekt in de justitiële sector, maar erkende dat er nog zeker ruimte voor verbetering was. Hij hoopte dan ook dat de Nederlandse steun aan de justitiesector zou worden voortgezet. Hij gaf te kennen persoonlijk ongelukkig te zijn met het zware vonnis tegen genoemde journalisten. De remedie is echter niet volgens de minister politieke druk van buitenaf. Daarmee zou de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht ook in geding komen. Bovendien konden de veroordeelden in beroep gaan. Daarnaast onderstreepte hij in dit verband het belang van capaciteitsopbouw bij de rechterlijke macht zoals nu met Nederlandse ondersteuning gebeurt.

UDF Inkingi

Tijdens mijn bezoek aan Rwanda heb ik ook gesproken met vertegenwoordigers van de politieke organisatie UDF Inkingi. Namens deze partij heeft mevrouw Ingabire geprobeerd aan de presidentsverkiezingen in augustus 2010 deel te nemen. De UDF beklaagde zich met name over het gebrek aan vrijheid van meningsuiting en de voortdurende tegenwerking door de overheid bij de tot nu toe vergeefse pogingen om de UDF als politieke partij te laten registreren. Desgevraagd meldden deze vertegenwoordigers over de persoonlijke situatie van mevrouw Ingabire dat zij in goede gezondheid verkeerde, gasten kon ontvangen, over een radio en tv beschikte en met twee verdachten een ruim appartement op het gevangenisterrein deelde.

In meer algemene zin stelde ik in mijn reactie dat het mij gezien de recente Rwandese geschiedenis voorkwam dat de keuze van een politieke partij om in het openbare debat ofwel vooral te verwijzen naar de etnische dimensies van de problemen in de samenleving ofwel naar de inhoudelijk politieke verschillen implicaties heeft voor de bewegingsvrijheid van deze organisatie. Wat betreft mevrouw Ingabire persoonlijk heb ik van mijn kant uitgelegd dat de mogelijkheden voor Nederland om haar consulaire bijstand te verlenen beperkt zijn omdat mevrouw Ingabire niet de Nederlandse nationaliteit bezit. Ook heb ik gerefereerd aan mijn gesprekken met de president en de minister van Justitie waarin ik het belang van een eerlijk proces heb onderstreept. Ten slotte heb ik bevestigd dat de Nederlandse ambassade het proces nauwgezet zal blijven volgen.

Economische ontwikkeling

In ons gesprek onderstreepte de minister van Financiën Rwangombwa het belang van voortzetting van de samenwerkingsrelatie met Nederland. Op middellange termijn blijft deze steun nog hard nodig. Met name dankzij investeringen in de landbouw heeft het land de financiële crisis goed doorstaan, aldus de minister. Hij verwachtte dit jaar een groei van boven de zeven procent. Door de grote rol van de landbouw hierbij draagt deze groei ook sterk bij aan de vermindering van de armoede, aldus de minister. Van mijn kant heb ik de Nederlandse waardering uitgesproken voor de vooruitgang die Rwanda heeft geboekt bij het nastreven van de Millennium Development Goals, de strijd tegen corruptie en de verbetering van het investeringsklimaat. In dat kader heb ik ook bijzondere aandacht voor het ORIO programma gevraagd, aangezien tot nu toe nog geen enkele Rwandese projectaanvraag hiervoor is ingediend. De minister zegde toe hierin verandering te gaan brengen.

Tijdens mijn veldbezoeken werd de sociaaleconomische vooruitgang op het platteland ook duidelijk zichtbaar. Rwanda is daadwerkelijk een land in ontwikkeling. Zo slaagt de Rwandese overheid er met Nederlandse steun in om in een aantal districten de landbouwproductie en daarmee het inkomen van de lokale bevolking substantieel te verhogen door een combinatie van interventies (verbeterde zaden, kunstmest en voorlichting). Samen met Minister van Landbouw Agnes Kalibata bezocht ik het district Musanze waar een door Nederland gefinancierd project, met expertise van de Universiteit van Wageningen, bijdraagt aan de verbetering van de maïs- en aardappeloogst. Ook wordt er met Nederlandse fondsen hard gewerkt aan de verbetering van het rurale wegennet. Dit gebeurt zoveel mogelijk arbeidsintensief zodat arme Rwandezen, met name vrouwen, een inkomen kunnen verwerven. Ten slotte heb ik een lokale vestiging van de Banque Populaire du Rwanda bezocht waarin de Rabobank een belangrijk aandeel heeft. Deze bank levert voornamelijk financiële diensten ten behoeve van de rurale bevolking.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Naar boven