Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 29208 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 29208 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele sociale zekerheidswetten c.a. (Levensloopregeling).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2004 wenselijk is maatregelen te treffen om de combinatie van arbeid en andere activiteiten te bevorderen door middel van een levensloopregeling;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 8.2 wordt, onder verlettering van de onderdelen g tot en met m tot respectievelijk h tot en met n, na onderdeel f een onderdeel ingevoegd luidende:
g. de ouderschapsverlofkorting (artikel 8.14b);.
B. In Artikel 8.9, eerste lid, wordt de zinsnede «en aanvullende combinatiekorting» vervangen door:, aanvullende combinatiekorting en ouderschapsverlofkorting. Voorts wordt de zinsnede «en de aanvullende combinatiekorting» vervangen door:, de aanvullende combinatiekorting en de ouderschapsverlofkorting.
C. Na artikel 8.14a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.14b Ouderschapsverlofkorting
1. De ouderschapsverlofkorting geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar:
a. gebruik maakt van zijn recht op ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg, en
b. een voorziening in tijd of geld in het kader van een levensloopregeling opbouwt.
2. De ouderschapsverlofkorting bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon per werkdag, zoals bepaald bij of krachtens artikel 8 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, per werkdag opgenomen ouderschapsverlof.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in dit artikel.
D. In artikel 9.3, tweede lid, wordt onder verlettering van de onderdelen e tot en met i tot respectievelijk f tot en met j, na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. de ouderschapsverlofkorting;.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2008 als volgt gewijzigd:
A. In artikel 8.2 vervalt onderdeel g onder verlettering van de onderdelen h tot en met n tot respectievelijk g tot en met m.
B. In artikel 8.9, eerste lid, wordt de zinsnede «, aanvullende combinatiekorting en ouderschapsverlofkorting» vervangen door: en aanvullende combinatiekorting. Voorts wordt de zinsnede «, de aanvullende combinatiekorting en de ouderschapsverlofkorting» vervangen door: en de aanvullende combinatiekorting.
C. Artikel 8.14b vervalt.
D. In artikel 9.3, tweede lid, vervalt onderdeel e onder verlettering van de onderdelen f tot en met j tot respectievelijk e tot en met i.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel j, onder 5°, wordt vervangen door:
5°. als bijdragen ingevolge een levensloopregeling, volgens de bij of krachtens hoofdstuk IIC gestelde normeringen en beperkingen;.
2. Het eerste lid, onderdeel r, onder 4°, wordt vervangen door:
4°. ingevolge een levensloopregeling;.
3. Het derde, vierde en vijfde lid vervallen onder vernummering van het zesde lid tot derde lid.
4. In het tot derde lid vernummerde zesde lid wordt «een regeling voor verlofsparen» vervangen door: een levensloopregeling. Voorts wordt «de in het derde lid, onderdeel b, opgenomen begrenzingen» vervangen door: de in artikel 19g, eerste lid, onderdeel b, opgenomen begrenzingen.
B. In artikel 13a, tweede lid, wordt «regeling voor verlofsparen» vervangen door: levensloopregeling.
C. Na artikel 19f wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK IIC LEVENSLOOPREGELING
1. Onder levensloopregeling wordt verstaan een regeling die:
a. ten doel heeft het treffen van een voorziening in tijd of geld uitsluitend voor een periode van extra verlof;
b. inhoudt dat een voorziening in tijd of geld kan worden opgebouwd, voorzover in het kalenderjaar niet meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt met 12 percent van het loon van het jaar en voorzover de totale aanspraken aan het einde van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar opgebouwde aanspraken een periode van extra verlof van anderhalf jaar niet te boven gaan.
2. Over de ingevolge de levensloopregeling in geld opgebouwde voorziening mag worden beschikt ten behoeve van loon tijdens een verlofperiode dat, tezamen met het daarnaast van de inhoudingsplichtige genoten loon, niet uitgaat boven het laatstgenoten loon.
3. Over de ingevolge de levensloopregeling opgebouwde voorziening mag niet worden beschikt binnen twee jaar voorafgaand aan het ingaan van het ouderdomspensioen, behoudens indien naast het verlof ten behoeve van een inhoudingsplichtige nog arbeid wordt verricht met een duur van ten minste 50 percent van de normale arbeidstijd gedurende de daaraan voorafgaande periode.
4. Het ingevolge een levensloopregeling ter zake van een voorziening in geld ingehouden loon wordt overgemaakt naar een geblokkeerde rekening bij een spaarinstelling dan wel als premie gestort voor een levensloopverzekering bij een verzekeraar. Als spaarinstelling bedoeld in de eerste volzin kunnen optreden rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die een rekening die voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden publiek mogen aanbieden, mits deze spaarinstellingen de verplichting ingevolge de levensloopregeling rekenen tot het binnenlands ondernemingsvermogen, alsmede fondsen die bij collectieve arbeidsovereenkomsten zijn overeengekomen. Als verzekeraar bedoeld in de eerste volzin kunnen optreden verzekeraars die bevoegd zijn het directe verzekeringsbedrijf, bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, uit te oefenen, mits de verzekeraar de verplichting ingevolge de levensloopregeling rekent tot het binnenlands ondernemingsvermogen. Onder door Onze Minister te stellen voorwaarden kan worden afgeweken van de voorwaarde dat de verplichting ingevolge de levensloopregeling moet worden gerekend tot het binnenlands ondernemingsvermogen.
5. Indien de werknemer in het kalenderjaar loon spaart ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 kan hij in dat kalenderjaar geen voorziening ingevolge een levensloopregeling opbouwen.
6. Indien op enig tijdstip:
a. een levensloopregeling niet langer als zodanig is aan te merken, of
b. een aanspraak ingevolge een levensloopregeling wordt afgekocht of vervreemd, wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip de aanspraak ingevolge de levensloopregeling aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van de werknemer of gewezen werknemer dan wel, indien deze is overleden, van de gerechtigde tot de aanspraak.
7. Het zesde lid is niet van toepassing voorzover een aanspraak ingevolge een levensloopregeling wordt omgezet in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling die na de omzetting nog blijft binnen de in of krachtens hoofdstuk IIB gestelde begrenzingen.
8. De ingevolge de levensloopregeling opgebouwde voorziening wordt op de dag voorafgaand aan het ingaan van het ouderdomspensioen aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van de werknemer.
9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in dit artikel.
D. Aan artikel 36a wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
3. De aanspraken die voor 1 januari 2004 zijn opgebouwd ingevolge een regeling voor verlofsparen worden aangemerkt als aanspraken opgebouwd ingevolge een levensloopregeling.
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 3:16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de punt aan het slot van onderdeel l vervangen door een puntkomma en wordt toegevoegd:
m. ter zake van terugvordering: de artikelen 33 tot en met 33b;
n. ter zake van vervreemding, verpanding en volmacht tot ontvangst: artikel 50;
o. ter zake van boeten: de artikelen 45a tot en met 45g.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vierde lid.
B. Artikel 3:27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de punt aan het slot van onderdeel j vervangen door een puntkomma en wordt toegevoegd:
k. ter zake van terugvordering: artikel 63, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat, in afwijking van het eerste lid van dat artikel, onder bij dat besluit te bepalen omstandigheden, een uitkering ter zake van vervanging niet wordt teruggevorderd;
l. ter zake van vervreemding, verpanding en volmacht tot ontvangst: artikel 66;
m. ter zake van boeten: de artikelen 48 tot en met 54.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en met zesde lid.
C. Hoofdstuk 7 komt te luiden:
HOOFDSTUK 7 LEVENSLOOPREGELING
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. instelling: een instelling of verzekeraar als bedoeld in artikel 19g, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;
b. levensloopregeling: een regeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964;
c. levenslooprekening: de bij een spaarinstelling van de keuze van de werknemer geopende rekening waarop het ingehouden loon ter zake van een levensloopregeling wordt bijgeschreven;
d. levensloopverzekering: de bij een verzekeraar van de keuze van de werknemer aangegane verzekering waarop het ingehouden loon ter zake van een levensloopregeling als premie wordt gestort.
