29 213
Intergouvernementele Conferentie (IGC)

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2004

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de bijeenkomst van de Intergouvernementele Conferentie op ministerieel niveau, die op 24 mei 2004 in Brussel plaatsvond.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

Op 24 mei jl. kwamen de ministers van Buitenlandse Zaken van de 25 lidstaten en Roemenië, Bulgarije en Turkije in Brussel bijeen in het kader van de Intergouvernementele Conferentie (IGC). Zoals bij elke reguliere IGC-sessie waren bovendien het Europees Parlement en de Commissie vertegenwoordigd.

Doel van de bijeenkomst was een algemene politieke discussie te voeren over de algemene stand van de onderhandelingen, teneinde de ministers de gelegenheid te geven om zich uit te spreken over een aantal institutionele vraagstukken. Er werd gesproken over de procedure omtrent de jaarlijkse Europese begroting, de definitie van gekwalificeerde meerderheid, de preambule en de samenstelling van het Europees Parlement.

De discussie vond grotendeels plaats op basis van de twee documenten die door het Ierse voorzitterschap waren verspreid. Het eerste document (CIG 77/04)1 bevat leidraden voor de discussies over gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming en samenstelling van het Europees Parlement (EP). Het tweede document (CIG 78/04)1 betreft de begrotingsprocedure.

Op het punt van de begrotingsprocedure is grote vooruitgang geboekt. Het voorstel van het Ierse voorzitterschap vond algemene bijval. De belangrijkste wijziging ten opzichte van eerder gedane voorstellen is dat er géén zogenaamd «tie break-mechanisme» tot stand komt. In het voorstel wordt de Raad en het Europees Parlement opgedragen in conciliatie een akkoord te bereiken over de begroting. Indien de conciliatieprocedure geen akkoord oplevert, moet de Commissie een nieuwe ontwerp-begroting indienen. Indien een in conciliatie bereikt akkoord alsnog wordt verworpen door de Raad, kan het Europees Parlement de eigen amendementen kracht van wet geven. Nederland heeft dit voorstel gesteund, mede met het oog op de wensen van de Tweede Kamer, evenals alle andere lidstaten en de vertegenwoordigers van het EP.

Daarnaast werd gesproken over de definitie van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming. Hierover lopen de opvattingen nog altijd sterk uiteen. Het voorzitterschap constateerde dat er consensus bestaat over het vinden van een oplossing binnen het principe van de dubbele meerderheidssleutel. Er bestaat onvoldoende steun voor het handhaven van de drempels van het Conventieresultaat. Zowel het percentage van de bevolking als het percentage van de lidstaten dat nodig is voor een gekwalificeerde meerderheid zal verhoogd moeten worden om tot een compromis te kunnen komen, aldus het voorzitterschap. Daarnaast werd geopperd flankerende maatregelen te treffen, zoals het niet-meetellen van onthoudingen, waardoor besluitvorming vergemakkelijkt wordt; het stellen van een minimum aan het aantal landen dat een blokkerende minderheid kan vormen: minimaal vier landen bijvoorbeeld; en het stellen van een minimum aan het bevolkingspercentage dat door de lidstaten in het blokkerende minderheid gerepresenteerd moet worden. Nederland heeft gepleit voor behoud van de stemmenweging als gedefinieerd door de Conventie: dat is een transparante, duurzame en democratische definitie van gekwalificeerde meerderheid. Nederland heeft bovendien steun uitgesproken voor de voorstellen voor flankerende maatregelen in het geval de drempels worden verhoogd. Nederland tekende daarbij aan dat deze aanvullende voorwaarden dan ook moeten gelden voor alle vormen van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in het verdrag. Dat geldt dus ook voor gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in de Eurogroep en andere eventuele groepen van versterkte samenwerking.

Het voorzitterschap stelde eigener beweging de preambule ter discussie. Verscheidene lidstaten pleitten voor het opnemen van een verwijzing naar de joods-christelijke traditie in de preambule. Deze landen hadden deze wens ook reeds in een brief aan het voorzitterschap neergelegd. Andere lidstaten spraken zich uit voor handhaving van de formulering van de preambule van het Ontwerp-Verdrag. Ten slotte toonden enkele landen zich voorstander van opstelling van een nieuwe preambule waarin de wordingsgeschiedenis van de Europese Unie in haar geheel buiten beschouwing wordt gelaten. Nederland heeft in die discussie aangegeven voorstander te zijn van een evenwichtige preambule.

Het Ierse voorzitterschap stelde ten slotte het minimum-aantal zetels in het Europees Parlement aan de orde. Het voorzitterschap legde de ministers de vraag voor of het mogelijk is overeenstemming te bereiken over een bescheiden verhoging van het minimumaantal van vier zetels per lidstaat in het Europees Parlement. Verschillende kleine landen wensen het minimumaantal zetels te verhogen naar vijf of zes zetels. Op die manier kunnen alle politieke families uit alle lidstaten adequaat in het EP vertegenwoordigd worden en is bovendien het commissiewerk in het EP voor alle lidstaten goed te volgen. Deze wensen stuitten op weinig verzet. Veel lidstaten zijn voorstander van het idee deze eventuele verhoging van het zeteltal mogelijk te maken door een lichte verhoging van de totale omvang van het Europees Parlement, dat in het Ontwerp-Verdrag is gesteld op 736. Nederland heeft hierbij de kanttekening geplaatst dat gewaakt moet worden voor een situatie waarin een voortdurende ophoging van het aantal zetels voor de kleinste lidstaten leidt tot een onevenwichtigheid ten opzichte van de middelgrote lidstaten.

Na deze ministeriële sessie zijn alle nog openstaande vraagstukken in de IGC onder Iers voorzitterschap besproken. Hoewel op enkele terreinen vooruitgang is geboekt, tekent zich vooralsnog geen duidelijk compromis af. In bilaterale gesprekken, met name in het kader van de «tour des capitales» die de Ierse premier Ahern momenteel aflegt, zal moeten worden gewerkt aan nadere compromisvorming. De eerstvolgende plenaire IGC-bijeenkomst zal plaatsvinden en marge van de RAZEB op 14 en 15 juni aanstaande.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven