nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 oktober 2003
1. Aanleiding
Naar aanleiding van Uw brief d.d. 9 oktober, waarin U mij verzoekt
het Kabinetsstandpunt inzake het zittend ziekenvervoer te geven, bericht ik
U als volgt.
Bij de Algemene Politieke Beschouwingen heeft het Kabinet laten weten
sympathiek te staan tegenover het voorstel van leden van Uw Kamer om zittend
ziekenvervoer «in het pakket» te handhaven, onder gelijktijdige
aanscherping van de indicatiestelling voor deze verstrekking opdat het maximale
financiële beslag van de regeling tot € 70 mln. wordt beperkt.
Ik wil dit standpunt, rekening houdend met de taakstelling, graag uitvoeren.
Daarbij wil ik de verstrekking zittend ziekenvervoer aanpassen aan de eisen
van deze tijd. Daarvoor heb ik de volgende redenen.
In de eerste plaats stamt de regeling uit 1980. Sindsdien is de mobiliteit
van de bevolking sterk vergroot. Bovendien zijn er inmiddels aanpalende voorzieningen.
Nut en noodzaak van de verstrekking zittend ziekenvervoer moeten dan ook op
onderdelen worden heroverwogen. In de tweede plaats is er ondoelmatigheid
in de uitvoering van de regeling geslopen. Daarbij is sprake van oneigenlijk
gebruik: niet altijd wordt de lichtste vorm van vervoer voorgeschreven. In
de derde plaats is gebleken dat er verwarring is over de uitvoering van de
regeling. Verwijzers vinden de kaders van de regeling ruim en geven aan behoefte
te hebben aan duidelijkheid omtrent de regeling.
2. Het voorstel tot modernisering van de verstrekking
Gegeven het bovenstaande wil ik, waar het gaat om het zittend ziekenvervoer,
twee moderniseringsslagen maken. De verstrekking wil ik nader beperken en
duidelijker omschrijven. Daarnaast wil ik de indicatiestelling verscherpen.
In het hierna volgende ga ik op beide aspecten in.
a. De omschrijving van de verstrekking
Niet alleen het Kabinet heeft de wens om de regeling zittend ziekenvervoer
nader te omschrijven en te beperken. Uit onderzoek is gebleken dat ook uitvoerders –
de ziekenfondsen – en de verzekerden niet altijd duidelijk is waar de
grenzen van de verstrekking liggen. Daarnaast hebben verwijzers aangegeven
behoefte te hebben aan meer duidelijkheid. Zij ervaren het kader als te ruim.
Tegen deze achtergrond wil ik de regeling beperken tot een korte en duidelijke
lijst met verzekerden die een aanvraag tot de verstrekking zittend ziekenvervoer
kunnen indienen bij hun verzekeraar. Het gaat om de volgende vier groepen:
nierdialysepatiënten, radiotherapie- en chemokuurpatiënten, visueel
gehandicapten en rolstoelgebruikers. Verzekerden uit deze groepen zullen zich
tot hun verzekeraar moeten wenden om te bezien of zij daadwerkelijk voor een
vergoeding in aanmerking komen (zie verder onder b). Uit de experimenten die
nu lopen met de vervoerslijn is gebleken dat er voor deze groepen gebruikers
minder alternatieven voorhanden zijn. Niet omschreven groepen kunnen geen
aanspraak maken op de verstrekking zittend ziekenvervoer. Verder kunnen verzekerden
alleen in aanmerking komen voor een vergoeding voor een behandeling die is
gerelateerd aan hun ziekte.
b. De aanscherping van de indicatie
De tweede moderniseringsslag die ik wil maken betreft de indicatie. Het
leeuwendeel van de indicaties wordt nu vastgesteld door huisartsen of specialisten.
Uit onderzoek is duidelijk geworden dat zorgverleners dit deel van hun werkzaamheden
een geringe prioriteit toekennen. Hiermee kan samenhangen dat er sprake is
van een ruime invulling van de regeling, die tot uiting komt in een redelijke
mate van ondoelmatigheid in de uitvoering. Met een getrapt indicatiesysteem
wil ik bewerkstelligen dat de regeling in de toekomst doelmatiger wordt uitgevoerd.
In dit getrapte systeem zal eerst de behandelend arts de patiënt moeten
indiceren voor één van de groepen op de eerdergenoemde lijst
(de eerste trap). Als de verzekerde over deze indicatie beschikt kan hij een
aanvraag indienen voor de verstrekking. De precieze invulling van de verstrekking –
eigen vervoer, openbaar vervoer met of zonder begeleiding, taxivervoer met
of zonder begeleiding, of dat er geen vergoeding kan worden gegeven –
zal vervolgens door de verzekeraar worden vastgesteld aan de hand van het
(geautomatiseerde) protocol (de tweede trap).
Reeds bij het rondetafelgesprek dat met leden van Uw Kamer is gevoerd
op 25 september jl. is door de afvaardiging van Zorgverzekeraars Nederland
(ZN) gemeld dat verzekeraars de uitvoering van dit deel van de regeling graag
overnemen.
3. Overige aspecten
De huidige regeling zittend ziekenvervoer kent een eigen bijdrage (gemaximeerd
op ca. € 80 per verzekerde per 12 maanden, bij meergebruik wordt
een vrijwaring afgegeven). Deze blijft gehandhaafd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst