29 208
Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele sociale zekerheidswetten c.a. (Levensloopregeling)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 16 oktober 2003

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

Inleiding2
Algemeen3
Fiscale verlofspaarregeling als basis6
Deelname aan de levensloopregeling7
Doorwerking naar de werknemersverzekeringen9
Spaarpercentage 12%10
Maximale opbouw naar anderhalf jaar11
Levensloopverzekering12
Opname voorafgaand aan pensionering12
Introductie tijdelijke heffingskorting ouderschapsverlof13
Relatie met spaarloon15
EU-aspecten16
Budgettaire aspecten16
Uitvoeringskosten Belastingdienst17
Administratieve lasten17
Uitvoering en implementatie van de levensloopregeling18
Internationale aspecten20
Tenslotte20
Artikelsgewijze Toelichting20
 Artikel III, onderdeel C (artikel 19g Wet op de loonbelasting 1964)20

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Levensloopregeling. Het verheugt deze leden dat de regering de invoering van deze levensloopregeling na de motie Verhagen1 zo voortvarend ter hand heeft genomen. Deze leden stemmen in met de doelstelling van de levensloopregeling om een betere spreiding van tijd en inkomen over de levensloop mogelijk te maken. 14 oktober jl. is bekend geworden dat er een sociaal akkoord is gesloten tussen werkgevers, werknemers en het kabinet, zo merken de leden van de fractie van het CDA op. Eén van de onderdelen is het uitstellen van de afschaffing van de fiscale faciliëring van Vut en prepensioen. Speelt in dit akkoord de levensloopregeling nog een rol, en zo ja, hoe is die dan gedefinieerd? Heeft dit nog consequenties voor de verdere vormgeving van de levensloopregeling? Heeft dit ook effect voor het verdere verloop van de parlementaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel?

De leden van de fractie van de PvdA hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het voorstel tot invoering van een levensloopregeling.

De leden van de fractie van de PvdA hebben begrepen dat als gevolg van het najaarsoverleg met de sociale partners op 14 oktober jl., de regering het wetsvoorstel voor een levensloopregeling uit wil stellen en dat voor 1 april 2004 met sociale partners overeenstemming bereikt moet worden over een alternatief, mede in samenhang tot de voorstellen over prepensioen. Deze leden juichen het toe dat het voorstel over levensloop wordt aangepast, omdat zoals hieronder zal blijken het huidige voorstel op veel kritiek stuit. Zij vinden het ook een goede zaak dat over de invulling ervan overleg met sociale partners plaatsvindt. Zij beseffen dat het voorliggende plan als gevolg daarvan wijzigingen kan ondergaan.

Tegelijkertijd achten de leden van de fractie van de PvdA het gewenst dat de regering vragen over het voorliggende voorstel beantwoordt, al is het maar vanwege het recht op informatie van de Kamer. Deze leden constateren dat het voorliggende onderwerp het gewenst resultaat van de regering is, en horen graag hoe zij op een aantal vragen reageert. Deze leden denken bovendien dat de antwoorden op de door hen gestelde vragen een rol kunnen spelen bij de verdere ontwikkeling van alternatieve plannen op het terrein van levensloop. Deze leden vragen zich af wat de consequenties voor bestaand beleid zijn indien de levensloopregeling inderdaad wordt opgeschort. Zij gaan er vanuit dat de bestaande regelingen voor spaarloon, verlofsparen, Finlo en afdrachtkorting ouderschapsverlof in 2004 blijven bestaan en zien dat graag bevestigd.

Ook willen de leden van de fractie van de PvdA graag weten wat de regering doet als de resultaten van het najaarsoverleg door een van de onderhandelingspartners alsnog wordt afgewezen. Welke consequenties heeft dat voor de levensloopregeling?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie hadden met teleurstelling kennisgenomen van de vormgeving van de levensloopregeling in het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden zijn dan ook niet ontevreden met de uitkomst van het overleg met de sociale partners dat de invoering van een levensloopregeling met twee jaar wordt uitgesteld.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben begrepen dat de afspraken die het kabinet en de sociale partners deze week in het kader van het najaarsoverleg hebben gemaakt tamelijk ingrijpende gevolgen hebben voor de inhoud van dit wetsvoorstel en dat de Kamer zal worden verzocht de behandeling ervan aan te houden. Deze leden gaan ervan uit dat de Kamer daarover op afzienbare termijn nader zal worden geïnformeerd. Zij willen de regering in dit kader de vraag voorleggen of het passeren van de SER in het voortraject van dit wetsvoorstel zich in de huidige gang van zaken niet wreekt?

Het voorliggende wetsvoorstel en de toelichting daarop hebben veel vragen doen rijzen bij de leden van de fractie van de ChristenUnie. Zij veronderstellen dat het niet opportuun is die in dit stadium aan het kabinet voor te leggen en dat op een later tijdstip alsnog een volwaardige schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel zal plaatsvinden.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor een levensloopregeling. Hoewel de eerste indruk van het wetsvoorstel positief is, zitten er toch veel (technische) haken en ogen aan. Omdat deze leden hebben begrepen dat de regering overweegt de levensloopregeling met een jaar op te schorten, volstaan zij vooralsnog met een aantal hoofdvragen. Kritiekpunten op de technische uitwerking kunnen beter in een later stadium aan de orde komen. Overigens verwachten deze leden nog een gedetailleerd overzicht van de gevolgen van de uitkomsten van het Najaarsoverleg voor het wetsvoorstel Levensloopregeling.

Algemeen

Met de regering constateren de leden van de CDA-fractie dat de huidige samenleving behoefte heeft aan een meer flexibele mogelijkheid om arbeid, zorg en vrije tijd te kunnen combineren. De levensloop van burgers verloopt momenteel meer divers en verschillend in vergelijking tot de meer vastere patronen enkele decennia geleden. Meer diversiteit in levenslopen en meer combinaties van activiteiten binnen een levensfase hebben consequenties voor het inkomen. De behoeften van samenlevingsverbanden (gezinnen en anderen) vragen juist in deze tijd om betere combinatiemogelijkheden van zorg, arbeid, scholing en (gezins) vrije tijd naar de mening van de leden van de fractie van het CDA.

Periodes van verlof moeten overbrugd worden. Werkenden maken daarbij in toenemende mate zelf keuzes, die weer «zelfgekozen risico's» tot gevolg hebben die niet gedekt kunnen worden als «externe risico's»1. Door de levensloopregeling kan men het inkomensverlies door verschillende vormen van verlof spreiden over de levensloop. Ook de noodzaak om mensen positief betrokken te houden bij de arbeidsmarkt tekent zich inmiddels duidelijk af.

De leden van de CDA-fractie noemen een drietal voorbeelden van situaties waarbij een levensloopregeling een functie kan vervullen:

1. Het op peil houden van de beroepsvaardigheid en scholing gedurende de gehele levensloop zijn van belang. Omscholen halverwege de levensloop of een opfrisverlof kunnen bijdragen aan een positieve binding met de arbeidsmarkt en in het uiterste geval een burn-out voorkomen. Na een periode van verlof kan men fris weer aan de slag hetgeen de arbeidsproductiviteit ten goede komt en naar verwachting een remmend effect heeft op het ziekteverzuim.

2. Zorgtaken voor kinderen of ouders worden door veel mensen gecombineerd met betaalde arbeid. Deze combinatie van activiteiten is enerzijds noodzakelijk geworden, anderzijds is het een door velen gewenste optie. Met name wanneer verlof wordt opgenomen om te zorgen voor de kinderen is het zo belangrijk om geen extra financiële zorgen te hebben. De zorgpiek in de gezinsfase kan via het aanspreken van de levensloopregeling afgevlakt worden.

3. Nog geen 35% van de mensen tussen de 55 en 65 jaar heeft een betaalde baan. Veel oudere werknemers zouden graag willen blijven werken, als het werk qua inhoud en duur zou passen bij hun levensfase. De levensloopregeling kan een flexibele afbouw van de loopbaan mogelijk maken.

De flexibiliteit van de levensloopregeling garandeert dat mensen een arrangement kunnen kiezen dat optimaal aansluit bij de individuele situatie. Werknemers kunnen hun levensloop zo individueel beter naar eigen inzichten en wensen inrichten. In goed overleg met de werkgever kan gekozen worden voor een verlofregeling, waarbij de financiering reeds door de werknemer zelf gewaarborgd is. Men kan zo betaald verlof nemen waar men zelf voor heeft gespaard, al dan niet met een bijdrage in het kader van de (collectieve) arbeidsovereenkomst. De eigen verantwoordelijkheid van mensen komt naar mening van de leden van de fractie van het CDA met deze regeling volledig tot zijn recht.

Naast de maatschappelijke analyse van de regering, herkennen de leden van de CDA-fractie zich sterk in de hoofdlijn van het voorliggende wetsvoorstel. De uitbouw van de verlofspaarregeling tot een levensloopregeling waarmee, volgens het principe van de fiscale omkeerregel, 12% van het bruto jaarinkomen gespaard kan worden. Toch gaat de visie1 van de leden van de CDA-fractie op een aantal punten nog verder dan het voorliggende voorstel. In deze visie wordt uitgegaan van een opbouw van maximaal 2,5 maal het jaarinkomen, waarbij aan het eind van de loopbaan het restant gebruikt kan worden voor flexibele pensionering. De regeling staat in deze visie open voor de gehele beroepsbevolking, dus niet alleen voor werknemers, maar ook voor zelfstandigen. Binnen de (financiële) kaders blijft de CDA-fractie streven naar de realisatie van deze visie. In hoeverre deelt de regering deze toekomstvisie?

In principe zijn de leden van de fractie van de PvdA een groot voorstander van een regeling die het mogelijk maakt werk, scholing, zorgtaken ontspanning beter over de levensloop te verdelen. Een levensloopregeling kan onder andere bijdragen het spitsuur in het leven op te vangen, de overgang van werk naar pensioen flexibeler te maken en herintreden te vergemakkelijken. Maar de marginale vorm die de regering aan deze regeling heeft gegeven, maakt het zeer onwaarschijnlijk dat de voorgestelde regeling in de praktijk deze doelen kan helpen bereiken. Deze leden constateren dat de voorgestelde regeling een totaal uitgeklede variant is van eerdere gedachten. Zij constateren dat het naïef is te denken dat een beperkte regeling als deze in staat zal zijn op substantiële wijze bij te dragen aan een betere balans tussen arbeid en zorg. De leden van de fractie van de PvdA hebben een voorkeur voor een echte, robuuste regeling, waarbij onder andere ook het prepensioen betrokken zou worden. Deze leden constateren dat het huidige voorstel feitelijk niet meer is dan een kleine variant op de al bestaande verlofspaarregeling. Zij vragen zich af, ook om bureaucratie te vermijden, of het niet verstandiger is wanneer de huidige levenslooprekening niet substantieel wordt uitgebreid, de bestaande regelingen kunnen laten bestaan.

Deze leden zijn overigens blij dat na het debacle met de verlofknip, de regering heeft getracht tot een meer doordachte regeling te komen. Dat neemt niet weg, dat ook de voorgestelde regeling nog vele vragen oproept.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat er ontwikkeling van levensloopdenken al een langere traditie kent. Door het tweede kabinet Kok is een nota levensloop uitgebracht. Diverse politieke partijen, waaronder de PvdA, hebben eigen nota's gepubliceerd, en er werd gewerkt aan een SER-advies. De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat de stand van zaken ten aanzien van dit advies is. Voor zover zij weten was dit advies nagenoeg afgerond. Wat is de reden dat het niet tot een officiële publicatie is gekomen? Graag krijgen zij meer inzicht in de overeenstemming die in SER verband was bereikt, en de meningsverschillen die nog leefden. Ook willen zij graag weten waarom de regering haar nieuwe voorstel, niet eerst aan de SER voor advies heeft voorgelegd, juist vanwege de al bestaande bemoeienis van de SER met dit onderwerp. Kan de regering bevestigen dat op 3 juli 2003 tijdens overleg tussen kabinet en sociale partners is afgesproken dat de SER haar taken zou opschorten, in afwachting van een ander voorstel van de regering over de uitwerking van de levensloopregeling? Waarom heeft de regering zich daar dan niet aan gehouden, door nu al met een wetsvoorstel te komen? Vindt zij dat zelf ook niet getuigen van onbehoorlijk bestuur?

Ook willen deze leden graag een reactie van de regering op het onlangs door de FNV gepresenteerde alternatief voor een levensloop/prepensioen regeling.

De leden van de fractie van de VVD vragen de regering aan te geven wat het exacte doel is van de regeling? Aan de hand van welke ijkpunten zal de regeling t.z.t. geëvalueerd worden? In hoeverre kunnen belanghebbenden en uitvoerders ervan uitgaan dat de nu voorgestelde regeling enige tijd blijft bestaan?

Welke mogelijkheden ziet de regering om de levensloopregeling, de VUT-regeling en de prepensioenregeling om te bouwen tot een »vrije-keuzeregeling», zo vragen de leden van de VVD-fractie. Eventueel zou hierbij ook nog gedacht kunnen worden om de bestaande verlofregelingen op te schonen.

De leden van de SP-fractie onderschrijven de noodzaak om te komen tot een brede wettelijke regeling voor verschillende vormen van verlof. Grote twijfel is er echter bij hen of er gekozen moet worden voor een fiscale stimuleringsregeling voor individueel sparen voor verlof. Waarom is bijvoorbeeld niet gekozen voor een wettelijke regeling voor (ouderschap)verlof in het arbeidsrecht? Ook verbetering van de kinderopvang zou een oplossing kunnen zijn voor de waargenomen «drukte» in het leven van de jonge ouders en de hoge kosten die daarmee gepaard gaan. Met die twijfel hangt samen dat de leden van de SP-fractie vrezen dat 12 procent van het jaarinkomen sparen voor de meeste mensen met een laag inkomen niet mogelijk zal zijn. Als een lager percentage wordt gespaard duurt de opbouw van een verlofperiode al snel te lang. Deze leden vrezen dat de levensloopregeling daardoor vooral een yuppenregeling zal worden.

Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie zouden graag een reactie krijgen op de stelling dat de levensloopregeling alleen een aantrekkelijke optie zal zijn voor de mensen met een hoger inkomen. Zij verzoeken de regering de mogelijkheden te bezien om – in overleg met de sociale partners – ook een regeling te creëren die aantrekkelijk is voor werknemers met een laag inkomen.

De leden van de GroenLinks-fractie staan volledig achter het idee van een goed vormgegeven levensloopregeling. Kan de regering aangeven of zij naast overleg met de sociale partners het met deze leden een goed idee vindt om deskundigen op dit terrein te betrekken bij een betere vormgeving van de levensloopregeling. De leden van de GroenLinks-fractie denken hierbij onder andere aan de Rotterdamse fiscalist Leo Stevens en de econoom Lans Bovenberg. Juist door deze deskundigen erbij te betrekken kan goed gelet worden op belangrijke onderdelen van een levensloopregeling. De leden van de GroenLinks-fractie denken hierbij allereerst aan voldoende middelen om de regeling enige betekenis te laten hebben voor het belangrijke doel van de regeling te weten een betere spreiding van arbeids- en zorgtijd tijdens de levensloop. Twee andere belangrijke criteria waaraan de regeling getoetst zal moeten worden zijn een eenvoudige en transparante regeling en een regeling die goed toegankelijk is voor vooral de mensen met een laag inkomen. Juist deze groep kan een fiscale ondersteuning gebruiken om ook de mogelijkheid te krijgen om tijdens het werkzame leven er tijdelijk tussenuit te gaan. Op alledrie de belangrijke criteria voldeed het ingediende wetsvoorstel volgens deze leden niet.

Het is de leden van de GroenLinks-fractie niet duidelijk wat er, nu besloten is tot twee jaar uitstel, gebeurt met de samenhangende schrap van de afdrachtvermindering ouderschapsverlof en de wet Finlo en de schrap van de voorgenomen invoering van de financieringsregeling voor langdurig zorgverlof.

De leden van de fractie van D66 vinden het belangrijk dat nu eindelijk echt werk wordt gemaakt van een wettelijke levensloopregeling.

In het algemeen informeren de leden van de fractie van de ChristenUnie naar de doelstelling(en) van het wetsvoorstel. Is de enige doelstelling het vergroten van de toegankelijkheid van langer durend verlof, zoals op pagina 1 van de toelichting wordt gesteld? Is dat niet te weinig ambitieus? Er zijn immers in het kader van de levensloopregeling ook andere doelstellingen genoemd, zoals het vergroten van de keuzevrijheid in de levensloop. Willen de indieners dit aspect in de verdere voorbereiding van het (gewijzigd) wetsvoorstel breder belichten en daarbij tevens ingaan op de vraag hoe zal worden gemeten of de beoogde doelstellingen zijn gehaald? En kan in het verlengde hiervan worden ingegaan op de vraag hoe zal worden voorkomen dat de regeling ten onder zal gaan aan haar eigen succes, zoals ook met het premiesparen en gedeeltelijk met het spaarloon is gebeurd?

Leden van de fractie van de VVD merken op dat aan de ene kant de regering zegt dat de arbeidsdeelname moet stijgen. Aan de andere kant echter introduceert de regering een levensloopregeling die mensen de mogelijkheid biedt zich gedurende een bepaalde periode buiten de arbeidsmarkt te begeven. In hoeverre zijn deze doelstellingen strijdig met elkaar?

Een belangrijk principieel kritiekpunt van de leden van de fractie van de SGP betreft de tweeslachtige benadering die uit het voorstel blijkt. Enerzijds bevordert de regering de arbeidsparticipatie van opvoeders sterk, of – getuige de afgezwakte sollicitatieplicht voor mensen met jonge kinderen in de Wet Werk en Bijstand – dwingt feitelijk om te gaan werken. Anderzijds wil de regering weer mogelijkheden bieden om deze arbeidsparticipatie tijdelijk op te schorten.

Hoe is de behoefte onder werknemers vastgesteld – zo vragen de leden van de fractie van de LPF – voor een regeling als de levensloopregeling? Hoeveel werknemers zouden daarvan naar het oordeel van de regering dan gebruik willen maken?

Hebben omringende landen – bijvoorbeeld de Scandinavische landen – een soortgelijke regeling als de levensloopregeling, zo vervolgen deze leden. Zo ja, wat zijn de ervaringen aldaar met die soortgelijke regelingen?

Ook de leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar vergelijkbare regelingen in andere landen. Zijn er gegevens bekend over elders geconstateerde vooren nadelen? Zijn die regelingen dan wettelijk vastgelegd of via bijvoorbeeld collectieve arbeidsovereenkomsten?

Fiscale verlofspaarregeling als basis

De leden van de CDA-fractie had voorgesteld de verlofspaarregeling om te vormen naar een levensloopregeling. Wat zijn precies de gevolgen voor de huidige verlofspaarders? Kunnen zij moeiteloos overstappen in de levensloopregeling? Gebeurt dit per 1-1-2004 meteen of op een later tijdstip? Brengt dit veel administratieve lasten met zich mee? Worden zij tijdig geïnformeerd? Blijft uitkering en belasting van verlof bij beëindiging van de dienstbetrekking onverkort bestaan? Komt er een mogelijkheid tot een vorm van waardeoverdracht? Kunnen niet opgenomen verlof- en vakantiedagen bij dienstverlating in de levensloopregeling worden gestort? Blijft de mogelijkheid van tijdsparen bestaan of dient dat omgezet te worden in een financiële tegenwaarde binnen de levensloopregeling? In hoeverre zou dit laatste de administratieve lasten kunnen beperken?

In de wettekst lezen de leden van de fractie van het CDA niet dat het opgespaarde saldo buiten de heffing van box 3 blijft. Kan de regering aangeven of dit nu wel of niet het geval is?

Met betrekking tot de uitvoering vragen de banken en de verzekeraars uitdrukkelijk om een jaarlijkse renseignering in plaats van verplichte tussentijdse opgaven. Hoe is dat nu precies geregeld, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de fractie van de VVD vragen de regering in hoeverre de levensloopregeling levensvatbaar is. De omkeerregel op zich is een onvoldoende fiscale prikkel omdat alles zich afspeelt voor het 65ste levensjaar. Daardoor is geen sprake van een progressievoordeel tussen ingelegde gelden en opgenomen gelden. Sterker nog, er kan sprake zijn van een nadeel als wordt ingelegd in een periode waarin iemand een lager inkomen heeft dan de periode waarin hij of zij verlof opneemt. De leden van de VVD-fractie zouden graag een reactie zien op dit punt. Biedt de introductie van een belastingvrije voet hier soelaas?

Kan de regering reageren op de opmerkingen van VNO-NCW over de conversie van de verlofspaarregeling in de levensloopregeling, zo vragen de leden van de VVD-fractie, en kan de regering een reactie geven op de suggestie van de NOB ten aanzien van de stamrechtvrijstelling?

Deelname aan de levensloopregeling

De leden van de CDA-fractie vragen of het niet handiger en toegankelijker is om de regeling op te nemen in de inkomstenbelasting? Geeft een opname van de regeling in de inkomstenbelasting niet aanmerkelijk minder administratieve lasten voor de werkgever en meer flexibiliteit voor de werknemer?

Kan de regering een nadere toelichting geven op de rechtsfiguur van «wettelijk recht»? Waar komt deze rechtsfiguur in ander arbeidsrecht voor? Is het wettelijk recht nog nodig indien de regeling opgenomen wordt in de inkomstenbelasting, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.

De leden van de PvdA constateren met tevredenheid dat de levensloopregeling zich beperkt tot de financiële stroomlijning, en niet aan de bestaande rechten op verlof, zoals vastgelegd in de Wet Arbeid en Zorg, wordt getornd. Zij constateren ook dat de regering het voorstel van het tweede kabinet Kok over langer durend zorgverlof met een iets andere vormgeving alsnog overneemt. Wel vragen zij zich af of de regering, door geen wettelijk recht op opname van het verlof vast te leggen, de spanning tussen werknemer en werkgever niet stimuleert. Immers, wat gebeurt er als iemand lang gespaard heeft voor verlof, dit uiteindelijk wil opnemen, maar geen toestemming krijgt van de werkgever. Hoe denkt de regering dat dit in de praktijk zal gaan, en welke bijdrage ziet zij voor zichzelf de nodige duidelijkheid te verschaffen?

De Raad van State heeft opgemerkt dat de vrijheid verlof op te nemen sterk afhankelijk is van de sector, de bedrijfstak of de onderneming. De leden van de fractie van de VVD vragen hierop een reactie van de regering. Hoe ziet de regering kabinet de spanning tussen het recht op deelname aan de regeling terwijl er geen wettelijk recht is op het opnemen van verlof?

Het verbaast de leden van de fractie van de SP dat de invoering van de levensloopregeling niet wordt gecombineerd met een wettelijk recht op verlof. Zij vermoeden dat dit zal leiden tot veel onduidelijkheid en conflicten tussen werkgever en werknemer. Betekent de afwezigheid van een wettelijk recht op verlof dat de regering meer waarde hecht aan het ouderschapsverlof boven andere vormen van verlof daar voor ouderschapverlof wél een wettelijk recht bestaat?

Ook de leden van de fractie van de SGP merken op dat de regering heeft gekozen voor een wettelijk recht op deelname aan de levensloopregeling. Tegelijkertijd bestaat er geen recht op opname van het verlof. In hoeverre is de conclusie gewettigd dat het in de praktijk erg moeilijk zal zijn om gebruik te maken van dit wettelijke recht? Hoe kijken de werkgeversorganisaties – met name MKB – hier tegenaan?

Ten aanzien van de bedoelingen van de voorliggende levensloopregeling hebben de leden van de fractie van de PvdA veel vragen. Kan de regering nog eens aangeven voor welke verlofvormen deze regeling nu bedoeld is, en wie men daarbij voor ogen heeft. Deze leden denken namelijk dat de marginale regeling die er nu ligt, lang niet alle wensen (bevorderen van langer doorwerken, combineren van arbeid en zorg, bieden van meer keuzevrijheid, stimuleren van scholing) kan waarmaken. Zij vragen zich in het bijzonder af waarom de regering zo weinig oog heeft voor starters op de arbeidsmarkt. De Raad van State merkt terecht op dat de regering de invoering van de ouderschapsverlofkorting motiveert door er op te wijzen dat werknemers in de eerste jaren waarin de levensloopregeling bestaat, nog niet veel mogelijkheden hebben gehad, maar dat dit ook geldt voor starters op de arbeidsmarkt. De leden van de fractie van de PvdA vinden het antwoord van de regering dat geen specifieke rekening wordt gehouden met starters op de arbeidsmarkt, niet bevredigend. Dit is immers slechts een constatering, geen argument. Deze leden verzoeken de regering nog eens goed te motiveren waarom men de regering geen rekening wil houden met starters op de arbeidsmarkt. Zij vragen in dit verband ook in te gaan op het ontbreken van de mogelijkheid om krediet op te nemen. Zij vragen de regering of het invoeren van een kredietmogelijkheid technisch mogelijk is, en welke mogelijke budgettaire effecten hiermee gemoeid zouden zijn.

De leden van de fractie van de SGP vinden de vraag belangrijk in hoeverre de levensloopregeling moet gelden voor elke denkbare vorm van verlof. Zij zijn van mening dat een beperking tot bijvoorbeeld opvoeding, zorg en palliatief verlof op zijn plaats is. Voor werkgevers zal een opname van een aantal maanden verlof voor bijvoorbeeld een wereldreis onnodig bezwarend zijn. Hoe staat de regering ten opzichte van een dergelijke beperking?

De leden van de CDA-fractie willen graag weten waarom zelfstandigen momenteel zijn uitgesloten van deze regeling? Als werknemers tussen zijn 18e en 65e jaar fiscaal de mogelijkheid krijgen om de levensloop te plannen is het niet redelijk ZZP-ers en zelfstandigen eenzelfde faciliteit te bieden? Is het niet mogelijk de regeling open te stellen voor niet-loontrekkers? Zijn er nog andere groepen belastingplichtigen inkomstenbelasting uitgesloten? Is het niet beter een eenvoudige en toegankelijke regeling te maken voor iedere belastingplichtige via de inkomstenbelasting?

De leden van de PvdA begrijpen niet waarom de levensloopregeling alleen geldt voor werknemers, en niet ook voor ondernemers. Immers, de behoefte aan zo'n regeling zijn voor ondernemers niet minder. Wat vindt de regering van de gedachte zo'n regeling voor hen te maken via een reserve als de FOR? De levensloopreserve zou dan alleen gebruikt mogen worden voor opnemen van verlof.

Ook de leden van de fractie van de VVD merken op dat alleen werknemers kunnen deelnemen aan de levensloopregeling. Ondernemers en ZZP-ers zijn van de regeling uitgesloten. Is de regering bereid de levensloopregeling op te nemen in de inkomstenbelasting in plaats van in de loonbelasting zodat ook ondernemers en ZZP-ers van de regeling gebruik kunnen maken?

De leden van de fractie van de VVD vragen voorts waarom de regeling niet geldt voor een werknemer die bijvoorbeeld een eigen bedrijf start en daartoe in deeltijd gaat werken of zijn of haar arbeidsovereenkomst opzegt? Deze personen zouden de regeling dan als overbrugging kunnen gebruiken, tot de onderneming voldoende inkomsten genereert. Waarom is het niet mogelijk voor individuele werknemers de levensloopregeling als aanvulling op het loon te gebruiken als men de overstap maakt naar een lager betaalde functie, bijvoorbeeld als men op latere leeftijd een tweede of derde carrière wil beginnen. Is het niet zo dat de nu voorgestelde regeling demotie ontmoedigt omdat in het geval van demotie het saldo boven het maximum uitkomt waardoor het meerdere saldo wordt belast? Of bijvoorbeeld dat individuele werknemers dit als aanvulling op het loon kunnen gebruiken als ze op oudere leeftijd van vol continudienst overstappen naar dagrooster (en dus de toeslagen missen). Dat kan langer doorwerken stimuleren. De leden van de VVD-fractie vragen de regering een reactie op deze gedachten.

Tenslotte is het ook de leden van de fractie van de SP niet duidelijk waarom ondernemers geen toegang krijgen tot een gelijkwaardige levensloopvoorziening. Ook zij hebben toch recht op het sparen voor verlof?

Doorwerking naar de werknemersverzekeringen

De leden van de CDA-fractie vragen of van een werkgever gevergd kan worden de oude rechten te doen herleven na afloop van een verlofperiode van bijvoorbeeld 2 jaar? Maakt de vrijstelling van de verzekeringsplicht voor werknemersverzekeringen een zelfstandig opnemen van verlof niet extra risicovol voor de werknemer? Ontstaan er geen problemen wanneer slechts in deeltijd het verlof opgenomen wordt? Hoezeer wordt door de vrijstelling voor de werknemersverzekeringen de premiegrondslag door de levensloopregeling aangetast?

In hoeverre blijft het mogelijk en/of noodzakelijk om gedurende het levensloopverlof in de eigen voortzetting van de pensioenopbouw te voorzien?

De leden van de fractie van de PvdA willen graag weten wat de consequenties zijn als iemand tijdens de verlofperiode ziek wordt. Klopt het dat onmiddellijk na afloop van het verlof de werknemer dan recht heeft op ZW-uitkering of loondoorbetaling door de werkgever? Klopt het dat het toepassen van de omkeerregel op de premies werknemersverzekeringen een verlagend effect hebben op de hoogte van een eventueel toekomstige uitkering van een werknemersverzekering, doordat het premieloon sociale verzekeringen lager wordt? Om bedragen van welke orde van grootte gaat het hier? Hoe gaat de regering werknemers voorlichten over deze effecten, zodat zij zich hier voldoende rekenschap van kunnen geven?

Wat gebeurt er met het recht op zorgverlof voor mensen die tijden dat zorgverlof ziek worden? Kan de regering ingaan op de vragen van VNO-NCW over wie inhoudsplichtig is, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de SP-fractie hebben bezwaren tegen het vrijstellen van de levensloopuitkeringen voor premieheffing. Burgers zullen zich zoals nu al gebeurt met de spaarloonregeling niet realiseren dat de consequentie van het sparen is dat bij ziekte of arbeidsongeschiktheid een lagere uitkering het gevolg is. Is het juist dat door het opnemen van verlof het ook moeilijker wordt om de referte-eis voor de WW te halen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie willen graag weten of een uitkering bij ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid lager zal worden als men deelneemt aan een levensloopregeling, omdat het premieloon sociale verzekeringen lager is.

Door het levensloopsaldo uit te zonderen van de premieheffing werknemersverzekeringen is het volgens de memorie van toelichting niet langer nodig dat in uitzonderlijke gevallen, waarin geen werkgever meer aanwezig is via welke het verloftegoed wordt uitgekeerd aan de werknemer, een financiële instelling wordt aangemerkt als werkgever ten behoeve van de genoemde premieheffing. Voor de loonheffing geldt niet een dergelijke vrijstelling. Is daar (in alle gevallen) sprake van een of meer inhoudingsplichtigen? Zo ja, wie is / zijn dat, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Spaarpercentage 12%

Is het mogelijk – zo vragen de leden van de fractie van het CDA – om in een tijdelijke periode van werkeloosheid, indien gewenst, toch verder te kunnen blijven betalen aan de levensloopregeling?

Als de behoefte aan verlof eerder aanbreekt dan dat het voor verlof benodigde bedrag bij elkaar is gespaard, is er geld nodig. Is het daarom voor een goede levensloopregeling niet noodzakelijk een kredietfaciliteit in te bouwen, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Ook vragen de leden van deze fractie of het mogelijk is in het huidige voorstel onbegrensd bij te storten?

De leden van de fractie van de SP willen graag weten of de jaarlijkse maximum inleg aan het begin of einde van het kalenderjaar wordt getoetst. Wordt bij het maximum van 12% het fiscaal loon bedoeld? Deze leden vragen zich af waarom überhaupt voor een jaarlijks maximum is gekozen omdat de maximale inleg van anderhalf jaarsalaris immers al een maximum stelt. Er zijn omstandigheden denkbaar, bijvoorbeeld het krijgen van een erfenis, waaronder meer dan 12 procent van het jaarsalaris kan worden gespaard.

De leden van de CDA-fractie vragen welk loonbegrip de regering hanteert om te kunnen bepalen hoeveel daadwerkelijk 12% is van het brutoloon? Is dat hetzelfde loonbegrip dat gehanteerd werd voor de verlofspaarregeling in artikel 10 van de Wet LB 1964?

Ook de leden van de VVD-fractie vragen of nader kan worden aangeven over welke grondslag (welk loonbegrip) het 12%-gedeelte moet worden berekend om het maximaal te sparen bedrag te berekenen?

De leden van de fractie van de PvdA hebben vragen over de inkomenseffecten van de regeling. Zij constateren dat doordat mensen 12% van hun bruto-inkomen kunnen sparen, het totale spaarbedrag maximaal anderhalf het bruto jaarsalaris mag zijn en in de uitbetaalfase van het gespaarde bedrag alleen belasting wordt geheven en geen werknemerspremies, je gemakkelijker kan sparen en het profijt groter is als je veel verdient. Hoe meer je verdient hoe groter het profijt. Deze leden vragen zich zeer af of mensen met een laag inkomen voldoende middelen zullen hebben om te sparen. Deze leden willen daarom graag meer informatie over het sparen naar verschillende inkomensgroepen. Kan de regering aangeven hoelang iemand moet sparen die resp. 100 WML, 150 WML, modaal, twee maal modaal en 4 modaal verdient om een verlofperiode van 3 maanden op te nemen met een betaling tijdens verlof van resp. 70 % WML, 100 WML, dan wel 70 % en 100 % van het bruto loon voorafgaand aan het verlof?

De leden van de fractie van de PvdA vinden de berekening in de memorie van toelichting (p. 4) buitengewoon optimistisch, zo niet naïef. Wie kan immers 6 jaar lang 12% van zijn bruto-inkomen missen en dan een jaar genoegen nemen met 70% van zijn bruto jaarinkomen? Fiscalisten wijzen in dit verband al op het «rijkeluisspeeltje». Zij wijzen er op dat ook de spaarloonregeling m.n. door midden en hogere inkomensgroepen wordt gebruikt. (zie b.v. Fiscaal weekblad 2000/6338, p. 739 e.v.). Waarom, zo vragen zij de regering, zou dat bij de levensloopregeling anders zijn? In dit verband is de vraag of de regeling zijn doel zal treffen; het valt te vrezen dat de regeling meer gebruikt zal worden door welgestelde vijftigplussers die fiscaal gesubsidieerd een wereldreis gaan maken, dan door ouders die in het spitsuur van het leven enige verplichting willen, of door werknemers die met deeltijdpensioen willen.

In verband met de toegankelijkheid van de regeling, wijzen deze leden ook nog maar eens op de gebrekkige resultaten van de wet Finlo (loopbaanonderbreking), waar o.a. de beperkte financiële compensatie tijdens verlof debet aan was.

Vanuit meerdere hoeken wordt kritiek geuit – zo merken de leden van de CDA-fractie op – dat deze levensloopregeling slechts interessant is voor de beter gesitueerden. Kan de regering nader aangegeven waarom deze regeling juist ook geschikt is voor de lagere inkomensgroepen en waarom juist zij ook gebruik zouden moeten maken van deze regeling?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het denkbaar is dat sparen uit netto inkomen voor individuele werknemers net zo voordelig of zelfs voordeliger kan zijn dan de levensloopregeling.

Ook de leden van de fractie van de LPF willen weten wat de toegevoegde waarde is van de levensloopregeling boven werknemers die zelfstandig sparen van hun nettoloon en deze spaargelden t.z.t. gebruiken voor een periode van onbetaald verlof?

Maximale opbouw naar anderhalf jaar

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering heeft gekozen voor het opbouwen van de levensloopregeling tot een maximum van anderhalf jaarinkomen? Waarom is er niet gekozen voor een ruimere opbouwmogelijkheid van twee en een half jaarinkomen?

Kunnen de opbouwde rechten in de sociale zekerheid in het kader van de levensloop niet langer worden gerespecteerd? Welke gevolgen heeft bijvoorbeeld inkomensafname door demotie of deeltijd voor de maximale opbouw? Indien de maximale opbouw bereikt is en een werknemer gebruikt het opgebouwde verlof (deels) op, is men daarna weer in de gelegenheid om opnieuw tot het maximum op te bouwen? Kan de regering aangeven of in deze regeling belemmeringen bestaat ten aanzien keuzes voor de volgende verlofdoelen: zorgverlof, ouderschapsverlof, een periode sabbatical, opfrisverlof, vroegpensioen, deeltijd of start onderneming? In hoeverre is het mogelijk deze verlofdoelen buiten een dienstverband te realiseren?

De leden van de fractie van de PvdA begrijpen dat maximaal voor anderhalf jaar verlof gespaard mag worden, mede gezien de relatie met sociale zekerheid, zodat in die periode sociale zekerheidsrechten worden gerespecteerd. Maar waarom maakt de regering, met name ook om deeltijdpensioen mogelijk te maken, het niet mogelijk om langer dan anderhalf jaar te sparen, door flankerende wetgeving aan te passen? En wat is eigenlijk het toetsingsmoment voor de anderhalf jaar; het begin of het einde van het kalenderjaar?

Het maximum van anderhalf jaar inleg komt de leden van de SP-fractie redelijk arbitrair over. Ook met een verwijzing naar de termijn in de wet onbetaald verlof. Wat is hier de inhoudelijke argumentatie voor? Wie gaat toetsen of deze termijn niet overschreden wordt?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe de beoogde maximale opbouw naar anderhalf jaar in het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot het beoogde deeltijdpensioen.

Levensloopverzekering

Heeft de regering overwogen om pensioenfondsen de uitvoering van de levensloopregeling door middel van aanpassing van de PSW ter hand te laten nemen, zo vragen de leden van de fractie van het CDA. Ligt dat anders indien er bijvoorbeeld sprake is van een regeling binnen de collectieve arbeidsovereenkomst? In hoeverre past uitvoering door pensioenfondsen binnen de taakafbakening van pensioenfondsen en verzekeraars?

Is het mogelijk om andere kapitaalvormende rekeningen of verzekeringen eenmalig in de levensloopregeling te storten? Zou een dergelijke regeling de deelname aan de levensloopregeling bevorderen?

Waarom is het gerechtvaardigd – zo vragen de leden van de VVD-fractie – dat pensioenfondsen geen levensloopregeling mogen aanbieden?

Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering erover wil denken in het kader van de overeengekomen heroverweging ook de mogelijkheid te creëren pensioenfondsen de levensloopregeling te laten aanbieden?

Opname voorafgaand aan pensionering

De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom niet is gekozen voor maximale flexibiliteit van de levensloopregeling maar slechts voor de beperking van 50% van de gebruikelijke individuele arbeidsduur op 63 en 64-jarige leeftijd? Hoe beoordeelt de regering deze beperking daar men voor het bereiken van de 63-jarige leeftijd voor de volledige arbeidstijd verlof kan opnemen? Hoe beoordeelt de regering de situatie van beroepsgroepen die door zware belasting gedurende de loopbaan hun opgebouwde kapitaal liefst voor een afbouw van de loopbaan inzetten? De leden van de CDA fractie menen dat gekozen dient te worden voor het volledig flexibel inzetten van de opgebouwde tegoeden tussen 18 en 65 jaar, waarbij volledige keuzevrijheid bestaat.

Is het volgens de regering mogelijk om 50% arbeidsduur te verminderen via de levensloopregeling en aanvullend 20% tot 50% arbeidsduur te verminderen via een andere al dan niet fiscale regeling?

Is het mogelijk de individuele premie van de voor 1 januari 2005 gesloten prepensioenregelingen als overgangsmaatregel onder de 12% aftrek van de levensloopregeling te laten vallen? Zou een dergelijke overgangsbepaling niet naadloos aansluiten op het nieuwe pensioenkader 65+?

De leden van de fractie van de PvdA achten het een gemiste kans dat de levensloopregeling niet veel directer in verband is gebracht met de bestaande prepensioenregelingen. Door afstemming en integratie had namelijk een echt nieuw perspectief op een goede levensloopregeling kunnen ontstaan. Deze leden begrijpen ook niet waarom de levensloopregeling niet gebruikt mag worden twee jaar voorafgaand aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Zij vragen de regering of dit besluit berust op politieke dan wel op technische argumenten. Begrijpen zij het goed dat iemand van 63 verlof kan opnemen via de levensloopregeling, maar vervolgens op zijn 64e weer verplicht is te gaan werken, ook als hij voldoende gespaard zou hebben om in principe met verlof te gaan. De leden van de PvdA-fractie vinden dat de regering niet getuigt van een vernieuwende en doordachte visie om langer doorwerken van oudere werknemers te stimuleren.

De leden van de fractie van de SP zijn geen voorstander van de beperkingen van het opnemen van verlof voorafgaand aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Juist de levensloopregeling zou enig tegenwicht kunnen bieden aan de beperking van de fiscale aftrek voor VUT en prepensioen. Voor deeltijdpensioen kunnen werknemers altijd zelf kiezen, de regering moet deze keuze niet voor mensen maken.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben er kennis van genomen dat de regering zich in het voorliggende wetsvoorstel verzet tegen het gebruiken van de levensloopregeling voor vervroegde pensionering i.c. prepensioen. Zij vragen of dit uitgangspunt wordt losgelaten ten gevolge van afspraken met de sociale partners.

Introductie tijdelijke heffingskorting ouderschapsverlof

Op het moment dat vanaf 1 januari 2004 ouderschapsverlof opgenomen wordt via de levensloopregeling ontvangt de ouder een financiële heffingskorting ter hoogte van 50% van het WML. Men kan niet van de spaarloon- en levensloopregeling tegelijkertijd gebruik maken. Op dit moment (2003) is het echter nog niet mogelijk voor mensen om een keuze te maken voor het één of de ander aangezien de levensloopregeling nog niet definitief is vastgesteld. Het is niet rechtvaardig om mensen alvast de spaarloonregeling op te laten zeggen en nog in het ongewisse te zijn over levensloopregeling. De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe dit vorm krijgt in het overgangsjaar 2004?

Daarnaast speelt die verplichte keuze in algemene zin parten in het jaar 2004. Burgers zouden in de loop van volgend jaar, als de levensloopprodukten op de markt komen, hier niet voor kunnen kiezen als zij hun spaarloonregeling door hebben laten lopen. En dat zal veelal het geval zijn aangezien er nu nog geen feitelijke keuzemogelijkheid is.

Gaat de regering in deze redenering ervan uit dat een ieder ook daadwerkelijk vanaf 1 januari 2004, of kort daarna, actief deelneemt aan de levensloopregeling? Zo ja, hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot de werknemers die na 1 januari 2008 in dienst treden en kort daarna kinderen krijgen?

Kan de regering reageren op de situatie dat huidige werknemers met een nog niet aangesproken wettelijk recht op ouderschapsverlof zich voor de keuze gesteld zien dit verlof óf voor 31 december 2007 op te nemen óf, in tegenstelling tot de bij hun levende verwachting, zelf te gaan sparen voor dit verlof wanneer zij dit na genoemde datum op willen nemen? Hoe staat dit in relatie tot de eventuele mogelijkheid in het kader van de levensloopregeling (verzekerd) krediet op te nemen voor verlof? En hoe staat dit in relatie tot het doel van de levensloopregeling om individueel tijd en inkomen te spreiden over de levensloop?

Heeft de regering overwogen om de fiscale afdrachtsvermindering voor werkgevers in geval er betaald ouderschapsverlof wordt verleend af te schaffen per 1-1-2008 in plaats van per 1-1-2004 zodat er geen heffingskorting gegeven hoeft te worden binnen de levensloopregeling? Levert het huidige voorstel niet meer administratieve lasten op?

Wat – zo vervolgen de leden van de CDA-fractie – is de samenhang tussen enerzijds het afschaffen van de afdrachtsvermindering betaald ouderschapsverlof en de financieringsregeling voor loopbaanonderbreking en het niet invoeren van de financieringsregeling voor langdurig zorgverlof en anderzijds het voorstel levensloopregeling? Waarom worden deze regelingen afgeschaft c.q. niet ingevoerd?

De leden van de fractie van de PvdA willen graag meer inzicht in de argumenten om de afdrachtkorting ouderschapsverlof af te schaffen, en daarvoor in de plaats een tijdelijke nieuwe regeling ouderschapsverlof in te voeren. Het komt deze leden voor dat met een dergelijk beleid veel verwarring wordt gecreëerd, overbodige bureaucratie ontstaat en burgers niet meer weten waar ze nu voor moeten sparen.

Deze leden willen meer argumentatie voor het tijdelijke karakter van de nieuwe regeling. Waarom loopt deze per 1januari 2008 af? Ligt het niet voor de hand als je de combinatie van arbeid en zorg door mannen en vrouwen wilt stimuleren, een beperkte loondoorbetaling bij opname van verlof te behouden. Zoals we uit onderzoek weten is dat met name voor mannen van groot belang. Waarom heeft de regering de huidige regeling eigenlijk niet eerst geëvalueerd, alvorens met nieuwe voorstellen te komen.

De leden van de fractie van de PvdA willen ook graag weten hoe lang iemand nu precies moet sparen voor een vergoeding bij het opnemen van ouderschapsverlof. Zij willen dat graag zien voor de voorgestelde regeling, en na 2007 als de tegemoetkoming verdwijnt. Kan de regering met oog daarop een overzicht geven van diverse varianten, waaronder van iemand met minimuminkomen, 150 WML, modaal en twee maal modaal als iemand het wettelijk recht op ouderschapsverlof opneemt, en tijdens die periode een inkomen wil hebben ter hoogte van 70 % WML, 100 WML, dan wel het 70 % dan wel 100 % van het bruto inkomen voorafgaand aan het verlof.

Deze leden begrijpen (pag. 163 Miljoenennota) dat om in aanmerking te komen voor de nieuwe ouderschapsverlofkorting je verplicht aan een levensloopregeling moet meedoen. Klopt dat? Is het niet vreemd dat mensen die alleen ouderschapsverlof willen opnemen en gebruik willen maken van ouderschapsverlofkorting, eerst gebruik moeten maken van een levensloopregeling?

Gaat de regering ervan uit – zo vragen de leden van de VVD-fractie – dat een ieder ook daadwerkelijk vanaf 1 januari 2004, of kort daarna, actief deelneemt aan de levensloopregeling? Zo ja, hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot de werknemers die na 1 januari 2008 in dienst treden en kort daarna kinderen krijgen?

Kan de regering reageren op de situatie dat huidige werknemers met een nog niet aangesproken wettelijk recht op ouderschapsverlof zich voor de keuze gesteld zien dit verlof óf voor 31 december 2007 op te nemen óf, in tegenstelling tot de bij hun levende verwachting, zelf te gaan sparen voor dit verlof wanneer zij dit na genoemde datum op willen nemen?

Kan de regering verduidelijken waarom niet gekozen is voor tijdelijke instandhouding van de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof in plaats van het introduceren van een nieuwe tijdelijke regeling, met daaraan gepaard gaand extra administratieve lasten en bovendien een regeling die wat betreft de kosten uitstijgt boven de opbrengst van de hierdoor vervangen regeling?

De leden van de SP-fractie constateren dat de bestaande regelingen niet beter zijn en dat de levensloopregeling in die zin als een verbetering kan worden gekwalificeerd. In de reactie op het commentaar van de Raad van State stelt de regering dat betaald ouderschapsverlof nu bijna exclusief in de overheidssector voorkomt. Kan worden uiteengezet welk deel van de werknemers in de overheidssector recht heeft op betaald ouderschapsverlof? Is er enige indicatie over wat de gevolgen van de invoering van de levensloopregeling hiervoor zullen zijn?

Relatie met spaarloon

In het regeerakkoord is afgesproken dat de levensloopregeling uitgewerkt zou worden als een gelijkwaardige keuzemogelijkheid naast het spaarloon. Deze gelijkwaardigheid zit naar de mening van de leden van de fractie van het CDA niet in het karakter van de beide regelingen. Spaarloon heeft een consumptief karakter, terwijl de levensloop een inkomensbeschermend karakter heeft. De spaarloon is bruto-netto sparen tegen een tarief 15%, terwijl de levensloop de fiscale omkeerregel kent. Voor het spaarloon is een bedrag beschikbaar van zo'n € 650 mln en voor de levensloopregeling € 225 mln (2004) tot 350 mln (2007). Kan de regering heel concreet aangeven hoe die gelijkwaardigheid in fiscale zin in het huidige voorstel zijn vorm krijgt?

Een gelijkwaardige keuzevrijheid tussen het spaarloon en de levensloopregeling betekent ook dat belastingplichtigen jaarlijks kunnen kiezen tussen opbouw van levensloop of spaarloon. Is kabinet nog voornemens om een maximum te stellen aan het aantal maal dat men mag wisselen. Zo nee, leidt dat dan niet tot een onnevenredige lastenverzwaring voor de fiscus en de uitvoeringsinstellingen De spaarloon blijft naast levensloop bestaan en jaarlijks mag slechts in een van beide regelingen gestort. Hoe beoordeelt de regering de mogelijkheid om een werknemer ook de mogelijkheid te geven voor – desnoods eenmalig – deblokkeren van de spaarloonregeling en de gelden die dan vrijkomen eenmalig buiten de 12%-regeling om te storten in de levensloopregeling, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Ten aanzien van de combinatie van spaarloon en levensloop willen de leden van de fractie van de PvdA graag weten hoe de anti-cumulatieregeling uitwerkt. Deze is uitgewerkt naar de werknemer, en niet naar dienstbetrekking, hetgeen betekent dat het voor iemand met twee dienstbetrekkingen niet mogelijk is bij ene werkgever te sparen voor spaarloon, en bij de andere voor levensloop. Dat neemt niet weg dat men wel bij beide werkgevers kan participeren in een levensloopregeling. Kan de regering bevestigen dat dat zo is?

Wat moet een nieuwe baas doen met mensen die van baan wisselen en die bij hun vorige werkgever vakantie gespaard hebben? Wordt de nieuwe baas geacht dit vakantie stuwmeer over te nemen? Mogen werkgevers bij een sollicitatie vragen of de nieuwe werknemer een vakantiestuwmeer meebrengt?

Kan de regering een reactie geven op de vraag van VNO-NCW welke werkgever het risico loopt op naheffing: degene die het spaarloon uitvoert of degene waar van de levensloop gebruik gemaakt wordt, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

In hoeverre is de mogelijkheid om tijd voor de tijd te sparen in overeenstemming met de voorwaarde dat de levensloopregeling strikt individueel is en niet aan dienstbetrekking is gebonden? Het tijd voor tijd sparen lijkt de mobiliteit van een werknemer te beperken daar tijd voor tijd sparen niet meegenomen kan worden naar een volgende baan. De leden van de VVD-fractie vragen een reactie van de regering op dit punt.

Een werknemer moet jaarlijks bepalen te storten in de spaarloonregeling of opbouwen binnen de levensloopregeling. De vraag is of deze keuze beide regelingen recht doet, bovendien vragen de leden van de fractie van de VVD zich af wat de gevolgen van deze jaarlijkse keuze zijn voor de administratieve lasten van de werkgever?

Het verbod op gelijktijdig gebruik van spaarloon- en levensloopregeling is volgens de leden van de SP-fractie overbodig. Dit verbod wordt ook niet verder gemotiveerd.

De leden van de fractie van D66 vragen de regering nader toe te lichten wat het voordeel is van het naast elkaar laten bestaan van zo'n levensloopregeling en de spaarloonregeling, terwijl beide regelingen toch min of meer hetzelfde doel dienen. Deze leden zijn zich ervan bewust dat dit zo is afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord, maar het denken staat wat hen betreft niet stil. Kan de regering in elk geval aangeven wat er nodig zou zijn om beide regelingen wel te integreren en welke voor- en nadelen dit zou hebben?

Levensloop en spaarloon worden voorgesteld als gelijkwaardige keuzemogelijkheden. De vraag bij de leden van de SGP-fractie is in hoeverre deze gelijkwaardigheid opgaat. De levensloopregeling is beduidend substantiëler dan de voorgestelde hoogte van het spaarloon. Bovendien is het spaarloon in tegenstelling tot de levensloopregeling niet direct inzetbaar.

EU-aspecten

Staat het recht op vrij verkeer van diensten binnen de EG toe dat spaarinstellingen en verzekeraars uit een andere lidstaat alleen een levensloopproduct kunnen aanbieden wanneer zij de desbetreffende verplichting tot hun binnenlandse ondernemingsvermogen rekenen? Blijkbaar kunnen zij dit product alleen in Nederland aanbieden wanneer zij in ons land een vaste inrichting hebben, en niet wanneer zij hun diensten vanuit het buitenland aanbieden zonder over een nevenvestiging in Nederland te beschikken. Het EG-Hof van Justitie stelt strenge eisen aan de rechtvaardiging van beperkingen van het vrije dienstenverkeer. Voldoen de argumenten van de regering aan de eisen van het EG-hof, zo vragen de leden van de VVD-fractie zich af.

Budgettaire aspecten

In de loop van 2004 zullen de levensloopproducten ter beschikking komen van de werknemers. Hoeveel van het gereserveerde budget voor de levensloop zal daardoor in 2004 niet volledig benut zal worden? Kan dit resterende budget worden meegenomen naar 2005 of voor opname van de levensloop in de inkomstenbelasting? Met hoeveel deelnemers in de levensloopregeling is tot en met 2007 rekening gehouden?

Welke budgettaire effecten zouden er optreden indien de regeling opgenomen zou worden in de inkomstenbelasting en opengesteld voor zelfstandigen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Ook de leden van de fractie van de PvdA hebben vragen over de budgettaire effecten. Volgens het budgettair effect van de belasting en premiemaatregelen (pag. 131 Miljoenennota) kost de levensloopregeling in 2004 € 203 miljoen, maar is er ook sprake van een ramingbijstelling van € 101 miljoen, zodat het lijkt alsof er een levensloopregeling van ca. € 100 miljoen tot stand komt. Begrijpen deze leden het goed dat de levensloopregeling gefinancierd wordt uit de budgettaire middelen van de huidige verlofspaarregeling, en daarboven op een bedrag van 100 miljoen euro, terwijl tegelijkertijd de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof en de financieringsregeling loopbaanonderbreking wordt afgeschaft, zodat per saldo slechts 75 miljoen euro extra wordt geïnvesteerd?

Kan de regering beargumenteren op grond waarvan de budgettaire effecten invoeren levensloopregeling zijn uitgesplitst naar spaarregeling (40 miljoen) en ouderschapsverlofkorting (70 miljoen). Begrijpen zij hieruit dat, gezien het tijdelijke karakter van de ouderschapsverlofkorting, ook de reservering van 70 miljoen na 2007 zal vervallen?

Ten aanzien van de effecten van de wet, mede in het licht van de beschikbare budgettaire middelen, vragen de leden van de PvdA-fractie naar de inzichten die bestaan t.a.v. de relatie tussen gebruik van verlof en beschikbare financiële middelen. Ook de Raad van State heeft gewezen op het belang van deze gegevens. Kan de regering nog eens ingaan op de gegevens die hierover beschikbaar zijn, o.a. op basis van onderzoek van het SCP, Nyfer, universiteiten e.d.?

Kan de regering aangeven wat zij verwacht aan gebruik van de regeling? Hoeveel mensen zullen in 2004, 2006 en 2008 van de regeling gebruik maken? Wat gaat men doen in het, naar het idee van de leden van de PvdA-fractie overigens niet realistische geval dat er heel veel gebruik wordt gemaakt van de regeling, mede gezien het feit dat het hier om een open einde regeling gaat?

De leden van de fractie van de VVD merken op dat er sprake is van een open-einde-regeling. Wordt de regeling gestopt als blijkt dat de regeling tot meer belastingderving leidt dan geraamd? Heeft de regering enig idee hoeveel mensen gebruik zullen gaan maken van de levensloopregeling?

De leden van de SP-fractie vragen zich af op welke gronden de gereserveerde middelen van 200 miljoen zijn gebaseerd. Welke veronderstelling van het gebruik van de levensloop ligt hier aan ten grondslag? Is de levensloopregeling een open-einde regeling?

Uitvoeringskosten Belastingdienst

De leden van de fractie van het CDA willen graag weten welke uitvoeringskosten er zouden optreden indien de regeling opgenomen wordt in de inkomstenbelasting?

Administratieve lasten

Welke administratieve lasten zouden er optreden indien de regeling opgenomen wordt in de inkomstenbelasting, zo vragen de leden van de fractie van het CDA. Hoeveel bedragen de administratieve lasten met betrekking tot de controle door de werkgever of de werknemer slechts deelneemt aan spaarloon of levensloop? In hoeverre is deze controle eenvoudig en met beperkte administratieve lasten in geval van meerdere werkgevers?

Kent de regering het commentaar van VNO-NCW over de enorme toename van administratieve lasten bij de invoering, uitvoering en controle op de levensloopregeling? Wat is de reactie van de regering hierop? Blijft de regering bij haar standpunt dat de toename van administratieve lasten «beperkt» blijft tot € 4 mln?

De leden van de fractie van de PvdA willen graag meer informatie over de administratieve lasten die de levensloopregeling met zich meebrengt. Graag willen zij weten hoe het bedrag van 4 miljoen aan administratieve lasten samenhangt met de bestaande verlofspaarregeling, daar de regering spreekt van meerkosten. Wat zijn de administratieve lasten van de verlofspaarregeling? Ook willen deze leden graag horen welke administratieve lasten verbonden zijn aan de keuze die werknemers elk jaar moeten maken tussen spaarloon en levensloop.

De verplichte uitvoering via de werkgever betekent een administratieve lastenverzwaring voor werkgevers. VNO-NCW verwacht een enorme stijging van de administratieve lastendruk. VNO-NCW noemt daarbij in haar reactie op de levensloopregeling een aantal problemen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering puntsgewijs te reageren op deze kritiek. Punten uit deze kritiek betreffen het feit dat de belastingplichtige zelf kan kiezen welke bank of verzekeraar hij wil gebruiken voor de levensloopregeling, het feit op de werkgever de plicht ligt om 12% die de werknemers kan sparen te bewaken en het opnemen van verlof met een fictieve dienstbetrekking.

De werkgever dient mee te werken aan verzoeken van de werknemer om spaarbedragen in te houden voor zijn levensloopregeling. Dient de werkgever, om het risico van naheffing te beperken, bij ieder verzoek te controleren of de betreffende levensloopregeling van de werknemer wel aan de wettelijke eisen voldoet? Zo nee, loopt de werkgever dan niet het risico van naheffing? Zo ja, is hier dan geen sprake van een enorme verzwaring van administratieve lasten voor de werkgever? De leden van de VVD-fractie zouden graag een antwoord zien op deze vragen.

Verder zal er uitgebreid berichtenverkeer tussen bank of verzekeraar en (ex-) werkgever noodzakelijk zijn, dat volgens VNO-NCW zeker niet probleemloos zal verlopen. Ook bij de uiteindelijke afwikkeling van een bij de bank of verzekeraar resterend (niet-opgenomen) saldo kunnen zich problemen voordoen: welke (ex-)werkgever moet loonbelasting inhouden, bij welke (ex-)werkgever kan alsnog ouderdomspensioen worden ingekocht? Ook worden problemen voorzien indien het verlof vroegtijdig om wat voor reden dan ook wordt (of moet worden) beëindigd. Moet het resterende saldo dan teruggestort naar de bank of verzekeraar. Tot slot de vraag hoe een en ander zal verlopen wanneer de werkgever niet langer bestaat, of in staat van faillissement is. De leden van de fractie van de VVD vragen de regering een reactie op deze punten.

Tenslotte vragen deze leden in hoeverre de schatting in de memorie van toelichting van de administratieve lastenverzwaring voor werkgevers realistisch is.

De leden van de LPF-fractie vragen wat de totale administratieve lasten zijn van de levensloopregeling voor het bedrijfsleven (I) en de overheid (II)? Worden de administratieve lasten van de levensloopregeling extra gecompenseerd met betrekking tot de doelstelling tot vermindering van de administratieve lasten c.q. worden deze niet meegeteld met de aanstaande nulmeting van het huidige niveau van de administratieve lasten?

Uitvoering en implementatie van de levensloopregeling

In hoeverre kunnen de burgers en de banken en verzekeraars erop vertrouwen dat deze levensloopregeling een duurzaam karakter heeft? Burgers gaan hun leven inrichten met een levensloopregeling achter de hand, instellingen veranderen hun productassortiment. Het is niet een product dat men creëert of aanschaft met de intentie hier slechts enkele jaren mee te doen. Graag zien de leden van de CDA-fractie een nadere onderbouwing over de duurzaamheid van deze levensloopregeling. Hoe ziet de regering de toekomst van deze levensloopregeling? Kan het kabinet ingaan op een mogelijke verdere uitbouw in de toekomst van deze regeling?

Hoe lang hebben de werkgevers nodig om deze levensloopregeling in te voeren? Hoe lang hebben verzekeraars en banken nodig voordat zij deze producten aan kunnen bieden? Hoe ziet de regering de invoering van dezeregeling op een zodanige zorgvuldige en adequate wijze dat alle betrokken partijen ermee uit de voeten kunnen en het ook daadwerkelijk per 1-1-2004 in kan gaan?

Mogen werknemers, indien zij meerdere dienstverbanden hebben, ook bij elke werkgever een levensloopregeling aanhouden of mag men dit slechts 1 keer? Hoe wordt de controle hierop geregeld?

Hoe kijkt de regering aan tegen de voorstellen van Hennink1 om de praktische uitvoering van de levensloopregeling onder te brengen bijéén centrale instelling?

De leden van de fractie van de PvdA willen graag weten welk contact er met verzekeraars en banken is geweest over de uitvoering van de regeling. Zij krijgen veel klachten over de uitvoerbaarheid van de regeling, en betwijfelen zeer of de betreffende organisaties wel voldoende toegerust zijn om de regeling per 1 januari met succes uit te voeren. Wat is thans de stand van zaken t.a.v. de voorbereiding van de uitvoering? Deze leden willen graag weten welke afspraken thans gemaakt zijn met financiële instellingen. Zij verzoeken de regering hierbij ook in te gaan op het artikel van Van Schijndel (lid RvB van de Rabobank) in het Financiële Dagblad van 8 september jl., die aangeeft dat er weinig oog is voor de praktische uitvoering. Ligt het eigenlijk niet erg voor de hand de regeling pas in te voeren als banken en verzekeraars ook de rekening c.q. verzekering aan kunnen bieden, zeker nu het feitelijk om een marginale regeling gaat?

De relatie met (pre)pensioen pleit er ook voor de levensloopregeling in een keer, maar dan goed in te voeren, in plaats van per januari a.s., terwijl bekend is dat banen en verzekeraars dan nog niet klaar zijn met de voorbereiding.

Tevens willen de leden van de PvdA-fractie graag weten hoe de regering voorlichting aan werknemers gaat geven over de werking van de wet. Nu de regeling zal worden aangeboden door verzekeraars en banken, is de vraag hoe de regering toezicht houdt op de prijzen die banken en verzekeraars zullen maken voor het berekenen van offertes. In dat opzicht heeft de overheid ook een eigen verantwoordelijkheid door burgers goed voor te lichten, zo vinden deze leden. Welke (budgettaire) middelen zijn daarvoor uitgetrokken?

De leden van de fractie van de VVD merken op dat wordt voorgesteld de levensloopregeling op 1 januari 2005 te doen ingaan. Is hiermee de invoeringstijd van deze complexe regeling niet te kort? Banken hebben hun producten immers nog niet gereed en de regeling vergt aanpassingen in de administratie van werkgevers.

Betekenen de afspraken die in het kader van het najaarsoverleg zijn gemaakt dat inwerkingtreding van de levensloopregeling wordt uitgesteld tot 1 januari 2005? De leden van de fractie van de ChristenUnie krijgen hierover graag meer duidelijkheid. Zij menen dat, los van de gevolgen van het deze week gesloten akkoord tussen kabinet en sociale partners, inwerkingtreding per 1 januari 2004 hoe dan ook op problemen zou stuiten. Zij wijzen in dit verband op de korte voorbereidingstijd die banken en verzekeraars zouden hebben, op problemen die werknemers zouden kunnen ondervinden bij het maken van verantwoorde keuzes in het licht van gewijzigde pensioenwetgeving en op de eindrapportage van het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar voorwaarden en belemmeringen voor het gebruik van arbeid- en zorgarrangementen, dat naar verwachting in december zal worden gepubliceerd.

Internationale aspecten

Kent de regering het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs? Zij brengen 4 aandachtspunten naar voren aangaande het vertrek naar het buitenland van een werknemer die zijn of haar opgebouwde rechten in de levensloopregeling meeneemt. Mag Nederland daadwerkelijk belasting heffen bij uitkering uit de levensloop? Kunnen opgebouwde rechten gestort worden in een buitenlandse pensioenregeling? En wat zijn de rechten en plichten van buitenlandse banken en verzekeringsmaatschappijen indien zij levensloopprodukten gaan aanbieden? Graag vernemen de leden van de fractie van het CDA een antwoord op de door de NOB gestelde vragen.

Tenslotte

De leden van de fractie van de PvdA vragen een reactie van de regering op de brieven van de Nederlandse Vereniging van Banken d.d. 9 oktober 2003, de NOB d.d. 9 oktober 2003 en het Verbond van Verzekeraars d.d. 10 oktober 2003, voorzover deze vragen nog niet zijn beantwoord.

Ook de leden van de D66-fractie vragen te reageren op de commentaren van de NOB en de NVB op het voorstel voor de levensloopregeling. Ook als het onderhavige wetsvoorstel wordt uitgesteld verzoeken deze leden de regering in elk geval in te gaan op de relatie levensloop – spaarloon.

Artikelsgewijze Toelichting

Artikel III, onderdeel C (artikel 19g Wet op de loonbelasting 1964)

In artikel 19g, lid 4, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt gesteld dat er nog een ministeriële regeling opgesteld zal worden waarin de voorwaarden genoemd zullen worden waaraan de levensloopprodukten moeten voldoen. Wanneer kunnen de Kamer en met name de verzekeraars en banken deze ministeriële regeling tegemoet zien in het licht van de invoeringsdatum van 1–1-2004, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

In artikel 19g, lid 9, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt gesteld «bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in dit artikel», constateren de leden van de fractie van het CDA. Kan de Kamer een ministeriële regeling tegemoet zien? En zo ja, op welke termijn? En wat zal de strekking van deze ministeriële regeling zijn? Is het van belang om kennis te hebben van deze ministeriële regeling voordat de plenaire behandeling van de levensloopregeling plaatsvindt?

Ook de leden van de PvdA-fractie willen graag weten wanneer de ministeriële regeling kan worden verwacht waarin een groot aantal praktische zaken moet worden uitgewerkt. Deze leden geven aan er zeer aan te hechten deze regeling te hebben, voor de verdere behandeling van dit wetsvoorstel.

Tenslotte merken ook de leden van de fractie van de VVD op dat een aantal zaken nog zal worden uitgewerkt in een ministeriele regeling. Deze regeling is nog niet opgesteld. Krijgt de Tweede Kamer deze regeling t.z.t. nog voorgelegd?

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Giskes (D66), Crone (PvdA), De Grave (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Eurlings (CDA), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Loon-Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Heemskerk (PvdA) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), De Ruiter (SP), Mosterd (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Bommel (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Samsom (PvdA), Luchtenveld (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA) en De Vries (VVD).

XNoot
1

Motie Verhagen, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 600 nr. 13.

XNoot
1

Zie het SZW-rapport door Leijnse e.a. (2002), Anders denken over Zekerheid, Levenslopen, risico en verantwoordelijkheid.

XNoot
1

Zie CDA-rapport «De druk van de ketel», met de visie van het CDA op het levensloopbeleid (bijlage 2 bij de Handelingen 2002–2003, nr. 2, Tweede Kamer, pag. 72–74).

XNoot
1

L. Hennink, een fundamenteel andere oplossing voor de verlofknip, pensioenmagazine 2002, nummer 1, blz. 6 t/m 11.

Naar boven