Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2010
U ontvangt van mij omstreeks 1 juli van dit jaar mijn visie op de rol van de patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties
(pgo-organisaties) ter versterking van de positie van de cliënt in de zorg. De positie van de koepels van pgo-organisaties,
alsmede de wijze van bekostiging, hebben daarbij speciale aandacht. In het algemeen overleg met uw vaste commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport op 3 december 2009 heeft u hierom verzocht.
De vijf centrale koepels, CG-Raad, CSO, Platform GGz, Platform VG en de NPCF, hebben toegezegd hiervoor een gezamenlijke inbreng
te leveren, in samenspraak met Zorgbelang Nederland in verband met de regionale en lokale aspecten. Op dit moment verloopt
het overleg met het veld zeer constructief
In het algemeen overleg van 14 april jl. met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over kwaliteitszorg
cure heeft de vaste commissie mij dringend verzocht om vooruitlopend op deze visie op korte termijn informatie toe te sturen
over de uitvoering van een aantal urgente moties en afspraken.
In deze brief informeer ik u, conform dit verzoek, over de uitvoering van de motie over een tijdelijke financiering voor platform
GGz en platform VG, motie nr. 42 (29 214). Daarnaast informeer ik u, zoals eerder ook al toegezegd in voornoemd algemeen overleg
op 3 december 2009, over de problematiek van pgo-organisaties die door de invoering van de nieuwe subsidiesystematiek in de
financiële problemen komen en een eventuele vervolgaanpak hiervan. Hierover zijn zeer recent nog schriftelijke vragen gesteld
door het kamerlid Leijten.
Tijdelijke financiering Platform GGz en Platform VG
Uw Kamer heeft de regering verzocht om, vooruitlopend op een nieuwe landelijke koepelstructuur in het pgo-veld, de nevengeschiktheid
van het Platform GGz en het Platform VG te bevorderen door middel van een tijdelijke financiering zodat er ook bij hen sprake
kan zijn van een toekomstgericht werken aan de versterking van de derdepartijrol. Ik heb Platform GGz en Platform VG gevraagd
om daartoe een aanvullend werkprogramma in te dienen voor 2010, op basis waarvan deze tijdelijke financiering kan worden gerealiseerd.
Deze werkprogramma’s zijn in april 2010 ingediend. Bijgevoegd treft u de subsidiebeschikkingen, waarmee beide organisaties
een aanvullende subsidie van circa € 300.000,– wordt toegekend.1
Mogelijke financiële problemen door de nieuwe subsidiesystematiek
Met het ingaan van de nieuwe subsidieregeling PGO komen alle pgo-organisaties die gelijksoortige activiteiten verrichten in
aanmerking voor gelijksoortige vergoedingen. Historische gegroeide ongelijkheden in instellingssubsidies worden in vier jaar
tijd (2009–2012) stapsgewijs gelijkgetrokken. Van de ruim 200 organisaties die in 2008 instellingssubsidie ontvingen, ontvangen
slechts 31 instellingen thans structureel minder instellingssubsidie dan in 2008. Van deze 31 organisaties ontvangen er 21
alsnog projectsubsidie en kunnen daarmee de vermindering van hun instellingssubsidie geheel of gedeeltelijk compenseren. Ik
wil in dit kader ook uitdrukkelijk wijzen op de voorzorgsmaatregelen die in de Subsidieregeling PGO zijn opgenomen om die
organisaties de gelegenheid te geven zich op de toekomst voor te bereiden. Het gaat hier om een fasering over 4 jaar van de
vermindering van de instellingssubsidie.
Van de organisaties die aangeven dat zij door de invoering van de nieuwe subsidiesystematiek in onoverkomelijke financiële
problemen zijn geraakt, is aanvullende informatie nodig. Ik heb het CIBG gevraagd om deze aanvullende informatie op te vragen
bij de organisaties die zich met deze financiële problematiek bij mij hebben gemeld.
Zoals aangegeven in het algemeen overleg van 3 december ben ik bereid om de hardheidsclausule uit de Subsidieregeling PGO
toe te passen voor een incidentele overbruggingsbijdrage, wanneer blijkt dat organisaties in zulke onoverkomelijke financiële
problemen raken dat zij zich niet meer kunnen kwalificeren voor de tweede tranche projectsubsidies. Over eventuele toepassing
van de hardheidsclausule besluit ik per individueel geval. Ik wil daarbij benadrukken dat het in deze tijden van krapte zeker
niet de bedoeling is om organisaties in stand te houden die niet levensvatbaar zijn. Een eventuele overbrugging is nadrukkelijk
bedoeld voor organisaties die daadwerkelijk te maken hebben met een forse inkrimping van hun subsidie en die deze inkrimping
door niet-verwijtbare omstandigheden nog onvoldoende hebben kunnen opvangen. Ik hecht er aan dat organisaties die waardevolle
activiteiten uitvoeren voor specifieke doelgroepen de mogelijkheid hebben om zich te kwalificeren voor de tweede ronde projectsubsidies.
Als harde randvoorwaarde geldt dat alle pgo-organisaties uiterlijk in 2013 de instellingssubsidie ontvangen waar zij overeenkomstig
de systematiek van de nieuwe subsidieregeling recht op hebben. Om in aanmerking te kunnen komen voor een overbrugging zullen
organisaties dus met dat perspectief moeten kunnen en willen voortbestaan.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink