nr. 25
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 september 2007
In mijn brief aan uw Kamer van 22 juni 2007 (kamerstuk 29 214/30 800
XVI, nr. 22) gaf ik aan met de Centrale Stichting van Internaten voor Schippers-
en Kermisjeugd (CENSIS) in overleg te zijn. Dit naar aanleiding van de Motie-Van
der Vlies c.s. inzake Schippersinternaten (30 800 XVI, nr. 112).
Over de resultaten hiervan wil ik u in deze brief informeren.
Kwaliteit
CENSIS heeft de afgelopen jaren aangegeven extra middelen van in totaal € 1,2
miljoen structureel nodig te hebben om de kwaliteit te kunnen handhaven. Knelpunten
die daarbij genoemd zijn, zijn de omvang van de groepen, de vergrote behoefte
aan zorg en de mindere arbeidsvoorwaarden in verhouding tot bijvoorbeeld de
jeugdzorg.
Uit onderzoek van onder meer de Inspectie jeugdzorg, waarover u in oktober
2006 bent geïnformeerd (kenmerk DJB/JZ-2664961 van 23 oktober 2006),
bleek dat de kwaliteit bij de schippers op orde was, maar wel onder druk stond.
Vooral het ontbreken van een kwaliteitssysteem was een belangrijk punt. Om
de kwaliteit te behouden is er in twee tranches een bedrag van € 500 000,–
structureel vanaf 2007 aan de subsidie toegevoegd. Ik ben van mening
dat een structureel, additioneel bedrag van € 700 000,–
niet nodig is om de kwaliteit te handhaven. Wel zie ik het probleem bij de
sector om veranderingen op te vangen.
Terugloop kindaantal
De schippersinternaten worden gesubsidieerd op basis van het kindaantal
maal een vast kindbedrag. De constante terugloop in de kindaantallen zorgt
voor een even constante terugloop van de subsidie en daarmee van de werkgelegenheid.
Dit legt wel een druk op de sector. Het kan soms ingewikkeld zijn daar direct
adequaat op te reageren. Meer rust en ruimte om keuzes te maken rond de bezetting
kan daarbij nuttig zijn.
Dit kan door de telling van het (dalende) kindaantal te vertragen met
een jaar. Op basis van de huidige prognose voor 2007, zou dat in het eerste jaar om een bedrag van ruim boven de één miljoen euro
gaan. Ik ben in principe tot deze aanpassing bereid en heb dit de schippersinternaten
ook aangegeven.
Afhankelijk van de ontwikkeling van het kindaantal hebben de schippersinternaten
vervolgens jaarlijks een groter extra bedrag te besteden. Binnen de financiële
kaders kan men zelf de keuze maken de personeelsbezetting hoger te houden,
de personeelssamenstelling te differentiëren of aanpassingen in de beloningen
te doen.
Wachtgeld
Tot op heden neemt de rijksoverheid de verantwoordelijkheid voor de wachtgeldkosten
van de reductie van personeelsaantallen bij de schippersinternaten als gevolg
van dalingen in het aantal kinderen. Dat geschiedt op werkelijke kosten via
declaraties. Dat is echter geen stimulans voor de sector om personeel aan
het werk te houden. Ik acht het passend dat de schippersinternaten zoveel
als mogelijk in staat worden gesteld integraal management te voeren. Daarom
wil ik de (financiële) verantwoordelijkheid voor de wachtgelden bij de
internaten zelf gaan leggen, op zodanige wijze dat er ruimte ontstaat om financiële
afwegingen te maken.
Arbeidsvoorwaarden
Tijdens een schriftelijk overleg (TK 29 214 en 29 815, nr. 20,
vastgesteld op 19 januari 2007), heeft toenmalig staatssecretaris Ross-van
Dorp het alom in het VWS-veld gehanteerde principe aangegeven dat de arbeidsvoorwaarden
een zaak zijn van werkgevers en werknemers in de sector. In de bekostiging
is voorzien dat de loonkosten jaarlijks geïndexeerd worden met de ova,
de overheidsbijdrage in de arbeidskosten, om in een marktconforme loonkostenstijging
te kunnen opvangen. De schippersinternaten worden ook op deze wijze behandeld.
Ik zie in recente ontwikkelingen geen reden dit standpunt te wijzigen.
CENSIS wil overgaan naar de CAO Jeugdzorg. Het aansluiten bij een andere
CAO kan grote financiële consequenties voor hen hebben. Het is aan de
sector te bepalen of dat mogelijk en verantwoord is. Een rapport dat CENSIS
heeft laten opstellen door de Human Capital Group (HCG) geeft aan dat er financiële
consequenties zijn die het bestaande bugdet van de internaten overschrijden.
Dat rapport heeft mij echter niet de indruk gegeven dat er sprake is van een
noodzaak tot een koerswijziging van mijn kant.
Conclusie
In bovenstaande heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken wat
betreft het overleg met de sector schippersinternaten. Er blijft vooralsnog
een verschil van inzicht met betrekking tot wat CENSIS vraagt voor het functioneren
van de schippersinternaten en hetgeen ik vanuit mijn verantwoordelijkheid
nodig acht. Uiteraard zal ik het gesprek met de sector hierover voortzetten.
De minister voor Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet