nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2004
Tijdens de plenaire behandeling op 1 april jl. van het wetsvoorstel
dat voorziet in de overdracht van de Wsw-indicatiestelling van gemeenten naar
CWI (29 225) heb ik toegezegd uw Kamer naar aanleiding van de motie Bruls
cs. (nr. 13) nader te informeren.
In de motie wordt de regering verzocht om de Europese richtlijn betreffende
de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten
voor werken, leveringen en diensten, inclusief artikel 19, vóór
1 januari 2005 in nationale wetgeving om te zetten.
Tijdens het debat heb ik deze motie ontraden, mede omdat deze motie niet
op mijn beleidsterrein ligt. Wanneer de motie wordt aanvaard zal ik de uitvoering
daarvan moeten overdragen aan mijn ambtsgenoot van Economische Zaken. Ook
op grond van een aantal inhoudelijke overwegingen ontraad ik de motie.
Artikel 19 maakt het mogelijk dat lidstaten de uitvoering van overheidsopdrachten
kunnen voorbehouden aan sociale werkplaatsen of programma's voor beschermde
werkgelegenheid indien de meerderheid van de betrokken werknemers personen
met een handicap zijn die wegens de handicap geen arbeid in normale omstandigheden
kunnen uitvoeren. Hiermee wordt de verminderde concurrentiepositie van organisaties
waarin een groot aandeel arbeidsgehandicapten werkzaam is gedeeltelijk gecompenseerd.
Hoewel ik geen concrete aanwijzingen heb dat het verkrijgen van overheidsopdrachten
een probleem is voor de SW-bedrijven, sta ik positief tegenover
de strekking van het artikel. Het is op dit moment echter nog niet duidelijk
of dit artikel ook van toepassing kan worden verklaard op de Nederlandse sociale
werkvoorziening, omdat in de Nederlandse Sociale Werkvoorziening de werkgever
door middel van een overheidssubsidie per arbeidsplaats al gecompenseerd wordt
voor de verminderde arbeidsproductiviteit van arbeidsgehandicapte werknemers.
Aan de implementatie van genoemde richtlijn wordt voortvarend gewerkt.
Voor de implementatie van de richtlijn staat in principe 21 maanden. Het Ministerie
van Economische Zaken heeft aangegeven deze periode hard nodig te hebben om
de richtlijn adequaat te kunnen implementeren.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte