29 221
Project Future Ground Based Air Defence System (FGBADS)

nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 november 2003

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief inzake het project «Future Ground Based Air Defence System (FGBADS)» (kamerstuk 29 221, nr. 1) .

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 november 2003.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

De adjunct-griffier van de commissie,

Kok

1 en 12

Zijn er momenteel landen waar de in de brief voorgestelde integratie van luchtverdedigingssystemen al heeft plaatsgevonden?

Welke andere NAVO- en/of EU-landen hebben hetzelfde Shoradsysteem en hetzelfde commandovoeringssysteem zoals nu door Defensie gevraagd?

Thans zijn vooral in de grotere Navo-landen grondgebonden luchtverdedigingssystemen operationeel met geïntegreerde commandovoeringsen informatiesystemen die zijn gekoppeld aan Shorad-raketsystemen. Volledig geïntegreerde luchtverdedigingssystemen zijn operationeel in Frankrijk en in de Verenigde Staten. In Duitsland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden zijn deelsystemen operationeel.

De Navo richt zich sinds enige jaren op internationale integratie (zie ook het antwoord op vraag 15). Zeker crisisbeheersingsoperaties vereisen de geïntegreerde en gecoördineerde inzet van alle luchtverdedigingsmiddelen in internationaal verband. Zo kunnen de beschikbare middelen optimaal worden ingezet om vijandelijke luchtdoelen doeltreffend en doelmatig te bestrijden en om eigen verliezen zoveel mogelijk te voorkomen.

De Verenigde Staten, Noorwegen en Spanje gebruiken als geleidewapencomponent de AMRAAM-raket met elk verschillende lanceerinrichtingen. Voor deel 2 van het project «Future Ground Based Air Defence System» (FGBADS) is dit type raket, dat ook bij de Koninklijke luchtmacht voor de F-16 in gebruik is, één van de kandidaten (zie ook vraag 13).

Van het voorgestane «Battlefield Management Command, Control, Communications, Computerisation and Information» (BMC4I)-systeem zijn diverse modules, zoals sensoren en dataradio's, in gebruik bij Duitsland, Noorwegen, de Verenigde Staten en Zweden.

2

Waarom gaat de regering in de brief niet in op het Norwegian Advanced Surface-to-Air Missile System (NASAMS)? Hoe verhoudt de informatie die in de Prinsjesdagbrief (29 200 X, nr. 4) (resp. in de antwoorden op vragen hierover; 29 200 X, nr. 8) over NASAMS is gegeven, zich tot de informatie in deze B/C-brief over het projectFuture Ground Based Air Defence System (FGBADS)?

Het project FGBADS is om budgettaire redenen in twee delen gesplitst, namelijk een BMC4I-deel (deel 1) en een Shorad-deel (deel 2). Deel 1, de BMC4I-component, is in twee fasen verdeeld. Fase 1 voorziet in de initiële operationele capaciteit (voor de bescherming van twee bataljons of het HRFHQ) en fase 2 in de volledige operationele capaciteit. Deel 2 omvat de verwerving van lanceerinrichtingen en raketten voor de geleidewapencomponent van de Shorad. In de B/C-brief, die is gericht op fase 1 van het BMC4I-deel, is gemeld dat thans wordt onderzocht of in de behoefte van deel 2 van FGBADS kan worden voorzien door de ruil van overtollig Nederlands materieel met het Norwegian Advanced Surface-to-Air Missile System (NASAMS) van de Noorse strijdkrachten.

De B/C-brief over het project FGBADS en de rol daarin van NASAMS is in overeenstemming met de Prinsjesdagbrief (Kamerstuk 29 200 X, nr. 4) en de antwoorden op de Kamervragen 171 en 176 over de Prinsjesdagbrief (Kamerstuk 29 200 X, nr. 8). Ook in mijn brief over de intensivering van de samenwerking met Noorwegen (Kamerstuk 29 200 X, nr 6) wordt NASAMS genoemd als mogelijkheid om in de behoefte van deel 2 van het project FGBADS te voorzien.

3, 4 en 5

In hoeverre is er in de gelaagde luchtverdediging een gat tussen de Patriot en V-Shorad? De Patriot is toch geschikt tegen alle luchtdreigingen, dus niet alleen tegen tactische ballistische raketten (TBM's) en kruisvluchtwapens?

Waarom heeft de regering de niet-grondgebonden luchtverdedigingscapaciteit, in het bijzonder de jachtvliegtuigen van de Koninklijke Luchtmacht die tot de beste ter wereld behoren, kennelijk niet betrokken in haar overwegingen? In welke scenario's acht de regering daadwerkelijke inzet van de nog te verwerven grondgebonden luchtverdedigingssystemen reëel?

Tegen welk soort aanvallen moeten de Shoradsystemen precies bescherming bieden?

Zoals in de brief «Samenwerking grondgebonden luchtverdediging» (Kamerstuk 26 900, nr. 41) van 18 oktober 2001 is uiteengezet, is er in de meeste dreigingsscenario's geen luchtverdedigingssysteem dat in staat is geheel zelfstandig de totale dreiging te weerstaan. Het is daarom noodzakelijk elkaar aanvullende luchtverdedigingssystemen op de grond (Patriot, Shorad en Stinger) en in de lucht (jachtvliegtuigen), elk met een eigen taak en eigen karakteristieken (zoals bereik, lading, aansturing, etc.), gecoördineerd te laten samenwerken. Hierdoor ontstaat een overlappende dekking in de driedimensionale ruimte, waardoor het risico van een ongewenste doorbraak als gevolg van verzadiging van de deelsystemen wordt verkleind. Het geheel of gedeeltelijk ontbreken van een onderdeel van dit samenstel aan middelen vergroot de kwetsbaarheid van het gehele luchtverdedigingssysteem.

Shorads hebben een zelfstandige taak binnen het manoeuvre-optreden en vormen vooral in geaccidenteerd terrein en in stedelijke gebieden een onmisbare aanvulling op de Patriot-systemen. Ze combineren een hoge mobiliteit met vuurkracht en bevorderen een kosteneffectieve inzet van de gehele Nederlandse grondluchtverdediging. Er bestaat daarom behoefte aan aanvullende Shorad-luchtverdedigingssystemen die onder het schild van de Patriot kwetsbare objecten beschermen en zo een gelaagde verdediging vormen.

In het zojuist beschreven luchtverdedigingsconcept spelen ook jachtvliegtuigen een eigen, aanvullende rol. De Nederlandse jachtvliegtuigen zijn hiervoor inderdaad uitermate geschikt.

De grondgebonden luchtverdediging, waarvan de te verwerven systemen deel uit maken, biedt bescherming aan objecten, geografische gebieden, bases en eenheden.

6

Verwacht de regering dat Nederland betrokken zal raken bij de uitvoering van militaire operaties buiten Nederland waarbij het soort aanvallen waartegen het Shoradsysteem bescherming moet bieden aan de orde kan zijn?

Ja. Nederland heeft zich de ambitie gesteld te kunnen deelnemen aan internationale operaties in alle delen van het geweldsspectrum. Bij militaire operaties in het hogere deel van het geweldsspectrum is een dergelijke inzet onder leiding van een van de grotere Navo-landen denkbaar. Hierbij is een gecoördineerde inzet van luchtverdedigingssystemen van wezenlijk belang (zie ook het antwoord op vraag 1).

7

Verwacht de regering dat Nederland in de nabije toekomst boven eigen grondgebied te maken krijgt met aanvallen waartegen het Shoradsysteem bescherming moet bieden? Waarop is die verwachting gebaseerd, kijkend naar de algemene Defensiestrategie en de strategische oriëntatie van de NAVO en de Europese Unie (EU)?

Behalve bij crisisbeheersingsoperaties kunnen de te verwerven Shorad-systemen zo nodig ook worden ontplooid ter bescherming van strategische objecten op het eigen grondgebied. Luchtaanvallen van terroristen tegen strategische objecten zijn immers niet uit te sluiten. De aanslagen van 11 september 2002 in de Verenigde Staten hebben in Canada en Frankrijk geleid tot de ontplooiing van Shorad-luchtverdedigingssystemen rondom strategische objecten, zoals kerncentrales.

8

In de brief staat dat in de tweede fase van het project de operationele capaciteit wordt uitgebreid. Gebeurt dit met extra middelen die dezelfde functionaliteit hebben?

Voor de uitbreiding van de BMC4I-capaciteit tot een volledig operationele capaciteit (deel 1 fase 2) zijn dezelfde middelen voorzien als in fase 1. Ook de eisen zijn identiek.

9

In hoeverre wordt met de beoogde uitruil van materieel met Noorwegen rekening gehouden met de voorgestelde fasering van het project?

In het BMC4I-deel van het project FGBADS wordt rekening gehouden met de integratie en de koppeling van de Shorad-systemen van de betrokken landen, waarbij de aandacht in het bijzonder uitgaat naar de integratie van de Noorse NASAMS. Deel 2 van het project betreft de verwerving van de lanceerinrichtingen en de raketten voor de geleidewapencomponent. Als met Noorwegen een daartoe strekkend Memorandum of Understanding wordt gesloten, komen NASAMS vanaf 2005 versneld beschikbaar. In dat geval kan de krijgsmacht met de initiële BMC4I-middelen vanaf 2006 beschikken over een operationele Shorad-capaciteit.

10 en 11

Kan ervan worden uitgegaan dat de radio's die voor dit project worden aangeschaft bruikbaar zijn in de te ontwikkelen C3 (Command, Control and Communications) architectuur? Zijn de radio's geschikt voor het bij de Koninklijke Landmacht (KL) in te voeren Battle Management System (BMS)?

Legt de regering zich, door nu te kiezen voor een bepaald type radio, vast voor de toekomst, doordat er nu een standaard gekozen gaat worden?

De dataradio's die voor het project FGBADS, in betrekkelijk geringe aantallen, worden aangeschaft zijn in beginsel geschikt voor te ontwikkelen «C3-architectuur» en voor het «Battlefield Management System» (BMS).

De uit te voeren «pilot BMS» zal duidelijk maken of de radio die voor het project FGBADS is voorzien, ook geschikt is voor andere toepassingen en of deze als standaard dataradio kan worden ingevoerd.

13

Kan de regering aangeven welke landen momenteel met welke producten aan het werk zijn die Nederland off the shelf kan aanschaffen en kan zij aangeven wat de ervaringen van deze landen met deze producten zijn?

In deel 1 van het project zijn voor het BMC4I-systeem de volgende producten «van de plank» verkrijgbaar: radars, command and control apparatuur en communicatiemiddelen.

De kandidaatleveranciers van de radars zijn afkomstig uit Duitsland, de Verenigde Staten en Zweden. De command and controlapparatuur op de shortlist is afkomstig uit Duitsland, Noorwegen en de Verenigde Staten. Voor de communicatiemiddelen zal worden gebruikgemaakt van producten uit Canada of de Verenigde Staten.

Voor deel 2 van het project zijn de lanceerinrichtingen en raketten «van de plank» te koop.

Voor de raketten zijn er twee mogelijkheden: de AMRAAM-raket uit Noorwegen of de Verenigde Staten en de BAMSE-raket uit Zweden. De lanceerinrichting is verkrijgbaar in Noorwegen, de Verenigde Staten en Zweden. Zoals eerder vermeld, streeft Nederland naar de verwerving van de NASAM-systemen (met de AMRAAM-raket) in het kader van de ruilovereenkomst met Noorwegen.

De ervaringen met deze producten in de betrokken landen zijn positief.

14

Waarom kiest de regering, gezien de te verwachten samenwerking met Duitsland, voor twee gescheiden trajecten?

Zoals gemeld is het project FGBADS om budgettaire redenen in twee delen gesplitst. De initiële operationele capaciteit is als gevolg van levertijden van het desbetreffende materieel niet eerder gereed dan begin 2006. Hierdoor kan de operationele samenwerking met Duitsland pas in 2006 gestalte krijgen. Het aanvullende materieel dat nodig is voor de volledige operationele capaciteit (deel 1, fase 2) wordt vanaf 2007 operationeel. Over de verwerving van het aanvullende materieel wordt u afzonderlijk, naar verwachting in 2005, geïnformeerd.

15

Is er sprake van een tekort op Europees- en/of NAVO-niveau aan Shoradsystemen of «draagt Nederland bij aan versterking van de Europese grondgebonden luchtverdediging» en is er geen echt tekort zoals andere capabilities dat kennen? Als er behalve de in EU- en NAVO-kader vastgestelde noodzaak tot versterking van de grondgebonden luchtverdediging ook een echt tekort is op dat punt, zijn er dan ook andere landen die in het kader van het Prague Capabilities Commitment al vergelijkbare projecten hebben aangeboden en worden dit soort dingen afgestemd?

In de DRR 2003 is de kwantitatieve behoefte aan Shorad luchtverdedigingssystemen voor de korte afstand met 30 procent verlaagd. De behoefte aan kwalitatief hoogwaardige systemen blijft echter groot, omdat veel Navo-landen beschikken over verouderde systemen. De behoefte aan luchtverdedigingssystemen voor de middellange en lange afstand en «Theatre Missile Defence» (TMD) is met 40 procent toegenomen. De maatregelen in de Prinsjesdagbrief op het gebied van luchtverdediging gaan uit van de keuze voor kwaliteit boven kwantiteit en sluiten daarmee aan op de behoefte van Navo.

Met het project FGBADS, in het bijzonder met de BMC4I-component, draagt Nederland bij tot de versterking van de Europese grondgebonden luchtverdedigingscapaciteit. De noodzaak daartoe is onder meer vastgesteld in een «NATO Staff Requirement» (NSR).

Op basis van dit NSR heeft een aantal Europese landen besloten een gemeenschappelijk Europees grondgebonden luchtverdedigingssysteem te ontwikkelen en operationeel te stellen vanaf 2015 – 2020. Hiertoe is op 26 augustus 2003 een Memorandum of Understanding gesloten tussen Duitsland, Frankrijk, Italië, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Het modulair opgebouwde BMC4I-systeem van FGBADS vormt de kern van de Nederlandse bijdrage.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GL), Albayrak (PvdA), voorzitter, Wilders (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA) en Brinkel (CDA).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Lambrechts (D66), Waalkens (PvdA), Cornielje (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Van den Brand (GL), Adelmund (PvdA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Bruls (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA) en Van Dijk (CDA).

Naar boven