1. De werknemer heeft onder bij en krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde voorwaarden elk kalenderjaar recht deel te nemen aan een levensloopregeling.
2. De werkgever stort het op verzoek van de werknemer ter zake van een levensloopregeling ingehouden loon op de door de werknemer geopende levenslooprekening of afgesloten levensloopverzekering.
3. Bij het in het tweede lid bedoelde verzoek geeft de werknemer kennis aan de werkgever van de hoogte van het per kalenderjaar in te houden en op de levenslooprekening of als premie voor de levensloopverzekering te storten loon.
4. De werkgever willigt het verzoek in uiterlijk met ingang van de aanvang van de derde kalendermaand na de indiening ervan.
5. De werknemer kan het in het tweede bedoelde verzoek slechts een keer per jaar doen, met dien verstande dat de werknemer te allen tijde kan verzoeken om de inhoudingen en stortingen te beëindigen.
Van dit hoofdstuk kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
In onderdeel C van de Bijlage bij de Beroepswet vervalt onderdeel 2b.
De Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid, onderdeel j, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
3o. als bijdrage op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964;.
2. Het eerste lid, onderdeel s wordt vervangen door:
s. loon dat in geblokkeerde vorm wordt gespaard volgens een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964, tot ten hoogste € 613 per kalenderjaar;.
3. Het eerste lid, onderdeel aa, vervalt.
4. Aan het eerste lid, onderdeel bb, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 3o door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd, luidende:
4o. op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
5. Het achtste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. na «compensatieverlof» wordt ingevoegd: en de aanspraken op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964;
b. na «de in het eerste lid, onderdeel bb, onder 1o» wordt ingevoegd: en de in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
6. Het negende lid komt te luiden:
9. Ingeval het spaarloon door de werknemer is opgenomen bij beëindiging van zijn dienstbetrekking, wordt voor elke maand gedurende welke het spaarloon voortijdig is opgenomen, premie geheven van de werknemer ter zake van een evenredig deel van het spaarloon. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.
B. Voor artikel 19 wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het daaraan voorafgaande artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6, eerste lid, onderdeel aa, zoals dat luidde op 31 december 2003, blijft van toepassing voor de duur van de periode waarin op grond van artikel XIV van de Wet van . december 2003 tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele sociale zekerheidswetten c.a. (Levensloopregeling) (Stb..) recht bestaat op een financiële tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 6, wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Geen dienstbetrekking wordt geacht aanwezig te zijn over uren waarover een uitkering wordt genoten op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
B. In artikel 92 wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel f vervangen door een punt en vervallen de onderdelen g, h en i.
C. In artikel 93 vervalt onderdeel i.
D. In artikel 97b, derde lid, vervalt «of de artikelen 6, derde lid, of 7 van de Wet financiering loopbaanonderbreking».
E. In artikel 97e vervalt onderdeel j.
F. In artikel 97f vervalt onderdeel i.
G. Aan hoofdstuk XB wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
De artikelen 92, onderdelen g, h, en i, 93, onderdeel i, 97b, derde lid, 97e, onderdeel j, en 97f, onderdeel i, zoals deze luidden op 31 december 2003, blijven van toepassing voor de duur van de periode waarin op grond van artikel XIV van de Wet van . december 2003 tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele sociale zekerheidswetten c.a. (Levensloopregeling) (Stb) recht bestaat op een financiële tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.
De Wet financiering volksverzekeringen wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt en vervalt onderdeel c.
2. Het derde lid vervalt.
B. Artikel 44a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot het tweede lid en in dat lid wordt de zinsnede «vanaf 2004 jaarlijks aangepast» vervangen door: jaarlijks vastgesteld.
C. Artikel 53 wordt vervangen door:
Artikel 30, zoals dat luidde op 31 december 2003 blijft van toepassing voor de duur van de periode waarin op grond van artikel XIV van Wet van ...december 2003 tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele sociale zekerheidswetten c.a. (Levensloopregeling) (Stb...) recht bestaat op een financiële tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het tweede lid wordt na «genoten» ingevoegd: dan wel een uitkering wordt genoten op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Onverminderd het tweede lid wordt geen dienstbetrekking geacht aanwezig te zijn over uren waarover een uitkering wordt genoten op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
B. In artikel 75a, derde lid, laatste zin vervalt de zinsnede «vervanger als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg, indien de verlofganger die hij vervangt in de verlofperiode arbeidsongeschikt is geworden en terzake van die ongeschiktheid recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft verkregen, of indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend aan een».
C. In artikel 76f, vijfde lid vervalt de laatste zin.
D. Aan hoofdstuk VIIIA wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
Zo nodig in afwijking van de overige artikelen van dit hoofdstuk blijven de artikelen 75a, derde lid, en 76f, vijfde lid, zoals deze luidden op 31 december 2003 van toepassing voor de duur van de periode waarin op grond van artikel XIV van Wet van . december 2003 tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele sociale zekerheidswetten c.a. (Levensloopregeling) (Stb) recht bestaat op een financiële tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.
Artikel 6 van de Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het tweede lid wordt na «genoten» ingevoegd: dan wel een uitkering wordt genoten op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Onverminderd het tweede lid wordt geen dienstbetrekking geacht aanwezig te zijn over uren waarover een uitkering wordt genoten op grond van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
De Wet van 12 december 2002, Stb. 615, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 deel I) wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel XI, onderdeel M, wordt vervangen door:
M. Na artikel 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De op 1 januari 2004 vervallen regeling inzake de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof blijft doorlopen tot uiterlijk 31 december 2004 met betrekking tot een werknemer die in het kalenderjaar 2004 ouderschapsverlof geniet waarbij loon wordt doorbetaald krachtens een op de laatste dag van het kalenderjaar 2003 bestaande:
a. collectieve arbeidsovereenkomst;
b. regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan of
c. regeling van de inhoudingsplichtige welke geldt voor ten minste driekwart van de werknemers van de inhoudingsplichtige.
B. Artikel XXX, tweede lid, wordt vervangen door:
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XI, onderdelen A, lid 1b en lid 4b, B, lid 1b en tweede lid, C, derde lid, G, J, lid 1b, lid 2b en lid 4b, en M, in werking met ingang van 1 januari 2004.
In hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel ATa, tweede lid, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «de tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting» vervangen door: de ouderschapsverlofkorting, de tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting.
Indien de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank inzake een besluit op grond van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg nog niet is verstreken voor 1 januari 2004, blijft ten aanzien van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen het recht zoals dat gold vóór dat tijdstip van toepassing.
Hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg, zoals dit hoofdstuk luidde op 31 december 2003, blijft van toepassing voor de duur van de periode waarin recht bestaat op een financiële tegemoetkoming ingevolge dat hoofdstuk, indien dat recht is ingegaan voor 1 januari 2004.
A. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 mei 2003 ingediende voorstel van wet tot invoering van een bijdrage van de werkgever wiens werknemer op of na het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos wordt (Wet werkgeversbijdrage werkloosheidslasten oudere werknemers) (Kamerstukken II 2002/03, 28 862) tot wet is verheven en in werking is getreden voordat dit wetsvoorstel, nadat het tot wet is verheven, in werking treedt komt artikel VII, onderdeel B, van deze wet, te luiden:
In artikel 92 vervallen, onder verlettering van onderdeel j tot onderdeel g, de onderdelen g, h en i.
B. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 mei 2003 ingediende voorstel van wet tot invoering van een bijdrage van de werkgever wiens werknemer op of na het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos wordt (Wet werkgeversbijdrage werkloosheidslasten oudere werknemers) (Kamerstukken II 2002/03, 28 862), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt nadat dit wetsvoorstel, nadat het tot wet is verheven, in werking is getreden, komt artikel I, onderdeel E, van die wet te luiden:
Aan artikel 92 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de door de werkgever verschuldigde bijdrage, bedoeld in artikel 87, met uitzondering van de bijdrage bedoeld in artikel 89, onderdeel i.
Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2004.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29208-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.