Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-XV nr. 106 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-XV nr. 106 |
Vastgesteld 12 augustus 2004
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 30 juni 2004 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– de notitie Algemeen verbindend verklaarde CAO-fondsen (29 200 XV, nr. 77);
– de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 3 juni 2004 over de naleving van de loonparagraaf uit het najaarsakkoord.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Weekers (VVD) merkt op dat men zeer terughoudend moet zijn met het algemeen verbindend verklaren (AVV), omdat ondernemers daardoor worden gebonden aan privaatrechtelijke afspraken die buiten hen om zijn gemaakt. Bovendien voelen deze ondernemers zich niet per definitie vertegenwoordigd door de partijen die aan de onderhandelingen hebben deelgenomen. Afspraken zouden daarom alleen dan algemeen verbindend verklaard moeten worden als er een wezenlijk publiek belang in het geding is. De praktijk van de algemeen verbindend verklaarde cao-fondsen is volkomen uit de hand gelopen, ook al is de transparantie van de werkwijze van deze fondsen in de afgelopen jaren toegenomen. Het roer zal hier dan ook om moeten.
Uit een onderzoek van Research voor beleid naar de horeca uit 1999 is gebleken dat een heldere, adequate en onomstreden wijze van berekening van het representativiteitscijfer ontbreekt. Uit berichten over de bouwnijverheid, callcentra, het taxivervoer, het kappersbedrijf en particuliere beveiliging valt op te maken dat hieraan sindsdien nog steeds geen einde is gekomen en dat er nog steeds incorrecte werknemersaantallen worden opgegeven.
De heer Weekers zegt dat hij niet kan bewijzen dat er daarbij sprake is van boze opzet, maar wel houdt hij vast aan de stelling dat de kwaliteit van de cijfers nog steeds onvoldoende is. Waarom vraagt de minister de cao-partijen niet om eenduidige cijfers die zijn gebaseerd op een door hem aangewezen bron, bijvoorbeeld de polisadministratie van UWV?
Welke andere mogelijkheden ziet hij overigens om verbeteringen aan te brengen?
Een cao wordt voor een termijn van twee jaar algemeen verbindend verklaard. Voor de cao-fondsen geldt echter een maximum termijn van vijf jaar. Uit de geschiedenis is verklaarbaar dat voor deze termijn is gekozen, maar op dit moment kan beter worden aangesloten bij de termijn van twee jaar. Er stappen namelijk steeds vaker bedrijven uit de cao, omdat zij door middel van een ondernemings-cao maatwerk willen leveren. Als bedrijven deze stap zetten, zijn zij echter nog wel gebonden aan het cao-fonds.
Geld van de cao-fondsen moet worden besteed aan vooraf aangewezen doelstellingen. Uit de stukken blijkt echter dat het geld dikwijls wordt besteed via vooraf, centraal vastgestelde verdeelsleutels. De heer Weekers benadrukt dat dit in strijd is met de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (wet AVV). Is de minister het met hem eens dat hierdoor op z'n minst de indruk wordt gewekt dat de sociale partners die aan de onderhandelingstafel hebben gezeten, centraal staan en niet de afgesproken doelstellingen?
De vakbonden ontvangen volgens het onderzoek van de minister via 57 fondsen ruim 24 mln. Er wordt zelfs beweerd dat FNV Bondgenoten voor ministens 20% van zijn inkomsten afhankelijk is van de fondsen. Deze afhankelijkheid komt ook bij werkgeversorganisaties voor en al met al doemt daar toch het beeld uit op dat deze organisaties veel te afhankelijk zijn van verplichte heffingen. Is de minister het hiermee eens? Hoe beoordeelt hij verder de kritiek van de Raad Nederlandse detailhandel dat het onmogelijk is om in de detailhandel een cao zonder een verplichte bijdrage van de werkgevers aan het sociaal fonds tot stand te brengen?
De heffingen voor de cao-fondsen lopen gewoon door in de periode dat er geen algemeen verbindend verklaarde cao van kracht is. De heer Weekers zegt dat daarmee onrecht wordt gedaan aan niet-georganiseerde werkgevers, omdat zij in die periode op een onrechtmatige manier worden gedwongen om «polderbelasting» te betalen.
Ten slotte benadrukt de heer Weekers dat er miljarden euro's worden verdeeld door meer dan 230 stichtingen en verenigingen, die voor het grote publiek gesloten zijn. Gezien de grote omvang van dit bedrag en het gegeven dat de minister ongeveer vijf miljoen mensen een heffing oplegt voor deze fondsen, is het van het allergrootse belang dat het toezicht goed is geregeld. Is de minister bereid om een onafhankelijk toezichtorgaan in het leven te roepen, gefinancierd door de aanvrager van een algemeenverbindendverklaring, dat de fondsen gaat controleren die door de minister algemeen verbindend worden verklaard? Dit orgaan kan dan ook de dispensatieprocedure controleren voor ondernemingen die niet willen deelnemen aan een algemeen verbindend verklaarde cao.
De heer Douma (PvdA) wijst erop dat het het doel is van het algemeen verbindend verklaren van cao-fondsen dat ook ongeorganiseerde werkgevers een bijdrage leveren aan het oplossen van belangrijke maatschappelijke doelen als werkgelegenheid, arbeidsmarkt, scholing en kinderopvang. Al met al is de wet AVV maatschappelijk zeer relevant. Uit de notitie blijkt verder dat 97% van de cao-fondsen op een transparante manier verantwoording aflegt. Een zeer hoog percentage dat de overheid zich ten voorbeeld zou mogen stellen.
De minister heeft aangekondigd dat hij niet langer automatisch alle cao-afspraken algemeen verbindend zal verklaren. De heer Douma zegt dit alleen te kunnen begrijpen als een poging van de minister om de sociale partners wederom in een kwaad daglicht te stellen. De eerste keer deed hij dat in zijn brief van 3 juni waarin hij schrijft dat twaalf akkoorden op gespannen voet staat met het Najaarsakkoord. Hierop is overigens inmiddels verbolgen gereageerd door de sociale partners en betrokken bedrijven als Corus en Unilever.
De minister schrijft dat hij de AVV in 2004 selectief zal toepassen. Dat is verbazingwekkend, omdat hiervoor het toetsingskader moet worden aangepast. Datzelfde toetsingskader verplicht hem echter om hierover overleg te voeren met de SER, waardoor het welhaast onmogelijk wordt om een eventuele aanpassing nog in 2004 van kracht te laten worden.
De wet AVV stelt dat een cao niet algemeen verbindend mag worden verklaard als deze afspraken bevat die in strijd zijn met het algemeen belang. De wetsgeschiedenis laat echter zien dat algemeen belang hier een bredere strekking heeft dan regeringsbeleid. Kan de minister aangeven op grond waarvan hij het algemeen belang gelijkstelt met het regeringsbeleid?
In de afgelopen tien jaar hebben de sociale partners de vut-fondsen omgebouwd tot prepensioenfondsen. De overgangsregelingen die daarvoor nodig waren, zijn deels via omslagfinanciering gerealiseerd. Deze omslagfinanciering loopt echter nog steeds via de oude vut-fondsen. Is de minister het dan ook niet met hem eens dat zijn voornemen om de vut-fondsen niet algemeen verbindend te verklaren averechts kan werken voor zijn plannen voor het prepensioen?
Ten slotte zegt de heer Douma dat het zijn indruk is dat de minister met zijn dreigement om de AVV selectief toe te passen een conflict met de sociale partners in zijn voordeel wil beslissen, ook al gaat dat ten koste van stabiele arbeidsverhoudingen. Is hij het met hem eens dat stabiele arbeidsverhoudingen tot het algemeen belang moeten worden gerekend?
De heer De Wit (SP) wijst erop dat de minister in zijn brief van 25 juni zegt dat hij cao's niet algemeen verbindend zal verklaren als men afziet van vergaande loonmatiging of als men afspraken maakt over bovenwettelijke aanvullingen op de loondoorbetaling in het tweede ziekte jaar. Betekent dit dat afspraken over vut en prepensioen geen reden zijn om een cao niet algemeen verbindend te verklaren?
In twaalf cao's zijn afspraken gemaakt over dusdanige loonstijgingen dat de minister ze niet algemeen verbindend wil verklaren. Om dat te kunnen doen is een wijziging van het toetsingskader nodig. De heer De Wit wijst er echter op dat deze cao's al zijn afgesloten en dat het de vraag is of het gewijzigde toetsingskader met terugwerkende kracht van toepassing kan worden verklaard op deze cao's.
Minister Zalm van Financiën is al lange tijd een verklaard tegenstander van de AVV. Sluit de minister zich aan bij zijn opvattingen, ook al is de SER in meerderheid van mening dat er niet aan de AVV getornd mag worden? Overigens is ook een meerderheid van de werkgevers een voorstander van handhaving van de AVV. De heer De Wit zegt dat hij er vanzelfsprekend een voorstander van is dat de minister zich aansluit bij de opvattingen die hierover in de samenleving leven en dat hij de AVV overeind houdt.
Ten slotte benadrukt de heer De Wit dat het voornemen van de minister om de AVV selectief toe te passen in strijd is met het Europees Sociaal handvest en het ILO-verdrag van 1998. Zijn voornemen komt namelijk neer op «détournement de pouvoir». Om de door hem gewenste loonmatiging te realiseren had hij immers moeten kiezen voor een loonmaatregel en niet voor het selectief toepassen van de AVV.
Mevrouw Verburg (CDA) benadrukt dat de AVV een groot goed is dat het verdient om behouden te blijven. Dat betekent echter niet dat de AVV te allen tijde als een automatisme moet worden toegepast. Het is immers wel degelijk de verantwoordelijkheid van de minister om de AVV aan de maatschappelijke ontwikkelingen en het algemeen belang te toetsen.
De cao-fondsen beschikken over een aanzienlijk vermogen. Sommige fondsen beheren hun vermogen echter nogal behoudend. Waarom besteden zij niet meer geld aan maatschappelijk relevante doelen als kinderopvang en arbeidsmarktbeleid voor arbeidsgehandicapten?
Het is geen bezwaar dat ook niet-georganiseerde werkgevers en werknemers bijdragen aan de cao-fondsen. Voorwaarde is wel dat zij hierop in gelijke mate als georganiseerde werkgevers en werknemers een beroep kunnen doen. Als zij daaraan behoefte hebben, moeten zij natuurlijk ook op een heldere manier geïnformeerd worden over de activiteiten van de fondsen en de financiële verantwoording.
Mevrouw Verburg benadrukt dat het eventuele opzeggen van de loonparagraaf uit het Najaarsakkoord door de sociale partners tot gevolg heeft dat de solidariteit tussen de private en de publieke sector en werkenden en niet-werkenden wordt doorgesneden. Het is dan ook begrijpelijk dat de minister heeft aangekondigd dat hij cao's waarin niet wordt vastgehouden aan de nullijn niet algemeen verbindend wil verklaren. Hij zal dan echter wel eerst moeten aangeven of de nullijn betekent dat de lonen gefixeerd moeten worden of dat er ruimte is voor prijscompensatie.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) zegt het een zwaktebod van de regering te vinden dat zij aankondigt om bepaalde afspraken niet algemeen verbindend te verklaren. Zij doet dit immers louter en alleen, omdat zij de sociale partners niet in het reguliere overleg van haar gelijk kan overtuigen. Overigens hebben inmiddels zowel werkgevers als werknemers zich tegen deze aankondiging gekeerd.
De sociale partners hebben aangegeven dat de bovenwettelijke aanvullingen op de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar heroverwogen zouden kunnen worden als de regering zou komen met een fatsoenlijk voorstel voor de toekomst van de WAO. Omdat men op dit punt niet tot overeenstemming kon komen, lijkt de minister de sociale partners nu te willen chanteren met zijn aankondiging dat hij cao's waarin afspraken zijn gemaakt over dergelijke bovenwettelijke aanvullingen niet algemeen verbindend zal verklaren.
De opstelling van de regering, inclusief de aankondiging om de AVV selectief toe te passen, mag in de maatschappij en de politiek op weinig steun rekenen. Mevrouw Van Gent zegt dit meer dan terecht te vinden, omdat de voorstellen van de regering zullen leiden tot meer administratieve lasten en de sociale tegenstellingen erdoor zullen worden vergescherpt.
Mevrouw Van Gent zegt ten slotte dat de cao-fondsen een goed systeem zijn. Wel moeten zij transparanter gaan werken en meer investeren in de probleemgroepen op de arbeidsmarkt, scholing en kinderopvang.
De heer Bakker (D66) merkt op dat de wet AVV een nuttig instrument is om aan goede afspraken een algemene werking te geven. Dit instrument heeft in het verleden dan ook bewezen van groot belang te zijn, hetgeen niet wegneemt dat de wet AVV het mogelijk maakt dat algemeen verbindend verklaarde afspraken aan het algemeen belang worden getoetst.
Nederland maakt op dit moment een slechte economische periode door, waarin moeilijke keuzes moeten worden gemaakt. In dergelijke omstandigheden mag het niemand verbazen dat de sociale partners niet altijd het algemeen belang even sterk in hun overwegingen betrekken. Verder moet ook in het oog worden gehouden dat de vakbeweging niet altijd opkomt voor de zwakkeren in onze samenleving. Zo kon het aantal WAO'ers ondanks de afspraken over het terugdringen van het ziekteverzuim tot ongekende hoogte stijgen.
De regering constateert dat er cao-afspraken worden gemaakt die evident in strijd zijn met het algemeen belang. De heer Bakker zegt het een goede zaak te vinden dat de regering heeft aangegeven dat dit anders dan in het verleden nu wel consequenties kan hebben voor de AVV. De loonontwikkeling in Nederland is immers in hoge mate verantwoordelijk voor de stijging van de werkeloosheid. De regering zal echter wel moeten aangeven aan de hand van welke criteria men beoordeelt dat cao-afspraken in strijd zijn met het algemeen belang.
De heer Bakker zegt dat de minister in de stukken onvoldoende is ingegaan op de representativiteit van de cao-fondsen. Hij krijgt namelijk veel signalen dat die representativiteit onvoldoende is en dat het in de praktijk voorkomt dat een te kleine groep georganiseerden dankzij de AVV in wezen in plaats van de overheid als belastingheffer/premieheffer functioneert.
Verder zal over de op deze manier geheven gelden op dezelfde transparante manier als bij de reguliere belastingen en premies verantwoording moeten worden afgelegd. Het moet immers duidelijk zijn dat dit geld wordt gebruikt voor de doelstelling van de cao-fondsen en niet voor het instandhouden van de werkgevers- en werknemersorganisaties.
Kan de minister aangeven of het, gezien de omvang van de vermogens van de fondsen, mogelijk en wenselijk is om de premieheffing in 2005 tijdelijk op te schorten? Als dat mogelijk is, kan daardoor een nuttige bijdrage worden geleverd aan de beperking van de loonkosten.
Ten slotte zegt hij dat het geen goede ontwikkeling is dat de ministeriële waarnemer bij de cao-fondsen is afgeschaft. Een dergelijke waarnemer kan immers voorkomen dat er terecht of onterecht een negatief beeld van de cao-fondsen ontstaat.
De minister zegt dat de AVV een groot goed is, mits de cao-fondsen aan strikte regels voldoen en op een transparante manier verantwoording afleggen van hun activiteiten en de algemeen verbindend verklaring van cao-afspraken niet ten koste gaat van het algemeen belang.
Er zijn inderdaad signalen over de representativiteit van de cao-fondsen die kunnen duiden op onvolkomenheden. Zo wijken de cijfers die de beveiligingssector heeft opgegeven, vermoedelijk af van de cijfers die men binnen de sector zelf hanteert. De sector is inmiddels schriftelijk gevraagd om dit op te helderen. Mocht men inderdaad verkeerde cijfers hebben opgegeven, dan zal worden bezien wat daarvan de consequenties zullen zijn. De minister benadrukt dat men uit dit incident niet mag afleiden dat de representativiteit bij alle cao-fondsen onder de maat zou zijn. Wel betekent dit dat het belangrijk is dat men de vinger aan de pols houdt. Voor concrete acties om het functioneren van de cao-fondsen te verbeteren verwijst hij naar de aanbiedingsbrief bij de notitie van 9 april 2004.
De cao-fondsen worden voor een periode van vijf jaar algemeen verbindend verklaard, omdat deze fondsen vaak investeringen doen op de iets langere termijn. Daarbij moet worden gedacht aan investeringen in scholing, het voorkomen van ziekteverzuim enz. De minister tekent hierbij aan dat dergelijke investeringen de directe belangen van de werknemers en werkgevers van een bepaalde sector overstijgen en dat ze dus van groot maatschappelijk nut zijn.
Een werknemer met het minimumloon draagt wellicht €100 per jaar bij aan de cao-fondsen. Dit is een aanzienlijk bedrag en werknemers zullen dan ook zeker hun bonden aanspreken als zij vinden dat de verkeerde doelen worden nagestreefd of als de investeringen onvoldoende opleveren. De minister zegt dat het een goede zaak is dat werknemers op deze manier hun solidariteit betonen, niet alleen met hun collega's in de eigen sector maar ook met mensen die naast de arbeidsmarkt staan.
Omdat de cao-fondsen langetermijninvesteringen doen, is het van belang dat zij over enige reserve beschikken. Dit laat onverlet dat het vermogen van deze fondsen niet mag worden beheerd met als oogmerk het veiligstellen van inkomensverzekeringen op langere termijn. Zij zullen dan ook, zeker in economisch slechtere tijden, zo veel mogelijk geld moeten investeren in de door de sociale partners vastgestelde doelen. De minister wijst erop dat hij wel zeggenschap heeft over de wijze waarop de fondsen verantwoording afleggen, maar niet over de wijze waarop zij hun vermogen besteden.
Het geld van de fondsen moet worden besteed aan vooraf vastgestelde doelen. De verdeelsleutels die worden gehanteerd, hebben dan ook betrekking op het kanaal waarlangs het geld wordt geïnvesteerd. Een voordeel van verdeelsleutels is dat de betrokkenheid van werkgeversen werknemersorganisaties hierdoor wordt vergroot en men kan profiteren van de bij hen aanwezige expertise. Overigens dienen de fondsen ook hierover verantwoording af te leggen in hun verslaglegging.
Als het waar is dat sommige vakbonden voor 20% van hun financiering afhankelijk zijn van de cao-fondsen, is dat heel hoog. De minister merkt hierbij op dat hem dit percentage vermoedelijk slechts tijdelijk zo hoog is omdat een bepaalde bond te kampen heeft gehad met tegenvallende inkomsten uit het eigen vermogen. Dit percentage mag dan ook niet zonder meer worden veralgemeniseerd. Verder geldt ook hier dat dit geld alleen mag worden ingezet voor de vooraf afgesproken doelen en dat men hierover verantwoording moet afleggen. Bovendien is het natuurlijk in het belang van de leden van de bonden dat deze onafhankelijk kunnen functioneren.
De minister zegt dat in de administratie van de fondsen geen onderscheid gemaakt hoeft te worden tussen werkgevers die wel en die niet georganiseerd zijn. Voor de uitvoering van de doelstelling is dit immers niet van belang. Bovendien zou het maken van een dergelijk onderscheid leiden tot stijging van de administratieve lasten.
Werkgevers die menen dat zij benadeeld zijn in de AVV-loze periode, kunnen in beroep gaan.
De minister wijst er verder op dat de beslissing over het mogelijk opschorten van de heffingen voor de cao-fondsen in 2005 niet aan de regering is, maar aan de fondsbesturen zelf.
Onafhankelijk toezicht op de fondsen is niet noodzakelijk. De fondsen zijn namelijk vaak stichtingen met de bijbehorende toezichtstructuur. Verder biedt de wetgeving de deelnemers de mogelijkheid om een klacht in te dienen als zij zich benadeeld voelen. De minister benadrukt vervolgens dat het van belang is om in het oog te houden dat de verslaglegging van de fondsen aan regels gebonden is en dat men een accountantsverklaring moet overleggen.
De AVV betreft alleen bedrijfstak-cao's. De protesten van Corus en Unilever betreffen dan ook niet de AVV, aangezien deze bedrijven een ondernemings-cao hebben afgesloten.
De minister zegt de AVV een goed en heilzaam instrument te vinden, omdat dit instrument het mogelijk maakt om afspraken te maken over andere zaken dan loonstijgingen en voorkomt dat bedrijven elkaar beconcurreren op arbeidsvoorwaarden. Een en ander neemt niet weg dat de regering vasthoudt aan haar voornemen om cao-afspraken die in strijd zijn met het algemeen belang, niet algemeen verbindend te verklaren.
Het regeringsbeleid behoort het algemeen belang te dienen, hetgeen natuurlijk niet betekent dat onderwerpen die niet in een regeerakkoord zijn opgenomen, het algemeen belang per definitie niet dienen. De minister merkt verder op dat in het hoofdlijnenakkoord staat dat de AVV niet ter discussie zal worden gesteld zolang de sociale partners afspraken maken die het algemeen belang dienen. Overigens betekent dit natuurlijk niet dat elk detail van de cao's beoordeeld zal worden op de vraag of het wel of niet in het algemeen belang is.
Gezien de economische omstandigheden is het in het algemeen belang dat men in de voor 2004 te vernieuwen cao's geen contractloonstijging en voor 2005 een tot nul naderende contractloonstijging overeen zal komen. Uit de verklaring van de Stichting van de arbeid van 18 november 2003 blijkt dat alle betrokken partijen het hiermee in principe eens zijn. Alles overziend is de regering tot de conclusie gekomen dat de nullijn zo belangrijk is dat zij haar verantwoordelijkheid dient te nemen in het onverhoopte geval dat de sociale partners zich niet langer houden aan de afspraken over de nullijn. Dergelijke afspraken kunnen niet worden verboden door de regering, wel kan zij weigeren om ze algemeen verbindend te verklaren.
De minister benadrukt verder dat hoge loonstijgingen de solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden enerzijds en de publieke en private sector anderzijds ondermijnen, omdat de uitkeringen en de ambtenarensalarissen in de komende periode niet zullen stijgen.
De «nullijn» betreft de contractlonen, inclusief de prijscompensatie, initieel loon, vakantiebijslag, overige toeslagen en eenmalige uitkeringen. De nullijn is overigens ook gehanteerd in de verklaring van de Stichting van de arbeid van november 2003.
De geldigheid van bepalingen voor vut en prepensioen zal in de overgangsperiode tot 2011 ook voor niet-georganiseerde werkgevers en werknemers worden gerespecteerd. De AVV voor vut en prepensioen zal, zoals de Kamer schriftelijk is medegedeeld, na 2011 worden beëindigd.
Ook door de sociale partners wordt erkend dat het van algemeen belang is dat de uitkering in het tweede ziektejaar de 70% niet overschrijdt. Bovenwettelijke uitkeringen in het tweede ziektejaar zullen volgens het voornemen van de regering daarom niet algemeen verbindend worden verklaard.
Arbeidsrust is een algemeen belang. De prijs die hiervoor betaald moet worden, mag echter natuurlijk niet ten koste gaan van een ander belangrijk element van algemeen belang, te weten loonmatiging.
De wet AVV vereist dat de werkgevers- en werknemersorganisaties worden geraadpleegd over een eventuele wijziging van het Toetsingskader AVV. De wet noemt de SER en de Stichting van de arbeid in dit verband niet, omdat zij toen de wet AVV in 1937 van kracht werd, nog niet bestonden. De minister zegt dat het vanzelfsprekend is dat hij de wet op dit punt zal respecteren.
De minister beklemtoont ten slotte dat de regering heeft gekozen voor beleid dat recht doet aan het algemeen belang, zonder dat het instrument van de AVV ten grave wordt gedragen.
Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).
Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29200-XV-106.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.